23
Terechtstelling
van de H. Leonardus van Vechel |
|
|
|
Rozet. Embleem van de orde der
Dominicanen De Spaanse priester Domingo de Guzmán (Caleruega,
Noord Spanje, omstreeks 1170 – Bologna 1221), later bekend als
de H. Dominicus, stichtte in 1207 een kloosterorde voor
vrouwelijke religieuzen die als slotzuster een beschouwend leven
leiden (monialen). Zij leven volgens de Regel van de H.
Augustinus. De orde werd in 1215 door paus Innocentius III
erkend. In 1215 stichtte Dominicus in Toulouse (Fr.) een
gemeenschap van predikers die door verkondiging van het
evangelie en door een sobere wijze van leven de Albigenzen (o.a.
actief in de Zuid-Franse stad Albi) moesten helpen bekeren.
In 1216 vormde hij deze gemeenschap op aandringen van paus
Innocentius III om tot de Orde der Predikers, in het Latijn:
Ordo Praedicatorum, afgekort O.P. Ook deze kloostergemeenschap
leeft volgens de Regel van de H. Augustinus. Op 22 december 1216
werd de orde door paus Honorius III goedgekeurd. De
zogenaamde Derde Orde van Dominicus voor leken (mannen en
vrouwen) werd later in 1285 gesticht en in 1286 erkend. De
orde heeft zich vooral toegelegd op studie, op de prediking van
het geloof en het bestrijden van ketterijen en op de zielzorg.
Belangrijke dominicanen waren, behalve de H. Dominicus, de H.
Albertus de Grote (1200-1280) en de H. Thomas van Aquino
(1225-1274). Ook een viertal pausen behoorden tot deze orde. Een
bekend lid van de Derde orde van Dominicus is de H. Catharina
van Siena (1347-1380). Feestdag H. Dominicus: 4 augustus; na
1969 8 augustus.
# Op het embleem zijn het zwart-witte
schild, de hond met brandende fakkel in de bek en de ster
daarboven elementen, die verwijzen naar het begin van de orde.
Ze herinneren aan een droom van de moeder van de H. Dominicus
tijdens haar zwangerschap, waarin zij een zwarte hond met witte
vlekken zag. Dat verwijst naar de zwarte mantel en het witte
habijt van de Dominicanen. In een andere droom zag Dominicus’
moeder haar zoon met een ster op het hoofd die de hele wereld
verlichtte. Daarmee wordt bedoeld, dat Dominicus met zijn kennis
en door middel van zijn prediking de wereld verlichtte. De
fakkel staat voor de vurigheid waarmee Dominicus en de orde het
geloof verkondigen. De gouden kroon is een zegekroon. Voor
de martelaren in de orde, aangeduid door de goudkleurige
palmtak, respectievelijk voor de belijders of kerkleraren,
aangeduid door de bloeiende lelie. Het witte vlak van het schild
bevat florale motieven. Het schild staat tegen een rode
achtergrond met een goudkleurige stola en is omgeven door een
groene sierrand met goudkleurige sterren. In de drie-pas
eromheen staat een sierrand met in iedere pas een witte,
bloeiende lelie. Buiten de sierrand staan links en rechts ook
nog twee sterren.
Opmerking. - Dominicus betekent ‘van
de Heer’ of ‘toebehorend aan de Heer’, een naam waarin de leden
van de orde zich beslist herkennen. Naast de oude naam
‘Predikers’ of ‘Predikheren’ komt de naam ‘Dominicanen’ pas
vanaf de vijftiende eeuw regelmatig voor en deze is dan afgeleid
van de naam van de stichter van de orde, de H. Dominicus. Thans
is de aanduiding ‘Predikbroeders’ gebruikelijk. - Met een
kleine woordspeling wordt de naam ‘dominicanen’ in het Latijn
ook wel aangepast tot ‘Domini canes’, wat ‘de honden van de
Heer’ betekent. De Dominicanen beschouwen deze woordspeling als
een eretitel, waarbij ze Jezus Christus zien als de Goede
Herder. En de gelovigen als de schapen, die door de ‘honden’ op
het goede pad bijeen moeten worden gehouden. - De Nederlandse
Dominicanen hadden in de negentiende eeuw veel contacten met de
architect Pierre Cuypers en verleenden hem verschillende
opdrachten. Cuypers was lid van de wereldlijke Derde Orde van
Dominicus. Na zijn overlijden werd hij opgebaard en begraven in
een dominicaner habijt. - Zie ook: zijbeuk links, venster 42
Midden en Onder. de H. Dominicus en de rozenkrans. In de rozet
van dat venster zou deze afbeelding een meer passende plaats
hebben.
|
|
Bijdrage Gert Beuving: |
|
|
|
Het afgebeelde wapen is een van de vele
uitvoeringen die gebruikt zijn bij deze orde. Het zwart-witte
schild bevat elementen die verwijzen naar het begin van de orde.
De hond met brandende fakkel in zijn bek herinnert aan een droom
van de moeder van de H. Dominicus tijdens haar zwangerschap.
Zij zag een zwarte hond met witte vlekken. Denk hierbij aan het
witte habijt en de zwarte mantel van de dominicanen. De
fakkel staat voor de vurigheid waarmee deze orde het geloof
verkondigt. De palmtak en de lelie verwijzen naar de martelaren
en de belijders onder de leden van de orde. De ster daarboven
herinnert ook aan een droom van Dominicus’ moeder. Zij zag haar
zoon met een ster op het hoofd die de hele wereld verlichtte. |
|
|
|
Het wapen van de orde der Dominicanen
komt in vele vormen voor. Veelal hebben lokale ordes hun
eigen uitvoering. De meest gebruikelijke huidige uitvoering
is het 8-voudig gegeerde wapen met daarin een leliekruis. De
kleuren zijn zilver en zwart. Daarboven zweeft een 8-puntige
zilveren ster. Als wapenspreuk: “Laudare, Benedicere,
Praedicare (lofprijzen, zegenen, prediken)” De beide andere
afbeeldingen zijn variaties die in andere landen gebruikt zijn
en die nog het dichtste bij de afbeelding in de kerk komen. |
|
©
Gert Beuving |
|
|
|
Terechtstelling van de H. Leonardus van Vechel
De H. Leonardus van Vechel
(’s-Hertogenbosch 1527 – Den Briel 1572) is geboren uit het
tweede huwelijk van Goyard of Godfried Peter van Vechel met Yda,
dochter van Leonard Arndszn. Goyard had het eenvoudige beroep
van kaarsenmaker. Rond zijn tiende jaar woonde Leonard of
Lenaert in het klooster van de Broeders van het Gemene Leven. Op
zestienjarige leeftijd vertrok hij voor zijn studie naar Leuven.
Toen hij vier jaar later zijn studie had afgerond (met de titel:
Artium liberalium magister – Meester in de vrije kunsten) werd hij kort erna tot priester
gewijd (wereldheer). Hij bleef in Leuven om er theologie te
studeren. In 1556 werd hij, nadat enige inwoners van Gorinchem
advies hadden gevraagd aan de bekende Leuvense theoloog en
inquisiteur Ruard Tapper (1487-1559), op diens aanraden pastoor
in Gorinchem, in de kerk die was toegewijd aan St. Maarten en
St. Vincent. Hij was er zeer actief en pleitte voor vernieuwing
van de Kerk.
Nadat de watergeuzen op 1 april 1572,
aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648), Den
Briel als eerste stadje veroverd hadden, vielen ze op 26 juni de
stad Gorinchem binnen. Daar namen ze negentien geestelijken,
kloosterlingen (priesters en broeders) en seculiere priesters,
onder wie Leonardus, gevangen en brachten hen ruim een week
later (5/6 juli) in het holst van de nacht per schuit naar
Dordrecht. En vervolgens vervoerde men hen naar Den Briel, waar
nog vier priesters aan de groep werden toegevoegd. De
geestelijken werden er bespot, op zeer wrede wijze gemarteld en
scherp ondervraagd (dispuut) om het geloof af te zweren dat
Jezus Christus werkelijk aanwezig is in de H. Eucharistie, onder
de gedaanten van brood en wijn. Ook moesten ze het gezag van de
paus afzweren. Tijdens de zware folteringen en vlak voor de
terechtstelling vielen vier geestelijken van hun geloof af. De
overige negentien bleven standvastig in hun geloofsovertuiging
en werden de volgende dag, 9 juli - twee aan twee, arm aan arm
gebonden - naar Ter Rugge gebracht, even ten zuiden van Den
Briel, en daar opgehangen. Na hun terechtstelling werden ze nog
eens op wrede wijze verminkt. Die executie vond plaats in een
turfschuur van het drie maanden eerder door de geuzen gesloten
en platgebrande Elisabethklooster van de reguliere Kanunniken
van St. Augustinus.
Dit alles gebeurde overigens zeer
tegen de zin van prins Willem van Oranje (1533-1584), die op
basis van zijn eerdere toezegging van vrijheid van eredienst,
zie eerste Opmerking hieronder, de onmenselijk wrede admiraal
van de watergeuzen, Willem van der Marck, heer van Lumey
(1542-1578), geboden had de geestelijken vrij te laten.
De negentien geestelijken werden al
in 1675, als de Martelaren van Gorcum, door paus Clemens X zalig
verklaard vanwege hun standvastigheid. Door paus Pius IX werden
ze in 1867 heilig verklaard.
Hun relieken worden voor een deel in
Den Briel en Gorinchem bewaard, én in een prachtige schrijn in
de St. Niklaaskerk te Brussel.
Feestdag Martelaren van Gorcum (in
het bisdom Den Bosch en Breda: HH. Leonardus en gezellen): 9
juli.
# De H. Leonardus van Vechel, met
nimbus, is hier afgebeeld met gevouwen handen. Met de strop om
zijn hals staat hij voor een valluik in de vloer. Hij draagt een
zwarte mantel. Onderaan zijn nog een albe en de uiteinden van
een stola te zien. Rondom hem staan enkele watergeuzen in
kleurrijke kleding en met een hoed op hun hoofd. Zij dragen
hellebaarden. Sommige hebben sporen aan hun laarzen. Een van hen
houdt Leonardus vast. Een gehelmde soldaat met een zwaard en met
het touw van de strop in de rechterhand - is dit admiraal Willem
van der Marck, heer van Lumey? - staat op het punt een ladder op
te gaan om de strop boven aan een balk (niet zichtbaar) te
bevestigen. Boven Leonardus lijken enige contouren van Den Briel
zichtbaar tegen een donkerblauwe lucht.
Heiligen [sic] Leonardus van Veghel.
B. V. O. – Heilige Leonardus van Vechel, bid voor ons
Opmerking.
- Er is een brief van september 1572
met een kort verslag van de moordpartij door een vurig katholiek
uit Gorcum. Deze schreef de brief vermoedelijk namens Catharina,
de zus van Leonardus van Vechel, die vanwege de moord naar
Gorinchem was afgereisd, voor haar nichtje [‘Beminde nicht’]
Johanna [Jenneken] van Vechel. Deze laatste was de dochter van
Leonardus’ broer Adriaan. De tekst is opgenomen in: De kroniek
van het St. Geertruiklooster te ’s-Hertogenbosch. Die chronijcke
der Stadt ende Meijerije van ’s-Hertogenbosch. Een tekstuitgave.
’s-Hertogenbosch, enz., 2001. Pag. 218-219 [folio 203v – 205v].
Op pag. 218 is sprake van een belofte: ‘… geen geestelijcke ofte
werelijcke aen lijff noch goet te beschadige’.
- De martelaren van Gorcum - elf
Franciscanen (o.f.m.), één regulier kanunnik van St. Augustinus,
één Dominicaan (o.p.), twee Norbertijnen of Premonstratenzers
(o. praem.) en vier wereldheren - waren:
Claes Pieck o.f.m. (Gorinchem 1534 –
1572) (gardiaan)
Jeroen van Weert o.f.m. (Weert 1522 –
1572)
Dirk van der Eem o.f.m. (Amersfoort 1499 – 1572)
Nicasius Janssen van Heeze o.f.m.
(Heeze ca. 1522 – 1572)
Willehad de Deen o.f.m. (Holstein
(destijds Denemarken) ca. 1482 – 1572)
Govaerd van Melver o.f.m. (Melveren
bij St. Truiden 1512 – 1572)
Antoon van Weert o.f.m. (Weert ca.
1522 – 1572)
Antoon van Hoornaar o.f.m. (Hoornaar
bij Gorinchem geb. jaar onbekend – 1572)
Frans Roy o.f.m. (Brussel ca. 1549 –
1572)
Pieter van Assche o.f.m. (Assche ca. 1530 – 1572) (broeder)
Cornelis van Wijck o.f.m. (Wijk bij
Duurstede ca. 1548 – 1572) (broeder)
Jan Lenaertsz. van Oisterwijk
(Oisterwijk 1504 – 1572) (regulier kanunnik van St. Augustinus)
Jan van Keulen o.p. (Keulen ca. 1500
– 1572) (pastoor van Hoornaar, bij Gorinchem)
Adriaan Janssen (van Hilvarenbeek) o.
praem. (Hilvarenbeek 1528 – 1572) (pastoor te Monster)
Jacob Lacops o. praem. (Oudenaarde
ca. 1541 – 1572) (kapelaan te Monster)
Lenaert van Vechel (’s-Hertogenbosch
1527 – 1572) (kanunnik van de collegiale kerk St. Maarten en St.
Vincent te Gorinchem en pastoor van genoemde kerk)
Claes Janssen (van Poppel). (Poppel
1532 – 1572) (kapelaan van de genoemde kerk te Gorinchem)
Govaerd van Duynen (Gorinchem ca.
1502 – 1572) (priester) (geestelijk mindervalide geworden)
Andries Wouters (Heinenoord ca. 1542
– 1572) (pastoor)
- De H. Leonardus van Vechel heeft
niets gemeen met Veghel, behalve zijn naam. Maar dit venster is
vooral van betekenis vanwege het contrast dat het oproept tussen
de vrijheid en de heropleving van het katholicisme in de tweede
helft van de negentiende eeuw en de bijna drie eeuwenlange
onderdrukking van de katholieken in het tot de Republiek der
Verenigde Provincies behorend gebied waarin het calvinisme de
bevoorrechte godsdienst was. En deze onderdrukking ging
aanvankelijk gepaard met de beeldenstorm en het vermoorden van
een groot aantal geestelijken.
- De H. Leonardus wordt in een aantal
documenten genoemd als woordvoerder van de gevangengenomen
geestelijken. Hij was een moedig aanhanger van het katholieke
geloof en wilde niets weten van de nieuwe godsdienst (het
Protestantisme). Daarnaast gaan er ook verhalen over hem, dat
hij in de zomer kleine voedselvoorraden aanlegde om die in de
winter uit te delen onder de armen in Gorinchem. Een voedselbank
avant la lettre!
- Nadat de negentien martelaren van
Gorcum in 1867 waren heilig verklaard is er in 1880 in Ter
Rugge, ten zuiden van Den Briel, dichtbij de plaats van de
terechtstelling, het Martelveld, een houten kapel gebouwd,
toegewijd aan de H. Martelaren van Gorcum. Die kapel is in 1932
vervangen door een stenen gebouw, waarheen sedertdien rond 9
juli regelmatig bedevaarten worden gehouden.
- Een
gelijksoortige gebeurtenis als in Gorinchem vond enkele weken
eerder plaats in Noord-Holland bij de Verovering van Alkmaar op
24 juni 1572. Een groep van vijf Franciscanen was daarbij ten
prooi gevallen aan de agressie van de geuzen. Ze werden
afgevoerd naar Enkhuizen waar zij werden gedwongen hun
katholieke geloof af te zweren. Omdat zij weigerden werden ze op
25 juni gefolterd en opgehangen. Hun namen waren: Cornelis van
Diest, Daniël van Arendonk, Hadrianus van Gouda, Johannes van
Naarden en Lodewijk Voets. Later werd nog een franciscaner
lekenbroeder opgespoord en op 24 november 1572 opgehangen. En op
11 december 1573 werden de Alkmaarse pastoor en zijn kapelaan
ter dood gebracht.
Ook in Roermond werden op 23 juli
1572 Paulus van Waalwijck, de secretaris en huiskapelaan van
bisschop Willem Lindanus, en twaalf Kartuizers uit het klooster
Bethlehem door de troepen van Willem van Oranje afgeslacht. Hun
namen zijn: Stefanus van Roermond, Albertus van Winsen, Johannes
van Sittard, Erasmus van Maastricht, Matthias van Keulen,
Henricus Wellen, Johannes van Luik, Johannes Leeuwis, Johannes
Gressenich, Severus van Koblenz, Wilhelmus Wellen, Vincentius
van Herck.
Eenzelfde lot trof de katholieke
priester, humanist en dichter Cornelis Musius (Delft 1500 –
Leiden 1572) toen hij, na een verzoek van Willem van Oranje om
hem naar Delft te laten terugkeren, in handen viel van de wrede
Willem van der Marck, heer van Lumey, die hem folterde en
vermoordde op 11 december 1572.
Deze priesters werden niet heilig
verklaard. |
|
|
|
# Versiering. Een floraal motief; rode
roosjes. Twee keer, identiek. |
|
© Foto’s
Henk van der Voort - Tekst Wim van Stiphout |
|
|
|
|