45  Jezus wordt geboren in een stal van Bethlehem
 
 
Rozet. Engel met banderol ‘Gloria in excelsis Deo’
Nadat Jezus was geboren in Bethlehem ontvingen herders daar in het open veld van een engel het goede nieuws over de geboorte van de Messias. Vervolgens kwam er een grote schare engelen God prijzen met de woorden: ‘Ere zij God in den hoge’.
Zie: Bijbel, Lucas 2:8-14.

# Tegen een blauwe achtergrond met een sierrand eromheen houdt een engel, met nimbus, in het wit gekleed en met kleurrijke vleugels, een banderol vast met de tekst ‘Gloria in excelsis Deo’. In de zes passen eromheen staan zes keer drie sterren, eveneens tegen een blauwe achtergrond.
Gloria in excelsis Deo - Ere zij God in den hoge.
 
 
Jezus wordt geboren in een stal van Bethlehem
Jozef, die uit het huis van koning David stamde, moest zich met Maria, zijn vrouw die zwanger was, in verband met een volkstelling op bevel van keizer Augustus laten inschrijven in Bethlehem, de stad van koning David. Daarom zijn zij vanuit Nazareth daarheen vertrokken. En terwijl Maria op het punt stond moeder te worden, was er in de herberg geen plaats voor hen. Ze weken uit naar een stal. Daar werd haar kind geboren. Zij wikkelde hem in doeken en legde hem in een kribbe.
Ondertussen maakte een engel in de velden bij Bethlehem aan herders bekend, dat de Zaligmaker, Christus de Heer, was geboren. Ook spoorde de engel de herders aan het pasgeboren kind te gaan bezoeken.
Zie: Bijbel, Lucas 2:8-20.
Feestdag Geboorte van Jezus Christus, de Heer (Kerstmis): 25 december.

# Jezus1), met kruisnimbus en mandorla, ligt in een kribbe. Daarachter staan zijn ouders, beide met nimbus. Jozef, met een bruinrode mantel, een groen bovenkleed en een opvallend mooie paarse muts, houdt een lantaarn in zijn rechterhand. Maria, met een blauwe mantel en een rood bovenkleed, halfzittend, lijkt een doek te schikken over de kribbe. Achter hen staan een os en een ezel2). Op de achtergrond staat een stal met daarboven een ster. Aan de andere kant staan drie herders afgebeeld. Twee herders knielen voor Jezus, de ene in het blauw gekleed heeft zijn handen gevouwen, de andere in een groen kleed houdt een lammetje in zijn armen. Een derde herder, staande en in het rood en wit gekleed, draagt boven zijn hoofd een mand met vruchten van het veld. Achter de staande herder is een (stads)poort te zien.
De kribbe met Jezus is grotendeels gebrandschilderd in grisailles tegen een polychrome achtergrond.
Opmerking.
- Dit venster is het derde van de reeks ‘De Blijde Geheimen’ van de rozenkrans.
- In het jaar 1223 maakte de H. Franciscus van Assisi (1181-1226) in het Italiaanse Greccio voor het eerst gebruik van een levende kerststal, om daarmee met Kerstmis het kerstverhaal te veraanschouwelijken voor het gewone volk en vooral voor de kinderen. Sedert die tijd wordt het plaatsen van een kerststal in de kerken met Kerstmis een vast gebruik. En vanaf de negentiende eeuw raakt het kerststalletje of kribje ingeburgerd bij de gelovigen thuis.

1) In de tekst van het evangelie van Lucas staat de naam van Jezus nog niet vermeld bij zijn geboorte. Die naam ontvangt hij pas op de achtste dag na de geboorte, bij de besnijdenis, geheel zoals de engel had gezegd toen deze de geboorte van Jezus aan Maria aankondigde voordat hij in de moederschoot ontvangen werd (Lucas 2:21). Feestdag Besnijdenis van de Heer: 1 januari, op de achtste dag na Kerstmis.
2) De os en de ezel bij de kribbe worden niet vermeld bij de evangelist Lucas. Zij worden pas in de derde eeuw door de kerkvader Origenes (Alexandrië ca. 185 - Tyrus 254) in het kerstverhaal betrokken, met een citaat van de oudtestamentische profeet Jesaja. Zie het apocriefe boek uit de zesde eeuw: Pseudo-Matteüs 14,1. ‘… en een stal binnengetreden zijnde legde zij [Maria] haren knaap in een kribbe. En os en ezel aanbaden hem. Toen is vervuld wat gezegd is door Jesaja de profeet, zeggende: “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester.”’ (Jesaja 1:3).
Ook in een citaat van de oudtestamentische profeet Habakuk, in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de zogenaamde Septuagint, is sprake van twee dieren: “In het midden van twee dieren zult gij gekend worden.” (Habakuk 3:2).

Dit oudtestamentische citaat, mogelijk onjuist vertaald, heeft hier op een wel heel bijzondere wijze een christelijke invulling gekregen met de dieren bij de kribbe.
 
 
De aanbidding van de wijzen
Nadat Jezus was geboren in Bethlehem kwamen er wijzen (magiërs) uit het Oosten om hem te aanbidden. Zij kwamen, volgens een citaat in Matteus 1:6, op basis van een tekst van de oudtestamentische profeet Micha1) en werden geleid door een ster die boven de plaats bleef staan waar Jezus zich bevond. Daar gingen zij het huis binnen (Matteüs spreekt over een huis en niet over een stal!), zagen er het kind met Maria zijn moeder en op hun knieën vallend aanbaden zij het en boden hem hun geschenken aan: goud, wierook en mirre.2)
De aanbidding van de wijzen wordt ook ‘De openbaring of epifanie van de Heer’ genoemd.3)
Zie: Bijbel, Matteüs 2:1-12.
Feestdag Openbaring van de Heer (Driekoningen): 6 januari.

# Rechts voor de stal zit Maria met Jezus op haar schoot, beide met goudkleurige nimbus. Boven de stal staat de ster. Voor hen knielen de drie wijzen met hun geschenken in de hand. Bij de voorste wijze staat zijn kroon met tulband naast hem op de grond. De twee andere hebben hun kroon op hun hoofd. Uiterst links staat een kameeldrijver die met een teugel een kameel vasthoudt. Daarvoor knielt een jongeman, met slechts zijn handen eerbiedig naar boven gericht. Wie hij is, is onbekend. Een zoon van een van de wijzen? Misschien de ontwerper van de vensters die op deze wijze ook hulde wil brengen aan Jezus?
Opmerking.
- In de Bijbel, in het evangelie van Matteüs wordt nergens gesproken over ‘drie’ wijzen of magiërs en ook worden hun namen niet genoemd. Gelet op het aantal én het vorstelijke karakter van de geschenken - goud, wierook en mirre - heeft de traditie later het aantal wijzen nader ingekleurd als ‘drie koningen’ en ze vanaf de Middeleeuwen Balthasar, Melchior en Caspar genoemd - afkomstig uit de toen bekende werelddelen: Balthasar uit Azië met wierook, Melchior uit Europa met goud en Caspar uit Afrika met mirre. (Hiervan bestaan ook andere interpretaties.)
- Deze tekst uit het evangelie van Matteüs is een echt ‘koningsverhaal’. Maar men kan zich terecht de vraag stellen of het hier om drie koningen gaat. Het begrip ‘Driekoningen’ is zowel in de Kerk als daarbuiten diepgeworteld. Hoe prachtig en met welk een schitterende kleding worden de drie koningen afgebeeld in de beeldende kunsten. Hoe fraai ook in de kerststallen, vaak in contrast met de eenvoudige en sober geklede herders. Ze weten met hun pracht en praal alle ogen en aandacht op zich te richten.
Beter is het om vast te houden aan het woord ‘wijzen’ of ‘magiërs’ zonder een aantal te noemen, zoals Matteüs hen aanduidt. In het evangelieverhaal, Matteüs 2:1-12 hebben deze wijzen eigenlijk een dienende rol ten aanzien van twee koningen, waartussen zij moeten kiezen: koning Herodes, die heimelijk handelt, en de pasgeboren koning, Jezus de Messias, de Heiland, die als een herder over Israël zal heersen.
Hoewel de magiërs aanvankelijk naar Herodes gaan, passeren ze hem later, wanneer ze de pasgeboren koning hebben bezocht en hem hun geschenken hebben aangeboden, door niet terug te keren naar Herodes zoals deze hen eerder gevraagd had, maar door langs een andere weg naar huis te gaan.

1) Zie voor het citaat in Matteüs 2:6 de tekst in Micha 5:1.3: “Gij echter, Betlehem in Efrata, al zijt gij klein onder Juda's geslachten, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u komen die over Israël gaat heersen. … Dan neemt Hij de macht in handen en weidt Hij hen door de kracht van Jahwe …”
Deze tekst van de profeet Micha gaat weer terug op 2 Samuël 5:2, waar gesproken wordt over koning David. “… Daarenboven heeft Jahwe u verzekerd: ‘Gij zult mijn volk Israël weiden; gij zijt het die over Israël zult heersen.’”
2) Over de betekenis van de magiërs en hun geschenken zijn verschillende interpretaties in omloop. Psalm 72, een koningspsalm, speelt hier beslist een belangrijke rol, waar gesproken wordt over de eerbied van de hele wereld voor koning Salomo; vers 10-15:
“De vorsten van Tarsis, het kustland, zij komen geschenken hem brengen,
de koningen van Sjeba en Seba, zij dragen hun schatting hem aan:
alle heersers brengen hem hulde, alle volken zijn hem onderhorig.
Redt hij niet de nooddruftige die jammert, de arme van helper verstoken? …
Hij leve - Sjeba's goud zij zijn deel,
immer gaat voor hem het gebed op; men zegent hem, telken dage.”

Daarnaast moet ook Jesaja 60:6.10 vermeld worden, waar gesproken wordt over Jeruzalem:
“… alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen; zij verkondigen de lof van Jahwe. … Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen, hun koningen staan u ten dienste …”
Al deze woorden van de profeten laat Matteüs hier van toepassing zijn op Jezus om aan te tonen, dat die tijden, waarover eerder gesproken werd, nu met Jezus, de pasgeboren koning, vervuld worden. De magiërs, als representanten van de volkeren of beter: van de hele wereld, komen Jezus aanbidden en bieden hem hun geschenken aan. Daarmee erkennen ze dat Jezus de Messias is, ‘de nieuwe leidsman’ (Matt. 2:6), die Israël als een herder zal leiden.
3) Zowel de kerken van het Oosten als die van het Westen duiden deze gebeurtenis als de Openbaring (Epifanie) van de Heer.
De Openbaring van de Heer betreft eigenlijk drie momenten uit het leven van Jezus, een soort drieluik, waarin hij zich bekend maakt. De bekendmaking van Jezus aan de wijzen uit het Oosten, zijn bekendmaking aan de leerlingen van Joannes de Doper bij zijn doop in de Jordaan en zijn bekendmaking aan de leerlingen, zijn apostelen, bij het wijnwonder op de Bruiloft te Kana. Aan al deze openbaringsmomenten is in de Kerk kort na elkaar een feestdag of gedachtenis gewijd.
Het hoogfeest van de Openbaring van de Heer (Driekoningen) werd van oudsher gevierd op 6 januari. Na 1969 op 6 januari of de zondag tussen 2 en 8 januari.
Het feest van de Doop van de Heer werd gevierd op 13 januari. Na 1969 op de eerste zondag of maandag na Driekoningen. (Zie ook afbeelding venster 28, Onder.)
De gedachtenis van de Bruiloft te Kana werd gevierd op de tweede zondag na Driekoningen. Na 1969 slechts één keer in de drie jaren, op de tweede zondag door het jaar met de lezingen van de C-cyclus. (Zie ook afbeelding venster 34, Onder.)
 
© Foto’s Henk van der Voort - Tekst Wim van Stiphout
 
TERUG VENSTER 45 VENSTER 46