46
Jezus wordt in de tempel opgedragen |
|
 |
|
Rozet.
Versiering met witte bloemen
# Centraal, tegen een blauwe
achtergrond, staan bloeiende lelies die een symbool zijn van
zuiverheid. In de passen eromheen staan witte roosjes. Deze
verwijzen naar de liefde. |
|
 |
|
Jezus wordt
in de tempel opgedragen
In het Jodendom gold een moeder na de
geboorte van een jongetje zeven dagen als ritueel onrein. Op de
achtste dag volgde de besnijdenis van de jongen. Daarna was er
voor de vrouw nog een wachttijd van 33 dagen. Wanneer die
periode voorbij was, was het gebruikelijk dat de moeder voor
haar reiniging naar de tempel ging, op de 40ste dag, om daar een
eenjarig lam als brandoffer te offeren, en een tortelduif of
jonge duif als zondeoffer. De armen konden volstaan met twee
tortel- of jonge duiven. De priester in de tempel voltrok de
offers voor God en deed voor haar verzoening, zodat de vrouw
ritueel rein werd. (Leviticus 12:1-8).
Daarom gingen Jozef en Maria met
Jezus naar de tempel in Jeruzalem om volgens Joods gebruik,
gehoorzaam aan de Wet van Mozes, Jezus op te dragen
(presentatio). En vanwege de offers die gebracht worden wordt
deze gebeurtenis ook wel ‘de reiniging van Maria’ (Purificatio
Mariae) genoemd. In de tempel troffen ze de oude priester
Simeon, een wetsgetrouwe en vrome man. Hij nam ‘vervuld van
blijdschap’ het kind in zijn handen en hief daarop een lofzang
aan: “Laat nu, Heer, uw dienaar in vrede gaan naar uw woord,
want mijn ogen hebben uw heil gezien … Een Licht tot verlichting
der volkeren en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.” Hierna
sprak hij nog tot Maria over het lijden dat haar door het kind
te wachten stond (‘en uw eigen ziel zal door een zwaard worden
doorboord’ Luc. 2:35.)
Ook troffen ze daar een oude weduwe,
de profetes Hanna. Zij was dagelijks in de tempel te vinden en
diende God dag en nacht. En ook zij loofde God en sprak over
Jezus tot iedereen die de verlossing in Jeruzalem verwachtte.
Zie: Bijbel, Lucas 2:22-39.
Feestdag Maria Lichtmis: 2 februari.
Op de 40ste dag na Kerstmis, de geboortedag van Jezus. Na 1969
heet het feest: Opdracht van de Heer in de tempel (Maria
Lichtmis).
# Rechts
staat de oude Simeon terwijl hij Jezus, met kruisnimbus, in zijn
armen houdt en de ogen naar boven heeft gericht. Naast hem staat
Maria, met nimbus. Links staat de oude weduwe, de profetes
Hanna, met een stok. Naast haar staat Jozef met een reisstok en,
duidelijk te zien, met een mandje met twee duiven. Achter hen
staat nog een andere vrouw. Een dienares? Het is niet bekend wie
dit is.
Opmerking.
- Dit venster is het vierde van de
reeks ‘De Blijde Geheimen’ van de rozenkrans.
- De opdracht van Jezus in de tempel
wordt in de Kerk het feest van Maria Lichtmis genoemd. Met dit
feest werd de kersttijd afgesloten. (Na 1969 vormt het feest van
de Doop van de Heer de afsluiting van de kersttijd.) Lichtmis
verwijst naar het gebruik om op deze dag de H. Mis met veel
(kaars-)licht te vieren. Voorafgaand aan de H. Mis werden op
plechtige wijze kaarsen gewijd en aan de gelovigen uitgereikt.
Dan volgde er een lichtprocessie in of rond de kerk, waaraan de
gelovigen met brandende kaarsen deelnamen. In de H. Mis lieten
de gelovigen die kaarsen opnieuw branden tijdens het lezen van
het evangelie, de canon en tijdens de communie. Het licht van de
kaars moet voor de gelovige een aansporing zijn om het geloof in
Jezus Christus, die het Licht van de wereld is en die met
Kerstmis in de wereld is gekomen, uit te dragen en een licht te
doen zijn voor alle volkeren. De kaars verwijst ook naar de
doopkaars die de gelovige bij de doop heeft ontvangen.
- In de Kerk was de opdracht van
Jezus in de tempel verbonden met het ritueel van de zogenaamde
‘kerkgang’. Wanneer een vrouw een kind had gebaard en enige tijd
niet naar de kerk kon gaan moest zij bij haar eerste kerkbezoek
haar kerkgang doen. Dat hield in dat ze bij de ingang van de
kerk of sacristie met een brandende kaars, ter herinnering aan
de reiniging van Maria, op de grond knielde. De priester heette
haar welkom, besprenkelde haar met wijwater en sprak een gebed
uit. Vervolgens gaf de priester haar het linker einde van de
stola in de hand en leidde haar naar het altaar, met de woorden:
“Treed Gods tempel binnen, aanbid de Zoon van de H. Maagd Maria
die u de kinderzegen heeft geschonken.” Daarna sprak de priester
nogmaals een gebed uit, terwijl de moeder op de trede van het
altaar knielde. Ter afsluiting volgde wederom een besprenkeling
met wijwater terwijl een vrede- en zegenwens werd gesproken.
(Sedert de jaren zestig van de vorige
eeuw, na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) is het
ritueel in Nederland in onbruik geraakt.) |
|
|
|
De vlucht
van Maria en Jozef met het kind naar Egypte
Toen koning Herodes de Grote (ca. 73
voor Chr. – 4 na Chr.) zich misleid voelde door de wijzen, die
Jezus gingen aanbidden in Bethlehem maar die niet bij hem
terugkeerden om te vertellen waar de pasgeboren Koning van de
Joden zich bevond, werd hij razend. Bang dat de Koning der Joden
later zijn troon zou doen wankelen, liet hij alle jongetjes van
twee jaar en jonger (de ‘onnozele’ kinderen) vermoorden.
Om te voorkomen, dat ook Jezus werd
gedood, verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef.
De engel sprak: ‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht
naar Egypte.’ En voegde eraan toe dat hij daar moest blijven
zolang de engel het zei.
Zie: Bijbel, Matteüs 2:13-15. En
2:16-18.
Gedenkdag van de heilige Onnozele
Kinderen, martelaren (de kinderen die onschuldig vermoord werden
omwille van de pasgeboren Koning der Joden): 28 december.
# Maria zit
met Jezus in haar armen op een ezel en Jozef loopt ernaast,
terwijl hij met de rechterhand een stok over zijn schouder
vasthoudt, waaraan een reiszak is bevestigd. Zo zijn ze op weg
naar Egypte, begeleid door twee engelen vóór hen en één engel
achter hen. Maria, Jozef en Jezus, en ook de engelen, zijn allen
met nimbus afgebeeld. |
|
© Foto’s
Henk van der Voort - Tekst Wim van Stiphout |
|
|
|
|