52 Jezus sterft aan het kruis |
|
|
|
Rozet. Isaak
met het offerhout
Toen Abraham door God beproefd werd
om zijn zoon Isaak te offeren, was hij daartoe bereid en ging
gehoorzaam direct op weg. Op weg naar de offerplaats legde
Abraham het benodigde offerhout op Isaak. Het offer van Abraham
wordt in de Kerk gezien als een voorafbeelding van het
kruisoffer van Jezus Christus. Zoals Christus zijn kruis droeg
en onschuldig ter dood werd gebracht, zo droeg eerder ook Isaak
het offerhout om onschuldig geofferd te worden. (Het offer van
Isaak werd evenwel op het laatste moment door een engel van de
Heer tegengehouden.)
Zie: Bijbel, Genesis 22:6.
# Isaak,
slechts gekleed in een witte tuniek met linksboven een
sierspeld, houdt het offerhout in zijn linkerarm vast. Hij staat
tegen een rode achtergrond met een ster. Het geheel is omgeven
door een eenvoudige groene sierrand. In de vier passen eromheen
staat typisch neogotische versiering met florale en geometrische
motieven, omgeven door een roodgroene sierrand.
Opmerking.
- Zie ook: hoog in het priesterkoor
venster 03. Het offer van Abraham. |
|
|
|
Jezus sterft
aan het kruis
Nadat Jezus door de soldaten naar
Golgota was gebracht, terwijl een aantal volgelingen van Jezus
was meegegaan, werd hij daar gekruisigd. Dicht bij het kruis
stonden zijn moeder Maria en Johannes, de leerling die Jezus
liefhad. Toen Jezus zijn moeder zag, zei hij: “Vrouw, zie daar
uw zoon”. En tegen de leerling zei hij: “Zie daar uw moeder”.
Daarna, toen hij wist, dat alles volbracht was opdat de Schrift
vervuld werd, zei hij, dat hij dorst had. Men bracht een
hysopstengel met daarop een spons, gedoopt in een kruik zure
wijn, aan zijn mond. Toen hij daarvan genomen had, zei hij: “Het
is volbracht!” Hij boog het hoofd en gaf de geest. Even later
doorstak een soldaat met een lans zijn zijde, waaruit meteen
bloed en water vloeide.
Zie: Bijbel, Johannes 19:25-37. Zie
ook: Matteüs 27:46-51; Marcus 15:34-41; Lucas 23:44-48.
De gedachtenis van het lijden en
sterven van Jezus: op Goede Vrijdag (de datum varieert).
# Jezus, met
nimbus, hangt aan het kruis, waaraan hij is vastgenageld. De
vier spijkers (nagels) in zijn handen en voeten zijn duidelijk
te zien. Jezus draagt slechts een lendendoek. Op zijn hoofd
staat nog de doornenkroon. In zijn rechterzijde is de wond te
zien, waar hij met een lans doorstoken werd. Rechts van hem
staat zijn moeder Maria, met nimbus, terwijl ze een witte hoofd-
en schouderdoek draagt, een rood bovenkleed en een blauwe
mantel. Zij kijkt naar Jezus, terwijl ze haar handen voor zich
geopend heeft. Links van Jezus staat de apostel Johannes, met
nimbus. Hij draagt een groen bovenkleed en een rode mantel. Ook
hij heeft zijn ogen op Jezus gericht en houdt zijn handen voor
zich gevouwen. Het T-kruis is met enkele houten spieën in de
(rots-)grond vastgezet. De afbeelding staat tegen een blauwe
achtergrond met een wingerdachtige plant versierd.
Het opschrift van Pilatus ‘INRI –
Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum = Jezus van Nazaret, Koning van de
Joden’ ontbreekt.
Opmerking.
- Dit venster is het vijfde van de
reeks ‘De Droevige Geheimen’ van de rozenkrans. |
|
|
|
De
nederdaling ter helle
In de christelijke traditie wordt
aangenomen en benadrukt, dat Jezus na zijn dood en begrafenis,
evenals andere gestorvenen, werkelijk begraven is en tot de
doden werd gerekend.
In de Bijbel staat nergens beschreven
dat Jezus naar de hel is afgedaald. Er is wel een korte tekst in
de Eerste brief van de apostel Petrus, waarin verwezen wordt
naar Jezus, die in het dodenrijk de verlossing predikte aan de
daar verblijvende zielen. (Het ‘dodenrijk’ is een betere
benaming dan de ‘hel’). In het vroege Christendom is er evenwel
een rijke traditie ontstaan, waarin gesproken wordt over de
nederdaling van Jezus ter helle (descensus Christi ad inferos).
Het dodenrijk was de plaats ‘waar de
zielen van de rechtvaardigen hun verlossing door Jezus moesten
afwachten’, zoals de catechismus uitlegt. Dat rijk werd door de
H. Augustinus omschreven als ‘het voorgeborchte van de vaderen’
(limbus patrum). Met de vaderen zijn de oudtestamentische
personen bedoeld, zoals Adam en Eva, de aartsvaders, de
profeten, de koningen en alle anderen, die moesten wachten op
hun verlossing door Jezus Christus.
In de Apostolische geloofsbelijdenis
of de Twaalf artikelen van het geloof, in de tweede eeuw na Chr.
geformuleerd, is de nederdaling opgenomen als een
geloofsartikel. In artikel vijf wordt over Jezus gezegd: ‘… die
nedergedaald is ter helle, …’
Er bestaat een apocrief geschrift ‘De
nederdaling ter helle’, een zelfstandig geschrift uit de vierde
eeuw, deels al uit de tweede eeuw. In dit geschrift wordt
uitvoerig beschreven hoe Jezus, de Koning der Ere, afdaalt naar
de duisternis en hoe de poorten van de duisternis geopend worden
om Jezus binnen te laten. (Zie: De nederdaling ter helle.
Hoofdstuk 4-8. In: Bakels, Dl 1, pag. 398-403.)
Iconografisch wordt deze nederdaling
weergegeven door Jezus concreet af te beelden in het dodenrijk.
En evenzo worden ook de rechtvaardige personen concreet
afgebeeld en niet slechts hun zielen.
Zie: Bijbel 1 Petrus 3:19.
Gedachtenis van de dood van Jezus en
de dag dat Jezus in zijn graf ligt: Stille Zaterdag of
Paaszaterdag (de datum varieert). Stille zaterdag omdat er dan
in de Kerk geen klokken worden geluid of schellen gebruikt. Het
is de dag tussen Goede Vrijdag, waarop het sterven van Jezus
wordt herdacht, en Pasen, waarop zijn opstanding wordt gevierd.
# Rechts van
de montant staat Jezus, met een gouden stralenkrans als nimbus,
die het dodenrijk betreedt. Hij houdt in zijn linkerhand een
kruisstaf met een wit vaandel, het teken van de overwinning op
de dood. Met zijn rechterhand maakt hij een zegenend gebaar naar
de rechtvaardigen voor hem. Op zijn rechtervoet is duidelijk een
kruiswond te zien. Rechts knielt een engel die het kruis
vasthoudt waaraan Jezus gestorven was. Deze engel heeft geen
nimbus en verwijst daarmee nog naar het lijden en de dood van
Jezus. Links knielt een engel in aanbidding voor Jezus. Deze
heeft wel een nimbus en verwijst daarmee al vooruit naar de
verrijzenis of opstanding van Jezus.
Links van de montant staan de
gestorven rechtvaardigen, die Jezus in de dood zijn voorgegaan.
Onderaan van rechts naar links
herkennen we, in ‘chronologische’ volgorde, Adam, een oude man
met grijze baard; Eva, met lange haren; Abel, in een vrome
knielende houding; Noach (Noë) met de ark op zijn rechterarm
(een boot met opbouw); de hogepriester Aäron (met een
offerschaal) en zijn zuster Mirjam, respectievelijk de oudere
broer en zus van Mozes. Daarboven van rechts naar links: Mozes,
met twee ‘horens’ als stralenbundels boven zijn hoofd (zie
kader); koning David, in een hermelijnen mantel en met een kroon
en een harp; Joannes de Doper, met de rechterhand vroom tegen de
borst gedrukt, en zijn moeder Elisabeth. Uiterst links staat
Jozef, de (voedster)vader van Jezus, met bloeiende lelietak. De
roodbruine achtergrond is versierd met florale motieven.
Opmerking.
- Zowel Aäron als Mirjam worden als
profeten beschouwd. Zie voor Aäron: Ex. 6:13; en voor Mirjam:
Ex. 15:20. |
Mozes met ‘horens’ Deze ‘horens’ zijn afkomstig uit
de Latijnse vertaling, de Vulgaat, van het Bijbelboek
Exodus, hoofdstuk 34, de verzen: 29, 30 en 35. De
oorspronkelijke Hebreeuwse tekst (vers 29) luidt in het
Nederlands ‘… en hij [Mozes] wist niet, dat de huid van
zijn gezicht straalde [letterlijk: stralen uitzond] door
Zijn gesprek met hem.’ (door het gesprek van de Heer met
Mozes.) In de tweede eeuw, ca. 130 n. Chr., had de
geleerde Aquila van Sinope (Turkije), ook wel onder de
Latijnse naam Aquila Ponticus bekend, deze Hebreeuwse
tekst foutief in het Grieks vertaald. (Niet te verwarren
met de Griekse vertaling van de Septuagint.) Aquila was
bekend om zijn letterlijke vertaling van het Hebreeuws
naar het Grieks en zijn vertaling genoot aanzien. Een
eeuw later had de kerkvader Origenes, Alexandrië ca. 185
– Caesarea 253/254, diens Griekse vertaling opgenomen in
de zogenaamde ‘Hexapla’, een soort studiebijbel met een
zesvoudige vertaling van het Oude Testament. In de
Hebreeuwse grondtekst, vers 29, staat dat er stralen van
het gelaat van Mozes afkwamen, toen hij van de berg
Sinaï afdaalde. Daar staat het Hebreeuwse werkwoord
’qaran’, dat ‘stralen’ betekent. In de Griekse
vertaling was dat Hebreeuwse ‘qaran’ vertaald alsof er
‘qeren’ stond; dit woord betekent: ‘hoorn’. En de zin
werd vertaald met: ‘… dat de huid van zijn gezicht
gehoornd was.’ Dit was mogelijk omdat in het Hebreeuws
de klinkers (meestal) niet werden geschreven, maar
slechts in gedachten werden ingevuld. In de Latijnse
vertaling, de Vulgaat, heeft de kerkvader Hiëronymus van
Stridon deze zin abusievelijk overgenomen uit genoemde
Griekse vertaling en vertaald met ‘… et ignorabat quod
cornuta esset facies sua ex consortio sermonis Dei.’ Dit
betekent ‘… en hij [Mozes] wist niet, dat zijn gezicht
gehoornd was door het gesprek met God.’ ‘Stralen’ is
hier dus vervangen door ‘gehoornd zijn’. Door deze
gangbare Latijnse vertaling werd Mozes vanaf de
Middeleeuwen afgebeeld met horentjes als stralenbundels.
Wereldberoemd is het beeld van Mozes met twee horentjes
op zijn hoofd van Michelangelo Buonarotti (Caprese 1475
– Rome 1564) in de kerk San Pietro in Vincoli te Rome.
Zie ook het beeld van Mozes onder de preekstoel in de
St. Lambertuskerk te Veghel. |
|
|
© Foto’s
Henk van der Voort - Tekst Wim van Stiphout |
|
|
|
|