53  Jezus verrijst uit de doden
 
 
Rozet. Het Jezusmonogram, letters yhs, met een kruis
De letters ‘yhs’ vormen samen het Jezusmonogram, een aanduiding voor de naam van Jezus. De schrijfwijze met een ‘y’ en in gotisch schrift is een sierlijke en tegelijkertijd eerbiedige weergave van de naam in plaats van het meer bekende en gangbare ‘ihs’. Het kruis is een symbool of aanduiding voor Jezus’ overwinning op de dood.

# Centraal staan het Jezusmonogram met de letters ‘yhs’ en het kruis, tegen een goudkleurige achtergrond. Het kruis heeft aan de vier uiteinden een klaverbladvorm. Daaromheen meerdere sierranden, blauw, paars en wit. In de passen eromheen staan vijf engelenkopjes, allen met nimbus, tegen een blauwe achtergrond. De sierlijke weergave van Jezus naam, het sierlijke kruis en de sierranden vormen samen een uitdrukking van de vreugde van Pasen, dat Jezus is opgestaan en de dood, weergegeven door het kruis, heeft overwonnen.
Opmerking.
- De letters ‘yhs’. Zie ook de Woordenlijst.
 
 
Jezus verrijst uit de doden
De vier evangelisten verhalen allen in eigen bewoordingen over de verrijzenis van Jezus, over zijn opstanding uit het graf. Het is het belangrijkste geloofsgegeven binnen het christendom. Daarom is Pasen ook het belangrijkste feest in de Kerk.
Op de derde dag na zijn kruisdood, op de eerste dag van de week, gingen enkele vrouwen, waaronder Maria Magdalena, als eersten het graf van Jezus bezoeken. Maar zij troffen een leeg graf aan. Een engel, wit als sneeuw, zat bij het graf en zei tegen hen dat Jezus was opgestaan en niet meer in het graf was, zoals Jezus zelf gezegd had. Ook zei hij dat ze het aan Jezus’ leerlingen moesten vertellen dat Jezus was opgestaan. Matteüs vermeldt ook nog, dat de wachters bij het graf hevig schrokken en het leven uit hen geweken scheen.
Zie: Bijbel, Matteüs 28:1-8; Marcus 16:1-8; Lucas 24:1-12; Johannes 20:1-10.
Het feest van de Verrijzenis van de Jezus Christus wordt gevierd met Pasen (de datum varieert).

# Jezus, met kruisnimbus, staat met een deels openhangende, witte lijkwade voor het open graf, een klein beetje van de grond verheven. Hij heeft een kruisstaf in de linkerhand, waaraan een wit vaandel met een rood kruis, ‘de banier van de opstanding’, hangt. In zijn rechtervoet is duidelijk zijn kruiswond te zien evenals de wond in zijn rechterzijde, waar hij met een lans doorstoken was. De in het blauw geklede wachter staat met verschillende wapens afgebeeld, zoals een schild, een hellebaard, een zwaard in een rode schede en een halsberg om zijn hals. Hij lijkt duidelijk geschrokken achteruit te wijken. De andere wachter met een rode mantel zit slapend naast het graf. Zijn hoofd rust op de rechterhand, die hij op zijn rechterknie houdt. Om zijn hals draagt hij een halsberg. Naast hem ligt zijn helm op de grond en in zijn linkerhand houdt hij een hellebaard.
Opmerking.
- Dit venster is het eerste van de reeks ‘De Glorievolle Geheimen’ van de rozenkrans.
 
 
 
Jezus en de leerlingen van Emmaüs
Na het verhaal over de verrijzenis van Jezus volgt bij de evangelist Lucas nog een zeer bijzonder verhaal, het verhaal van de Emmaüsgangers. Twee leerlingen van Jezus waren op de dag van zijn verrijzenis op weg van Jeruzalem naar Emmaüs, een klein plaatsje op ca. 11 km ten westen van Jeruzalem. Onderweg spraken ze over wat er in Jeruzalem gebeurd was met Jezus. En terwijl ze zo spraken kwam Jezus met hen meelopen. Maar hun ogen bleven ‘toegesloten’ en ze herkenden hem niet. Jezus vroeg waarover zij spraken. Na hun relaas over Jezus’ lijden, sterven en over zijn lege graf, antwoordde Jezus hen en zei: “Moest de Christus dit alles niet lijden, en zo zijn glorie binnengaan?” Daarop legde Jezus hun de Schriften uit, te beginnen met Mozes en al de Profeten. In Emmaüs aangekomen wekte Jezus de indruk verder te willen gaan. Maar de mannen dwongen hem om met hen hun huis binnen te gaan. Toen hij met de mannen aan tafel zat nam Jezus het brood, zegende het, brak het en deelde het met hen. Door die handelingen gingen hun de ogen open en herkenden ze Jezus. Maar Jezus verdween uit hun gezicht. “Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?” zeiden de twee leerlingen tegen elkaar nadat ze met de opgestane Heer aan tafel hadden gezeten. Daarop keerden ze meteen terug naar Jeruzalem naar de apostelen en vertelden hen wat ze hadden meegemaakt en hoe ze Jezus herkenden aan het breken van het brood.
Zie: Bijbel Lucas 24:13-35. Zie ook: Marcus 16:12-13.

# Aan een tafel op een verhoogde vloer zit Jezus, met kruisnimbus, rechts op een houten bankje terwijl de twee leerlingen van Emmaüs naast en tegenover hem zitten. Op het bord van Jezus ligt brood. De borden bij de leerlingen zijn leeg. Een dienaar komt aanlopen met een rijkelijk gevulde schaal fruit (een appel, een peer, druiven, etc.). Jezus houdt zijn handen in een zegenend gebaar boven het brood; de leerlingen houden hun handen voor zich in een gebedshouding.
 
© Foto’s Henk van der Voort - Tekst Wim van Stiphout
 
TERUG VENSTER 53 VENSTER 54