De rotten

Martien van Asseldonk

1 januari 2015

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

In 's-Hertogenbosch was de algemene verplichting van de burgers tot bewaking en verdediging van de stad na de oprichting van de schuttersgilden niet verdwenen. Er werden in 1487 twaalf ‘waken’ of blokken ingesteld met aan het hoofd een door het stadsbestuur aangestelde kapitein, die waakten tegen brand of vijandelijke aanvallen. In 1551-1552 is er in Helmond voor het eerst sprake van een burgerwacht. In 1576 waren deze ‘rotgezellen’, of ‘jonggezellen’ verdeeld in drie vendels onder leiding van een kapitein. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog traden zij vaak op om vijanden buiten de stad te houden. Vanaf 1585 werden ook in Oirschot in de herdgangen ‘kapiteins’ aangesteld. In 1625 benoemden de regenten van Oirschot een kapitein en luitenant in algemene dienst met de opdracht tien tot twaalf vrijwilligers aan te trekken, om deze groep indien nodig te kunnen inzetten.

 

Na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 namen de Staten-Generaal maatregelen om de veiligheid op het platteland van de Meierij te verbeteren. In 1630 vaardigden zij een ordonnantie uit betreffende het met wapens bestrijden van de overlast van soldaten. In Helvoirt werd op 27 april 1630 een lijst van ‘geweerplichtige’ inwoners, bewapend met roer en stok, opgemaakt in verband met de onveiligheid der wegen. In Heeze werden in de periode 1630-1635 maatregelen genomen om de inwoners te vrijwaren van plunderingen door ongeregeld krijgsvolk, door onderlinge hulp verplicht te stellen en het aanstellen van schutters.

 

Na het einde van de tachtigjarige oorlog klaagden Protestanten over brutaliteiten van Katholieke zijde. De Staten van Holland drongen aan op ontwapening van de inwoners van de Meierij. De Staten-Generaal namen dit advies op 18 december 1649 over. Er lijkt echter geen werk van gemaakt te zijn, want in de zeventiende en achttiende eeuw werd de bewaking van het dorp in veel plaatsen georganiseerd door het instellen van zogenoemde rotten. Soms werd de organisatie voor de bewaking van het dorp aangeduid als ‘burgerwacht’. De plaatselijke indeling in rotten werd ook gebruikt om het onderhoud aan wegen en waterlopen te organiseren. De rotmeesters hadden vaak tevens verantwoordelijkheden bij het blussen van een brand. Bij militaire vorderingen en militaire graafwerken moesten zij zorgen dat de nodige karren, paarden en/of gravers in hun rot opkwamen en dat de last naar draagkracht werd verdeeld. In de zeventiende en achttiende eeuw was in de meeste plaatsen in de Meierij een organisatie aanwezig ten behoeve van de openbare orde en veiligheid ontstond, gebaseerd op een indeling in rotten.

 

Naast deze plaatselijke organisatie was er ook sprake van landelijke voorschriften ter bevordering van de veiligheid. Hiervoor werd al de ordonnantie van 1630 genoemd. In 1672 tijdens de oorlog tegen Frankrijk, nam het kwartierbestuur van Peelland het besluit om mannen boven de 16 jaar te bewapenen en draaibomen te maken of te herstellen tot grotere veiligheid van het platteland. Ook dorpsbesturen namen in dat jaar maatregelen. In 1450 vaardigden de kanselier en Raad van Brabant verordeningen uit tegen de bedelarij. Filips de Goede deed hetzelfde in 1459. In 1649 vaardigden de Staten-Generaal een ordonnantie uit, dat niemand die gezond van lijf en leden is, mocht bedelen. Onder andere in 1719 en in 1771 werden in de Meierij algemene jachten op vagebonden gehouden, waaraan elke plaats met een aantal manschappen deelnam.

 

 

De oprichting van rotten van Veghel

 

De oudste vermelding van rotten in de Meierij van 's-Hertogenbosch dateren veelal uit de Tachtigjarge oorlog. De voornaamste reden was om de verdediging van het dorp te organiseren. Ook in Veghel werden toen rotten opgericht. De oudste vermeldingen van de rotten in Veghel komen uit de dorpsrekeningen:

 

Dorpsrekening 1604-1605:

 

-       Item den 28 maij heeft Jacop Tyssen geweest tot Sertogenbosch om die rijsmutsgarden te leveren van elck rot 45, ende doen verteert 13 ½ stuijvers ende heeft eenen nacht wt moeten blyven omdat men ten Bosch niemant wt en liet gaen ende die soldaeten op eenen aenslaech wt thogen 0-13-8

 

Dorpsrekening 1629-1630:

 

-       Item opten 12en september tot Hintom gelevert negen voeijer stroos mette rotten, ende doen verteert 12 stuijvers ende eenen luijcker daelder geschoncken totte leveringe te comen aen den schrijver van Bacx in presentie als voor, facit 1-18-0

 

 

De indeling in rotten

 

In een ordonnantie van 28-11-1653 worden alle huishoudens opgesomd, en bij elk huishouden staat aangegeven of men een geweer ('roer') of stok moet hebben om zich en het dorp 'te verweiren'. Dit 'sal door elcx rodtmeester wordden aengeseeght ende oft met clockenslagh wordden vercondicht.' Voor verreweg de meeste huishoudens werd een geweer voorgeschreven. Veghel was tien verdeeld in de volgende 17 rotten, met aan elk hoofd een rotmeester (voor de namen van de hoofden van de huishoudens zie onder downloads.)

 

Rotten ten oosten van de Aa met de namen van de rotmeesters:

 

-        De Straet                                                        Henrick Jan Rutten

-        Middegaell                                                     Geryt Jan Geryts

-        Heselaer                                                          Wouter Peters

-        Hoogh Heyde                                                 Willem Symons

-        Leegh Heije                                                    Arien Goossens

-        Beuckelaer ende Frankefort                      Henrick Dirck Jacops

-        Heuvell                                                            Bartolomeus Willems

-        Havelt                                                              Jan Aerts

-        Hamme                                                                          Luycas Tonissen

 

Rotten ten westen van de Aa met de namen van de rotmeesters:

 

-        Dorshoudtt                                                     Jan Peter Claas

-        Hoogheijnde                                                  Henrick Diricx van der Straten

-        Donck                                                              Dirick Aerts van Eert

-        Doorenhoeck                                                 Lambert Geryts

-        Hooch Sontvelt                                              Henrick Henssen

-        Leegh Sontvelt                                              Tonis Jan Geryts

-        Biesen                                                              Rombout Aert Gerlings

-        Kempkens                                                       Arien Gorts

Bron: BHIC, toegang 7697, Oud administratief archief Veghel, inv. nr. 79.

 

 

In een ordonnantie van 2-9-1662 op het onderhoud van de wegen worden Sijtardt en Franquefort apart genoemd. Sijtardt behoorde in 1653 onder het rot Doorenhoeck.

 

Er is een maatboek voor het vegen van de Aa uit 1709 bewaard gebleven. Het is een lijst van alle Veghelse hoofden van huishoudens met achter elke naam vermeld hoeveel roeden van de Aa men moest vegen. Dat was steeds 3 of 4 roeden. De lijst is ingedeeld in rotten. De rotmeesters worden ook vermeld, maar niet met naam.

 

Rotten ten oosten van de Aa:

 

-        het Hams roth

-        het Havels roth

-        het Heuvels roth

-        het Beukelaers roth

-        het Heselaers roth

-        de Straet

-        het Middegael

-        het Hoogh Heys roth

-        de Leegh Hey

 

De rotten ten westen van de Aa

 

-        het Eerts roth

-        Wilbertshoeck ende de Kempkes

-        het Zontvelts roth

-        den Biesen en Creijtenburgh

-        het Zijtardts roth

-        de Doorenhoeck

-        de Leest

-        het Dorshouts roth

-        Hoogheynde

 

In 1709 waren er 18 rotten, aan beide zijden van de Aa waren er negen. De indeling was sinds 1653 enigzins gewijzigd. In 1709 wordt Eerde genoemd en zijn de rotten Hoog- en laag Zondveld gecombineerd in één rot voor Zondveld. Waarschijnlijk hoorde Krijtenburg in 1653 onder het rot Laag Zondveld. De Leest (vermeld in 1709) was identiek aan de Donck (vermeld in 1653).

 

Er is ook een lijst bewaard gebleven van Veghelse huizen met namen van eigenaren uit 1808, ingedeeld volgens de rotten. Die indeling was in 1808:

 

Rotten ten oosten van de Aa:

 

-        het Straats rot

-        het Medegaals rot

-        het Heselaars roth

-        het Vens roth

-        het Heyde's rot

-        het Beukeaars rot

-        het Heuvels rot

-        het Havelts rot

-        het Hams rot

 

Rotten ten westen van de Aa:

 

-        het Dorhouts rot

-        het Eerd's rot

-        het Kempkes rot

-        het Biezens rot

-        het Zontvelts rot

-        het Zijterts rot

-        het Doornhoek's rot

-        het Leest's rot

-        het Hoog Einden's rot

 

Veghel gehuchten 1700.jpg

 

 

Net als in 1709 waren er in 1808 aan beide zijden van de Aa negen rotten. In 1709 worden de rotten Hoge en Lage Heide vermeld en in 1808 de rotten het Ven en de Heide. Vermoedelijk behoorden de gehuchten het Ven en Hoge Heide zowel in 1709 als in 1808 tot hetzelfde rot. Verder zijn de namen van de rotten identiek.

 

Aan de hand van de reconstructie van Veghel is voor de indeling van 1709 en 1808 precies en voor de rotten in 1653 grotendeels te achterhalen welk huis bij welk rot behoorde. We hebben dat voor dit opstel niet gedaan. Bovenstaande kaart van de gehuchten in 1700 geeft een goed idee van de indeling in rotten. Op de kaart is geen onderscheid gemaakt tussen Hoog- en laag Zondveld. Laag Zondveld waren de huizen bij Krijtenburg en Hoog Zondveld de huizen ter hoogte van de huidige Zondveldstraat tot aan de grens met Lieshout.

 

 

De taken van de rotten: verdediging en bewaking van het dorp

 

De primaire taak van de rotten was de verdediging van het dorp. We noemden hiervoor al de ordonnantie uit 1653 waarbij voorgeschreven werd dat elk huisgezien gewapend moest zijn met een geweer of stok.

 

Vanaf 1663 komen odonnanties voor waarbij de rotten ingeschakeld worden voor de wacht tegen vreemde landlopers en bedelaars. De eerst is de ordonnantie op de wacht van 28-1-1663:

 

Alsoo veelvoudighe clachten comen van de ingesetenen naegeburen over het vervremden en heijmelijck ontstelen van henne goederen door vremde lantloopers ende bedelaers ende om hier in soo veel mogelyck is te versien, soo wert bij mijn heeren schouth ende schepenen geordonneert dat:

 

-        men op morghen den 28en januarij 1663 sal waecken allen nacht van thien uren tot drie uren, uijt ieder roth twee snachts ende die in ieder roth rontom te gaen, de rodtmeesters sullende ierste wete doen op de boete van drie gulden

-        en die gewaect hebben sullen des anderen daeghs aen de twe naeste van hen geburen de wacht aenseggen voor de sonnen onderganck soo wel camer raeden als auden, en dat wel bescheijdelijck op den peen van drie guldens,

-        en ieder waecker sal compareren op de bovengeschreven ure wel versien met een goet roer, cruyt, en loott om sich selven te connen defenderen,

-        en by aldien by de waeckers eenighe vremde lieden gevonden worden optte straet sullen aengehouden wordden, ende voor de weth gebracht wordden om daer mede te doen soo recht is,

-        oock en sullen egeen waeckers binnen den voorschreven uren hender wacht onder eenich dack moghen comen ofte buijten het roth gaen op de verbeurte van drie gulden, soo sij in eenich huijs ofte buijten het roth gevonden worden.

-        Oock sullen sij gedurende de wacht soo wijt ieders roth streckt gaende sijn, ende op al wel toesien op de selve boete,

-        ende off de waeckers ietwes ontmoetende en hulp riepen, sullen de naburen te hulp comen op de boete als voor.

-        Item dat niemant van onse ingesetenen ende sal moghen eenighe vremde lieden logeren met huijse off hove ofte op houden op de boete van ses guldens tensij met kennis van den officier off in sijne absentie den president.

-        Item dat niemant eenige bedelaers ende sal moghen geven gelt, broot, ofte ietwes aen henne deure ofte elders maer de selvighe wijsen naer henne stadt of dorp op de boete van drie gulden,

-        ende sullen de boete sijn ten behoeve van den officier halff ende d’ ander hellicht voor dieghene die de calangie doet,

-        ende werden desen boeten voor nu alsdan teghens de overtreders verclaert executabel

-        en sal de wacht duren tot de Paesdach toe.

 

 

Ordonnantie op de wacht van 3-6-1663: Alsoo men bevindt dat de voorige wacht niet per goede orde ende geschiet, soo ordonneren myn heere schouth ende schepenen dat:

 

-        idereen syn rott sal waecken te weten uyt ider roth twe mannen ende by aldien eenige ander dack bevonden wordden sullen betalen eene amende van dry gulden ende dallen de waekers moeten waecken van savonts ten achten tot smorgens ten viere

-        Ende sal den geene van de wachte comende synne wacht moeten voort seggen smorgens voor de clock vijff op pene van de geene die in foute gebleven van dry gulden te betalen.

-        ende hebben een goet roer versien met cruyt ende loot

-        welcke wachte sal gedaen van wacht wesende sondach 23 junij 1663 tot over welcken ende soo hij van dien tyt af onder dack beconden mochten worden, sullen gechreve pene verbeuren.

-        Item moeten de welkens vergaderen ider by dynen rotmeester ende oft gebeuren daer sy imande vinden, te weten enige bedelaers pfte andere personen, sullen brengen aen de weth op eenen pene van dry gulden voorschreven ende dat ten behoeve halff den heere officier ende d’ ander hellicht ten behoeve die de calangie doet.

 

 

 

Ordonnantie van 13-2-1672: Alsoo door menichvuldige clachten ons schepenen ter ooren gecomen dat veele insolentien geschiet sijn ende noch dagelyx geschieden van boosaerdige ende quaettrouwige droncken menschen, soo van imanden te molesteren aen synnen huijse daer craceel te maeken ende dan moeten worden gesecoureert van haere nagebeuren, om van sulcken quaet ende goddeloosheijt blyck te connen crijgen, ofte tselve te verhoeden, soo ist dat myn heeren schepenen ordonneren dat soo wanneer in eenich rodt alhier van onse dorpe was imandt der nagebeuren werde hulp ofte bijstandt geroepen, dat alle nagebeuren wel te verstaende uijt ider huijs een eerbaer man met behoorlyck geweer wort aen syn ende dedelijckheyt  geseth te compareren ende sulcke houdvalle te helpen hoeden, ende soo verre imandt daer inne dese ordonnantie na laeten vleve sal soo menichmael tselve geschiet verbeuren vier gulden, den hellicht ten behoeve van den officier, d’ ander hellciht voor de rotgesellen.

 

 

 

Ordonnantie op de wacht van 18-7-1692: Mijn heeren schepenen van Vechel ordonneren mits desen dat:

 

-        niemant van de nabuuren aan vreede bedelaeren ende landtloopers eenige aalmoessen sal hebben te geven, het zij in gelde, eedt ofte drinckwaeren.

-        Dat oock niemant sal hebben te logeren, herbergen ofte inne te nemen eenige vreemde bedelaeren ende landtloopers als boven op peine van eene gulden ende van twee gulden tien stuijvers die deselve komt te logeren, welcke peinen nae sommatie ten behoeve van den heere officier worden verklaert executabel.

-        Ordonnerende verders dat over desen dorpe uijt ider rot alle nagten van tien uuren des avonts tot des morgens te vijff uuren sullen moeten waecken ende continuelijck omgaan vier persoonen, te wesen uijt de hoecken van de rotten twee persoonen die malkanderen sullen moeten recontreren ende tegen gaan.

-        Ende stellen die rotmeesters alle daegen de persoonen die het haere beurte sal wesen daer van tijdelijcke waarschouwinge en aansegginge doen,

 

 

 

Ordonnantie op de wacht van 19-12-1694: Mijn heeren schepenen ende regenten van Vechel ordonneren mits desen dat:

 

-        niemant van de herbergiers ende ingeseten nagebeuren bij nagt ofte bij dagen sal hebben te logeren ende in te nemen eenige pasagiers ofte sullen het eerst aen den heer officier ofte regenten van Vechel bekent maecken.

-        Oock dat geen ingesetenen eenige vreemde bedelaeren, lantloopers, rollesangers, speellieden, etcetera en sullen hebben te logeren in haeren huijsen, scheuren, est ende bachuijsen, op de piene van drie gulden int geheel ten behoeven van den heer officier te verbeuren, ofte sullen eerst de pagasiers hebben te toonen eene behoorlijcke attestatie van de plaetse daer de selve van doen sijn,

-        oock dat niemant eenige giften ofte gaven van gemunt gelt, eetwaeren, dranck of andersints van aelemoessen aen de deur sal hebben te geven aen vreemde bedelaars, als alleen aen onse eijgen ingesetenen, mede op iene van drie guldens te verbeuren ten behoeven van den officier als boven, die bevonden worden sulcx te doen.

-        Dat mede precies in ider rot sal hebben te waecken twee bequame mannen, out boven de achtien jaeren ende niet daer onder des avonts van thien uuren tot drie uuren toe, met behoorlijck geweer, soo uijt ider huijs een man, als oock van de camerraeden daer manvolck is eenen man, op piene van drie gulden bij een ider ‘r gebreecken blijvende te verbeuren d’ eene helft ten behoeve vam den heer officier ende de ander helft voor de rotgesellen die gewaeckt hebben.

-        Ende sullen de rotten ider moeten hebben een hooren om des noot te komen alarm maecken ende die malckanderen die waecken moeten voort te geven.

-        Ende bij aldien datter eenige vagabonden, gouwdieven oft lantlopers geattrappeert worden, soo sullen de rotten malckanderen aanstonts opt roepen ofte blaesen van den hoorn malckanderen moeten bijstaen ende assisteren,

-        Waer op de rotmeesters goet regaardt sullen nemen ende besorgen dat het desen avont in ider rot wort aangeseijt op de piene van drie gulden als voor te verbeuren,

-        Welcke piene, in ider besonder genoemineert, mijn heeren schepenen naer vooragende sommatie ten behoeve van den heer officier ende de rotgesellen van nieuw voor als san en als dan voor nu verklaeren executabel.

 

 

Ordonnantie op de wacht van 31-12-1785: Vergadering van  president en schepenen. Er is een brief ontvangen van stadhouder W. J. Nouhuijs die bericht dat binnen Heusden het corps van Lega soude sijn afgedankt, en dat heden en morgen te 's Bosch afgedankt zouden worden 200 man legioen van Maillibois. Men vreest samenrottinge en landloperij, stroperij. Hij had deselve in consideratie gegeven om wagten binnen deese plaats te doen gaan ende nodige resolutie en ordre daer op te stellen. Soo is geresolveert dat:

 

-        uyt het Middegaels rot door derselver rotmeester aan te seggen synde den tegenwoordige Jan Claes Raymakers vier man

-        Uyt het Heeselaar Rot, rotmeester Hendrikus J. van de Ven, 4 man

-        En soo vervolgens vier man uyt ieder rot, uytgenomen ’t Zyaert om de wynige huyse, drie man, en het Straet rot om derzelver veelheyt ses man.

-        En sullen de rotmeesters van alle rotten ieder in den haare gehouden syn deagelyks haare manschappen aan te seggen om te waken, moetende sij rotmeesters daar meede een begin maaken vant een off ’t ander eynt vant rot en dan soo vervolgen.

-        De rotgesellen sullen precies om negen uuren des avonts wanneer de trom ook sal geslagen worden op de gemeentens brug alhier aan het huijs van hennen rotmeester moeten compareren en dan samen patrouilleren tot ’s morgens de klokke vyff uuren,

-        en wanneer deselve eenige vagebonden, dieverij off geweldenarije kwamen te ontdekken, sullen sij gehouden weesen aanstons allarm te maken, ’t sij met eenen hoorn off ander instrument, sullende de naast bij synde wakende rotten op ’t eerste gehoor haer na de plaatse vant alarm begeven om indien mogelyk soodanige booswigten op te brengen in de wagt die gehouden sal worden int oude raadhuijs op de kerkhoff.

-        Ieder huys sal op de wagt moeten leveren een bequaem manspersoon niet onder de 16 jaeren op peene van eene gulden tien stuyvers.

-        De wakende persoonen sullen sig vreedsaam en stil  haeren patroelles moeten doen en vooral sorg dragen geen de minste molast, off ge..heden aan eenig huijs off elders hoe genaemt mogen pleeken lees: plegen, ook niet schreeuwen off singen off op den hoorn off eenig ander instrument geluyt maken dan in tyd van noot als voorschreven op eene boete van drie gulden.

-        En de wagt die gehouden sal worden als voor  in de oude raadkamer sullen geen lieden mogen kommen off ingenomen worden dan wagtdoende persoonen op peene dat deselve wagt telkens sal verbeuren voor ieder persoon een gulden tien stuyvers.

-        En om een ieder tot derselver pligt te houden sullen regenten van tyd tot tyd de nodige visitatien doen en de overtreeders gecallengeert werden.

-        Ieder sal sig van soodanig een goed geweer moeten voorsien, als hij sal goed vinden.

-        Sullende de boetens verdeelt worden een derde den aanbrenger, een derde den arme en het resterende een derde den heer officier,

-        en sal deese wagten beginnen met den eerste january 1786.

 

 

Ordonnantie op de wacht van 5-12-1790: Vermits het te denken is dat sig in deese tijd veele vreemdelingen, vagebonderende lieden meer en meer sullen vertoonen en mogelyk den eenen ofs andere in syne besittinge soude konnen werden gestoort. Soo hebben heeren regenten van Veghel geresolveert en grordonneert te laten gaan de wagt:

 

-        Namentlyk uyt ieder rot drie man, uytgenome de Straet die vyff man moet leveren.

-        Deselve sullen en moeten eerst door den rotmeester worden aangesegt en aangaan aan’t begin van ’t rot waer hem sal goeddunken en vervolgens aanseggen van dag tot dag tot het rot eens rond sal syn gesegt, wanneer int vervolg de laaste wagt doende manschappen sulx aan haere buurlieden op die wijse als door den rotmeester is voorgegeaan malkanderen moeten voortseggen wie de volgende nagt moet waken om alsoo den rotmeester te ontlasten.

-        De manschappen te leveren moeten ten minsten 18 jaren weesen en sig voorsien van een snaphaen off ander ordentelyk geweer en patroelleren van savons negen uuren (in marge: sullende dit aan de wagt gewaarschout worden door de trom die preecies om negen sal slaan) tot smorgens ten 4 uuren, en soo sij eenige vreemdelingen van vagebonden kwamen te ontdekken sullen sij sulx direct aan den eersten bij synde schepen moeten aangeven en die luijden, met behulp van andere wagt doende manschappe soo nodig is, moeten bewaren.

-        Sullende wanneer iemand mogt manqueeren int waken en patroullere verbeuren een boete van eene gulden tien stuyvers, soo ook wanneer aant bovenstaande verdere gerequireerde niet voldaan werd, sullende van tijd tot tijd worden gevisiteert, de boetens te verdeelen 1/3 voor den officier, 1/3 den aanbrenger en 1/3 den armen alhier.

-        Ook word naauwkeurig gerecommendeerd sig int waken stil en sonder eenig molest off gekheden aen huijsinge off iemans in syn persoon te doen op peene als voor en den rotmeester syne orders exactelyk na te komen en sal aanstaande sondag meede worden begonnen.

-        Ook mag de wagtdoende lieden haer geweer dan in cas van nood niet afschieten op peene van eene gulden tien stuyvers.

 

Deze ordonnatie werd herhaald op 6 november 1791, 7 januari 1791, 16 october 1792 en 7 october 1793.

 

 

Ordonnantie op de wacht gepubliceert den 10 november 1793:

 

Alsoo den 5e december 1790 reets bij resolutie van schepenen peenaliteyten syn gestelt en geordonneert ontrent d’ ingesetenen wanneer het gaan der wagt en hoe het selve moet geschieden, gedaan word, wert dezelve resolutie nogmaels by deese gerenoveert, coram form deselve is seggende, als welke meermale  ter kennisse van ieder is gestelt, alleenlyk met deese bijvoegingh, dat telkens ieder ingeseten die de wagt die nagt heeft wanneer deselve op de wagt  comt op haer 2 uur ieder reys sig sullen moeten vertoonen aan den rotmeester van haar rot en dan verder dien nagt patrouilleeren conform de resolutie en word den vorster en ondervorster gelast op de onwillige en niet wagt doende luyden te passen en kunnen sig addresseren by den rotmeester de de wagt doende luijden aan haer moeten opgeven. Die aan ieder poinct van deese en voorige genomen resolutie niet gehoorsaamt, sal verbeuren in plaats van eene gulden tien stuijvers eene penaliteyt van drie gulden, werdende dus deselve hier meede verhoogt te verdelen volgens de gebomene voorschreven resolutie dato 5 december 1790, en word den heer officier verzogt de onwillige persoonen daer toe door middelen van regt te constringeren.

 

Terwyl het al reets meermalen de resolutie bovengemelt aan ieder ingesetene te bekent gemaakt en ook dat alreets ruyme tyd geleden is dat de wagt door een ieder moest gegaan worden, men tot leetweesen ondervind in verscheijde rotten niet tegenstaande de goede intentie van regenten gehandelt word, nogmaals ordonneren aan alle rotmeesters heden avond en vervolgens tot syn rot ront is selfs aansegging sal doen om des noots aan regenten daer van behoorlyke verklaring van den onwillige persoonen te kennis geven, en sal niemant van deselve werden vrij verklaert, dan wanneer in een kamer maer een off twee vrouws persoon woonde, dog dat dan teeffens oude lieden soude moeten weesen en soodanig moeten syn dat sij arm en gansch onbehoeftig waren van iemand anders welke sijn daer toe soude moeten meenen te komen betalen, en ook de wetgeveren van deese resolutien en ten eynde niemant van de ingesetenen ignorantie soude preetendeeren sal deesen den secretaris welke daer toe versogt is publiceren en aen een ieder bekent maken.

 

 

Reglement ter voldoening tot de publicatie van de representanten van Bataafsch Braband dato 12-12-1796 ontrent het houden der wagten tot weering van vagebonden en dieverijen:

 

-        Terwijl deese plaats is verdeelt in agt rotten off wijken, sal deselve verdeeling alsoo blijven van gelijk voort maken van dit reglement in usantie sonder dat het eene tot sig met het andere in cas van wagt houden sal behoeven te melleren.

-        Uijt ieder rot sullen drie manspersoonen van savons negen uuren tot smorgens 4 uuren moeten patrouilleeren te weten van ieder huijsgesin en wel diegeene die eerst daar toe van de rotmeesters sal worden aangesegt, soo als bij artikel 11 gestatueert, op peene van vier gulden.

-        Mits het tot in de straat voorsien is van meerdere manschappen dan wel de andere rotten sal dese rot moeten leeveren vijff manschappen ter wagt, waar van drie sullen patrouilleren als de anderen rotte ende twee andere sullen sig aan en bij de brug moeten wagt houden om wel te beletten op de daar passeerende vreemdelingen op peene van vier gulden.

-        Niemand van eenig huijsgezin sal daer van uytgesondert zijn, als alleen arme onvermogende daar geen manspersoonen in huys gevonden worden, sullende de vermogende selvs off daar een ander laaten doen, dog wanneer different met rotsgesellen off rotmeester ontstaan, sal dit aan dissive van regenten sijn, op verbeurte van vier gulden.

-        Niemand sal de wagt mogen houden voor haren eygen huysgesin off voor een ander of sullen den ouderdom moeten hebben van ten minste agtien jaare, op peene dat die geene voor wie sulx gedaan word sal verbeuren vier gulden.

-        De wagt doende manspersoonen sullen zig moeten versien van een goed geweer ’t sij snaphaan, seijd geweer, riek off gavels op verbeurte als voor.

-        De wagt doende manschappen sullen geduurende het houden der wagt langs alle huijsen in haar rot moeten patrouilleren, sonder dat sij sullen vermogen iemand d’ overlast te doen en in ’t een off ander huys blijven zitten, immers wanneer sulx al eens mogt gebeuren niet langer dan een vierde uur op peene als voor.

-        De wagt doende manschappen zullen naaukeurig agt geeven op alle passeerende lieden en soo er vreemde of suspecte personen worden ontdekt die aanhouden om goedwillig of quaadwillig aanbrengen in den Oude Raadcamer in welk geval aldaar bewaard moet worden en aanstonds aangeeving doen aan een regent in de Straat off digt daar bij woonende by welke zy een van beyde order zullen ontvangen op peene als voor.

-        Soodra soodaanige aanhoudinge geschiet sal de wagt assistentie vragen ’t zij aan de naast by zynde wagte of wel bij ieder burger schoon hij de wagt heeft off niet om haar te assisteeren tot het verrigten haarer order op peene als voor die sulx weijgert.

-        De wagt doende manschappen sullen dog niet vermogen iemand onnodig tot assistentie te roepen wanneer sulx niet noodzakelijk is ende nood vereijst, ’t geen wanneer sulx ontdekt word en klagte over geschieden men dat sal ondersoeken en die wagt die sulx onnodig gedaan heeft sal verbeuren een boete als voor.

-        Den rotmeester of wijkmeester zal eerst van nu aff aan aansegging doen en beginnen daer hy sal goed vinden en sulx zyn rot rondzeggen, en zo wanneer hij de laaste van syn wagt te doene manschappen aansegt, sal hij aan deselve ordonneeren dat sij daags daataan sullen aanseggen aan diegeenen die dan weeder aan de tour is om te waken, dat sy de volgende nagt de wagt hebben, welke goede aansegging verpligt syn te waken en sal soo vervolgen deselve van wagt tot wagt. En wanneer daar in een van alle nalatig sal blijven, ’t sij int aanseggen offwel wanneer aangesegt is, sullen die geenen die niet daar aan voldaan heeft verbeure eene boeten als voor.

-        Den rotmeester zal met heden te beginnen ordentelijke leijste houden met aanteekening van den dag wanneer en aan wien hij de wagt heeft aangesegt tot zyn rot rond is geweest, om alsoo te weeten wanneer er niet gewaakt word, wie teegens dit reglement heeft geplaceert op peende dat den rotmeester zal verbeuren eene boete als voor

-        Alle weeken precies, zonder den dag of nagt te bepaalen, zal er een stille wagt gaan, geassisiteert met een lid van de municopaliteit om hier of daar de wagten te gaan visiteeren off om suspecte huijsen of bossen etcetera te doorzoeken welke manschappen die daar toe ter assistentie van dien sullen gerequireerd worden en silx weijgeren sullen verbeuren eene boete als voor.

-        Dat in cas er geapprehendeerdens syn moeten gevoeglyk deselve bewaard worden, dog sal de municipaliteyt zoodaanige persoonen daar toe ordonneeren uyt de rot off rotten als sy geschikt te zullen oordeelen en sullen dezelve op de eerste aansegging iemand ter wagt senden daar toe bequaam synde en by weygering van dien verbeuren eenen boete als voor.

-        De boeten sullen paraat sonder aensien, ’t sij rijk off arm werden geëxecuteert bij peniding wanneer niet dadelyk word betaalt sullen ’t geen in pant genomen word vier dagen blijven berusten ter raadcameren om te sien off de boeten werd betaalt en daarna bij klokkeslag van den raadhuysen worden verkogt. Der baaten zullen verdeelt worden, een vierde voor den rotmeester, een vierde voor het rot, een vierde den aanbrenger, en een vier door den arme deeser gemeente.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 26-2-1797. Daar de ondervinding leert dat niet teegenstaande de intentie van deese regeering welke alle mogelijke goede orders soeken te handhaven, dagelijks de resolutien opt houden van wagten bij nagt door verscheyde lieden gecontradiceerd worden in veele rotten tans een eijnde heeft genomen, ten minsten d’ eene doet de wagt en d’ andere niet. Is bij deselve geresolveert eenieder bij deese op het serieuste te waarschouwen dat sij aan den reglementen stiptelijk sullen hebben te voldoen. En ten eynden ieder sou weeten hoe lang dit waaken plaats zal hebben, word sulx bij deese vast bepaald tot den 16 april aanstaande.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 4-2-1798. Alsoo ter kennise van de vergadering is gekomen dat in eenige rotten het waken en snags patrouilleeren der rotgeselle niet tegenstaande de orders is opgehouden door welke verscheyde peenaliteyten daar toe staande soude hebben verbeurt, word bij deese ernstig aan alle gewaarschout dat naauwkeurig int vervolg op ’t doen der wagten sal worden gelet. En vooral word aan die geene die de wagt laast gehad heeft gerecommandeerd de aansegging te doen aan die geene die op haer volgen om te waken.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 5-2-1798. Brief van 19-1-1798 van de representanten van het volk van Bataafs Braband. Dat zij goedgevonden hadde te declareren dat er binnen deese bijschrift: voormalige provintie een algemeene en generaale jagt op gaauwdieven, struykrovers en vagabonden sal geschieden, te beginen hedenavond om 10 uur en eindigend op woensdag daarop volgend, ’s morgens om 10 uur. De vergadering besluit op alle weegen, straaten, steegen eenige communicatie hebbende net andere plaatse te besetten met sufficante wagten.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 12-2-1798. Er is dezelfde brief gekomen over de generale jacht op vagebonden als vorige week. Bij de houden van de generale jagt waren twee personen opgebragt. Is geaccordeerd soo lang haar gedrag sal syn ondersogt te laten beware met de wagt van drie man benevens den dienaar en soodanige wagt naar behoren daar voor te salarieren.

 

 

De taken van de rotten: het onderhoud van de Aa en de voetpaden en wegen

 

Er is een lijst uit 1709 bewaard gebleven waaruit blijkt dat elk huishouden verplicht was om een deel van de Aa te vegen. De lijst is ingedeeld in rotten. Ook bij de schouw van 1770 is sprake van rotmeesters en hun rotgezellen die ieder een deel van de Aa moeten vegen.

 

Ordonnantie van 2-9-1662: Wordt geboden by schouth ende schepenen dat de naervolgende rotten sullen maecken elck sijne voetpaden op donderdach den 7en september smorgens ten acht uren precies op elck sijnen wech te weten:

 

-        Optten Eertschen padt het vorste en achterste Dorshout met de Hoogheynden

-        Opden Rootschen padtt de Donck, den Dorenhoeck met de Camkens

-        Opden Sontveltschen padt het Sontvelt ende Sijtardt

-        Opden Kerkckpadt bij Griet Jan Thyssen tot Joost Kan Jirckx velt, Middegael, de Straet, Bueckelaar ende Heselaer

-        Opden padt van Goossen Melters tot Peter Roelofs, de Hoogh ende Leeghe Heijde

-        Opden padt over het Broeck, het Franquefort

-        Opden padt van Peter Henrick Lambers naer het Hams Eeussel, het Havels rott

-        Op den padt van Delis Jan Delis tot de Erpsche gemeijnte, het Hams rodtt

 

Ende wat rodt gesel te weten den stercksten man uijtten huijse sich absenteert ende niet en compareert op het gemeijne werck ten daghe ende ure voorschreven sal verbeuren den Bosch pont ten behoeve van schouth ende schepenen.

 

 

Mijn heeren schout ende schepenen ordonneeren op 2-10-1669 als volcht tot opmmaeckinge van den wegh tusschen de brugh ende de cappelle:

 

-        Item den 2en october 1669, woensdagh, sullen comen de rotten Dorshout en de Hoogh eijnde smorgens seven uren met kar ende pert tot elff uren ende die geen perden en hebben sullen komen met acxsen ende beijlen ende schuppen ende spaeijen om te helpen wercken, laeijen ende slichten ende die sullen comen gelijckx de sonne opganck ende die niet ende compareeren aen de cappelle sullen poenen de somme van dartich stuijvers het halff off de helft voor het rodt caer den breuck in valt ende d’ander helft voor den officier.

-        Des naerde middachs sullen comen de rotten den Leest ende den Doorenhoeck ten een ure totten vijff uren.

-        Den derden des donderdaghs smorgens ten seven uren sullen comen de rotten Sijttart ende Hoogh Sontvelt.

-        Des naer de middaghs ten een ure Leegh Sontvelt, den Biesen ende de Kempkens

 

 

Vergadering gehouden van schepenen van Veghel op donderdag 4-7-1731 (over de weigering om een voetpad naar Eerde aan te leggen):

 

Is de vergaderinge voorgedragen dat alsoo eenige onordentlijkheden door een partije ingesetenen sijn begaan over het weeren ende affsteeken van den voetpat naar het Eerde, als over het beledigen der regenten en in ’t fancoen verleent, als mede wegens het t’ zamen rotten ende indringen in de vergaderinge der regenten, het toedoen der cuijlen welcke bij regenten tot de te maaken voetpat waren affgesteeken, de baakens tot dien verstroijt, enfin alles door haar buijten ordre gebragt. Soo wert alhier geexhibeert seecker request ende diensvolgens gevraagt oft men sulx sal presenteeren.

 

Aen de Edel Mogende heeren Raden van Staten der Vereenigde Nederlanden. Geven in alle onderdanigheyt te kennen schepenen regenten van Veghel, quartier van Peellandt, Meijerije van ’s Bosch, hoe dat van tijt tot tijt clagten gedaan wierde over den crommen en laagen voetpat loopende van het gehugt van d’ Eerde naar het dorp, dienende niet alleen tot dagelijcx gebruijk maar ook tot een kerck en weeckelijxse marckt erg naar de booter marckt tot Veghel voorschreven die bij wintertijde onbruijkbaar en des avont onvindbaar is. Hebbende verscheijde voorvallen geweest dat niet alleen buijten lieden, maar ook inwoonders des avonts daar van aff dwaalde en uuren lanck in de heijde doolde. Dat de supplianten dese drooge soomer sajsoen waarnemende gereserveert hadde tot gemack van een ider dien pat off wegh regt van daar over de heyde naar het dorp, ter breete van ses voeten te doen opgraven en maken. Hebbende tot den eijnde den selve op den 20 junij 1731 aff gepaalt ende met cuijlen affgesteecken om vervolgens door eenige rotte van onse ingesetenen naast die cant woonende te doen opgraven. Soo en gelijk in alle gemeentens werken hier en alomme gebruijckelijk is.

 

Dat tot voltrecking van dien de supplianten op sondag daar aen wesende den 24 junij neffens den secretaris des smorgens tusschen seven à acht uren ten huyse van de vorster bij den anderen waaren om de publicatie wanneer de rotten opt werck soude comen te reguleren en opgestelt wesende. Even voor de proclamatie gebeurt is, dat een meenigte persoonen in de camer van de supplianten indrongen hebbende aan haar hooft seekeren Jan Rombouts van Zutphen, Jan van de Wiel, Lambert van de Ven, Jan Jans Smits, Francis van Eert, Jan Geertits van de Ven en andere, welcke zeijde: “Wij verstaan niet dat gij regenten daar eenen voetpat sult maken en wij seggen u, indien hij all gemaakt is, soo sullen wij hem weder ter neder stooten,” en meer andere woorden.

 

Dat aen selve de supplianten seijde van aen nimant nadeelig te wesen ende maar een geringe saake is, want het voor ider man geen twee uren arbeijts kan bij brengen. Bovendien het een ordre is van den landen dat alle weege ende voetpaden behoorlijk ende regt tot gemack van alle passagiers moeten worden op ende bequaem gemaekt, ende dat sulx bij placate schepenen is gedemandeert, daar bij den gront nu geheel droog. Egter wat minnelyk onderrigting dies aengaende gedaan wierde, vreugteloos,  door dien opgemelte persoonen persisteerde sulc niet te willen gedoogen, blijckende bij articul no. 1. ’t Is verders sulx dat op den selven 25 junij wesende sondag des naarmiddag de baakens ende de cuijlen die door de supplianten tot het graven van opgemelte werck ende voetpat affgesteeken waren, door Jan Rombouts van Zutphen, Jan Peters van de Wiel, Jan Jans Smits, Jan Geerits van de Ven, Francis van Eert ende Willem Stoots, alle inwoonderen alhier, zijn toegedaen ende gevult, ook de baakens eweg genomen, en alles door haar buyten ordre gebragt, breeder bij articul sub. no. 2.

 

Ende de wijle de auppliuanten in haar goet voornemen ter obedientie van de placaten ondernoomen hier door verhindert zijn geworden, streckende niet alleen tot vilipendie van de justitie, placaten de regeeringe ende goede policie, maar ook mede tot groot nadeel ende ongerieff van eenen ider. Dat ook bij vervolg van tijt de supplianten tegemoet sien dewijle door sommige belhamels de ingesetenen traag tot het gemeene werck ende inobedient werden gemaakt, soodanig dat op ordre off proclamatie van de magistraat niet meer sullen passen, daer door niet alleen desen wegh, maar alle andere gemeene weegen ongemaakt sullen moeten blijven.

 

Wel is waar dar de stadthouder van de quartierschout van Peelant, Balthasar Repelaar, ingevolge haer Hoog Mogende placaet van 18 maij 1673 eenige der grootste ende voornaamste aenleijders ende instooteren van dat werck heeft doen calangieren om ingevolge wel gemelte placaat tegens haar te procederen. Dog dat egter de supplianten daar op niet alleen connen berusten maar vermeene onder ootmoedige reverentie dat niet alleen de voornoemde aenleijders ende haer bekende aenhangers ten dage ende tijde voorschreven present alle daar over behoorde te werde gemuleteert ende gecorrigeert, en dat andere ingesetenen best ter exempel konde dienen.

 

 

Op 12-6-1719 werd het onderhoud van de dijk naar Schijndel opgedragen aan de rotten. Inwoners van het Straats rot dienden ieder 12 treden te onderhouden en die van het Middegaals rot ieder 13 treden. Er waren nog meer rotten bij betrokken, maar we troffen alleen de namen van die van het Straats en Middegaals tot aan  in het archief.

 

-        Het Straats lot beginnende vant eerste brugsken en soo dijckwaarts op 380 treeden affgemeeten door Dirck van den Tillaert en dat verdeelt heeft ider in dit lot te maken 12 treden. Hendrick van Beeck, Willem van den Bosch, Daniel van Kilsdonck, Antonij Spierincx, Adriaen Doncquers, Lijsken, weduwe Tomas van den Boogaert, de weduwe Geerit van Orten, Gijsbert van der Linden, de weduwe Joannis Smits, Antonij Hendrix van Beek, de weduwe Geerit Vermeulen, Bastiaen van de Werck, Dirck van der Linde, Antonij Tibos, Jan Ariens van der Sande, Joncker Gerwen, Goort Gorts van Dooren, Dirck van den Tillaart, Antonij Geelkercken, Willem Sijmens, Jenneken van Rixtel, Huijbert Godvree, Jan Gijsberts, Joannes Kivits, de weduwe Joris Flaij, Jan van den Bol, Jan de Smit, Francis Gysberts van der Linde, den mulder, Heronimus de Cort, rotmeester: Roeloff van Kilsdonk

 

-        Het tweede lot volgt Middegael, ieder 13 treden. Peter Roeffen, Hendrik Hendrix, Hendrick Wijnant, Dirck Hendrik Dircx, de weduwe Dirck Dircx, Goort Aert Goorts, Corstiaen van Nistelroij, Adriaen Willem Evers, Hendrik Dircx, Heijmon Sijmons, Adriaen Aert Goorts, Jan Francis, Adriaen Cuijpers, Geerit van Schaik, Willem Jan Denissen, Dircsken Lamberts, de weduwe Jan Raijmakers, Geerit de Smit, Jan Lambert Dircx, Rombout van der Stappen, Leendert van Eeck, Hendrik van Dijk, Antonij van den Oever, Sijmon Andriessen, Jan Aerts, Jan Baut, Claes Peters en Mari Vercuijlen tsamen, Jacobus Moons, Jan Peters, Willem Santvoort, Aert van Heeswijk, Marcelis Jaspers, rotmeester: Lambert Troijen

 

 

In 1749 werd er opnieuw een ordonnantie uitgevaardigd om de dijken te verbeteren en nieuwe dijken aan te leggen. De rotten werden daarvoor weer aan het werk gezet. De schepenen werden betaald voor hun toezicht. Uit de dorpsrekening van 1749-1750:

 

-        presesent bij ’t graven van voorschreven nieuwe dijcken, het doen verbreeden van de oude dijcken naar Schijndel, Erp, etcetera als andersints

 

 

Vergadering op 28-8-1760 van schepenen, borgemeesters, twaalfmannen, armmeesters en kerkmeesters van Veghel, mede present alle rotmeesters. De President brengt in dat volgens de resolutie van 9-7-1760 van de Raad van State en uit krachte van dien de houtschatten en onderrentmeesterschappen verpagt zijn, en waar bij scherpelijk zijnde gestatueerd op wat wijze de pagters gehouden zijn te schouwen, dat ook op de gemeentens dijken nauwkeurig acht moet geven, dat die behoorlijk worden gemaakt en onder andere in den 17e artikel verklaart, dat alle de fouten staande ten laste van de gemeentens door regenten niet mogen worden in rekening gebracht, maar dat de moeten worden verhaald op de rotmeesters en rotgezellen. Opdat de rotten weten waar en inhoevere ieder het zijne behoort en onderhouden, is deze vergadering bijeen om een verdeling te doen, die met palen zal worden afgetekend. Vergadering besluit als volgt:

 

Rotmeester

Wegen en rotten

 

Tony Goorts van de Ven

Jan Arie Govers

Voor eerst den dyck na Uden lopende tot aan de liemietscheijdinge ieder lot lank circa acht royen, staat ten laste der volgende rotten:

 

Het Middegaels rot begint aen de Beukelaers steegt van de pael nr. 1 tot den pael nr. 2. Dit roth moet ook onderhouden den voetpat lopende vant erff Peter van den Hurk tot aen de potinge van de heer Aert Leijten.

 

Lambert Hendrik Joosten

 

Het Heeselaars rot van den paal nr. 2 tot den pael nr. 3.

 

Huijbert van den Else

Goort van der Heyde

 

Het rot vant Beukelaer en Stadt van den pael nr. 3 tot den pael nr. 4

 

Adriaen Blokmakers

Jan Roelof Ceurlings

Laurens Bredenrode

 

Het rot den Heuvel van den pael nr. 4 tot den pael nr. 5

 

Hendrik Tony Clerx

 

Het rot van den Leege Heyde van den pael nr. 5 tot den pael nr. 6 staende op de liemieten tegenover de huysinge van Aert Paulusse woonende onder Uden. Dit rot moet mede onderhouden den voetpat vant erff Jan Jacobs Vervoort tot aen den Hinteltse velde

 

Jan van Luyk

Nu Hendrik Dirx van de Ven

 

Het rot de Hooge Heyde moet den soogenaamde Vorstenbosche dijck van den pael nr. 1 tot den pael nr. 2 onderhouden.

 

Andries Jan Janssen

Nu Jan Lambert van der Steen

Den dyk na Erp lopende

 

Het Havelts rot van den pael nr. 1 tot den pael nr. 2, lanck circa 74 royen

 

Lambert Huybert Verputten

Jan Joseph Heesackers

Jan Vorstenbosch

 

Het Hamsch rot van den pael nr. 2 tot den pael nr. 3, lanck circa 80 royen.


Dese twee rotten moeten tesamen onderhouden het dyksken op Ham en den voetpat lopende na Uden beginnende op den Nieuwen dyck na Uden lopende

 

Jan van den Bergh, overleden

Joris Claes Donkers

 

Den dyk lopende na Schyndel, ieder rot circa lank 82 royen

 

Het Straets rot begint aen deese seyde het eerst schoor voor aen op den dyck van den pael nr. 1 tot den pael nr. 2. Dit rot moet mede ondehouden den weg voor de pastorye huysinge, schoolhuys, tot aen de brug en den weg en loop langs den kerkhoff en om den hoff vant schoolhuys

 

Johannes Tony van de Ven

Nu Johannes Hendrick van de Ven

 

Het rot de Hoogeynde van den pael nr. 2 tot den pael nr. 3

 

Johannes Lambert van de Ven

Nu Adriaan Lambert van de Ven

Piet Cobus van Doorn

 

Het Dorshout rot van den pael nr. 3 tot den pael nr. 4

 

Peter Luycas Vorstenbos

Nu Adriaen van der Eerde

Nu Joostinus Daniels van der Aa

 

Het Eerts rot van den pael nr. 4 tot den pael nr. 5.

 

Deese drye laeste rotten moeten den voetpat na het Eert lopende te samen onderhouden.

 

Dit Eerts rot, nevens het Logtenborghs rot te samen moeten van de molen van de Coevering aff agter Logtscamp anders genaemt Donkers campen tot agter Santvliet tot den weg die van de heyde aldaer gaen na de capel in d’ Eerde de spooren sligten en tot een effen weg maken en onderhouden.

 

Jan Hendrik Smits

Nu Mighiel van de Goor

 

Aangaande den dyk lopende na Roij tot aen de Coeverings molen

 

Het rot de Leest begint bij Jan Boermans aen de pael nr. 1 tot den pael nr. 2 staende tegenober de huysinge vant kint Jan Rombouts, en begint dan weder aen den Biesense dyk aen de pael nr. 3 tot den pael nr. 4, circa lank tesamen 135 royen

 

Siet by ’t Doornhoeks rot

 

Laurens Ariens van de Rydt

Nu: Jaan Corsten

 

Het Biesens rot van de pael nr. 4 tot den pael nr. 5 (zynde dan verscheyde geërfdens), die voorbij sijnde moeten st verders onderhouden tot den pael nr. 6 staende verre agter den Heyligh bergh

 

Siet by ‘t Doornhoeks rot

 

Lambert Janse van der Heijden

Peter Antony Reykers

 

Het Logtenberghs rot begint aen de pael nr. 6 tot de pael nr. 7, staende aen de liemietscheydinge van St. Oedenrode. Nog moet dit onderhouden den dyck lopende van den pael nr. 7 na de Santsteegt tot de pael nr. 8, wyders van de pael nr. 8 tot aen de molen van de Coevering alwaer de dorpen scheyden of separeeren, den wegh te onderhouden en de spoore sligten.

 

Voorts te onderhouden als bu het Eerts rot

 

Dit moet onderhouden het voetpaetje van de weduwe Gewelt tot aen de Eerde

 

Adriaen Blokmakers

Nu Tijs Jan Peters van de Ven

 

Den Zontveltsche dyck

 

Het Zytaerts rot van den pael nr. 1 tot den pael nr. 2, lank circa 48 royen

 

Dog dit rot moet mede onderhouden den gansche dyk lopende van den regten syck tot bijna aen den soogenaemde Lynse boom voort schoor alwaar Erp en Veghel scheydt, welke brugske of schoot door de weduwe Ancem van den Heuvel en andere moet worde onderhouden

 

Hendrik Peter Ketelaers

Nu Dries Marte Dictusse

Nu Joost Janse Vogels

 

Het Doornhoeks rot van den pael nr. 2 tot den pael nr. 3, lank circa 108 royen

 

Dit rot als Leest en Biese rotten moeten den voetpat na Rode lopende onderhouden

 

Aelbert van Cleeff

Nu Peeter Lambert Leenders

 

Het Zontvelts rot van den pael nr. 3 tot den pael nr. 4, lank circa 108 royen

 

Dit rot moet te langs neven de Zontveltse velde tot bijna aent schoor op  Creytenborgh off Rijkevoort voor soo veel de gemeente verpligt is te onderhouden, als mede het dykxke tegenover Peeter van de Logt, soo verre de liemieten duert, opschieten en onderhouden

 

 

 

 

Voor schepenen van Veghel verscheen op 29-2-1768 Adriaan Corsten, rotmeester van Veghel, van het rot genaamd Biesen en Crijtenburg, die op verzoek van de regenten en inwoners van Veghel een verklaring aflegt. Hij verklaart dat:

 

“hy in syne qualiteyt en op ordre van regenten voorscreven wanneer de gemeentens werken, ‘tzij op dese dorps deyken, rivier d’ Aa mogte werden gedaan, alle de rotgesellen onder sijn rot behoorende en onder andere mede aan en by Geerit Hendrik Haubraken en Jan Peters van de Logt, woonende op Creijtenborg off Rijckevoort, welcke bij verbaal accoordt tussen die van St. Oedenrode en Veghel geslooten waren gecomen onder de terretoriale jurisdictie van Veghel, dag, uur en plaats waar te compareren aengesegt hebbe, dogh deselve telckens antwoorde: “De regenten van St. Oedenrode hebben ’t ons verboden.”

 

 

Is bij regenten van Veghel op 25-10-1790 geresolveert en ten hoogst noodsakelyk bevonden te maken eenen nieuwe weg off dijk lopende van den Udensen dyk tegenover Johannis Jan Tillaer door de Heyde na de Weelsvoort en Volkel en sullen daer toe werden geordonneert negen rotten, te weeten Middegael, Heeselaer, Beukelaer, den Heuvel, Leege Heyde, Hoge Heyde, Havelt, Ham en de Straet, en sulx op saturdag den 30 october 1790, en sal daar van behoorlyk aan de rotmeesters werden kennis gegeven ten eynde aan haare rotgesellen aansegging te doen, soo als van outs gebruykelyk is.

 

Vergadering van schepenen op 31-10-1790. De vergadering heeft gisteren moeten ondervinden dat speciaal de twee geordonneerde rotten ’t Ham en Havelt geweygert hebben en eenige rotgeselle van de andere rotten nalatig syn gebleven voor de gemeente te werken en meede met de andere rotten en rotsgesellen te maken den nieuwe syk volgens resolutie van schepenen dato 25 oktober 1790 lopende van den Udensen sijk tegenover Johannis Jan Tillaer door de heyde na de Weelsvoort en Volkel. En dewijl de hoogst noodsakelyk vordert, heeft de vergadering geoordeelt de niet gemaakte loten publiecq en voor alle man op maandag 8 november 1790, op costen van de gebreekigen aan te minst aannemende te besteden.

 

In de volgende tabel is de betrokkenheid van de rotten en het dorpsbestuur bij de aanleg van de nieuwe dijken samengevat. Tot 1758 deed het dorp daar geen uitgaven voor, behalve dat de regenten een  ergoeding kregen voor hun tijd en moeite. In 1758 hoogde het dorp op kosten van de dorpskas een deel van de nieuwe dijk naar Uden op, terwijl de rotten het meeste werd deden. Vanaf 1777 was het gebruikelijk dat de rotgezellen na afloop van hun werk op jenever getracteerd werden. De aanleg van een dijkje bij de grens met Uden werd in 1790 betaald uit de dorpskas. Vanaf 1802 was het gebruikelijk dat de aanleg van dijken betaald werden uit de dorpskas.

 

 

Wegen

 

Jaar van aanleg

Rotten

Dorpsbestuur

Erpse Dijk

1699

Rotgezellen

 

Schijndelse Dijk

1699

Rotgezellen

 

Watersteeg (verbeterd)

1699

Rotgezellen

 

Biezense Dijk

1699

Rotgezellen

 

Eerdse pad (verbeterd)

1731

Rotgezellen

 

Hamse Dijk

1749

Rotgezellen

 

Oude Rooise Dijk

1749

Rotgezellen

 

Vorstenbossche Dijk

1749

Rotgezellen

 

Zondveldse Dijk

1749

Rotgezellen

 

Deel van Lijnse Dijk

1749

Rotgezellen

 

Pad van Hei naar Havelt

1758

Rotgezellen

 

Dijk naar Uden

1758

Rotgezellen

Hoogt een slecht deel op

Nieuwe Rooise DIjk

1777

Rotgezellen

Jenever

Rooise Pad (verbeterd)

1790

Rotgezellen

Jenever

Goordonkse Dijk

1790

Rotgezellen

Deel aanbesteed op kosten van nalatige rotten. Jenever

Dijkje bij de grens met Uden

1790

 

Betaald door de gemeente

Dijk op Middegaal

1793

Rotgezellen

Jenever

Hazelbergse Dijk

1802

Rotgezellen

 

Dijk op Middegaal

1802

Rotgezellen

Jenever

Dijk naar Lieshout

1802

 

Aanbesteed

Beukelaarse Dijk

1803

 

Betaalt het ophogen van de dijk

Eerdse Dijk

1804

 

Aanbesteed

 

 

 

De taken van de rotten: het voorkomen en bestrijden van brand

 

In 1725 werd het nodig geacht om te waken tegen brandstichting. Ordonnantie van 14-4-1725:

 

Niets isser aengenaemer als dat nabuuren in vriendschap leeven ende malcanderen in alle noot en swarigheijt bijstaen ten dagen en nagte naaukeurig agt geeven dat een ider van ‘t zijne niet en werd berooft, des te meer dan verpligt van waakende te weesen in tyt van brandstigterije, waer door niet alleen een man, maar alle huijzen aen de Straat en alsoo die eijgenaeren en genoegsaem het gansche dorp soude konnen werden geruineert, want presumptieff de geheele Straat, kerke all reets in d’ assche lagh, soo door Gods oneijndige voorsieninge en wonderbare bestiering niemand en was gecoomet die den brandende peeltorff gelegt op een stroijen dak in de Straet en waar van het stroij reets aant vonken was, daer aff had gehaelt. Dat dewijle dit syn teekenen daer door de naabuuren en ingezeetenen met alle vleyt en neerstigheijt waakende moeten weesen, omme zoodanige opgegevene booswigters en brandstigters haer quaat voorneemen te beletten en ook op dat in eenen nagt niet al door den brandt werden verslonden, ende soo een gantsche plaets ende ’t geheel dorp werde affgesprooke tot welke voorsorge mijn heeren scheepenen, doo veel in haer is, hebbende beraemd ende geordonneert, ramen en ordonneeren bij desen, op wat wijse de respectieve rotten sullen moeten waaken:

 

-        Als eerstelijk dat uijt het rott alhier aen de Straat door den rotmeester des avonds aen te seggen, alle nagten van halff tien tot vier uuren sullen moeten waaken drie sufficante ende bequaame persoonen, voorsien met goet geweer, gaande en niet alleen patroeleerende in alle stilte, sonder eenig oproer off geraes te maaken door de Straat, maer bysonder meede alle agterweegskens agter de huijsen, de schuuren, neemende wel agt off geen vuur geaar en worden.

-        Dat uyt ider buijten rotte twee man sal waaken, meede met behoorelijk en sufficant geweer, om malcanderen in tyt van noodt te assisteeren.

-        Dat alle de huijzen off wooninge tot het waaken gehouden sullen zijn ende vervolgens niemand daer van vrij, op peende dat die geene naalaatig is, soo wel de rotmeester in het aenseggen als de rotgeselle in het waaken, sullen verbeuren eene boete van drie gulden ren behoeve van de rothgesellen te verteeren, geevende daer toe speciaal oft de ordre neffens den vorster den onwillige te executeeren, en ’t zij een keetel off andersinds te haalen ende daer op te moogen verteeren tot de somme van drie gulden voor den willende.

-        Ook dat niemand welke in gebreeke is gebleeven daer van sal werden verschoond, maer aenstonds met het haale van pandt moeten voort vaeren.

 

 

Het brandreglement van 16-2-1744 vermeld wat betreft de rotten het volgende. Eerst wordt alarm geslagen door de klepwaker., waarna de ambachtslieden de klok luiden.

 

Op welk geklep de rotmeesters en brandmeesters uit ieder gehugt gehouden zullen wezen met vijf à ses man na den brand met de ladders en haeken en emmers die onder haer berusten tot spoedige hulpe toe te schieten, ’t welk als zij verzuimen, zoo zullende verbeuren de boete van eenen daalder. En nader gesommeert zijnde om te komen ende niet komende, zullen ’t dubbele verbeuren ten behoeve van den gemeenen armen.

 

Die het van de rotmeesters en brandmeesters zal aengezeid worden, mag niet weijgeren mede te gaen om peine van een schelling, en op zomeraatje nog onwillig blijvende het dubbele te vergelden ten behoeve als boven.

 

 

En het brandreglement van 4-2-1751:

 

En wanneer er brandt sal syn ontstaen in eenig huijs off schuur binnen desen dorpe, wordt by desen tot het spoedig blussen van dien het navolgende geordonneert. In den eersten sal den rotmeester van het roth in de plaets alhier soo haest hy verneemt dat er brandt is iemant uyt syn roth die paert en kar houd en daer by het gerntste by is commanderen om aenstonts met syn paert en kar aen het kerkhoff te komen om de brandtleeren, brandthaeken, brandt emmeren en verder gereetschap in den kerk alhier bewaert wordende, op te laeden en op het spoedigste te brengen te plaetse daer den brandt is en voorts syne verdere rotgesellen commanderen om het voorschreven brandtgereetschap aen te halen en op de karre te helpen laeden.

 

Dit alsoo bestelt synde sal den rotmeester uyt ieder huyshoudinge daer manvolk is een man commanderen om aenstonts met een emmer off ketel naer den brandt is te lopen omme dien te helpen blussen, gelyk sulx by desen ook aen alle de rotmeesters binnen desen dorpe gelast wordt mede te doen.

 

Dit gedaen synde sullen de rotmeesters haer aenstonts op het spoedigste mede naer den brandt hebben te begeven om ieder onder de sijne voor te stellen dat die niet blyven staen keyken, maer handt aen het werk slaen stellende de manschappen in dubbele reyen van het brandende huijs tot het naeby synde waeter, omme langs d’ eene syde de gevolde emmers en aen de andere kant de leegen aen malcanderen over te geven. En weyders een wagt ten minste van ses off agt mannen die gehouden sullen syn de goederen die uijt den huijse gebragt werden getrouwelyk te bewaeren.

 

Bij aldien eenig rotmeeste iemant sal bevinden die syne ordres niet en pareert, sal hy gehouden syn denselve aen den heere officier off syne gecommiteerde aen te geven welke sal verbeuren eene boete van eene gulden vyff stuijvers ten behoeve van syn roth. Ingevalle eenig rotmeester bevonden sal worden hier ontrent aen syn pligt gemanqueert te hebben, sal verbeuren de somme van drie gulden.

 

 

In 1774 en 1786 werden er in Veghel twee brandspuiten aangeschaft. Deze werden jaarlijks getest. Op die dag werden de rotgezellen die hielpen bij het testen op bier getracteerd. Enkele voorbeelden uit de dorpsrekeningen:

 

-        1786-1787: Betaelt aen Jan Raymakers voor leverantie van een halve ton bier als ordinair gegeve werdende aen de rotsgeselle by het proberen der brandtspuyt gebruykt de somme van 3-0-0

-        1791-1792: Leverantie van een halve ton bier op 3 juny 1791 bij het beproeven en visitatie der brandspuijten 3-0-0

-        1797: Volgens ordonantie en quitantie betaalt aan Willem Verweegen voor 30 kannen bier aan de manschappen by ’t probeeren der brandspuijten 2-0-0

-        1808: Verteeringen wegens het probeeren der brandspuiten 9-10-0

 

 

De taken van de rotten: assistentie bij de omslag en levering van diensten

 

Dorpsrekening 1604-1605:

 

-       Item den 28 maij heeft Jacop Tyssen geweest tot Sertogenbosch om die rijsmutsgarden te leveren van elck rot 45 ende doen verteert 13 ½ stuijvers ende heeft eenen nacht wt moeten blyven omdat men ten Bosch niemant wt en liet gaen ende die soldaeten op eenen aenslaech wt thogen 0-13-8

 

Dorpsrekening 1629-1630:

 

-       Item opten 12en september tot Hintom gelevert negen voeijer stroos, mette rotten ende doen verteert 12 stuijvers ende eenen luijcker daelder geschoncken totte leveringe te comen aen den schrijver van Bacx in presentie als voor, facit 1-18-0

 

Uit het resolutieboek:

 

De 18 rotmeesters hebben aangenomen om ieder in zijn hoek 66 bossen stro en 17 pieket paelen, lang 5 voeten en aan een kant gescherpt, op te halen. Deze karren zijn op 5 mei 1704 naar Den Bosch vertrokken en 5 daarvan zijn op 12 mei thuis gekomen en 2 op 13 mei, en Melis Hogarts is met sijn paert dat sieck geworden was den 8e wederom uijt Den Bos gekoomen.

 

Dorpsrekening 1747-1748:

 

-        De borgemeesters van 1747 tot Ligtmis 1748 hebben geduurende haere bediennge aen boode loonen off gidsen, soo voor de Engelse, keyserlijke, Hanoverse en veele andere regimenten soo alhier gelogeerd, als die passeeren en mede voor de dragonders van Stirum betaelt 135-13-12

-        De gidse en bodens soude merkelijk meer hebben bedraegen indien niet uyt ieder rot eenige manschap hadde gecomandeert altyt in de straet te blyven en welke daer toe wierde geemployeert sonder daer voor iets te hebben genoten, memorie

 

Op 3 maart 1793 ontving het dorpsbestuur van Veghel van stadhiuder Nouhuijs een verzoek om op 5 maart arbeiders naar Den Bosch te sturen 'voorzien met een schup, spade, byl, hacks of ander werktuyg', om tegen betaling van een dagloon om op het fort Creveceur de buiten posten en aan de versterking van de stad te gaan werken. De regenten riepen toen de rotmeesters bij elkaar die iedere een lijst maakten van bekwame werklieden in hun rot. De lijst telde in totaal 83 personen waarvan er 40 uitgeloot werden om in den Bosch te gaan werken, behalve de 5 die vrijwillig mee gingen.  Voordat de werklieden op pad gingen, vielen de Franse troepen Veghel binnen, waardoor ze thuis zijn gebleven.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 24-12-1798.

 

Ook is besloten dat de certificaten aan de ingesetenen tot den burgerbewapening behorende uytgegeven sullen worden door den secretaris uyt onsen naam getekent welke nagesien bevonden syn conform de registratie leyst. Sullende de certificatie aan de rotmeesters in ieder wijk ter hand worden gestelt, en de leyste op vrydag naar Den Bosch worden versonden.

 

Vergadering van de municipaliteyt op 16-11-1799. Wordt besloten het ingekomen bericht van het departementaal bestuur van de Dommel van 5-11-1799 te publiceren.

 

Kragtens deze aanschrijving worden alle ingesetenen alhier ongetrouwde lieden van 18 tot 35 jaeren en getrouwde van 18 tot 28 jaren opgeroepen ten raadhuysen alhier te verschijnen op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag, synde 18, 19, 20 en 21 november 1799 voormiddag van 8 tot 12 uur, ten einde om zig te laaten inschriyven ingevolge het constitueel reglement der burgerwapening op straffe van een boete en vervolging door de rechtbank. Maandag de wijken of rotten de Straat, Ven en Heeselaar, dinsdag Beukelaar, Heuvel, Heij, Middegaal, Havelt en Ham, woensdag Hoog Eynde, Leest, Doornhoek en Dorshout, donderdag Zytaart, Zontvelt, Biesen, Kempkens en Eerd

 

 

 

De taken van de rotten: assistentie bij de omslag van belastingen

 

In 1653-1654 werden de rotten ook betrokken bij de omslag van de belastingen. Ze kregen inzage in de 'monster ceelen' dus de concept omslagen voor de belastingen. De dorpsrekening van 1653-1654 vermeldt:

 

-        alnoch aenden voorscreven Ariaen Aelberts ondervorster betaelt voort dragen vande nieu monster ceelen aen elcken rodt meester, belopt 21 stuyvers

 

Vanaf 1662 werden voor dit doel twaalfmannen aangesteld als vertegenwoordigers van de gehuchten.

 

 

In een ordonnantie van 28-7-1721 voor het maken van een nieuw verponding- en ceelboek worden de rotten genoemd:

 

Het verponding en ceelboek door de outheijt ende onbekenthijde der namen en parcelen buiten staat geraakt, met het gevolg dat de gemeente daarvan jaarlijks een merkelijke som tekort komt. Tot welstand van de ingezeteen en om confusie te voorkomen hebben de schepenen met commissie van alle leden onder eed goedgevonden het verponding en ceelboek te vernieuwen, en geresolveert alle perceelen imant in eigendom te competeren aan hare namen te stellen en bij de secretaris te doen overbrengen.

 

Omdat De Jong dat niet alleen kan worden tevens een aantal assistenten gecommitterd; geordonneerd dat alle ingezetenen, hetzij bij rotten off rotsgewijs, bij publicatie of door het aanzeggen van de vorster, ondervorster of zethmeester moeten compareren en dan moeten opgeven de huisen, panden en perceelen, ‘haer selffs off wel daar van het selve int gebruijckt off wel daar deselve administratie off momboiren over zijn en hebben’, op straffe dat degene, hetzij eigenaar of huurling, die een perceel verzwijgt per perceel 2 gulden verbeurt, 1/3 voor de armen, 2/3 voor de officier die calange en executie doet.

 

 

De taken van de rotten: andere diensten voor het dorp

 

-         Stadhouder Willem IV was in 1751 overleden. Hij was in 1747 tot stadhouder benoemd. Alle klokken in de Meierij van ’s-Hertogenbosch moeten twee weken lang drie maal daags geluid worden. De schepenen ordonnereen om de klokken veertien dagen te luiden, ‘s morgens van 7 tot 8 uur, van 11 tot 12 uur en smiddags van 4 tot 5 uur, te beginnen op 12 november 1751. En syn de rotten gelast en geordonneert ieder uyt den haere veertien man tot het luyden der clokken te compareeren, te weten alle daegen een rot.

 

 

Op 19-12-1719 worden de rotten opgedragen om de materialen voor de bouw van het nieuwe waaghuis te verzorgen.

 

Alsoo tot gemeene welwesen der ingesetenen deser dorps bij haer Hoog Mogende is geobtineert vier vrije jaermerkten met een weeckelijck bootermarckt, ende tot het houden van de bootermerckt, nootsaeckelyck een booterhuijs moet werden gemaeckt, ’t geene met generale stem hebbende leden ook is geconsenteert, en nog tot minste mentie geresolveert, de vragte van steenen als andere materialen bij de rotten en vervolgens die paerden houden te moeten geschieden.

 

Dat nu eerst daegs die steenen tot Uden al gecogt synde moeten werden gehaelt, soo wery om daer van een begin te maecken alle rotmeesters gelast om naer het eijndigen der hooftmisse bij den anderen te comen ter raetcamere alhier om aldaer ordere te ontfangen. Dat de rotmeesters op de vercregene ordere imant uijt dien hooftde aenseggende en niet op haer bestemde uijt ende plaetse met haer paert ende kare eenige steen oft andere materiale willen halen en daer van in gebreecke oft onwilligh mogte blijven, soodanigh onwillig persoon zal verbeuren eene peene van drije gulden tot behoeve van de andere willige rotgeselle haer vragt gedaen hebbende, welke onwillige daer voor ende tot voldoeninge der peene aenstonts bij den rotmeester, rotgesele met assistemtie van den vorster oft ondervorster sullen worden uijtgepant, waer naer een ider sig kan reguleren ende neffens der andere naberen doen wat mogelyk is voort welweesen der gemeente, oft sullen als voor werden geexecuteert, ende sal den vorster dit op morgen zijnde zondag den thienden deser publiceeren.

 

Vergadering van de municipaliteyt op 9-8-1795. Wordt besloten de navolgende publikatie te doen.

 

Dat vermits alle dagen slandts tienden staen verpagt te worden op de de lande welke onder slandts tienden gelegen syn de gewassen op de velden te laten staan totdat de municipaliteyt off lid van dezelven daer sij eerst by sijn die haar nader onderrigting sullen geven. En sal de rotmeester worden aangesegt aan ieder in den haare de lieden te waarschouwen wanneer de verpagting sal geschieden.

 

 

Vergadering van de municipaliteyt op 27-12-1799.

 

Ingevolge publicatie van ’t uitvoerend bewind der Bataafse Republiek van 4-12-1799 zal er een collecte worden gehouden ten behoeve van soodanige ingeseetenen die door de onlangs plaats gehad hebbende rampen des oorlogs noodruftig geworden zijn, en daarvoor de navolgende burgers ieder in hunne wyke off rotten te benoemen:

 

-        De Straat, Heeselaar en Middegaal: Daniel Keetelaars en Lambert van den Bosch

-        Heij en Ven: Geerit van Rijbroek en Matijs van Berkel

-        Havelt, Ham, Heuvel en Beukelaar: Johannis W. van den Tillaar en Adriaan Hendrik van Rybroek

-        Hoogeynde, de Leest en Dorshout: Jacobus Johannis van Doorn en Melianis van Santvoort

-        Eert, Kempkens en Biesen: Adriaen Wilbert Verhoeven en Johannis Tonij van der Heijden

-        Zontvelt, Zytart en Doornhoek: Aart Geert Verbeek en Lambert Geert Verhoeven

 

 

De grondvergaderingen

 

Bij een bestuurlijke hervorming in 1798 werd er een indeling gemakt in kiesdistricten, die weer werden onderverdeeld in grondvergaderingen. Veghel werd verdeeld in zes grondvergaderingen. Deze bestonden volgens een lijst van 140401798 ieder uit een aantal rotten, en wel op de volgende manier.

 

-        Grondvergadering no. 1: ’t rot de Straet en ’t Ven. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van den preesident Aart van den Heuvel

-        Grondvergadering no. 2: ’t rot Heeselaar, Middegael en Heij. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van de weduwe Hendrikus van den Bosch

-        Grondvergadering no. 3: ’t rot Beukelaer, Ham, Havelt en Heuvel. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van Willem Verwegen

-        Grondvergadering no. 4: ’t rot de leest, Hoogeynde en Dorshout. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van Piet van den Boer

-        Grondvergadering no. 5: ’t rot Zytaert, Zontvelt en Biesen. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van Jan van Zutphen

-        Grondvergadering no. 6: ’t rot d’ Eerd, Kemskens en Doornhoek. Deese grondvergadering word gehouden ten huijse van Wouter Wagemans

 

 

De aanstelling van rotmeesters

 

Er zijn enkele aanstellingen van rotmeesters door het dorpsbestuur bekend uit de resolutieboeken:

 

-         De heer schouth ende schepenen ordonneren op 21-10-1662 aen Jan Hendrick Jan Claes dat hij Jan Hendrickx voorschreven sal wesen rodtmeester van den Doorenhoeck tot Vechel, hem gelastende om alles te naercomen ende te doen soo ende ghelijck soodanigh rodtmeester in sijn administratie schuldich is te doen.

 

-         Aanstelling op 3-6-1668 als rotmeester van Aert Jan Martens in plaats van Jan Liebaerts

 

Over de keuze en de aanstelling van rotmeesters is verder weinig bekend. Het bestuurlijk reglement van veghel van 1662 vermeldt er niets over. In de resolutieboeken komen slechts twee bovengenmende vermeldingen voor. Het lijkt er op dat de keuze van rotmeesters op den duur aan de betreffende buurtschappen overgelaten is.