Bruidegomsbier

Martien van Asseldonk

27 november 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

Het onderkennen van categorieën in ruimte en tijd geeft aan waar men aan toe is, in welke maatschappelijke toestand iemand of iets zich bevindt. Bij het overgaan van de ene naar de andere status worden omvermijdelijk grenzen gepasseerd, die juist wegens hun ambigue karakter als sacraal en gevaarlijk worden beschouwd. Deze drempels dienen zonder struikelen gepasseerd te worden. Daarom worden ze omringd met rituelen: vaste handelingen die algemeen aanvaard en begrepen worden en die statusveranderingen tot stand brengen, benadrukken en bekend maken. Vandaar dat ook we ook wel spreken van overgangsrituelen of rites de passage.

 

De ongebonden vrijende jeugd wordt als groep een bijzondere status toegeschreven. Zij verkeren in het het grensgebied tussen kind en volwassene. Zij konden zich speciale vrijheden permiteren. Ze speelden een cruciale rol bij de volksgerichten of charivari’s. Burgerlijke status was belangrijker dan leeftijd. Ongehuwden beleven ondanks hun leeftijd tot de jonkheid horen.

 

Bij gelegenheid van een huwelijk of ondertrouw eiste de jonkheid een traktement in de vorm van bier of sterke drank, het zogenaamde kwanselbier. Naast het schieten kwam in dez zeventiende en achttiende eeuw ook voor dat de weg werd versperd met een touw. Pas nadat zij hadden getacteerd mocht het bruidspaar verder gaan. In de zeventiende eeuw heette de tractatie van een bruidspaar het donsgeld. In Erp bestond behave het donsgeld ook het gebruik dat de bruidgommen de bruid moeten voor 15 gulden aan de jonkheid vrijkopen als ze die vanuit een andere plaats naar Erp brengen. Bruiden uit Sint-Oedenrode waren duurder.

 

Terwijl de geestelijkheid zich zorgen maakte over de vrije omgang tussen de seksen bij deze gelegenheden, waren de wereldlijke overheden daarenten meer overontrust over de verstoring van de openbare orde. De kerk heeft de bijeenkomsten van de jeugd niet kunnen uitroeien. De Staten Generaal hebben het optreden van de kerk in deze ook getemperd. Het kwanselgeld werd wel verboden, maar dat was vanwege het versoten van de openbare orde.

 

Volgens Hanewinkel kende het gebruik rond 1800 een opleving. ‘Als iemand ondertrouwen zal, en ten dien einde zich naar het raadhuis begeeft, is hij altijd vergezeld van een menigte menschen, namelijk ongetrouwde, van beide sexe. Velen lossen dan hun geweer ter eere van bruidegom en bruid, of onthalen dezelve dan, benevens allen die hen vergezellen, op straat met jenever of brandewijn met suiker. Dit was van te vooren zeer streng verboden, en te recht, wijl er bij zulke gelegenheden, door het scshieten met een half dronken kop, of anderzints, veele ongeregeldheden gepleegd worden’.

 

Panken memoreert dat hj kort na zijne erste communie, op elfjarige leeftijd in 1831 te Bergeijk voor een kwanselbier werd uitgenodigd. De eerste communie fungeerde dus als een intiatieritueel in de overgang naar de wereld van de jonkheid.

 

Bron: Rooijakkers, G., Rituele Repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853 (Nijmegen 1994), 299-343.

 

 

Veghelse gegevens

 

De kwanselbieren zijn ook in Veghel het gebruik geweest. Uit de Veghelse bronnen de volgende vermeldingen:

 

Notarissen, 9-12-1651, Anthonis Martens, molenaar te Veghel, legt een verklaring af op verzoek van Claes Pouwels, Jan Martens, Wouter Ghisberts, Jan Wijnen, Peter Jacops en Jan Claessen.

 

Hij verklaart dat genoemde personen op 3 december in zijn huis zijn geweest en ze vroegen waar zijn zoon Steven was, bruidegom en gehuwd met een jonge dochter uit Dinther. Anthonis Martens antwoordde daarop dat zijn zoon Steven bij Dilis Rolloffs,  bier was drinken. Een van bovenstaande gasten zei toen daar willen we ook naar toe zonder dat ze aangaven dat ze bruidegombier  wilden hebben.

 

 

Notarissen, 9-12-1651, Dillis Rolloffs van Liessell, herbergier te Veghel, legt een verklaring af op verzoek van dezelfde personen:

 

Hij Verklaart dat Claes Powelssen cum suis, bij hem kwamen om bier te drinken. Daar waren ook Mathijs Thonnissen en Steven Thonissen, de zonen van de huidige molenaar te Veghel. Steven Thonnisen was bruidegom en gehuwd met een jonge dochter uit Dinther. Ze kwamen hem geluk wensen. Marten, de broer van de bruidegom, sprak de gasten toe dat ze hier waren gekomen omdat Steven getrouwd was met een Dintherse jonge dochter en dat ze nog vaak naar de molen zouden komen. Dat zij hen vereren op een drinkgelag maar het is geen bruidegombier. Hierop antwoordde een van de gasten  dat ze geen bruidegombier wilde maar op de gezondheid wilden drinken.  Dillis heeft niemand bruidegombier horen eisen.

 

 

Ordonnantie van de Veghelse schepenen van 17-2-1664

 

Alsoo wordt bevonden dat veele abusen ende fouten worden gecommitteert ende gepleecht door de ingesetenen van Vechel int naer reoepen ende bespotten van den gene die hen soecken te begeven ten houwelijcken staet int passeren ende repasseren soo naer de kercke als naer het raedthuijs alhier, nochtans vertelijck strydig tegens allen eer ende reputatie van den houwelijcken staet, soo hebben wij schepenen ter manisse des richters geordonneert soo ende gelyck wy ­ordinneren mits desen

-        dat niemant soch sal hebben te vervorderen eenighe bruijdegoms ofte bruijten int solemniseren soo van hennen ondertrouwe als hennen trouwe naer te roepen ofte ende veel min deselve met woorden, wercken oft andere beletselen te verhinderen offte toucheren,

-        noch oock in de kercke voor den heere predicant, noch voor de wethouders sullen moghen volghen dan alleen die tot het effect vant houwelijck noodich sullen worden gerequireert

 

 

Ordonnantie van de Veghelse schepenen van 9-5-1731:

 

Want Haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden by der selver egt reglemente van dato 18 maart 1656 uijtdruckelijk articul 10 hebben gelieven te verbieden het sij militaire oft andere de bruijdegoms ende bruijts in het inschrijven off trouwen in het gaan na den geregte ofte kercke, off in het wederkeeren na huijs, na te roepen, te schieten, ofte te schatten, ‘t zy in het gesellen derselver van off naar huijs met roers ende die aff te schieten, ofte met het schencken van stercke wateren, bier oft wijn, ’t zij int affvorderen na de gedane inschrijvinge ofte trouw van rijbieren, ofte buxembieren, oft qanselbieren, ofte wat naam soodanige quade gewoonte ende insolentien mogen hebben, op peene dat alle die geene sulx doen voor de eerste reijse verbeuren sullen ider twaalff guldens.

 

 

Het gebruik om bruidgomsbier te geven bestond inde twintigste eeuw nog. Willem van Stiphout: schreef in zijn jeugdherinneringen onder andere:

 

Op dinsdag 18 februari 1930 trouwde tante Marie der Kinderen met ome Janus Rooijakkers in de Zijtaartse kerk. Wij, jongens van Harrieke van Stiphout. waren ook in de kerk. Ik had een versje geleerd bij meester van de Donk. Toen ik het opzei na het eten, keek iedereen blij, maar bij zowat de helft begon iedereen te huilen bij de woorden: “mijn vader die zo vroeg naar de hemel is gegaan.” Er was geen feest en een uur voor de avond fietste het bruispaar naar hun boerderij in Beek en Donk. De jonge mannen in de buurt hadden een paar poppen gemaakt en dicht bij de Zijtaartse kerk in de bomen gehangen met de namen eronder, omdat de bruid niet getracteerd had, om samen een hele avond vrij te drinken. Dat had veel tijd gekost. Er werd ook nog bij gewaakt dat de poppen daar zeker bleven hangen, want iedereen moest dat weten.

 

Bron: Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 42.

 

 

Bernard Van Dam schreef in de jaren 1950 en 1960 over het 'oud-brabands dorpsleven'. Hij schrijft onder andere:

 

In dezelfde week van aangifte moesten al de buurjongens op een biertraktaat komen. Werdeen ze daarop niet verzocht, dan kon het bruidspaar er op rekenen dat het "in den boom gehangen" werd, dat wil zeggen dat er een paar levensgrote poppen werden gemaakt, die dan langs den kerkweg in een hoge boom werden gehesen en met een ijzerdraad stevig aangesjord; ze hingen daar dan met een omgekeerde fles en glas voorzien van een op een karton aangebrachte spreuk als bijvoorbeeld: "Hier offert men voor de man, die geen bier betalen kan" voor iedereen te kijk, tot ergernis van de in haar buurplicht tekort geschoten familie.

 

Bron: Van Dam, Bernard, Oud-brabants dorpsleven. Wonen en werken op het Brabantse platteland (Eindhoven 1972) 225.

 

 

De Zijtaartse Schoolmeester Piet Raaijmakers herinnerde dat er in Zijtaart een paar moesten trouwen, en dat men toen een pop in een boom gehangen had, om het bruidspaar ten schande te maken.  Meester Van Eert is toen nog wezen kijken hoe de bruid er uit zag. Piet was van 1948 tot 1954 werkzaam in Zijtaart.