Het
huwelijk en de bruiloft
Martien van Asseldonk
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De geestelijkheid speelde vóór het concilie van Trente in
de zestiende eeuw bij het huwelijk een passieve tol. De priester stond
in het kerkportaal, voor de deur, waar hij geen sacrament toediende doch
slechts toezag op de juiste uitvoering van deze goddelijke en
maatschappelijke verbintenis tussen man en vrouw.
Op 11 november 1563 werd op het concilie van Trente bepaald
dat een huwelijk voortaan alleen geldig was als het was gesloten ten
overstaan van de pastoor en twee getuigen. In de parochiekerk werd
voortaan een huwelijksregister bijgehouden. In 1614 werd het
huwelijksritueel verplaatst van het voorportaal naar het sacrale altaar.
De priester was voortaan onmisbaar bij het trouwen.
Op 18 maart 1656 kondigde de Staten Generaal het
'egt-reglement’ af. In de republiek behoorde het huwelijksrecht tot het
domein van de wereldlijke overheid, aangezien de gereformeerde kerk het
huwelijk niet als een sacrament beschouwde. Essentieel voor de sluiting
van een huwelijk naar Hollands recht was de wederzijdse trouwbelofte die
door de magistraat of predikant moest worden bevestigd.
In artikel 4 van het echtreglement werd bepaald dat de
katholieke geestelijkheid geen competentie meer had inzake de
huwelijkssluiting. Veel Oost-brabanders zouden toch voor de katholieke
kerk blijven trouwen. Men trouwde veelal op dezelfde dag voor de
magistraat of predikant als de katholieke kerk.
Bron: Rooijakkers, G.,
Rituele Repertoires. Volkscultuur
in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853 (Nijmegen 1994), 416-423. Bernard
van Dam uit Eerde schreef in de jaren 1950 en 1960 verschillende stukjes
over het 'Oud-brabants dorpsleven'. Over bruilofrten schrijft hij het
volgende: Een
bruiloft was natuurlijk de gelegenheid bij uitstek
om flink feest te vieren en daar ging in mijn jeugd de
koffietafel aan vooraf met een zeer typische ceremonie, dat jammer
genoeg al weer in onbruik is geraakt, namelijk "het tegen-roken". Als
bruid en bruidegom uit de kerk kwamen en het ouderlijk huis van de bruid
op een twintigtal meters genaderd waren, ging in dat huis de voordeur
open en trad, meestal de dienstmeid, ooit een dochter des huizes baar
buiten met in de handen 'n presenteerblad waarop twee met 'n strikje
versierde borrelglaasjes brandewijn met suiker en een met bloemkes en
een strikje omstrengelde sigaar. Bij het bruidspaar aangekomen, moest
dit na een plechtige aanbieding de glaasjes aannemen en ledigen;
onderwijl stak de aanbiedster de sigaar aan en overhandigde deze aan de
bruidegom, die dan rokende aan de zijde van de bruid de aanbiedster
volgde en het huis betrad. Nu kan ik me voorstellen dat, daar het
gebruik heel oud zal zijn, een honderd jaar vroeger in plaats van de
toen onbekende sigaar een versierde pijp tabak gefungeerd heeft, maar
daar was het niet te minder typisch om. De zin ervan kan ik niet
achterhalen, maar waarom zo'n aardig gebruik niet in stand wordt
gehouden is mij een raadsel.
Het was
ook een vaste gewoonte, dat aan het bruidje en haar naaste verwanten op
de zondag van de eerste roep door de ouders van de bruidegom te hunne
huize de zogenaamde "kleine bruloft" werd aangeboden met feestmaaltijd
en koffietafel, maar de grote dag van de bruiloft werd ten huize van de
bruid gevierd en op uitbundige manier. Na "den uurste koffie" wed er
geborreld, afgewisseld met een wandeling langs de gewassen in het
"binnenveld" en te circa twee uur begon de maaltijd, die sinds
mensenheugenis de traditionele bruiloftsgerechten op tafel bracht: goeie
rundsoep met veel vlees erin en dan minstens twee of drie borden vol
achtereen; aardappels, met snijbonen en witte bonen onder elkaar en
gekookte, koude ham; dan rijst met krenten gemengd en worst en
varkensribbekes met tot slot rijstebrij waarop een 1 centimeter dikke
laag bruine suiker. Dit alles zal de moderne smulpaap wel als vreemde
boerenkost voorkomen, maar vergeet niet, dat de soep niet uit
plastick-zakjes kwam, dat de onvolprezen margarine, "die alles
smakelijker maakt"!! ... absoluut taboe was in de boerenkeuken en dat
het weglaten van allerlei lif-lafjes en poes-pasjes de maaltijd een
oer-gezond aanzien gaf. "Ieder zijn meug!"zeg de boer, maar geef mij
maar zo'n boerenbruiloft. Een zeer
oud gebruik was ook het "inschieten van het bruidspaar door de
buurjongens. Er wordt echter bij mijn weet niet meer aan gedaan. Als het
paar op de dag dat het zich was gaan "aangeven" op het gemeentehuis
hiervan terugkeerde, weden door enige buren die zch kort bij het
ouderlijk huis in het koren of achter heggen verborgen hadden opgesteld
uit oude geweren schoten gelost, liefst op plaatsen waar het paar dit
niet verwachtte en dus het hardst er van schrok.
Bron: Van Dam, Bernard,
Oud-brabants dorpsleven. Wonen en
werken op het Brabantse platteland (Eindhoven 1972) 223-225.
Willem van Stiphout verhaalde:
Jan der Kinderen, geboren in St. Oedenrode, trouwde in 1894 met met
Barbera, dochter van Gerard van Eerdt uit Zijtaart. Hij had een
boerderijtje gekocht op Krijtenburg, in de parochie Zijtaart onder de
gemeente Rooi, op de tip, vóór het huis de weg naar Nijnsel en achter
het huis de weg naar Rooi De muren bestonden grotendeels uit in de zon
gedroogde stenen, het dak was grotendeels van stro, de onderste twee
meters waren gedekt met de eerste Utrechtse pannen. Eerder was er een
stil kroegje in, dat wel 'de Blauwe Fallie' genoemd werd. De laatste
bewoonster kon heksen. Barbera was er wat huiverig voor, maar Jan der
Kinderen geloofde daar niet in.
Bron : Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van
een verhuizer (Oirschot, oktober 1984, niet gepubliceerd) 12, 15-17.
In mei 1938 trouwde Piet van
Zutphen met Anna van Genugten. Toen Piet en Anna trouwden gingen ze 's
morgens eerst naar de communie en biechten. Op die dag trouwde ook
Martina Raaijmakers. Het koor moest daar zingen. Aangezien Piet, die ook
bij het koor was, het koor ook op zijn bruiloft graag hoorde zingen, was
zijn trouwerij pas tegen de middag. Piet reed toen op zijn fiets naar
Nijnsel waar zijn aanstaande bruid op hem stond te wachten. Ze liepen
vervolgens samen naar de kerk. De familie ging alvast op de fiets."Eigenlijk
zijn we twee keer getrouwd, vertelde Piet, Johan en Janus, de
getuigen, waren aan het biljarten en kwamen te laat. De pastoor had zijn
zegen eigenlijk al gegeven! Toen heeft hij het nog maar een keer gedaan,
maar dan mét getuigen." De moeder van Piet was enkele weken voor de
trouwerij, op 1 mei 1938, gestorven en dus was de hele familie nog in de
rouw. Er werd daarom ook geen groot trouwfeest gegeven.
Bron:
Zijtaart. Hoe het werd, wat het
is. 125 Jaar Sint-Lambertusparochie Zijtaart (Zijtaart 1997), 89-90 en 101; PA Zijtaart, parochieregisters. |