Het huwelijk en de bruiloft

Martien van Asseldonk
27 november 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

De geestelijkheid speelde vóór het concilie van Trente in de zestiende eeuw bij het huwelijk een passieve tol. De priester stond in het kerkportaal, voor de deur, waar hij geen sacrament toediende doch slechts toezag op de juiste uitvoering van deze goddelijke en maatschappelijke verbintenis tussen man en vrouw.

 

Op 11 november 1563 werd op het concilie van Trente bepaald dat een huwelijk voortaan alleen geldig was als het was gesloten ten overstaan van de pastoor en twee getuigen. In de parochiekerk werd voortaan een huwelijksregister bijgehouden. In 1614 werd het huwelijksritueel verplaatst van het voorportaal naar het sacrale altaar. De priester was voortaan onmisbaar bij het trouwen.

 

Op 18 maart 1656 kondigde de Staten Generaal het 'egt-reglement’ af. In de republiek behoorde het huwelijksrecht tot het domein van de wereldlijke overheid, aangezien de gereformeerde kerk het huwelijk niet als een sacrament beschouwde. Essentieel voor de sluiting van een huwelijk naar Hollands recht was de wederzijdse trouwbelofte die door de magistraat of predikant moest worden bevestigd.

 

In artikel 4 van het echtreglement werd bepaald dat de katholieke geestelijkheid geen competentie meer had inzake de huwelijkssluiting. Veel Oost-brabanders zouden toch voor de katholieke kerk blijven trouwen. Men trouwde veelal op dezelfde dag voor de magistraat of predikant als de katholieke kerk.

 

Bron: Rooijakkers, G., Rituele Repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853 (Nijmegen 1994), 416-423.

 

 

Bernard van Dam uit Eerde schreef in de jaren 1950 en 1960 verschillende stukjes over het 'Oud-brabants dorpsleven'. Over bruilofrten schrijft hij het volgende:

 

Een bruiloft was natuurlijk de gelegenheid bij uitstek  om flink feest te vieren en daar ging in mijn jeugd de koffietafel aan vooraf met een zeer typische ceremonie, dat jammer genoeg al weer in onbruik is geraakt, namelijk "het tegen-roken". Als bruid en bruidegom uit de kerk kwamen en het ouderlijk huis van de bruid op een twintigtal meters genaderd waren, ging in dat huis de voordeur open en trad, meestal de dienstmeid, ooit een dochter des huizes baar buiten met in de handen 'n presenteerblad waarop twee met 'n strikje versierde borrelglaasjes brandewijn met suiker en een met bloemkes en een strikje omstrengelde sigaar. Bij het bruidspaar aangekomen, moest dit na een plechtige aanbieding de glaasjes aannemen en ledigen; onderwijl stak de aanbiedster de sigaar aan en overhandigde deze aan de bruidegom, die dan rokende aan de zijde van de bruid de aanbiedster volgde en het huis betrad. Nu kan ik me voorstellen dat, daar het gebruik heel oud zal zijn, een honderd jaar vroeger in plaats van de toen onbekende sigaar een versierde pijp tabak gefungeerd heeft, maar daar was het niet te minder typisch om. De zin ervan kan ik niet achterhalen, maar waarom zo'n aardig gebruik niet in stand wordt gehouden is mij een raadsel.

 

Het was ook een vaste gewoonte, dat aan het bruidje en haar naaste verwanten op de zondag van de eerste roep door de ouders van de bruidegom te hunne huize de zogenaamde "kleine bruloft" werd aangeboden met feestmaaltijd en koffietafel, maar de grote dag van de bruiloft werd ten huize van de bruid gevierd en op uitbundige manier. Na "den uurste koffie" wed er geborreld, afgewisseld met een wandeling langs de gewassen in het "binnenveld" en te circa twee uur begon de maaltijd, die sinds mensenheugenis de traditionele bruiloftsgerechten op tafel bracht: goeie rundsoep met veel vlees erin en dan minstens twee of drie borden vol achtereen; aardappels, met snijbonen en witte bonen onder elkaar en gekookte, koude ham; dan rijst met krenten gemengd en worst en varkensribbekes met tot slot rijstebrij waarop een 1 centimeter dikke laag bruine suiker. Dit alles zal de moderne smulpaap wel als vreemde boerenkost voorkomen, maar vergeet niet, dat de soep niet uit plastick-zakjes kwam, dat de onvolprezen margarine, "die alles smakelijker maakt"!! ... absoluut taboe was in de boerenkeuken en dat het weglaten van allerlei lif-lafjes en poes-pasjes de maaltijd een oer-gezond aanzien gaf. "Ieder zijn meug!"zeg de boer, maar geef mij maar zo'n boerenbruiloft.

 

Een zeer oud gebruik was ook het "inschieten van het bruidspaar door de buurjongens. Er wordt echter bij mijn weet niet meer aan gedaan. Als het paar op de dag dat het zich was gaan "aangeven" op het gemeentehuis hiervan terugkeerde, weden door enige buren die zch kort bij het ouderlijk huis in het koren of achter heggen verborgen hadden opgesteld uit oude geweren schoten gelost, liefst op plaatsen waar het paar dit niet verwachtte en dus het hardst er van schrok.

 

Bron: Van Dam, Bernard, Oud-brabants dorpsleven. Wonen en werken op het Brabantse platteland (Eindhoven 1972) 223-225.

 

 

Willem van Stiphout verhaalde:

 

Jan der Kinderen, geboren in St. Oedenrode, trouwde in 1894 met met Barbera, dochter van Gerard van Eerdt uit Zijtaart. Hij had een boerderijtje gekocht op Krijtenburg, in de parochie Zijtaart onder de gemeente Rooi, op de tip, vóór het huis de weg naar Nijnsel en achter het huis de weg naar Rooi De muren bestonden grotendeels uit in de zon gedroogde stenen, het dak was grotendeels van stro, de onderste twee meters waren gedekt met de eerste Utrechtse pannen. Eerder was er een stil kroegje in, dat wel 'de Blauwe Fallie' genoemd werd. De laatste bewoonster kon heksen. Barbera was er wat huiverig voor, maar Jan der Kinderen geloofde daar niet in.

Op de dag van zijn huwelijk ging Jan der Kinderen vanuit Sint-Oedenrode te voet naar zijn bruid Barbera. Om zes uur was het tijd om op te stappen. Zijn ouders kwamen later met de kar, die moesten eerst nog werken. Om 9 uur was de trouwmis. De vogels zongen hun hoogste lied, de vroege scheper was al met zijn schapen op de nog bedauwde heide. Zo kwam hij bij de woeste grond die bij zijn boerderij hoorde. Als de waterlossing zou verbeteren, zou hij die zeker ontginnen.

In de verte zag hij Ant en Toon, 13 en 15 jaar, met hun stiefvader Tinus van Stiphout naar het land gaan. Goed gedaan van hun moeder Jaan Verhoeven, om ze de naam te laten hebben van hun stiefvader. Wat kon zij er aan doen, dat ze voor haar trouwen die twee kindjes had, abortus zou ze nooit laten plegen. Barbera had hem verteld dat Jaan Verhoeven ook heksen kon. Jaan kon wat, wist licht raad, en dat werd vroeger bij sommige weduwvrouwen heksen genoemd, maar hij zou er goede buren aan hebben, evenals aan Lambert van Asseldonk tegenover zijn huis, ook pas getrouwd.

Zijn bruid stond op de stoep te wachten. Ze zouden op de huifkar zitten met de vader en moeder van de bruid. De diepe gaten in de zandweg deden hen op en neer schuiven. De kerkklok van Zijtaart luidde het half uur, hoe vreugdevol klonk dat totdat hun de keiweg naderden. De met ijzers beslagen hoeven van het paard en de ijzeren banden om de karwielen vervaagden het geluid. Het paard werd vastgebonden aan de voerbak die dicht bij de voordeur stond van de herberg van Van Dam. Daar werd wat haver ingeschud om rustig te blijven staan tot het einde van de trouwmis.

In de avond gingen Jan en Barbera naar hun huis, maakten de drie paar vensters dicht en openden de voordeur. Barbera had alles piekfijn in orde gemaakt. Maar, wat erg, er waren mensen in huis geweest, en er was van alles uitgehaald. Het kaffebed wes leeg geschud in de bedstee. Er zat water in het olielampje dat op de voetenplank stond. Ook de nachtpot was met water gevuld. Het hangijzer waaraan de waterketel hangt voor de kook was weg. In het losse haverkaf gaan liggen, dat kon niet. Dan maar in het bedstee die tegenover het open vuur was. Wel niet zo verzorgd, maar dan toch het beste. Maar eerst onderzoeken of dit bed wel geschikt was, want soms werd er peper ingeschud. Dat hadden ze vergeten.

 

Bron : Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984, niet gepubliceerd) 12, 15-17.

 

 

In mei 1938 trouwde Piet van Zutphen met Anna van Genugten. Toen Piet en Anna trouwden gingen ze 's morgens eerst naar de communie en biechten. Op die dag trouwde ook Martina Raaijmakers. Het koor moest daar zingen. Aangezien Piet, die ook bij het koor was, het koor ook op zijn bruiloft graag hoorde zingen, was zijn trouwerij pas tegen de middag. Piet reed toen op zijn fiets naar Nijnsel waar zijn aanstaande bruid op hem stond te wachten. Ze liepen vervolgens samen naar de kerk. De familie ging alvast op de fiets."Eigenlijk zijn we twee keer getrouwd, vertelde Piet, Johan en Janus, de getuigen, waren aan het biljarten en kwamen te laat. De pastoor had zijn zegen eigenlijk al gegeven! Toen heeft hij het nog maar een keer gedaan, maar dan mét getuigen." De moeder van Piet was enkele weken voor de trouwerij, op 1 mei 1938, gestorven en dus was de hele familie nog in de rouw. Er werd daarom ook geen groot trouwfeest gegeven.

 

Bron: Zijtaart. Hoe het werd, wat het is. 125 Jaar Sint-Lambertusparochie Zijtaart (Zijtaart 1997), 89-90 en 101; PA Zijtaart, parochieregisters.