Een zwangere dienstmeid
Martien van
Asseldonk
23 december 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Bron: BHIC, toegang
7697, inv. nr. 521
Rescriptie in conventie ende eijsch in reconventie voor
Gertruijt Dickkels, gewesene dienstmaegt van Bastiaen van der Werck,
vorster in Vechel, geinthimeerde, ende eijsschersse in reconventie,
Tegens Joannes van Oisterwijck inwoonder tot Dinther,
suppliant ende gereconvenieerde,
Eerwaarde heeren schepenen,
De voornoemde geinthimeerde ende eysschersse in
reconventie, onder copye, visie ende lecture gehadt hebbende van
alsulcken requeste als bij de suppliant en gereconvenieerden tegens haer
is in gedient ende over gegeeven, dede daer op en tegens seggen het naer
volgende ende sulx onder alle gewoone en behoorlycke beneficien,
remedien etcetera van recht.
Dat deselve sich niet genoegh kan verwonderen, jae ten
eenenmael verbaest staet over de onbeschaemtheijt ende asseurantie met
de welcke den suppliant en gereconvenieerden niet alleenlyck durft
ontkennen ooijt eenige ommegangh, veel min vleeschelycke conversatie met
de geinthimeerde gehadt te hebben, maer selffs oock tot Godvergetentheyt
is vervoert gewerden van het selve met solemnelen eede te willen
verklaren, daer den selven nochtans in syne ziel van het tegendeel
overtuijgt is, ende hem noch altewel kennelyc moet zyn hoe dat hij de
geintineerde met schoone woorden en meeighvuldige beloften heeft
naegegaen ende getracht tot synen wille te brengen, ende hoe hij de
selve aent huijs des voorschreven vorsters, alwaer de geinthimeerde als
doen woonde, tegens haere wille op het bed geworpen heeft om syne lust
met haer te voeten.
Waer inne de geinthimeerde niet willende consenteren tegens
den suppliant zeijde: "Oisterwijck
wilt gij my dan int verdriet brengen en bederven, ick ben immers geen
portuer voor u". Ende hij suppliant daer op antwoordende:
"Waerom dat, ick ben oock maer een schoolmeesters zoon". Door welck
antwoordt de geinthimeerde is misleydt geworden ende sich aen hem in zoo
verrre heeft overgegeven dat den suppliant synen lust met de
geinthmeerde heeft volvoert ende vleeschelycke conversatie met deselve
gehadt heeft.
Welcke waerheijt U Eerwaerde te klaerder sal moeten
voorkomen, als den vorster Van der Werck hier ontrent zal gehoort
werden, de welcke sal moeten betuijgen dat den suppliant met de
geinthimeerde te bedde heeft vinden leggen, tegens de selve gesegt
heeft: "Wat duijvel doet gij lieden daer?" off diergelycke woorden. Waer op
de geinthimeerde en eijsschersse in reconventie ten bedde willende
uijtstaan, door den suppliant is weerhouden geworden, ende van hem soo
verre is gebracht dat sij sigh tot het hembt toe ontkleet heeft, ende de
ganssche naght tot 's morgens ten halff vijff met den selven is blijven
leggen. Wanneer den suppliant alvoorens hij haer wilde laten opstaen,
nochmaels vleeschelyck met haer heeft geconverseert gehadt.
Zulcx dat sy daer door dan oock bezwangert is geworden met
kinde, het welcke de geinthimeerde gewaer werdende, heeft sij daer van
aen den suppliant kennisse gegeven, die alsdoen niet ontkende met de
geinthimeerde ommegangh ende vleesschelycke conversatie gehadt te
hebben, maer in tegendeek alle devoiren inspande omme haer te brewegen
van hem niet as vader te willen declareren, ende onder veele belofte
ende presentatie zelffs van gelt tragt te doen stilswijgen. Gelijck 't
zelve in tyden ende wijlen door beëdigde verclaringen van menschen door
den suppliant en gereconvenieerde tot soodanigh asccoordt uyt gesonden
sal konnen te consteren.
Waer op dan wijders gevolght zynde dat de geinthimeerde
ende eijsscherse in reconventie op den 22 februarij laest leden tijde
als wanneer deselve bevallen is van een doot kint in barens noot
zittende op de affvraaginge wie vader van haer te baeren kint was,
geantwoort heeft geenen anderen vader van haer gebooren werdende kint te
kennen as den suppliant ende gereconvenieerde.
Daer by voegende dat Godt almachtigh haer voor een spiegel
en spectakel deser verlossinge mochte laten sitten in dien het anders
was. Presenterende de geinthimeerde ende eijsserche in reconventie alle
't geene voorschreven ende ten allen tyde met solemneelen eede in dacie
justitia naerder te confirmeren, zulcx dat de resentatie van den
suppliant ende gereconvenieerde ten desen niets kan gelden, maer de
geinthimeerde en eijsschersse in reconventie daer omtrent voor den
selven moet werden gepresenteert, gelijck 't selve bij verderen
voortgangh van dese procedure as juris sufficiantiam dal werden
aengethoont, waerheijt dan oock nootsakelyck comt te proflueren.
Dat den suppliant de welcke zigh altoos als een eerlycke
dochter heeft gedragen, ende gereconvenieerde gehouden is haere
geinthimeerde in facie ecclesie te trouwen, ofte andersints haere
maeghdelycke eere te beteren behoort te dooteren ende de craemcosten te
betalen.
.. in facie ecclesie te trouwen ofte andersins haer te
betalen voor hare defloratie eene somme van 600 gulden ende voor ahere
craemcosten een somme van 75 gulden.
In marge: zij dese gesloten in handen van partije omme
binnen 14 dagen naar insinuatie hier tegens te repliceeren ... 24 april
1721
In verband met deze zaak bevinden zich nog twee attestaties in het
rechterlijk archief:
R97, fol. 122 (niet gedateert)
“Interrogatorium omme ter instantie van Geertruij Dichels,
gewesene dienstmaagt van Bastiaen van de Werck, gedaen versocht om onder
eede te verhooren Antonij Jacobs van Geelkercken op de poincten ende
art(icu)l(en) hier naar volgende.
1.
Eerstelyck des deponents ouderdom?
Out
ontrent 36 jaren ende inwoonder alhier.
2.
Off hij deponent in de maant van december, sonder den
preciese dag onthouden te hebben, niet is geroepen geweest door Jan van
Oosterwijk, secretaris der heerlyckh(ey)t Dinter ten huyse van Dirck van
den Tillaar alhier tot Veghel?
Den
deponent vercklaart in de stal van Dirck van Tillaar door hem Jan van
Oosterwijck te zijn versogt op de camer van Dirk van den Tillaar, ten
eijnde om hem te sptreeken.
3.
Off hij Jan van Oosterwijk den deponente niet en heeft te
kennen gegeven dat hij de requirante bevrught hadde, ende dat hij
deponent bij haar requirante soude gaan om daar over te accordeeren met
eene somme gelts?
Den
deponent verclaart op den 3 ende 4 articul genoemde van Oosterwijck
tegens hem zijde dese off diergelycke woorden:
“Wat sal ik met,” noemde de
requirante, “gaan doen? En ick
moet daar aff sijn.” En heeft den selven Van Oosterwijk hem deponent
ordre gegeven om met haar te accorderen ende dat het op geen vyfftig
gulden aenquam. Dat hij daar op aen haar Geertruij, requirante in desen
eenen dag off twee onbegrepen heeft gerpesenteert hondert en vyfftig
gulden.
4.
Off hij Van Oosterwijk den deponent geen volle last en
heeft gegeven omme te bieden eene somme van hondert vijfftig gulden off
het quam op vyfftig gulden niet aen, soo hij daar naar aff ende was, min
off meer?
5.
Off het niet besproocken en was hoe het met het kint dan
gaan soude, dat het best waar om naar Hollant te gaan kraamen, om geen
offspraak van de menschen aff te wagten?
Den
deponent verclaart hier van niet te weten, als alleenelyk dat hij Van
Oosterwijk zijde: “Soo gij cont
accordeeren, moet zij uijt Veghel gaan.”
6.
Off niet gesprooken is hoe men met het kint maaken souden
om te onderhouden ende oft den requirant het selve niet wilde bestellen
voor een jaar off vier, maar off hy deponent voor securiteijt niet ende
versogt een brieffje van de handt van Van Oosterwijk om naarmaels in cas
van accoort daar niet mede beswaart te zijn?
Deponent
verclaart hier over geen woorde wisselinge te zijn geweest, en maar bij
hem Van Oosterwijk geseijt: “Ick
wilder met eenen penning aff zijn.”
7.
Off hij deponent daags daar aen volgende niet is geweest
bij voorscreven Van Oosterwijk om van alles rapport te doen, ’t gene zij
requirante soude hebben geantwoordt en om dan verders bescheijt te
hebben?
Deponent
verclaart dat hij eenige dagen daar naar aent huijs van den heer Van
Oosterwijck doende, alsdan bij hem Van Oosterwijck wiert geantwoort:
“Ick wilde nu geen duijt van
geven, want ik hebbe met haar niet te doen gehadt.”
8.
Ende wat hem deponent wijders van de saak directelyck oft
indirectelyck kennis is en off geen meerder woorden daar ont(rent) sijn
voorgevallen?
(hier houd de akte op)
R97, fol. 121 (16-1-1721): Voor schepenen in Veghel
verscheen Marten van Kilsdonq, “regeerend president, woonende alhier”,
om op verzoek van Joannes van Oosterwijk, wonende te Dinther, een
verklaring af te leggen. Hij verklaart
“dat hij
dep(onen)t voor eenige maanden geleeden verscheijde reijsen gehoort
hebbende dat Bastiaen van der Werk, vorster alhier, bij denwelken als
doen dienstmaagt woonden zeekere Geertruij, sig althans onthoudende ten
huijse van Antonij van Geelkerken, inwoonder alhier, met deselve zyne
dienstmaagt vrij familiaer en gemeensaem ommeging, als deselve op gilde
maeltyden en andere, alwaer hij Van der Werk genoodigt was, met sig
neemende en aen zijn zijde sittende, en in andere gevallen den selve
minsaem tracteerende, op seekere tijt nu ontrent 3 à 4 maenden geleeden
tegens gem(elte) Van der Werk zijde en hem tegemoet voerde dese of
diergelijke woorden: “Van der Werk, ’t sal met u niet lukken. Gij sult u meijt,”
denoteerende daer mede de gemelte Geertruij,
“met jongh maaken.” Dat den voornoemde Van der Werk daer op
antwoorden: “Bent gij gek
president, ik kan het op de maat te doen.”
Wijders
verclaert hij deponent dat hij in de soomer jonxtleeden met den
voornoemde Van der Werk insgelijx resonerende over desselffs omgang met
de voornoemde zijne dienstmaagt, denselven Van der Werk tegen hem zeyde:
“Ik vreese dat ik haar,” denoteerende daer meede de voornoemde
Geertruij, “sal quytraeken, want
zij verkeert so sterk met de metselaers knegt.”
Kennelijk had Van Oosterwijk gehoord dat Geertruij mogelijk
ook met andere gevreeën had, wat voor hem reden was om alles te gaan
ontkennen.
|