Verkrachtingen
Martien van Asseldonk
27 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt
worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De Veghelse Maria Elisabeth
Tempelaars, was getrouwd met Engelbert van Sante. Haar man was soldaat
en daarom afwezig. Op 6 januari 1722 kwam 's nachts rond 1 uur Lambert
Willem Jorissen, alias Troijen, bij haar naar binnen open. Juffrouw
Tempelaars probeerde Troijen met "goede woorden en ijver" te laten
vertrekken, maar dat wilde hij niet. Lambert Toijen verzocht 'met
woorden en drijgementen' om 'ten vleeschelijck met haar te
converseeren'. Maria Elisabeth vluchtte de kamer uit naar de buren en
bleef daar ongeveer een uur. Ze dacht toen dat Lambert Troijen toen wel
weg zou zijn gegaan, en ging weer naar huis.
Maar “ter syde haer camer
stondt opgemelte Troijen haar op en wagte, die haer aen valt, hebbende
zijn bloot mes in de handt, haar deponente daer mede op alderlij wijse
bedreijgende, seggende: “Nu sult
gij het mij goetwillig moeten laten doen sonder tegenspreecken”, en
“nu sult gij met mij in de camer
gaan.” Het geluk wilde dat de deur van het huis van heer Smits, dat
daar tegenover stond, werd opengedaan, “waar over hij Troijen wat
confuis wierd. Maria Elisabeth trok zich los en vluchtte naar Smits toe.
Waardaar zij kon ontkomen “anders naar alle schijn op d’een off ander
wijse van hem geschonden stont te werden.” Toen Troijen weg was en zij
weer naar huis ging zag ze dat twee jenever flessen leeg waren, een lag
er in stukken, etenswaren waren op de vloer gestrooid “snuff en suijcker
onder den anderen gemengelt, etc.” Later, toen hij weer nuchter was kwam
Lambert Troijen nog een keer langs, hij vergoedde de schade en verzocht
haar geen klacht in te dienen. Dat laatste deed Maria Elisabeth wel.
Een ander verhaal:
Johannes
van Veldhoven, 42 jaar, arbeider, verklaarde dat hij op 6 september 1833
rond half 12 van zijn werk naar huis werd geroepen. Thuis lag zijn
12-jarige dochter Petronella op bed. ’s Morgens was ze nog goed gezond
geweest, maar nu bevond ze zich ‘in eenen afwisselende staat van
bewusteloosheid en hevige aandoening op de zenuwen als door grooten
schrik en vrees’.
Toen
Petronella later die dag geleidelijk bij haar positieven was gekomen
vertelde het meisje dat ze op weg was gegaan naar Joost Vogels. Een
minuut of vier van haar huis, tegenover het veld van de kinderen van
Lambert van Doorn kwam ze ‘een vreemd mans persoon van middelbare lengte
eenigsints pokdalig met een blaauwe slaapmuts op het hoofd, met een vale
buis en pantelon gekleed, een zak met hop op den rug’ tegen, die een
hond bij zich had.
Even
later kwam Adriaan, zoon van Lambert van Doorn, bij de sloot aan zijn
veld ‘om te zien of er ook iets in te krabben of te vlaggen stond, in
dezelve gevonden heeft een paar klompen en een aarde pot, terwijl hij
alsmede op dezelfde plaats aan een doren tak boven den sloot hangende
eene blauwe katoenen slaapmuts heeft ontdekt.’ Adriaan vroeg zich af van
wie dat kon zijn en liep ermee naar Van Veldhoven, waar hij zag dat
Petronella hevig ontsteld op bed lag.
Van Veldhoven woonde bij de Zuid-Willemsvaart in de Leest.
Daar woonde ook Lambert van Doorn.
Bronnen: R97, fol. 219 (20-1-1722);
BHIC,
toegang 7698, inv. nr. 125, Veghel, burgemeestersregister d.d 7-9-1833
Het derde geval begint met een brief van Cornelis
van de Velden:
Zijtaart 28-2-1922
M.H.
Met verschuldigde eerbiet kom ik u mede delen als
dat ik zeerveel last heb van den veldwachter Embrechts uit Veghel. Deze
heeft al meermalen mijne vrouw aangerant zodanig vastgegrepen dat ze met
gewelt uit zijn armen heeft moeten losrukken eenmaal is dit zelf gezien
door zekere Pepers. Nu moet ik alle dagen naar Boekel gaan werken en
durf bijna niet van huis omdat als ik weg ben mijn vrouw alleen niet
thuis durf te laten daar Embrechts steeds in onze woning
mijn vrouw lastig valt.
Den 1sten dag dat ik met mijn vrouw getrout was
kwam hij savonds omstreeks 11 uur op de raam kloppen om binne komen.
Denkelijk ook met geen goede bedoelingen.
Nu heeft hij een ander mensch vertelt zeggen de
menschen tegen mij dat hij mij eens af zou randselen zo ik en mijn vrouw
veel schrik heb. Een de heele zaak niet meer kan vertrouwen.
Zouwt U menheer nie kunnen zorge dat zoon smeerlap
hier weg kwam daar de menschen zeggen dat er veel vrouwen zijn die last
van hem hebben.
Hoogachtent C. v/d Velden Veghel
Veghel 20-4-1922
Onderwerp: klacht tegen veldwachter Embrechts.
Brief aan de commissaris van de koningin in Noord
Brabant.
Naar de beschuldigingen vervat in het hierbij
teruggaand schrijven van C. van der Velden alhier tegen de
gemeenteveldwachter J.H. Embrechts, ontvangen bij Uwe apostille dd. 3
maart jl. A. no. 1 1e afdeling, heb ik een onderzoek
ingesteld, doch het is mij niet gebleken, dat de gemelde veldwachter
zich aan handelingen hebben schuldig gemaakt, als waarvan hij in dat
schrijven beticht wordt. Van der Velden, die ik in tegenwoordigheid van
den veldwachter gehoord heb, heeft mij in geen enkel opzicht het dien
veldwachter ten laste gelegde aannemelijk kunnen maken, terwijl
daarintegen de houding van Embrechts bij mij de overtuiging heeft
gevestigd, dat deze geheel vrijuit gaat.
Wat Van der Velden schrijft, had hij van horen
zeggen, terwijl Pepers mij niet anders heeft verklaard, dan dat hij voor
ongeveer vier jaren Embrechts eens met vrouw Van der Velden, toen deze
nog niet gehuwd was, in een veld in de buurtschap Zondveld in gezelschap
heeft gezien, doch niet gezien heeft of hij enige handtastelijkheden bij
haar heeft verricht.
Van der Velden is 8 september 1919 gehuwd, terwijl
hij bij zijn vrouw voor diens huwelijk reeds een kind verwekt had. Het
is bekend, dat het geen gelukkig huwelijk is, terwijl Van der Velden
geenzins gunstig bekend staat. De gehele beweging tegen de veldwachter
Embrechts gaat uit van de gewezen veldwachter Kwaks, die ook de steller
is van de klacht Van van de Velden, hetgeen deze niet heeft willen
erkennen; echter Van der Velden is te slecht ontwikkeld om in deze stijl
van deze brief een klacht in elkander te zetten en het is Kwaks, naar ik
met grote zekerheid weet, ook uit de mij mee gedeelde door Kwaks gedane
uitlatingen, die door Van der Velden deze klacht heeft geconcipieerd en
hem ertoe heeft aangezet deze bij U Hoogedelgestrenge in te zenden.
Reeds voor dat ik de klacht van U ontving, heb ik van Kwaks een
schrijven ontvangen, waarin hij Embrechts van hetzelfde bij mij
aanklaagde, echter na onderzoek de overtuiging hebbende, dat het laster
was, heb ik de zaak verder laten rusten.
Kwaks, die een oude haat tegen Embrechts heeft,
heeft allerlei lasterpraatjes van Embrechts uitgestrooid in herbergen en
op straat, waartoe hij alle gelegenheid heeft, omdat hij geregeld met
lappen manufacturen vent en het moet gezegd, dat hij een deel van het
publiek de laster ingang vond, ook omdat veldwachter Embrechts nu niet
de persona grata is bij een niet onbelangrijk deel van de gewonen
volksklasse, hetgeen ook voor een groot deel moet worden toegeschreven
aan zijn niet altijd tactische optreden.
Ik kan niet anders dan U hoogedelgestrenge
voorstellen, de klacht terzijde te leggen.
De burgemeester van Veghel, Völker
Gemeentebestuur Veghel BHIC toegang 7698 inv.nr.219
NOOT:
Cornelis van der Velden, geboren te Boekel is een zoon van Henricus van
der Velden en Johanna Maria Peters, hij huwde op 8-9-1919 te Veghel met
Adriana Vervoort, geboren te Zijtaart 21-5-1894 als dochter van Johannes
Vervoort en Wilhelmina van Hout. Bij hun huwelijk was de 49e
jarige veldwachter Jacobus Hendrik Embrechts huwelijks getuigen.
|