Prostitutie in Veghel
Martien van Asseldonk
28 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Er is niet zo heel veel bekend over prostitutie in
Veghel in vroegere tijden, maar dat het bestond is zeker, omdat de
bezigheden van de betreffende dames en hun klanten wel wat sporen in de
archieven hebben nagelaten, net genoeg om hun
modus operandi een beetje te
leren kennen. De dames opereerden bij het leger, op straat, in herbergen
en in hun eigen woning.
Bij het leger:
Op 20-1-1713 legden Nicolaes Smits uit
Veghel en Henrick Goorts uit Dinther een verklaring af. Zij verklaren
dat zij in 1702, “sijnde alsdoen ruijters onder het regiment van den
Heere Grave van Tillen, onder compagnie van den Heere Ritmeester
Thielen, ten dienste deser Vereenighde Nederlanden, seer goede
geheugenisse ende kennisse sijn hebbende als of het heden gebeurde, dat
seeckere Jaan, dogtere van Jan Raijmaeckers tegenwoordige vorster der
voorscreven heerlijckheijt Dinter int campement van dien veltocht int
leger heeft verscheyde maelen geloopen dach ende nacht door de tenten om
haeren vrijer of liefste aldaer te sien becomen. Ende verklaeren verders
dat sij haer noijt eenige coopmanschap en hebben sien hanteren als haer
eijgen waer. Ende noch verders dat de voorscreven Jaan in de tent van de
deponenten gekomen sijnde, daer rugie door gehadt hebben van den
wachtmeester monsigneur mair die haer willende vrijen ende met geen
hoerderije te doen willende hebben, daeruijt hebben gejaeght, seggende
dat de deponenten waeren getrouwde luijden, ende alsoo daeruijt in de
nacht met die wachtmeester vertrocken.
Deze verklaring werd in Veghel
afgelegd, de betreffende vrouw kwam uit Dinther.
Op Straat:
Op woensdagavond 4 september
1771
liep Geertruy Hendrix van de Laerschot door Veghel, 34
jaar oud. Plotseling kwamen er een
aantal jongemannen te voorschijn die op een hoorn bliezen en haar
vastgrepen. Geertruij werd met een touw vastgebonden, door een kuil met
water gesleept, en met drek overgoten. Hendricus Francis van Eert
riep haar toe: “Als gy se maer vinden kunt, die gij soekt.”
Kennelijk tippelde Geertruij. In het
Bossche procesdossier verklaarden de daders
dat ze op de bewuste avond waren samengekomen om 'de Hansworst te
zien spelen van eenen kwakzalver' die te Veghel met een theate stond.
In herbergen:
De vrouw van Hubertus Verhoeven op de Heihoef (Zondveld), had als bijnaam
Mie de Heks. Op 14 oktober 1887 kwam daar Bertus Goossens uit Uden op
bezoek met zijn hondenkar. Hij loste aan Mie een schuld van f 2,80 af,
voor 'vroeger gehouden gemeenschap'. Kennelijk
was Bertus met Mie de koffer ingedoken en moest Bertus daarvoor nog
betalen. (Men kon het opschrijven dus op laten schrijven.)
Van het kroegske dat in Zijtaart in 1875 op (later adres) Biezendijk 8
gebouwd werd, werd gezegd dat daar dingen gebeurden die het daglicht
niet konden verdragen. Piet Zijlmans had daar een drukbezocht kroegske,
waar gewipt kon worden, om het zo maar even uit te drukken.
In de eigen woning:
Op Pinksteren 1787 kwam Annemie Francis van der Heijden in een huis op het
Ven wonen. Ze was 'een vrouwspersoon die alhier staet ter quader naam en
faam en berugt is voor een hoer'. Annemie
kwam later dat jaar in opspraak omdat ze haar pasgeboren kind
vermoordde. Iets wat ze al twee keer eerder gedaan had.
Beledigingen:
Verder bevinden zich in de Veghelse archieven nog
verklaringen waarin een vrouw als hoer uitgemaakt werd:
Op 24 november 1693 had Elisabeth, vrouw van Antonij Spierincx, voor het
huis van Simen Lamberts uitgeroepen dat Jenneken, de vrouw van Simen
Lamberts een hoer was. Elisabeth was naar binnen gegaan. Daar zat haar
man bij het vuur. Elisabeth trok de stoel onder zijn lijf vandaan en
zei: “Gij Pol, gij schelm, gij hoeren voogt, sit hij nu wederom hier, wat
deede gij met haar?” bedoelende Jenneken. Elisabeth smeet een glas
brandewijn aan stukken en zei: “In
hoer huijsen is dat de manier,” 'slaende wijders zij Elisabeth
haeren meergemelten man Antonij Spierinx met vuijsten ten huijsen uijt.'
Elisabeth zelf werd overigens op 26-2-1698 door een zekere Henrick van
Dommelen uitgemaakt voor:
“Ghij bordeelse hoer en ondeugent vercken”.
Op 11 maart 1717 had Thomas Rittingh Sijmon van Orduijnen en zijn vrouw
Helena Peters verzocht bij een kamer bij hen te mogen huren. Dat was
goed. Ongeveer zeven weken daarna kreeg Thomas ruzie met Helena, omdat
die de huur opzegde. Sijmon kwam thuis en vroeg:
“Wat is hier te doen?”
Rittingh voer hem tegemoet: “U vrouw is maer een hoer, een allemans hoer, en een uijtgebruijkte
hoer.” Waarop Sijmon antwoordde:
Wat is u daer aen gelegen? Ick
moet daer mede huijshouden. Het is mijn wijff, en ick ken se voor een
eerlijcke vrouw.”
Op 24 juli 1865 ’s avonds om een
uur of acht waggelde Martinus Vervoort beschonken de oude Veghelse kerk
binnen. Daar was Martinus van Rijbroek zand aan het zeven. Van Rijbroek
had de oude kerk gehuurd als opslagruimte. Vervoort zag dat Martinus van
Rijbroek een hoofddoek om had tegen het stof. Hij leek wel een vrouw. "Verdoemde
scheele hoer, gij zift goed", gekscheerde de bezopen Vervoort, en: "Schei
uit, verdomde scheele hoer." Hij voegde er met zijn zatte kop aan
toe: "Ik heb vijf malen op je wijf gelegen en mag ik ze nog eens
naaien." Van Rijbroek zei geërgerd: "Ga maar naar Dien Quant." Dat
was een bekende vrouw van lichte zeden in Veghel.
|