Witte donderdag
Martien van
Asseldonk
18 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Petrus van de Bossche schrijft over de bijgeloven in onder
andere de Meierij in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Hij noemt
onder andere: 'de eijeren van den witten donderdagh teghen donder en
blixem'. Of men dat in Veghel ook geloofde is niet te zeggen.
Wel was er in Veghel sprake van een gebruik dat elk jaar op
Witte Sonderdag plaats vond, namelijk de brooduitdeling aan de Veghelse
kinderen door de armentafel op kasteel Frisselstein. Het gebruik kwam
voort uit een schenking aan de armentafel, maar in 1623 wist men in
Veghel al niet meer precies hoe het precies zat. Een register van de
Armentafel schrijft (inv. nr, 882, fol. 246):
Alzoe dat te verwonderen is waer vuyt ende waerom de
jaerlycxe prouffyten van den voorscreven twee bunders voortscomen, nu
veele ende lange jaeren zyn gespynt opt huys van der heere van Vechel,
nyet aen den armen alleen in broot oft vlees (gelyc de voorscreven
fundatie ende wille des testateurs vuytdruckelyc medebrengt) maer sonder
eenich bynaest aen den geheele jonxkheyt van Vechel, ryck ende arm, ende
dat in wittebroot.
Het betrof de inkomsten van twee bunder gelegen in die
Stege genaamd 'in die Gemeijn Bunre, die heer Jan van der Horst op 3
april 1440 per testament beseth heeft, uit welke twee bunder jaarlijks 2
ponden gaan, een voor de vicarye ende andere voor die paep ende custer.
Het zijn de Grooten en Cleynen Ossencamp', naast elkaar gelegen, en het
bracht 20 of 21 gulden per jaar op.
De armenrekeningen vermelden:
-
1515: op donderdachs voor Lichtmis sal men spinen Lonis van Erp spindt, te
weten dat gelt van den Ossencamp
-
1662-1663:
Betaelt aen Jan Gijsbers voor de spijne, gespijnt op den
Witten donderdach naer ouder gewoonte van den jare 1663, 37-6-0
-
1663-1664:
Betaelt aen Jan Gijsen van de Wittendonderdaechse spijnde
aen de naegeburen kinderen uijtgereijckt, 33-0-0
Rond 1665 kwam de Veghelse jeugd, zowel arm als rijk, op
deze brooduitdeling af. Sommigen staken te voet de Aa over. Dat werd op
26 februari 1665 verboden.
Mijn heeren schoutent ende schepenen en ordonneren dat
niemandt van de nagebueren kinderen sullen moghen hen begeven om door de
Aa ofte ander water te moghen waijen ofte te swemmen en dan alleen door
de brugge staende voor mevrouwe van Erp huijs, om alsdan een idereen
sijnen wegge [= broot] te haelen opten witten donderdagh naer ouden
gewoonte.
Dominee Hanewinckel schrijft over de Meierij rond 1800 (blz.
317):
Op
sommige dorpen loopen de schoolkinderen rond met ratels en stokken,
maaken een ijslijk geraas, versoeken aan elke deur paascheiëren of geld,
welke dan naderhand door den schoolmeester onder hen verdeeld worden.
Dit geschied gewoonlijk weinige dagen voor Paschen.
|