Het beerjagen

Martien van Asseldonk

28 november 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

'Het volk', en dan met name de jongeren, had hun eigen manier om afkeuring te laten bljken.  Als een bruid vlak voor de bruiloft van het huwelijk afzag werd de boel bij haar huis op stelten gezet, het zogenaamde tafelen. Als de bruidegom niet tracteerde dan werden er een paar poppen in de boom gehangen vaak met passende bijschriften. Van beide vormen van volksgericht, of charivari's, vonden we voorbeelden in Veghel.

 

Ook kwam het eertijds voor dat een echtgenoot die zijn vrouw slecht behandelde voor de ploeg gespannen werd. De plaatselijke bevolking werd door het blazen op een hoorn of het slaan op een trommel bijeengeroepen om onder voortdurend getier en geschreeuw naar het huis te gaan van de mannen die hun vrouw slecht behandelen, om die voor de ploeg te spannen. Er bestonden allerlei variaties op dit ritueel. Ook vrouwen werden wel eens op die manier bestraft, en in plaats van de ploeg werd men ook wel eens voor de eg gespannen. Hiervan vonden we geen Veghels voorbeeld van.

 

Dan was er nog het zogenoemde beerjagen, een man of vrouw waarbij een man of vrouw door een modderpoel of rivier wordt gesleept. Daarvan zijn weer wel enkele Veghelse voorbeelden van bekend.

 

Op 11 mei 1717, ‘s avonds tegen 9 uur uur klonk er gejoel op de brug over de Aa. Er zwaaide iemand met een bijl. Claes Donckers trok hem de bijl uit zijn handen. Claes greep een been van de man vast en onder gejoel plonste de man in de Aa. Deze man, Thomas Rittingh, was protestant en diende een aanklacht in. Hij zou wegens zijn geloof aangevallen en beledigd zijn. Hij zou als “geuzenhond” uitgescholden zijn geweest. Er volgde een onderzoek en een aantal van Veghelaren werden verhoord. Daaruit blijkt dat het niets met geloof te maken had, maar dat Rittingh het aan zichzelf te danken had. Hij had gestolen, was brutaal en verloor snel zijn zelfbeheersing en dan werd hij gewelddadig.

 

Op 11 mei 1717 wilde hij naar een huis op het Hezelaar verhuizen. De buurt zag dat niet zitten. Tegen zonsondergang arriveerde Thomas Rittingh met zijn vrouw en kinderen bij het nieuwe huis. In het huis was een meningte mensen aanwezig en ook op straat drongen een stel vrouwen en jongens om de kar van Jan Sijmons heen. De jongens vertelden Jan Sijmons dat hij soude henen vaeren, of wij sullen de kar omsmijten, want dat sij hem daer niet begeerden. De vrouw van Rittingh werd bezorgd, ging van de kar af en het huis binnen. Jan Sijmons reed met de kinderen weg. Rittingh ging het hus binnen met een bijl in zijn hand. De buren zeiden tegen Rittingh “dat het niet bequaem was om met hun beijde in te woonen.” Waarop Rittingh antwoordde noch liever de doot te willen sterven als van daer te gaen.

 

Onder de daders van wat volgde waren Lambert Donckers, 30 jaren, Paulus van Ortten, 31 jaren (gereformeerd), Bernard Smiths, 17 jaren en Anthonij Lodens, 25 jaren. Niemand in Veghel had hen verraden, maar zelf spraken ze vrijuit. Lambert vertelde dat Gerit Stoven tegen de vrouw Rittingh zei: “Waerom komt gy bij den avont en niet bij daeg” en dat ze Rittingh uit het huis wilden hebben. Lambert vertelde dat terwijl Stoven en Rittingh aan het bekvechten waren, Rittingh plotseling woest werd en met zijn bijl om zich heen begon te slaan. Lambert kreeg een klap in zijn gezicht en bloedde stevig. Paulus van Ortten probeerde te vluchten, maar liep een klap met de bijl in zijn hand op. Ritting ging lopen, achtervolgd door de menigte. Op de brug trok Claes Donkers Rittingh de bijl uit zijn hand, gaf Rittingh er een klap mee op zijn rug, en gooide de bijl in het water. Hij boog, pakte Rittngh bij zijn benen en gooide hem over de brugleuning heen in het water. De menigte joelde. Rittingh werd door Henrick Thomassen weer op het droge getrokken.

 

 

Een tweede voorbeeld dateert uit 1771. Op woensdagavond 4 september in dat jaar liep Geertruy Hendrix van de Laerschot door Veghel, 34 jaar oud. Plotseling kwamen er een aantal jongemannen te voorschijn die op een hoorn bliezen en haar vastgrepen. Geertruij werd met een touw vastgebonden, door een kuil met water gesleept, en met drek overgoten. Hendricus Francis van Eert riep haar toe: “Als gy se maer vinden kunt, die gij soekt.” Kennelijk had men iets aan te merken op het zedelijke gedrag van Geertruij. Met andere woorden: Geertruij tippelde.

 

 

Bronnen: Rooijakkers, G., Rituele Repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853 (Nijmegen 1994), 425-430; BHIC, Rechterlijk archief van Veghel, inv. nr. 96, fol. 149-166 (van 24-5-1717 tot 20-7-1717; inv. nr. 106, fol. 228v (19-9-1771).