De corporele vergaderingen in Veghel (1532-1802)
Martien van
Asseldonk, 7 september 2014
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
We onderzochten de
'brede vergaderingen' in Veghel. Dat zijn de vergaderingen van de
beëdigde functionarissen zoals de schepenen, gezworenen, kerkmeesters en
armmeesters, al dan niet samen met een aantal geërfden. Als de geërfden
er bij waren, was sprake van een vergadering van het corpus of lichaam,
dus de gezamenlijke inwoners, van het dorp. Dat werd ook wel een
corporele vergadering genoemd. Als de beëdigde functionarissen
vergaderden, dan deden ze dat altijd als vertegenwoordigers van het
corpus. We noemen beide typen hierna corporele vergaderingen, waarbij we
wel schep blijven letten op de aan- of afwezigheid van de geërfden.
Strict genomen was alleen een evrgadering waar ook de geërfden aanwezig
waren een vergadering van het corpus, ofwel een corporele vergadering.
Schepenen traden ook met gezworenen of borgemeesters samen
op, bijvoorbeeld bij de verkoop van gemeentegronden. Soms was daar ook
een aantal geërfden bij aanwezig.
Dit soort kleinere colleges zijn niet onder de corporele vergaderingen
gerekend. De aanwezigheid van de kerkmeesters en armemeesters is als
dooslaggevend criterium gehanteerd.
We vinden corporele vergaderingen vermeld in de
schepenprotocollen en de resolutieboeken van Veghel. Van de
schepenprotocollen van 1529 tot 1559 en de resolutieboeken van 1662 tot
1810 zijn regesten gemaakt, zodat we een volledig overzicht hebben van
de corporele vergaderingen in deze perioden, voor zover die in die
bronnen vastgeleg zijn. Voor de tussenliggende periode 1559-1662 zijn
ook een aantal corporele vergaderingen aangetroffen in de
schepenprotocollen, maar het is mogelijk dat er een aantal over het
hoofd zijn gezien. Bovendien is het archief voor die tussenliggende
periode niet bijster goed overgeleverd.
De periode 1532-1588
Aanwezigheid
De enige keer dat de
geërfden niet aanwezig waren, was toen in maart 1552 iemand gemachtigd
werd om namens Veghel op te treden geschil voor de Raad van Brabant in
een geschil tegen Jan Hanricx Boeyens. Wel staat er bij dat deze
machtiging gebeurd was 'mit volcomen
consente der gebueren'.
Doel van de corporele vergaderingen:
Waarom de corporele
vergadering bij elkaar geroepen werd:
-
Geschillen (5 x)
-
Verklaringen over het gedrag van kapelaan Wouter van der Asdonck (2 x);
-
Geschillen voor de Raad van Brabant tegen Jan Hanricx Boeyens en tegen Uden
-
Machtiging om op te treden in een geschil tegen het Adam van Mierde
Gasthuis, eigenaar van de hoeve Grodonk te Eerde
-
Verkoop van gemeentegronden (2 x)
-
Op 11-1-1542 en op 17-2-1583. Meestal werd over verkoop van gemeentegronden
besloten in een kleiner college.
-
Financiën en belastingen (6 x)
-
Op 25-10-1532 beloofde de vergadering om drie lieden die geld geleend
hebben voor het dorp schadeloos te houden
-
Op 24-11-1538 een machtiging om met de
‘heeren en raet der stadt van sHertogenbossche’ te onderhandelen over
betalingen
-
Op 30-11-1541
machtiging
om voor ‘die heeren ende raet’ van
Shertogenbossche met andere vertegenwoordigers van het platteland de
rekening te horen van de kosten die namens de stad en het platteland
gemaakt zijn.
-
Op 14-11-1542 machtiging om
met anderen ‘der stadt van Shertogenbosch ende haerre Meyerien’ het ‘dorp’
te mogen belasten, om geld bijeen te brengen om daarmee ‘die knechten
ende andere saecken den orloge aentreffende’ te betalen
-
Op 6-2-1547
machting om advies te gaan halen bij de Raad van Brabant over het innen
van belastingen
-
Op 20-9-1574 garantstelling in verband met het lenen van geld ten behoeve
van het dorp
Over de periode 1588-1650 hebben we geen vermeldingen van
corporele vergaderingen gevonden. Die zullen er ook toen wel geweest
zijn, maar het achief over die periode is slecht overgeleverd.
De periode 1655-1749
Aanwezigheid
Wat vergeleken met de periode 1532-1583 niet is veranderd
is de aanwezigheid van de schepenen, kerkmeesters en armmeesters in
nagenoeg alle corporele vergaderingen. Vergeleken met die vroegere
periode zijn er ook opvallende verschillen:
-
In 1532-1588 waren de geërfden nog in ongeveer 80 % van de corporele
vergaderingen aanwezing, in 1655-1749 was dat nog slechts in ongeveer 20
% van de gevallen. In de meeste gevallen lieten zij zich
vertegenwoordigen door het college van beëdigde functionarssen, met name
de schepenen, borgemeesters, armmeesters, kerkmeesters en de twaalf- of
achtmannen, samen 'de vijf leden' genoemd.
In een akte van 30-11-1546 is ook sprake van 'den vyff leeden des
dorps van Vechel', toen hoorden daar de gezworenen nog bij en nog niet
de borgemeesters. Als de
geërfden aanwezig waren, ging het meestal om zaken van belang, of
waarbij hun aanwezigheid noodzakelijk was, zoals in 1673 toen ze zich
collectief borg stelden voor drie personen die voor het dorp op eigen
titel geld geleend hadden. Het ging verder om het lenen van 1,000
gulden, de afvaardiging naar een kwartiersvergadering, overleg over het
aanstellen van een algemeen belastingontvanger voor Veghel, verzoek om
vermindering van landslasten, voorbereiding voor een mogelijke oorlog,
de aanleg van een boomkwekerij en de aanleg van de Nieuwe Rooise Dijk in
1749.
-
Tussen 1575 en 1579 was een nieuwe functie in het leven geroepen voor het
beheer van de dorpsfinanciën: de borgemeesters. Ze ontbreken nog in de
periode 1532-1552. De vermelding op 17-2-1583 van een 'geswoeren'
betreft een borgemeester die in die tijd nog meestal als gezworen
aangeduid werd. In de periode 1655-1749 zijn de borgemeesters nagenoeg
altijd aanwezig bij de corporele vergaderingen.
-
De gezworenen waren in de periode 1532-1552 in 80 % van de corporele
vergaderingen aanwezig. In 1575-1579 kregen zij er het beheer van de
dorpsfinancien bij, ze werden borgemeesters. Die taak was nogal
veeleisend, waardoor hun oorspronkelijke taak: de regelgeving en het
toezicht houden op de gemeint, verwaterde. Het toezicht houden opd e
gemeint werd overgenomen door de vorster, ondervorster en schutter, en
de regelgeving door de regenten. In 1662 werd de functie van gezworene
hersteld, maar alleen wat het toezicht op de gemeint betreft. De
regelgeving bleef in handen van de regenten. De gezworenen nieuwe stijl
van na 1662 waren dus niet veel meer dan een soort extra schutter of
extra ondervorster. Dat verklaart waaom ze niet tot 'de vijf leden'
werden gerekend en in de periode 1655-1749 slechts in 23 % van de
corporele vergaderingen aanwezig waren. Dat ze überhaupt soms nog
aanwezig waren, had te maken met hun voormalige status. Ze waren er niet
omdat men over de gemeint overlegde.
Doel van de corporele vergaderingen:
Waarom de corporele
vergadering bij elkaar geroepen werd:
-
Het vaakst werd vergaderd over financiën
-
Het lenen van geld
-
Het opzegging van een geldlening
-
Het verkopen van een erfcijns
-
Overleg over de dorpsschulden
-
Het treffen van een regeling met betrekking tot schulden
-
Verzoek om vrijstelling van een
boete van de hoge overheid
-
Verzoek om vermindering van landsbelasting
-
Op 25-5-1744: er staat een oorlog staat voor de deur, het is zaak voor het
dorp om voldoende geld in kas te hebben
-
Ook voor overleg over belastingen werd vaak een corporele vergadering
gehouden
-
De aanstelling van een verpondingbeurder
-
De aanstelling van een collecteur voor de gemene middelen
-
De verpachting van de collecte van de verponding
-
Het innen van het hoofdgeld
-
Het vaststellen van de hoogte van personele omslagen
-
Een verklaring dat de pachter van het hoorngeld en bezaaid meer belasting
vroeg als gebruikelijk was
-
Op 17-10-1724: een voorstel tot aanstelling van een algemene ontvanger van
de belastingen (dit voorstel werd afgewezen)
-
Het beheer van gemeente-eigendommen
-
Verkoop van gemeentegronden op 3-2-1680. Voor dit doel werd slechts zelden
een corporele vergadering gehouden, meestal werden nieuwe erven door de
schepenen en borgemeesters verkocht.
-
Op 1-8-1661: reparatie aan de kerk en de klok, verzoek om een bijdrage van
het land
-
In 1722-1723: twee maal vanwege de koop van een nieuwe pastorie voor
sominee Craijenhof
-
Op 13-7-1749: de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen
stimuleert boomkwekerijen en het
op orde brengen van de wegen
-
Op 25-9-1749: over de aanleg van de Nieuwe Rooise Dijk
-
Overlast en geschillen:
-
In 1674-1678 drie maal vanwege een geschil waarbij drie inwoners van Veghel
betrokken raakte en Dis Dirx en Marten Michiel Donckers in Den Bosch
gegijzeld werden
-
Op 29-1-1730: overlast van water afkomstig uit de Peel
-
Op 15-8-1735: de gereformeerden klagen omdat er twee proclamaties zijn,
zowel vóór en ná hun eredienst
-
Relatie met de hogere overheid
-
Op 4-4-1663 over het achterhouden van plakkaten
-
Op 26-4-1704 over de afvaardiging naar een kwartiersvergadering
De redenen waarom er
in de periode 1655-1749 corporele vergaderingen werden gehouden, week
niet principieel af van die in de periode 1532-1583. Het ging
voornamelijk over dorpsfinanciën en belastingen. Een enkele keer werd er
overlegd over overlast, een geschil of over de verkoop van
gemeentegronden. Dat laatste werd in beide perioden meestal door een
kleiner college afgedaan. In 1655-1749 werd wat vaker vergaderd over het
beheer van gemeente-eigendommen dan in de zestiende eeuw, omdat de
verantwoordelijkheden van het dorp op dat vlak ondertussen toegenomen
waren.
De periode 1752-1802
In 1795 kwam er een einde aan de periode dat de schepenen
door de kwartierschout aangesteld werden. Er kwam een gekozen
dorpsbestuur van zeven leden, aanvankelijk 'municpaliteit' geheten. Toch
is 1795 wat het dorpsbestuur betreft slechts een bescheiden caesuur
geweest. De mnicipaliteitsleden beleven zich schepen noemen en ook de
andere functionarissen zoals de twaalfmannen bleven in functie. Het
karakter van de corporele vergaderingen veranderde in 1795 dan ook niet
wezenlijk. Dat gebeurde pas in 1802, toen het bestuur hervormd werd.
Toen kamen er permanente vertegenwoordigers van de buurtschappen in het
plaatselijk bestuur. Daarmee verdwenen de twaalfmannen en nam de
behoefte aan corporele vergaderingen af. De
vermindering van het overleg met de geërfden had in 1803 nog wel
een staartje, waarover dadelijk meer.
Aanwezigheid
De
vertegenwoordiging in de corporele vergaderingen tussen 1753 en 1802
wijkt niet wezenlijk af van die in de periode 1655-1749. Wel is de
aanwezigheid van de twaalfmannen verbeterd en de deelname van de
gezworenen nam verder terug van 23 % in 1655-1749 naar 4 % in 1752-1802.
De geërfden waren aanwezig wanneer het om belangrijk geachtte zaken
ging. Thematisch:
-
verkoop gemene gronden 3 x
-
overlast en geschillen 3 x: 2 x waterlopen te Jekschot, 1 x over de
runmolen te Middelrode
-
eigendommen 2 x: brandspuit en veharding vand e weg in de kom
-
financien 2 x: verkopen turf en betaling aan Engelse troepen
Een bijzondere corporele vergadering
Er is één corporele vergadering geweest die in dit verhaal
niet mag ontbreken. De vergadering wordt noch in de schepenprotocollen,
noch in de resolutieboeken genoemd en ontbreekt daarom ook in
bovenstaand overzicht. Het was een initiatief van 141 geërfden die zich
tegen de schepenen van Veghel hadden gekeerd. We kennen de gebeurtenis
alleen uit een memorie van secretaris Gerard de Jong die tussen de
stukken van het het proces tussen Veghel en Sint-Oedenrode over Eerde en
over de afvoer van regenwater van Jekschot bewaard is gebleven. Begin
1755 raakte het geschil over de afvoer van het regenwater van Jekschot
in een impasse. De
Staten-Generaal had de zaak voor advies doorverwezen naar de Raad van
Brabant. De Staten-Generaal stelden op 6 januari 1755 voor om de zaak te
laten zoals die was, maar Sint-Oedenrode zag niets in dat voorstel,
aangezien Veghel de afvloeiing van het water belemmerde. De zaak kreeg
nu een onverwachte wending. De stadhouder van Peelland stelde op 31
januari 1755 bij de vernieuwing van de schepenbank van Veghel zes nieuwe
schepenen aan, die partij kozen voor het standpunt van Sint-Oedenrode.
De nieuwe schepenen stuurden een rekest naar de Raad van State om de
zaak over te dragen aan de kwartierschout, die de regenten van
Sint-Oedenrode steunde. In Veghel kwam het corpus, in totaal 141
personen, zonder de nieuwe schepenen bijeen. Gerard de Jong schreef in
de memorie dat het erop aan kwam of de mening van de zes nieuwe
schepenen van Veghel, die toen geheel aan de kant van die van
Sint-Oedenrode stonden, zou mogen prevaleren boven het standpunt van
enkele honderden geërfden langs de Aa, van wie er 141 besloten hadden de
zaak aanhangig te maken bij de Raad van Brabant. Het corpus van Veghel
stuurde een brief naar de Raad van Brabant. Het standpunt van de zes
nieuwe schepenen diende volgens het corpus te worden afgewezen. Drie van
de nieuwe schepenen hadden op 31 januari 1754 voordat ze schepen waren
met andere inwoners van Veghel het stuk ondertekend waarin door het
corpus van Veghel toestemming gegeven werd om een proces tegen
Sint-Oedenrode aan te spannen. Dat waren Jasper van der Velden, Hendrik
van Asseldonk en Adriaan Verhoeven. De andere drie nieuwe schepenen
hadden het stuk van 31 januari 1754 niet ondertekend. Een van hen was
presidentschepen Lambert van den Bogaart. In de brief van het corpus
wordt hij in een in Haagse ogen ongunstig daglicht geplaatst. Hij zou
roomsgezind zijn en een herbergier die via schepenambt de omzet van zijn
herberg wilde vergroten. Een andere nieuwe schepen was Leendert Donkers,
een volle neef van de vrouw van de president-schepen. De derde was Karel
van Thielen, kornet militair: volgens de brief van het corpus was hij
nog jong en nieuw in de gemeente en niet altijd geïnteresseerd. Deze
laatste drie personen zouden hebben kunnen zeggen dat ze nooit met de
procuratie van 31 januari 1754 ingestemd hadden, maar volgens het corpus
hadden ze gewoon een zeer slecht inzicht in de kwestie.
De Raad van State wees op 9 mei 1755
het verzoek van de nieuwe schepenen af en verwees de zaak terug naar de
Raad van Brabant. Hierdoor kregen de geërfden van Veghel gelegenheid om
hun mening te geven. Op 12 mei 1755 werd er voor commissarissen van de
Raad van Brabant een bijeenkomst gehouden van de regenten van
Sint-Oedenrode en Veghel. Dat leverde geen nieuwe standpunten op en
uiteindelijk werd alles gelaten zoals het was. Op 8 september 1755
stuurde de Raad van Brabant een bericht dat drie gecommitteerden van
Veghel een besluit mochten nemen buiten de nieuwe schepenen om en met
Sint-Oedenrode overeen mochten komen de waterlopen te laten voor wat ze
waren. De nieuwe schepenen die nu buiten spel stonden, bevalen op 20
september toch nog aan Peter Leenders om de afgedamde sloot tussen zijn
erf en de Jekschotse velden te ruimen. Uit vrees voor een boete heeft
Leenders de blokkade maar uit de sloot verwijderd. Gerard de Jong merkt
in een memorie op dat dit niet veel gevolgen kon hebben, omdat de loop
die van Zondveld naar de Aa stroomde nog niet geruimd was. Op 13 oktober
1755 werd het geschil door een resolutie van de Raad van Brabant formeel
als afgedaan beschouwd. De drie schepenen die eerst het standpunt van
Veghel hadden ondersteund en later in hun functie van schepenen het
standpunt van Sint-Oedenrode verdedigd, werden nog door de Raad van
Brabant vervolgd wegens het vertellen van leugens in het verzoekschrift
aan de Staten-Generaal, maar die zaak liep met een sisser af.
Doel van de corporele vergaderingen:
Waarom werd de
corporele vergadering in de periode 1752-1802 bij elkaar geroepen?
Vergeleken met de periode 1655-1749 zien we in de periode 1752-1802 een
aanzienlijke verschuivng. De onderwerpen waarover men bijeenkwam bleven
wel hetzelfde, maar waarover men veel of weinig vergaderde was in de
periode 1752-1802 veranderd.
-
De dorpsfinanciën in de periode 1655-1749 de meest voorkomende reden om een
corporele vergadering te beleggen. In de periode 1752-1802 werd daar
slechts zes keer over vergaderd.
o
Over geld lenen in
verband met de kosten vanwege het geschil over de waterlopen op Jekschot
o
Verkoop van turf en
heivlaggen nodig in verband met een nieuwe kerkmuur
o
Over betaling aan de
Engelse troepen
o
De zorgelijke
situatie van de dorpskas (3 x)
-
Over de belastingen werd maar twee keer vergaderd:
o
Op 8-8-1754 over de
wens van de Leen- & Tolkamer dat de inning van de verponding en bede
openbaar aanbesteed wordt
o
Op 1-8-1797 over de
landsbelasting
De verminderde aandacht voor de financiën tijdens de
corporele vergadering hing samen met de vermindering van de plaatselijke
schulden, al kwam het nog steeds voor dat de dorpskas er niet zo
rooskleurig bij stond. De
plaatselijke schulden in de Meierij baarden de Staten-Generaal ná 1648
zorgen, omdat deze het vermogen van de dorpen om de landslasten te
voldoen aantastten. In 1695 werd het de dorpen verboden om zonder
toestemming van de Staten-Generaal geld te lenen. Op 20 september 1724
kondigden de Staten-Generaal samen met de Raad van State een regeling af
met als doel de schulden van de dorpen in dertig jaar af te lossen. Er
kwam een belastingverlaging van ongeveer 20 procent. De rentevoet voor
alle schulden werd op 3 procent gesteld. De staat droeg jaarlijks 1
procent voor de aflossing bij uit de opbrengst van de beden. Verder kwam
er een strenger toezicht op de dorpsrekeningen. Er werd een formulier
voorgeschreven volgens welk de secretarissen de rekeningen van het dorp
en van de landslasten dienden op te maken. Er kwam een salarisregeling
voor de secretarissen en er werden maatregelen getroffen tegen onnodig
geachte kosten, met name proceskosten voor de Raad van Brabant in Den
Haag. Deze maatregelen waren effectief. Omstreeks 1770 waren nagenoeg
alle plaatsen in de Meierij van hun schulden verlost.
-
In 1752-1802 kwam men wat vaker bij elkaar vanwege overlast en geschillen
dan in de voorgaande periode
o
de belangrijkse
reden was het geschil met Sint-Oedenrode over Eerde en over de afvoer
van het water op Jekschot. Daar werden tussen 1753 en 1764 vijf
corporele vergaderingen voor belegd.
o
In 1752 vergaderde
men over de lastige nieuwigheid om cijnsen in Helmond te moeten gaan
betalen
o
En in 1775 over het
nadelig effect van een runmolen te Middelrode
-
Net als in de vorige periode waren verzoeken van de hogere overheid
sporadisch ook een reden om een corporele vergadering te beleggen.
o
Op 3-9-179
vergaderde men over het werven van vijwilligers voor het leger.
-
De tendens om meer over gemeente eigendommen te overleggen bleef verder
toenemen, omdat de verantwoordelijkheden van het dorp op dat vlak ook
verder toenam. Men vergaderde:
o
In 1758 en 1758 over
het herstel van de afgebrande kerkoren
o
In 1760 over de op
anden zijnde schow en het onderhoud van wegen. De boeten voor slecht
ondehoud wegen zijn voor de rotmeesters en rotgezellen
o
In 1767 over de
vernieuwing van de pastorie voor de dominee
o
In 1772 over de
vernieuwing van de grote brug
o
In 1773 besloot men
om een brandspuit aan te schaffen
o
In 1784 en 1791 over
de verharding van de weg in de kom
o
En in 1799 overwoog
de municipaliteit om de Kilsdonkse molen aan te kopen. Dit plan werd na
stemming afgekeurd.
-
In de voorgaande perioden werd sporadisch wel een corporele vergadering
belegd over de verkoop van gemeentegronden, maar meestal werden die
verkopen door een kleiner college afgehandeld. Vanaf 1777 komt dit
onderwerp nadrukkelijk op de agenda van de corporele vergaderingen te
staan. Tussen 1777 en 1802 werden 21 van de 31 corporele vergaderingen
(dat is 68 %) belegd vanwege de verkoop van gemeentegronden.
De eerste corporele
vergadering over dit onderwerp werd op 9-8-1777 gehouden. De vergadering
besloot om een commissie aan te stellen met als taak er voor te zorgen
dat Veghel gehandhaafd zou blijven in haar oude recht om kleine percelen
van de gemeente te mogen verkopen. Op 26-1-1779 vergaderde men over de
verkoop van gemeentegrond voor nieuw raadhuis en een nieuwe weg.
Op 1-12-1786
vergaderde men over een bericht van de Leen- & Tolkamer dat 22 geërfden
hadden verzocht om percelen van de gemene gronden te mogen kopen. De
vergadering antwoorde dat
de gemeente het recht toekomt om percelen uit te geven. Dat
men vanaf 1529 tot 1737 in het ongestoorde bezit is geweest van dit
recht en de gemeente, en men protesteert tegen het appointement van Raad
van State van 31-2-1778 en de resolutie van 5-2-1781, waarbij het
voorschreven recht aan de gemeente is ontzegd.
Op 10-3-1790
had de stadhouder een corporele
vergadering doen beleggen om te horen of er bezwaren van de inwoners
zijn ingebracht tegen de verkoop van gemeente gronden. 'Dan dat dewijl
sommige geërfdens eenig redenen inbragten tegen de verkoping van het
heijke bij Jan van Boxtel, dog geene genoegsaame redenen daer voor
wisten bij te brengen is dezelve een tijd van 14 dagen eerstcomende
geaccordeert, om die aan de vergadering schriftelijk voor te dragen'. Het was in
deze periode gebruikelijk om de mening vande geërfden te vragen bij de
verkoop van gemeentegronden. Zo besloot de corporele vergadering van
4-3-1800:
De vergadering
gehoord hebbende de geërfdens syn van deselve de gevoelens different
ontrent de voorstelling tot verkoping van nieuwe gemeentens gronden, en
wordt besloten om niet overhaast te beslissen, en om aanstaande maandag
daar verder over te praten. En op de corporele vergadering van
14-12-1802: De president draagt voor een request van verscheyde
persoonen om gemeentegronden of voorpotinge te mogen kopen. Om half 11
zullen de geërfdens gehoord worden. Waarop besloten is de geërfdens
binnen te laaten en hen te hooren.
Na de bestuurlijke
hervorming van 1802 oordeelde het gemeentebestuur dat de geërfden niet
langer gehoord hoefden te worden. Lang niet alle geërfden waren
voorstander van de verkoop van nieuwe erven en de daarmee samenhangende
aantasting van de hoeveelheid wildernis, die men nodig had voor het
weiden van schapen, halen van turf en andere doeleinden. Dat leidde soms
tot moeizaam overeg waarvan men nu verlost hoopte te zijn.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
24-8-1803. Ter tafel gebragt het request van Johannis Joost van de Sande
cum suo om perceeltjes voorpoting te mogen verwerven. Eertijds werden de
geërfden over zulke verzoeken gehoord. Nu vertegenwoordigen de
gecommitteerden de geërfdens, zodat die niet meer gehoord hoeven te
worden. De vergadering besluit om schout-civiel G. van Roij en
substituut-secretaris J. Jacot te committeren om met het departementaal
bestuur van Braband te overleggen over het al dan niet horen van de
geërfdens en de te doene transporten.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
1-12-1803. Lid van het gemeentebestuur H. van Hoofd en substituut
secretaris J. Jacot hebben rapport uitgebracht. Ze hebben advies
gevraagd aan dorpsadvocaat meester P. van Meeuwen nopens het verkopen
van nieuwe erven. De advocaat was volkomen van mening dat deze
vergadering met de rechten die eertijds aan de corporele vergadering
behoorden kan voortgaan, en doordien den Raad en Rentmeester Generaal
welke laast de transporten van nieuwe erven van wegens deese gemeente
had gedaan in dit opzigt was vervallen, de transporten int vervolg door
den preesident of eenen commissie daar toe uit dese vergadering te
benomen zou kunne geschieden, en aangaande het hooren der geërfdens
zoals vanouds, vervallen te zijn door dien derzelven door
gecommitteerden worden gerepreesenteert en dus geene speciale oproeping
nodig zynde. Waarop de vergadering besluit, in aanmerking nemende de
noodzakelykheid om dorpscasse te styven, enige percelen van deze
gemeente publiek te verkopen.
Met die voortvarendheid haalde het
dorpsbestuur zich de woede van een aantal inwoners op de hals.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
16-12-1803. J. de Jong, lid van het departementaal bestuur van Braband,
als gecommitteerde uit de commissie van politie en economie, bengt ter
kennis van het gemeentebestuur dat een aantal ingezetenen een verzoek
gestuurd hebben naar het departementaal bestuur van Braband, en daarbij
verzochten de gemeenteraad te gelasten de op 19-12-1803 te doene
verkoping van nieuwe erven uit te stellen. De gemeenteraad wordt
verzocht een commissie te sturen om morgenvoormiddag ten departementeels
huyse ten eynde wast mogelyk met een commissie uit de geërfdens aldaar
zoude preesent zyn minnelyke schikkinge en arrangementen deswegens aan
te gaan. Schout-civiel G. van Roij, en mede-lid A. van den Broek worden
hiertoe gecommitteerd.
Vergadering van het gemeentebestuur
op 18-12-1803. De gecommitteerden G. van Roij en A. van den Broek
brengen rapport uit.
-
Extract uit het register der resolutien
van de commissie van politie en economie van het departementaal bestuur
van Braband, 17-12-1803. Is gelezen de marginale resolutie van het
departementaal bestuur van 16-12-1803 waar bij om ten spoedigste te
dienen van consideratien en advies in handen van de commissie wordt
gesteld een request van A. J. Verhoeven en andere ingeseetenen en
geërfden te Veghel, verzoekende
dat het bestuur de raad van Vechel gelieve te gelasten met de op
aanstaande maandag 19-12-1803 bepaalde verkoping van beste weij en
broekgronden ontrent den Eekelskamp geleegen te suspendeeren, en verder
den raad voornoemd te waarschuwen en te beveelen van nimmer in het
vervolg de geërfden en hun wettig en costumier recht te turbeeren met
last om al de onkosten by de supplianten in deeze gehad of geleeden te
vergoeden, zonder nogtans iets ten laste der gemeente in dorpsreekening
te brengen.
-
J. de Jong, de commissie uit het
gemeentebestuur van Vechel en A. H. Verhoeven als gequalificeerde van
bovengemelde supplianten zijn gecompareerd. Welke comparanten, na het
wisselen van consideratien over en weeder door intercessie deezer
commissie gezamentlijk zyn overeengekoomen een minnelijke schikking daar
te stellen, ten welken einde door A. H. J. Verhoeven is aangenomen het
daar heen te derigeeren dar de bovengemelde supplianten zich tot het
aangaan dier schikking op morgen per requeste aan den raad der gemeente
van Veghel adresseeren. Waarop is goed gevonden het gemeentebestuur aan
te schrijven, om van de schikking met de supplianten aan te gaan, aan
deze commissie rapport te doen.
-
Communiceerde wyders den voorgemelde
gecommitteerdens onder approbatie van de raad dezer gemeente met A. J.
H. Verhoeven als gecommitteerde van eenige geërfdens overeen gekomen te
zijn dat in plaats van het plakje gemeente in de Putten wat verderop aan
de overzyde van de nieuw te maken dreef zoude worden verkogt, doch dat
in zulk geval de geërfdens zulks bij request aan den taad op heden zou
addresseeren.
Uiteindelijk liep het met een
sisser af. In het daarop volgende verzoek van een aantal inwoners van
Veghel vraagt men niet om herstel van het oude recht om gehoord te
worden, maar stelt men een relstief kleine wijziging van de ligging van
de te verkopen percelen voor. Ondanks de hoogdracende taal, stelde het
verzoek uiteindelijk weinig voor, en het werd dan ook door het
gemeentebestuur ingewilligd.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
18-12-1803. Request aan de raad der gemeente te Veghel.
Geven met eerbied te kennen M. F. Van Doorn, Jan H. van den
Tillaar, Rut van de Wiel, J. F. Van de Tillaar, Johannis A. van den
Tillaar, H. J. van de Ven, D. G. van der Landen, H. D. van Doorn, J. H.
van de Ven, M. van Rijbroek, J. van der Linden, J. L. van de Ven, J. D.
van Doorn, A. van de Donk, M. van de Donk, P. van Lankveld, J. G. van
der Heyden, H. van den Boogaard, L. W. van Asseldonk, J. A. van
Asseldonk in de Stad, F. A. van den Tillaar, L. van der Ryt, A. L. van
Brederode, A. van Son, H. van de Donk, M. L. van de Ven, M. van
Kilsdonk, J. C. Van Cleeff, J. A. Keetelaars, F. H. van der Steen, F. J.
van Rybroek, J. van Rybroek, F. P. Verhoeven, A. J. van de Ven, A. J.
van Rybroek, F. J. van de Ven, A. van den Oever, J. verbeek, G. Verbeek,
J. van den Oever, J. Burgers, A. Keurlings, L. Verhoeven, A. Burgers, F.
Van Boxmeer, J. A. van Asseldonk, H. Verhoeven, M. H. Smits, L. van
Brand, F. P. Dirkse, G, van den Biggelaar, L. van Uden, L. van der
Heyden, Jacob Ketelaars, J. J. Boermans, A. van de Leest, L. van Dooren,
Hendrik L. van den Heuvel, J. Smits, L. Verbruggen, M. L. van Boxmeer,
J. A. Hendriks, ,. L. Wilberts, C. Van Doorn, allen inwooners en
geërfden alhier,
-
Dat de supplianten met verwondering
hebben gehoord dat U lieden, zonder de geërfden daar over te hebben
gehoord en geheel teegen het genoegen is besloten van op den 19
aanstaande deezer publiek en voor alle man te verkoopen een party
gemeentens grond by zondagsche publicatie van dien nader omschreeven.
Dat de geërfden voornoemd onder reverentie vermeenen dat zulks van deeze
gemeente na de regele ook met de regten en costumen strydig is. Reedenen
waarom de supplianten zich met eerbied tot U lieders vergadering wenden
met verzoek dat de resolutie voorschreven in gevolge de conferentie door
wederzydsch gecommitteerden voor de commissie van polisie en economie
uyt het departementaal bestuur gehouden mag worden gealtereerd, en dus
de 18 lopense in de Putten voor de eene helft op den plak door de
geërfden voorgeslagen en de andere helft op den plak door het gemeente
bestuur voorgesteld welke plakken juist aan den anderen grense vermag.
-
En door den preesident aan dese
vergadering voorgedragen of derzelve niet zou kunnen geod vinden het
verzoek der geërfdens int bovenstaande request gemeld te accordeeren of
wel vooraf een commissie te benoemen om de opgegeeve gronden te
inspecteeren, en met de te doene verkooping der afgemeeten perceelen tot
de Putten een zeekere tijd te suppersedeeren ten eynde alvoorens het
rapport dier commissie te hooren en voorts als dan op het gedaan verzoek
finaal te disponeeren. Waarop besloten is de verkoping van de reeds in
de Putten afgemeten percelen 14 dagen uit te stellen en Hendricus A. van
de Ven, J. van Eerd, L. van den Bosch en J. Vermeulen te committeren om
oculaire inspectie te nemen de door de geërfdens aangewezen gronden, ten
eynde daar over aan de vergadering rapport om te dien, om daarna finaal
op het gedane verzoek te disponeeren.
Vergadering van het gemeentebestuur
op 29-12-1803. H. van de Ven cum suis zijn inspectie wezen nemen ter
plaatse in de Putten op de door de geërfdens aangeweesen grond en
plaats. Hun is voorgekomen zeer
geschikt te zijn ter verkooping een plak gemeente geleegen alles in de
Putten agter het nieuwe erf van Johannis van Doorn langs de daar neven
gelegen geërfdens tot aan den koop van Adrianus van den Broek en wel een
strook ter breedte van circa 16 à 20 roede broekwaards in. De
vergadering beluit de eerdere resolutie te veranderen. Daar op bij de
vergadering is geresolveerd met en ten verpligting zooals de geërfdens
misschien soude vermeenen, maar ons genoegen te geeven onze resolutie
van 1-12-1803 in zoo verre te altereeren dat als nu in plaats der reeds
afgemeeten 18 lopens nieuw erf in de Putten de door de commissie
opgegeeven en voorgestelde gronden publiek te verkopen.
Samenvatting
Aanwezigheid
-
De schepenen, kerkmeesters en armmeesters zijn van 1532 tot 1802 de
constante factor in de corporele vergaderingen.
-
In 1532-1583 waren de geërfden nog in ongeveer 90 % van de corporele
vergaderingen aanwezing, in 1655-1802 was dat nog slechts in ongeveer 20
% van de gevallen. In de meeste gevallen lieten zij zich
vertegenwoordigen door het college van beëdigde functionarssen, met name
de schepenen, borgemeesters, armmeesters, kerkmeesers en de twaalf- of
achtmannen, samen 'de vijf leden' genoemd. Als de geërfden aanwezig
waren, ging het meestal om zaken van belang, of waarbij hun aanwezigheid
noodzakelijk was.
-
Tussen 1575 en 1579 was een nieuwe functie in het leven geroepen voor het
beheer van de dorpsfinanciën: de borgemeesters. Ze ontbreken nog in
1532-1552. In de periode 1655-1802 zijn de borgemeesters nagenoeg altijd
aanwezig bij de corporele vergaderingen.
-
De gezworenen waren in de periode 1532-1552 in 80 % van de corporele
vergaderingen aanwezig. In 1575-1579 kregen zij er het beheer van de
dorpsfinancien bij, ze werden borgemeesters. Die taak was nogal
veeleisend, waardoor hun oorspronkelijke taak: de regelgeving en het
toezicht houden op de gemeint, verwaterde. Het toezicht houden op de
gemeint werd overgenomen door de vorster, ondervorster en schutter, en
de regelgeving door de regenten. In 1662 werd de functie van gezworene
hersteld, mar nu waren ze niet veel meer dan een soort extra schutter of
extra ondervorster. Dat verklaart waarom ze niet tot 'de vijf leden'
werden gerekend en in de periode 1655-1749 slechts in 23 % van de
corporele vergaderingen aanwezig waren. In 1755-1802 waren ze sechts in
4 % van de corporele vergaderinge naanwezig.
Doel van de corporele vergaderingen:
-
In 1532-1583 en 1655-1749 werd het vaakst overlegd over dorpsfinanciën en
belastingen. In het midden van de achttiende eeuw waren de dorpsschulden
grotendeels verdwenen en stond dit onderwerp daarom veel minder vaak op
de agenda.
-
Door de eeuwen heen zijn overlast en geschillen steeds een reden geweest om
een corporele vergadering bij elkaar te roepen.
-
In de zeventiende en achttiende eeuw nam het aantal corporele vergaderingen
waarin over gemeente-eigendommen werd overlegd geleidelijk toe, omdat
ook het dorp ook meer gemeente eigendommen ging beheren.
-
Af en toen was een verzoek van de hogere overheid een rden om een corporele
vergadering te beleggen.
-
In 1532-1583 en 1655-1749 werden er af en toe corporele
vergaderingen belegd over de verkoop van gemeentegronden. Meestal werden
deze verkopen door een kleiner college afgehandeld.
Vanaf 1777 kwam dit onderwerp heel nadrukkelijk op de agenda van
de corporele vergaderingen te staan. In 68 % van de vergaderingen tussen
1777 en 1802 ging het over de verkoop van nieuwe erven van de gemeente.
In 1802 werd het plaatselijk bestuur
hervormd en kregen gecommitteerden, vertegenwoordigers van de
buurrschappen, een permanente plaats in het gemeentebestuur. Het
gemeentebestuur hoopte nu verlost te zijn van het soms moeizame overleg
met de geërfden over de verkoop van gemeentegronden. Er waren geërfden
die de wildernis wilden behouden. Het gemeentebestuur kreeg haar zin,
maar dat ging niet zonder slag of stoot.
Het vergelijkend onderzoek van Lia van
Zalinge-Spooren
Lia van Zalinge-Spooren heeft uitgezocht
hoe het zat met de corporele
vergaderingen van Den Dungen, Esch, Haaren, Helvoirt en
Sint-Michielsgestel in de achttiende eeuw . We zetten daar de conclusies
voor Veghel naast. Er blijken grote verschillen te bestaan tussen de
gangbare praktijk in de verschillende dorpen. In Den Dungen en
Sint-Michielsgestel werden de geërfden en naburen veelvuldig voor een
corporele vergadering bijeengeroepen, in de andere plaatsen veel minder.
Het hoge aantal corporele vergaderingen in Sint-Michielsgestel hangt
waarschijnlijk samen met de weigering van de plaatselijke vrouwe in 1663
om achtmannen aan te stellen. Zij gaf de voorkeur aan de instandhouding
van de vergadering van geërfden. De onderwerpen waarover de geërfden en
naburen spraken, zijn in de volgende tabel bij elkaar gezet.
Onder de dorpszaken worden gerekend: het afhoren van de dorpsrekening,
het beheer van de gemene gronden, het beheer van dijken en de
waterstand, het beheer van gemeente-eigendommen, zoals de school en het
raadhuis, de leningen, de aanstelling van functionarissen en het
verhogen van salarissen. Onder de overige zaken worden gerekend: de
gilden, de molendwang en schade toegebracht door duiven.
Van Zalinge-Spooren concludeert dat in de door haar onderzochte plaatsen
vergaderingen van geërfden en naburen bijeengeroepen werden als het dorp
nieuwe financiële verplichtingen aanging, oude niet kon nakomen, of als
vanwege maatregelen een deel van het dorp onevenredig belast zou kunnen
worden. Ook conflicten leidden vaak tot corporele vergaderingen. Ze
konden ten slotte ook nog gehouden worden op verzoek van derden, zoals
de Leen- en Tolkamer. Dit komt ongeveer overeen met wat we vonden voor
Veghel. Voor Veghel kunnen we overleg over gemeente- eigendommen en voor
de periode vanaf 1777 ook overleg over de verkoop van gemeentegronden
aan dat lijstje toevoegen. In bovenstaande tabel zijn die zaken onder de
'dorpszaken' (waaonder eigendommen, financiën en personeel)
gerangschikt.
Daarnaast konden - zo schrijft Van
Zalinge-Spooren - de leden van een rechterlijk ressort één of meermalen
per jaar worden opgeroepen voor het jaargeding of een waarheid. Mogelijk
kwamen ook de geërfden van Veghel eertijds samen op het jaargeding.
Vanaf 1569 zijn civiele dingrollen deels bewaard en dan blijkt dat
gebruik al niet meer te bestaan. Van Zalinge-Spooren schrijft verder dat
ook voor de verkiezing van een kandidaat-schepen of voor de aanstelling
van een borgemeester konden alle dorpelingen worden geconvoceerd. Voor
zover is te overzien was dat in Veghel niet het geval. De ingezetenen
werden opgeroepen bij kerkgebod en door aanplakbiljetten. De eigenaars
van buiten het dorp werden uitgenodigd per brief.
Alle ter corporele vergadering geboden gezinshoofden dienden, soms op
straffe van een boete, aanwezig te zijn. Niet alle inwoners werden voor
de corporele vergaderingen uitgenodigd. Als kwalificatie om een
dergelijke bijeenkomst bij te kunnen wonen, gold de hoeveelheid
grondbezit, naast vermogen, niet-agrarische inkomsten en deelname aan
bestuur. Naast de grote boeren namen ook de brouwer, herbergier of
rentenier deel. In Sint-Michielsgestel waren in een aantal gevallen ook
de borgemeesters van afgelopen jaren aanwezig. Van Zalinge-Spooren
concludeert dat men in Sint-Michielsgestel voor deelname minimaal een
bepaald bedrag aan belastingen diende te betalen. In Sint-Michielsgestel
kwam in 1718 en 1744 ruim 20 % van de gezinnen in aanmerking voor
deelname aan de corporele vergaderingen. Van Zalinge-Spooren berekent
dat er voor de twaalf corporele vergaderingen in Sint-Michielsgestel
tussen 1716 en 1771 waarvan bekend is wie er uitgenodigd werd en wie er
kwam opdagen, gemiddeld 67 inwoners uitgenodigd werden en dat gemiddeld
26 personen de vergadering bijwoonden (39 %). In Den Dungen en
Sint-Michielsgestel werden enkele keren vanwege de slechte opkomst
boeten gesteld op het niet bijwonen van een corporele vergadering. In
Veghel is van enkele corporele vergaderingen wel bekend hoeveel mensen
die bijwoonden (96 in 1673, 33 in 1677, 31 in 1724 en 141 in 1755). Het
is moeilijk om daar concusies aan te verbinden. Van een opkomstplicht en
boeten op niet verschijnen was in Veghel voor over uit de
resolutieboeken en schepenprotocollen is op te maken geen sprake.
De uitnodiging aan de corporele vergaderingen was verder volgens
Van Zalinge-Spooren mede door pragmatische overwegingen ingegeven. Soms
wordt slechts een bepaald deel van het dorp uitgenodigd, bijvoorbeeld
wanneer dat deel last ondervond van wateroverlast. In Helvoirt werden in
1792 ook de niet gekwalificeerde geërfden door middel van het luiden van
de klok uitgenodigd om hun mening te laten horen. Bij het plakkaat van
1657 waarmee de verponding definitief ingevoerd werd, werd ook de wijze
van inning geregeld. Een vergadering moest een verdeling van de quote
over de eigenaren maken. Hiervoor werden soms ook grondeigenaren
uitgenodigd die buiten het dorp woonden. In Helvoirt werd in een geval
geen vergadering gehouden maar werden de geërfden gehoord door hen te
bezoeken met een voorstel dat ze al dan niet konden ondertekenen. Van
Zalinge-Spooren constateert dat de belangstelling voor de corporele
vergaderingen in Sint-Michielsgestel en Den Dungen in de achttiende eeuw
afnam. Van een afname was in Veghel geen sprake. Daar nam het aantal
corporele vergaderingen toe van 5.2 per 10 jaar in de periode 1655-1749
naar 8.6 per 10 jaar in de periode 1755-1802. Wel nam de behoefte om
over financiën en belastngen te overleggen in de loop van de achttiende
eeuw af, maar daar stond een toegenomen behoefte om over de verkoop van
nieuwe erven te overleggen tegenover.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||