Het secretarisambt te Veghel
Martien van
Asseldonk, 11 september 2014
Deze gegevens
mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
De oorsprong van het secretarisambt
In 's-Hertogenbosch functioneerden
aan het einde van de dertiende eeuw en later stadsklerken. Voor de
vrijwillige rechtspraak werd door de dorpen in de Meierij al in de
dertiende eeuw gebruik gemaakt van de schepenbank en schrijvers van Den
Bosch. Wat betreft het platteland werd de
erfsecretarie van Peelland werd in de tweede helft van de veertiende
eeuw door de hertog van Brabant als leen uitgegeven. De erfsecretaris
had het recht om plaatselijke secretarissen aan te stellen. Het lijkt me
uitgesloten dat één erfsecretaris zelf in alle Peellandse dorpen het
schrijfwerk verbonden aan de dorpen en schepenbanken kon doen. Dat
betekent dat er tussen 1350 en 1400 al meerdere secretarissen werkzaam
waren in het kwartier Peelland.
Veghel kreeg een schepenbank tussen ongeveer 1300 en 1347. We kennen de
namen van de Veghelse schepen uit kopies van Nederlandstalige acten die
van transporten verleden voor de Veghelse schepenen.
Dit betekent dat er in 1347 en waarschijnlijk al vanaf de
oprichting van de schepenbank voor de Veghelse schepenen een secretaris
werkzaam was. Of die secretaris ook toen al alleen in Veghel schreef, of
dat aanvankelijk een aantal bestuurlijke dorpen samen bediende is niet
te zeggen. Zeker is wel dat er in Veghel in de veertiende eeuw al het
nodige schrijfwerk was. Zo werd in 1379 de jaarlijkse rekening van de
gemeint verplicht gesteld, en werd de hertogelijke bede geregeld
omgeslagen en opgehaald.
Een omslag van bede over een
dorp bestaande uit tientallen huizen en een inning die maanden in beslag
kon nemen, zijn moeilijk voor te stellen zonder een schriftelijke
administratie. Helaas is uit de veertiende eeuw nauwelijks iets bewaard
gebleven. De oudste Veghelse schepenprotocollen dateren uit 1529. De
oudste vermelding van een verplichte plaatselijke administratie voor de
belastingen dateert van 3 december 1554.
Over het algemeen zal de behoefte aan schrijfwerk door de eeuwen heen
geleidelijk toegenomen zijn.
De secretarissen klaagden daar in de achttiende eeuw over en al
eerder was de gewoonte om
overdracht van goed op papier of perkament vast te leggen een
geleidelijk proces geweest. In de Veghelse schepenprotocollen is nog
veelvuldig sprake van 'halmelinge vertijgen' in de betekenis van
officiëel afstand doen door middel van het overgeven van een strohalm.
Dit verwijst naar een oud ritueel dat de overdracht van onroerend goed
rechtskracht gaf. Daarvoor had men toen nog geen oorkonden nodig, een
ritueel en getuigen waren voldoende. Het valt te betwijfelen of na de
middeleeuwen bij transporten nog halmen overgegeven werden. Op een
gegeven moment werd de term in overdrachtelijke zin gebruikt voor de
formele overdracht van goed ook als daar geen strohalmen meer bij te pas
kwamen.
De notarissen
Op veel plaatsen in de Meierij
functioneerden notarissen. Ook zij waren drager van een publiek ambt,
zij het dat zij niet formeel verbonden waren aan een bestuurlijk dorp of
schepenbank. Aan het einde van de dertiende eeuw werden notariële
oorkonden betreffende plaatsen in de Meierij nog uitsluitend elders
opgesteld, met name te Luik. Vervolgens reisden Luikse notarissen ook
naar deze plaatsen zelf, om daar oorkonden van rechtshandelingen op te
maken. De oudst bewaarde en bekende akten van een openbaar notaris die
in de Meierij van 's-Hertogenbosch
werkzaam was, dateert uit 1306. De openbare notarissen waren in de
veertiende en vijftiende eeuw in de regel
clerici, voor een deel
gehuwd, die alleen de lagere wijdingen hadden ontvangen. Ze werden
benoemd door de keizer of een van zijn hofpaltsgraven, of door de paus
of diens gedelegeerde.
Om voldoende inkomsten te verwerven
hadden de notarissen in de Middeleeuwen veelal ook andere bezigheden,
bijvoorbeeld als stads- of kapittelsecretaris. De notarissen beperkten
zich niet tot het verlijden van testamenten, schenkingen en
huwelijksvoorwaarden, maar maakten ook allerlei kerkelijke akten op. Ze
traden soms op als deurwaarder en verleden ook akten in verband met een
koop, schuldbekentenis, pacht en cijns, minnelijke schikkingen en
arbitrale uitspraken. De notariële akten werden in de late Middeleeuwen
en later voor rechtbanken als authentieke akten beschouwd, behoudens
bewijs van het tegendeel. In de loop van de zestiende eeuw verloor het
notarisambt in Brabant zijn overwegend kerkelijke karakter. De Raad van
Brabant en de Geheime Raad verkregen in 1531 het monopolie voor de
admissie van openbare notarissen in Brabant. Deze bevoegdheid werd in
1591 door de Staatse Raad van Brabant overgenomen.
In Veghel was Jan
van der Straten, priester, in 1510-1524 rector van het altaar van de H.
Catharina. In 1496-1503 was hij armmeester in Veghel. In een oud
register van de Veghelse kerk ondertekent hij een acte van 6-7-1519 met
Johannes van der Straten, 'clericus publicus notarius' Als notaris
collationeerde hij alle oude stukken van de Tafel van de Heilige Geest
van Veghel en plaatste bij elk stuk zijn notarismerk. Met zijn broer
Gielis, priester en kanunnik te Xanten, stichtte hij in de kerk het
altaar van het H. Kruis. Hij leefde nog in 1532.
Inv. nr. 881,
register van de tafel van de Heilige Geest van Veghel, fol. 5
De taken van de secretarissen
Het stokhouderambt
Het
stokhouderambt betrof het uitoefenen van publeke verkopingen van
onroerende en roerende goederen. Die openbare verkoping ging gebruik met
plaatselijke gewooonten. In Veghel plaats gebruikte men een kaars. Zodra
deze uitdoofde was het onroerend goed verkocht. In sommige dorpen
gebrukte men de slag met een stok, vandaar de naam stokhoudersambt.
In de Veghelse
bronnen heette het uitgaan van de kaars het uitgaan van het 'hoogsel',
een oud woord dat naar het licht van de kaars verwijst. Soms was de
kaars afwezig, maar werd het woord hoogsel in overdrachtelijke zin toch
gebruikt
-
8-7-1680:
het hoogsel van deze zal uitgaen terstont mits seggende eenmael
andermael derdemael viermael
-
8-5-1783: Het hoogsel sal uytgaen heden over agt daegen met het tellen
van tien.
Een voorbeeld van afslag, dus een dalende bedrag, waarbij men een zo
hoog mogelijk bod wilde halen is de verpachting van de boterwaag op
16-4-1722:
-
De verpachting wordt ingezet door Peter Bouwens op 162 gulden,
afgehangen van 125 gulden, gedaald op 120 jaarlijks. Gemijnd door Peter
Bouwens voor 120 gulden.
-
De dag van het hoogsel is niemand gecompareerd, dus gaat de pacht
definitief naar Peter Bouwens.
De aanbesteding van het vernieuwen en onderhouden van het dak van de
kerk op 8-5-1783
-
Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een bedrag 'gemijnd' door afslag
-
Hierna kan men een week lang ' slaen aen handen van den secretaris',
dus een nieuw bod doen. Voor elke slag is men een bedrag
schuldig.
-
Acht dagen daarna zal het
hoogsel uitgaan voor het laatste bod
In de acte van 8-7-1680 worden de kosten opgesomd:
-
de pachter moet betalen van iedere slag ses stuyvers; half en half,
-
en het regt aenden vorster vant veijlen sijnde 6 stuivers,
-
alsmede het regt van teeckenloon aen schepenen,
-
mitsgaders voort schrijven en ontfangen deser conditie aende secretaris
16 stuivers
Op 29-8-1802 droeg Johan de jong de uitvoering van het secfretarisambt
van Veghel over aan substituut secretaris Jacob Jacot.
Het ambt werd toen omschreven als:
secretaris, stokhouder en vendumeester. Vendumeester is verkoopmeester
en dus synoniem aan stokhouder. Op 16-2-1803 heeft men het in een van de
Veghelse resolutieboeken over de 'erfsecretarye
en stokhouders ampt' die Pieter de Jong in 1793 naliet aan Johan de
Jong.
De civiele dingrollen
De secretaris was
aanwezig op de rechtzittingen van de plaatselijke schepenbank en schreef
de lopende zaken en belangrijkste besluiten op de rol. De oudst bewaarde
'civiele dingrol' van Veghel dateert uit de periode 1569-1572 en is
geschreven door de Veghelse secretaris Jan Hanricxs van Tillair. In
principe kwam de schepenbank elke twee weken bij elkaar. In de
achttiende eeuw was dat in Veghel gedaald naar ongeveer één keer per
maand.
De oorkonden en schepenprotocollen
Voor de bekrachtiging van akten voor
de overdracht of bezwaring van onroerende goederen koos men een persoon
of instelling die in het bezit was van een zegel. Testamenten werden
soms door particuliere personen zelf opgesteld en bezegeld. Als ze geen
zegel bezaten of de akte een grotere bewijskracht wilden verlenen,
konden ze ook iemand met een authentiek zegel om bezegeling vragen.
Testamenten werden ook wel door pastoors of door schepenen opgesteld en
bezegeld. Lang niet altijd werd van een rechtshandeling ook een oorkonde
gemaakt. De Bossche schepenen passeerden vanaf ongeveer 1275 steeds meer
akten. In de loop van de veertiende en vijftiende eeuw gingen ook de
schepenen op het platteland daar steeds meer toe over. De akten werden
dan door een aan de betreffende schepenbank verbonden secretaris of
klerk geschreven.
In de Veghelse schepenprotocollen (grotendeels bewaard vanaf
1529) werden regesten van oorkonden van transporten vastgelegd. De
secretaris schreef die protocollen voor het dorp. Voor de bewoners
schreef hij een kopie het transport op perkament of papier, of een kopie
daarvan. De oudst bewaard gebleven oorkonde opgemaakt ten overstaan van
Veghelse schepenen dateert uit 1347.
Volgens het akkoord van 16 april
1742 tussen de secretaris van Sint-Oedenrode en die van Veghel inden zij
schrijfgeld voor het aantekenen van huwelijksaankondigingen, het
schrijven van inventarissen van boedels, boedeldelingen, het schrijven
van rekeningen van weeskinderen, het houden en beschrijven van openbare
verkopingen en verpachtingen, het passeren van geloften en transporten,
het benodigde schrijfwerk voor het belasten van huizen of landerijen met
een geldlening en de taxatie van het ‘collateraal’, dat wil zeggen een
belasting op de nalatenschap van mensen die goederen nalieten aan
verwanten in de zijlijn. De secretaris maakte voor degenen die dat
wilden een kopie van de akten, waarvoor hij zijn schrijfloon kreeg.
Daarnaast schreef de secretaris de rekeningen van de kerk- en
armmeesters, van de borgemeesters en de belastingkohieren.
Het vastleggen van de besluiten van het bestuur
Aanvankelijk werd
het betsuur gevormd door vergaderingen van de functionarissen met de
geërfden. Besluiten die op deze vergaderingen genomen werden zijn te
vinden in de schepenprotocollen voor de vrijwillige rechtspraak. Het
bestuurlijk reglement van Veghel van 11-7-1662 schreef het bijhouden van
een register, het resolutieboek, voor. Deze Veghelse resolutieboeken
zijn bewaard gebleven.
Het schrijven van rekeningen
De secretaris schreef de dorps-,
armen- en kerkrekeningen, die voor Veghel vanaf de zestiende eeuw
bewaard gebleven zijn. Ook waren er specifieke rekeningen en fondsen,
waarvan veel minder bewaard is, zoals de jaarlijkse rekeningen van de
gemeint die in 1379 verplicht gesteld werden, de veertiende en
vijftiende rekeningen rekeningen van de beden, en bijvoorbeeld het fonds
voor de stenen straatweg dat in 1791 ingesteld werd en beheerd werd door
secretaris Johan de Jong. In de schepenprotocollen zijn ook een aantal
rekeningen van voogden van weeskinderen opgenomen.
De archivering
De oorkonden waarin de hertog
bepaalde plaatsen privileges of gebruiksrechten in de gemene gronden
schonk, werden door de betreffende begunstigden bewaard, zodat men –
indien nodig – daarmee de betreffende privileges of de loop van de
grenzen van de gemeint kon bewijzen. In de regel werden de oorkonden
bewaard in een gesloten kist of ‘comme’. Desalniettemin gingen oorkonden
wel eens verloren. Zo bevestigde hertog Jan III in 1321 de lieden van
Drunen in het bezit van de weiden die zij van een van zijn voorgangers
verkregen hadden, maar waarvan de uitgiftebrief door brand verloren was
gegaan. In 1462 verbrandde de ‘comme’ van Oirschot bij een brand in de
Sint-Petruskerk. In 1583 ging een deel van het archief van
Sint-Oedenrode verloren vanwege het afbranden van de kerk. De comme van
Veghel werd in de kerkbewaard.
Enkele vermeldingen van de Veghelse
'comme':
-
Register van
renten vaqn de kerk. In 1623 had de Veghelse pastoor Johannes Ghijssels
in de ‘scepenkom’een inmiddels verloren gegaan aantekenboek van Jan van
Tillaar gevonden, gedateerd op 28-10-1538.
-
Register Tafel van de Heiige Geest: Volgt de copije van den brief der
voorscreven rhente (31-1-1626) daer den principaelen brief in parckamant
wtgemaeckt met eenen groenen uthangende segel berust in de kercken com.
-
Dorpsrekening
1641-1642: betaelt aen Anthonis de smit van het repareeren vanden haen
opden tooren, een slodt te repareren met eenen sluetel aen de comme
-
Dorpsrekening
1643-1644: affgereeckent met Anthonis den smit van syn ijser ende
arbeytsloon aen de comme gedaen
-
Dorpsrekening
1644-1645:
aen
Anthonis den Smith goedt gedaen van d’ maecken van een sloth aen de
schepene comme
-
De schepenen
van Veghel ordonneerden op 4 april 1663 dat niemand plakkaten mocht
achterhouden: na publicatie moesten ze overhandigd worden aan de
secretaris om bij alle andere papieren en schriften in de gesloten
‘comme’ in de Veghelse kerk gevoegd te worden.
-
1731-1732:
Secretaris: met schepenen de dorps comme geopent, heele oude reeckeninge
naargesien, daer uyt extracten getrocken dat de geroijeerde posten van
verteeringe altyt was geleden geweest, namentlyk uyt de reecken(ingen)
van 1701, 1703 ende 1705, zegels 0-12-0
Lang niet
alle stukken werden steeds in de archiefkist opgeborgen.
Veel werd op de griffie bewaard,
etuige de volgende verklaring van 29-10-1744.
Enkele oude mannen verklaarden toen dat zij zich herinnerden dat:
-
'in den jaere 1672 en 1673 de armée van sijn Majesteyt den Koning van
Vrankrijk in onse naebuurschap, soo binnen de Barronie van Boxtel, als
op de heyde van de Heerlijkheydt Heeswijk heeft gestaan, en eenig tyt
gecampeert geweest. Dat selfs een gedeelte van die armée binnen desen
dorpe in heeft geleegen en andere hier door is gemarcheert. Dat alsdoen
ieder soo veel mogelijk om ’t zijne te behouden, haere beste effecten na
elders verbrogte. Dat ook tijde voorscreven alhier en omliggende plaatse
veele strooperijen en plunderingen geschieden, selffs van dat droevig
gevolg is geweest, dat twee van onse ingesetenen door de stroopende
partijen daer bij het leeven hebben gelaeten, andere aan de staart van
den paarden gebonden en nagesleept. Dat sij ook meenigmael hebben hooren
verhaelen dat alsdoen door het plunderen en destrueeren veele documenten
en papieren van de griffie sijn eweg en int ongereet geraakt.'
-
De schepenen verklaarden verder: 'dat sij allen ’t geene hier vooren
staat ook meenigmael hebben hooren verhaelen, den elendigen staat
waarinne tijde als booven desen dorpe sig alsdoen bevont, en datter
alsdoen veele papieren vermist sijn en mede ons dorps verpondingsboek.
Soo als ook nae alle waerschynelykhydt gebeurt is, want dat sij hebben
gesogt nae diverse privilegien voor hun aen dese gemeente vergunt, niet
alleen op de griffie, maar selffs in de comme, deselve niet hebben
connen vinden.'
De
secretarissen hielden vaak de stukken die zij geregeld gebruikten onder
zich, terwijl de bronnen ook melding maken van archiefstukken die bij
erfgenamen van een secretaris, bij regenten of hun erfgenamen, in de
raadkamer of op zolder bewaard werden. In een vergadering van regenten
van Veghel op 10 november 1787 werd door de erfsecretaris voorgesteld om
alle belangrijke papieren van het dorp in de ‘comme’ in de kerk te
bewaren. Veel lagen er op dat moment in de ‘raadcamere’ en men had
vernomen dat er in 's-Hertogenbosch werd geplunderd. Men vreesde dat er
ook op het platteland geplunderd zou gaan worden. De regenten gingen
akkoord met het voorstel.
De eerste inventarissen werden
gemaakt ter gelegenheid van het overhandigen van de stukken door een
secretaris aan een opvolger. Vanaf 1753 werd het maken van inventarissen
geregeld door de overheid verplicht gesteld.
Dat laatste vond de Veghelse secretaris Gerard de Jong lastig, omdat de
schepenen aanwezig moesten zijn bij het transcriberen van de charters en
privileges. Deze moesten in een apart register worden geschreven.
Volgens de Jong konden daarbj beter latinisten aanwezig zijn, dan
schepenen. Hij schreef:
'dat de secretarissen sonder assistentie off onderrigting van ervarene
practizijns off luijden die de latijnsche taele ten vollen magtig zijn
veele brieven, privilegiën, concessien en vergunningen van de hertogen
in der tijd niet alleen in de Latijnsche taale en met de oude hand, maar
seer geabrevieert geschreeven sijn, zullen kunnen leesen min verstaan en
waartoe zoude dan de teegenwoordigheid van regenten waar onder dikwils
veel bij gebrek aan andere
stoff die geen a voor een b kennen.'
Ook op 13 juni 1800 schreef het
departementaal bestuur het maken van een inventaris voor. In Veghel
werden Joost van de Ven en Johannis Jan Tillaer door het bestuur
gecommiteerd om samen met de secretaris deze klus te klaren. Toen ze
daarmee bezig waren vonden ze een oude inventaris die was gemaakt
volgens het formulier van een resolutie van 25-4-1753. Hetzelfde
formulier was in 1800 verplicht gesteld. Toen was men zo klaar.
Registratie van dopen, huwelijken en begrafenissen
Niet al het schrijfwerk werd door de
secretarissen gedaan. Volgens een bepaling van het Concilie van Trente
uit 1558 moesten in iedere parochie door de pastoor doop- en trouwboeken
worden aangelegd, welke gewoonte later door andere gezindten is
overgenomen. In het grootste deel van de parochies in de Meierij van
's-Hertogenbosch werd dit voorschrift pas in het begin van de
zeventiende eeuw nagekomen. In veghel werd er in 1606 mee begonnen. Op
18 maart 1656 werd het Echtreglement van kracht voor de plaatsen in de
Generaliteitslanden, waaronder de Meierij van 's-Hertogenbosch. Volgens
dit reglement moesten door de schepenen registers van geboorteakten van
onwettige kinderen worden aangelegd.
Het eerste voor de Meierij geldende
plakkaat betreffende het huwelijk is dat van de Staten-Generaal van 3
februari 1640. Het werd uitgevaardigd ‘jeghens het onordelijck trouwen
der priesteren in Brabandt’. In dit plakkaat werd vastgelegd dat geen
huwelijk gesloten voor de rooms-katholieke kerk voor wettig zou gehouden
worden, zonder drie voorafgaande proclamaties voor de kerk of het
stadhuis. Volgens het Echtreglement van 1656 moesten de inwoners, wilde
hun huwelijk rechtsgeldig zijn, trouwen voor schepenen of voor de
kerkenraad van de Nederduitse Gereformeerde Gemeente. In de meeste
gevallen gingen rechterlijke ressorten in de zeventiende of achttiende
eeuw een eigen administratie van de huwelijken voeren. De geestelijken
gingen daarnaast gewoon door met hun registratie van kerkelijk
ingezegende huwelijken.
De kosters van de Nederduits
Gereformeerde Gemeente hielden begraafboeken bij waarin ook de
katholieken zijn opgenomen. Dit gebeurde ook in Veghel. De schepenen
gebruikten deze lijsten voor de collaterale successie. Dit was een
belasting betaald uit de nalatenschap van mensen die waren overleden
zonder kinderen na te laten. Daarnaast maakten de pastoors en dominees
lijsten van begrafenissen ten behoeve van het eigen kerkgenootschap.
Het aanstellen en de eed van de secretarissen
In Veghel werd de
secretaris aangesteld door de kwarrtierschout van dat dorp na een
comissie van de erfsecretaris. De Staten Generaal had daar niets over te
zeggen. Ze kon de commissie alleen al dan niet goedkeuren.
De benoemde secretaris moest zich dan met deze commissie en
goedkeuring melden bij de schepenbank, alwaar de kwartierschout hem de
eed afnam. In een van de Veghelse resolutieboeken staat de volgende eed
van de secretarissen uit 1699:
Wij beloven ende sweeren:
-
Dat wij de Heeren Heeren Staeten Generael van de Geunieerde Provintien,
sijnde en blijvende bij de ware Christelijke Gereformeerde religie,
gehouw ende getrouw sullen wesen;
-
dat wy deselve Heeren Staeten Generael, onse Souverain Overigheyt, in
haren bevelen sullen respecteeren ende gehoorsamen naar behooren;
-
dat wy den schout gestelt over onse stadt, vrijheijt, heerlijkheijt ofte
dorpe, ofte nog te stellen, voor soo veel hem in reghtmatigheijt soude
mogen aengaen, behulpelijk sullen sijn;
-
dat wij respectivelijk goede ende regtvaardige justitie sullen
administreren ende doen administreren, sonder eenigh faveur,
dissimulatie ofte verdragh;
-
dat wy allen saken dewelke behooren secreet te blijven, bij ons sullen
behouden, ter tijt en wijlen toe deselve na regten sullen mogen geopent
werden;
-
dat wij de armen soo wel als rijke sonder onderschijt ofte respeet, naar
onse beste kennisse ende wetenschap in goede conscientie regt sullen
doen;
-
dat wij aen genen parthijen raekende hunnen differenten van de welke
voor onse scheepenstoel proces is, ofte hier namaels sal komen, raet
ofte daet in sullen geven;
-
dat wij int bijsonder ons punctuelijk sullen reguleren ende luijden daar
over wij gestelt zijn regieren nae den inhoudt van desen;
-
voorts dat wij de predicanten, rectors, voorlesers, kosters,
schoolmeesters ende all andere persoonen van de Ware Christelijke
Gereformeerde Religie sijnde ende daervan professie doende, ofte deselve
toegedaan wesende, ten allen tijden sullen helpen protegeren ende
beschermen tegens alle gewelt, overlast, dadelyckheyt, injurien ofte
bespottinge, sulcx dat wij hun daer van nae onse beste vermogen
clachteloos sullen houden ende doen houden,
-
belovende mede getrouwigheyt int schryven van allen schabinale actens en
hetgene verders tot de secretarije toestaet
Op 29-12-1763 werd een plakkaat gezonden naar de secretarissen die de
aanstelling van substittut-secretarssen moest tegengaan. Dat was een
poging om de secrtetarissen meer in het dorp waar ze secretaris waren
aanwezig te laten zijn, en om cumulatie van ambten tegen te gaan.
Op 10-2-1651 werd een plakkaat gepubliceerd, waarin stond dat overal
officieren van de gereformeerde religie aangesteld moesten worden.
Enkele secretarissen, kwamen na die tijd nog als substituut secretaris
in hetzelfde dorp voor. Ook in Veghel was dat het geval.
De inkomsten van de Veghelse secretaris
De betalingen door individuele personen
Als inividuele personen gebruik
maakten van de diensten van de secretars, dan betaalden ze daar per
dienst voor. Het kon gaan om het schrijven van oorkonden, kopieën van
acten, testamenten, rekeningen van voogden over weeskinderen,
inventarissen.
Volgens een lijst van 23-11-1697 die was gebruikt bij een niet
doorgegaan voorstel om de amben te belasten, verdiende de secretaris van
Veghel toen als tractement van het dorp 95 gulden, met nog 305 gulden
aan emolumenten (verdiensten voor schrijfwerk), samen 400 gulden per
jaar. Die
emolumenten waren de inkomsten van het schrijfwerk voor individuele
personen, de kerk en de armentafel. Die inkomsten waren toen dus hoger
dan zijn tractament van het dorp.
In 1724 werd door de overheid
vastgesteld wat de secretarissen in de Meierij van 's-Hertogenbosch voor
hun diensten mochten van individuele personen, de kerk en de armentafel.
Betalingen door het dorp
Aanvankelijk werd
de secretaris door het dorp per dienst betaald. Enkele voorbeelden uit
de dorpsrekeningen.
-
1613-1614:
betaelt aen Rombout Lamberts secretaris X13 gulden 3 ½ stuijvers) voer
schrijven voir dorpe geschreven noch aen verscheyde verteerde costen ten
huyse van Jan Ariens gedaen van duerwaerders boden van Den Bossche ende
Huesden ende voirts by de overicheyt van den dorpe ins dorps dienst ende
alles by specificatie ende quitantien hier overgegeven van dato 14
dcecembris bij schepenen affgerekent, samen ter sommen van 50-14-8
-
1629-1630: aen den secretaris Heessel
betaelt van schrijven voor het dorp gedaen volgens zyne specificatie
3-12-0
-
1635-1636: alnoch is bevonden te wesen vertert ten huijssen vanden
secretaris soo bij soldaeten als ruijters vertert ende andere
vergaderinge aldaer geschiet alles naerder blyckende bij syn
spetivocatie, compt ter somme van 132-10-0
-
1635-1636: opten selven dach doen waeren Gerit Jans van Dieperbeeck
ende den secretaris geweest naer Sint Odenrode oock om aldaer te haelen
by de wedt een certificatie van de thienden hoe ende tot wadt prijs die
aldaer verpacht waeren ende ofte se niet en waeren minder verpacht als
andere voorgaende jaeren ende als doen vuijt gegeven van de certificatie
te maecken ende de verteringe tesamen belopt 6 gulden
-
1636-1637: Gerit van Hessel secretari) in Vechel brengt in van verterde
kosten tot sijnnen huijssen gevallen, belopt ter somme van 303 gulden 19
stuyvers blyckende by sijn spetivocatie
-
1637-1638: aen den secretaris van de vrijheyt te schrijven voor ons dorp
van Vechel gegeven 6 stuyvers
-
1643-1644:
aenden
secretaris van de contributie ceelen te schrijven betaelt 5 gulden 4
stuyvers
-
1646-1647: vuytgegeven vande celen te schrijven aenden secretaris 5
gulden
Op 9-7-1659 stelde de Raad van Brabant een reglement op betreffende de
slarissen van de secretarissen. In verband met het stokhoudersambt werd
toen vastgesteld wat de secretaris zou ontvangen per gulden van de
opbrengst van de openbare verkoop.
In het reglement van 15-1-1662 van de Staten-Generaal werden de
salarissen van de secretarissen in de Meierij bepaald.
Het bestuurlijk reglement van Veghel van 11 juli 1662 bepaalde in
artikel 30:
-
Item
dat den secretaris pertinente aentekeninge sal houden van syn
verdiensten die hij voor den dorpe sal comen te doen ter instantie van
den regeerders, borgemeesters ende gecommitteerde ende jaarlijkx bij
pertiniente specificatie overbrengen on deselve naargesien ende daer
over alsdan gedisponeert te werden van betaelinge te doen hebben naer
behooren sonder hetwelk geen betaeling sal gedaen werden.
In de
dorsrekeningen troffen we de volgende uitgaven aan 'betaalt
aan de secretaris voor het schrijven van alle dorps saacken, mitsgaders
vacatien, verschotten als andere volgens geëxamineerde specificatie'.
Daarnaast kreeg hij (1684-1685 'als vanouds') 8-0-0
voor het
schrijven van de borgemeestersrekeningen en (minstens vanaf 1684-1685)
10-2-0 'voor
het passeren, formeren en apostilleren deser reekckening met het zegel'.
In de
dorpsrekening van 1705-1706:
-
Secretaris voor het schrijven van dorpszaken, vacatien en voorschotten
260-0-0
-
Secretaris voor opstellen van deze rekening 15-15-0
-
Twee zegels voor de dorpsrekening 1-17-0
Volgens de
dorpsrekeningen werden aan secretaris Jacob Boor werden door het dorp de
volgende bedragen betaald.
De bedragen
werden betaald 'volgens specificatie'. Dat was schrijfwerk voor het
dorp, vergoeding voor reizen (de vacatien), en eventueel nog andere
uitgaven.
De eerste
aanwijzing in de Veghelse bronnen voor een regeling van een vast bedrag
voor het schrijfwerk voor het dorp staat in de
marge van rekening 1692-1693 geschreven:
-
is jaarlijcxs aan de secretaris voor schrijfgelt geaccordeert van alle
ordinaare saecken 95 gulden
Mogelijk was dit bedrag in de ordonnatie van de Staten Generaal van
15-1-1662 bepaald. Volgens
een lijst van 23-11-1697 gebruikt bij een niet doorgegaan voorstel om de
amben te belasten verdiende de secretaris van Veghel toen als tractement
van het dorp 95 gulden, met nog 305 gulden aan emolumenten, samen 400
gulden per jaar. (ARA SG
12548‑500). Die emolumenten waren de
inkomsten van het schrijfwerk voor individuele personen, de kerk en de
armentafel.
Aan de opvolger
van secretaris Jacob Boor, Mathijs Nieckens, werd door het dorp betaald:
In deze bedragen
zit een vast tractement van het dorp, plus nog andere uitgaven.
Op 27 juli 1717 kocht Gerard de Jong het erfsecretariaat van Veghel.
Nadat De Jong van de Staten-Generaal toestemming had verkregen om zich
in het bezit van het ambt te stellen, legde hij op 1 mei 1719 als
secretaris de eed af in de raadkamer van Veghel. In de tussentijd, op 15
juli 1718, werd er een regeling getroffen tussen de schepenen namens het
dorp en Matijs Nieckens, waarbij uitgerekend werd dat het dorp nog
151-11-0 aan Nieckens moest betalen. Dit bedrag werd uitbetaald aan
Gerard de Jong 'op
korting van het geene heer Nieckens van pacht penningen aen de Jongh
verschuldigd is'. Hieruit blijkt dat Niekens tussen 27-7-1717 en
1-5-1719 het secretariaat van Veghel van Gerard de Jong in diens functie
als erfsecretaris, gepacht heeft.
Het bedrag werd volgens een notitie in de dorpsrekening van 1718-1719 op
2 april 1719 aan de Jong uitbetaald. De regeling van 15-7-1718 was als
volgt:
Liquidatie gehouden ende gemaeckt tegen Matijs Nieckens, secretaris
alhier als gewesene collecteur van verscheijde impostien van dese
gemeijnte over eenige posten ende reckeningen qualijck in reckening
gebragt ten eenre ende de schepenen ten andere gehouden, bestaende in
het geene hier naer is volgende:
-
de rendant (Maijs Nieckens) heeft gecollecteerd de bierlijst over de
gemene ingesetenen omgeslagen over het jaar ingegaan oktober 1711, ende
de lijst der tappers is als doen gekolleteert van Hendrick van Kilsdoncq
ende Arien Aert Goorts thappende, welcke tapperslijste alleenlijck kompt
te bedragen een hondert en tachtigh gulden. Wert geleden onder reserve
dat die tappers sullen hebben te doen behoorlijcke reckening.
-
Nieckens heeft daarop maar ontvangen 119 gulden en vermits hij de bieren
van den jaere voorschreven ten comtoore ten volle heeft betaaelt ende
die hondert en tachentig gulden heeft gebragt in sijn rekening, soo
compt hem daer van te goet 61 gulden
-
Item wordt den rendant goet gedaen voor fout in de slagt lijste van
enige arme luijden 9-2-0
-
Item wordt den rendant goed gedaan wegens verteringen van schepenen ende
eijkmeester in het eijke der brouketels 11-4-0
-
Item alsnog 11-13-0 als de regenten in verscheijde reijse hebben
verteert in het vormeeren van alle de belet lijsten
-
Item wert den rendant alsnog gedaen wegens de verteringe van de
substituut eijkmeester dat hem in sijn specificatie 1717 was geweijgert
13-10-0
-
Item 30 gulden wegens geleden schade in het executeren over de bieren in
1711
-
Item alsnog van de verteringen van de vorstere vergeten in de rekening
te brengen door abus ‘t gene de borgemeester van den jare 1714 aen
Nieckens hadde gecort 15-0-0
-
Totaal 151-11-0
Nieckens verklaart alle de voors posten deugdelijk te competeerde ende
ter goeder trouwe te hebben ingebracht. Met het bovenstaande bedrag
stelt hij zich tevreden en ziet af van verdere pretensie en verklaart
verders dat dese voorschreven somme te asineere om door de
ondergetekende regenten te mogen werden betaelt aen de heer Gerard de
Jongh op korting van het geene heer Nieckens van pacht penningen aen de
Jongh verschuldigd is.
Bij zijn aantreden trof Gerard de Jong met het dorpsbestuur een regeling
over zijn tractament. In de dorpsrekening van 1719-1720 staat vermeld.
-
Item aen den secretaris volgens accoort van alle dat ordinaar is te
schrijven, soo van boecken, lijsten, besoignes, brieven, vacatien,
ordonantien en wat verders inde gewoon is te doen, geaccordeert voor
309-9-0 jaarlyx en 9-0-0 voor verschotte van pampier, tsamen 318-18-0,
alleen bij hem gereserveert dat extraordinaar is, ook de reeckeninge,
buijten dorps vacatien ende verschotte van zegel etcetera, ende is het
voorscreven tractament eerstmaal vervallen den 15 april 1720, dus
318-18-0
Dit bedrag van 318-18-0 werd volgens de dorpsrekeningen hierna tot en
met 1724-1725 jaarlijks aan secretaris de Jong betaald.
Op 20 september 1724 werd door de
Staten-Generaal een vast salaris voorgeschreven voor de secretarissen in
de Meierij,
terwijl voor elke andere dienst voor de bewoners werd vastgelegd wat hij
daarvoor mocht rekenen.
Over dit reglement schreef de Veghelse secretaris Gerard de Jong:
-
dat die resolutie ten doelwit heeft gehad om de zoo zeer verarmde
ingezetenen in Staats Braband en wel insonderheid in de meijerije van 's
Bosch, die volgens Haar Hoog Mogende getuijgenis selfs tot zinkens toe
belast waren, te soulageren onder andere met een ponct van ontlasting in
aanmerking schijnt te zijn gekoomen omme de respective secretarissen in
de meijerije van 's Bosh bij weegen van ujtkoop in plaats van te
declareeren ten laste van de gemeentens een bepaaldelijk jaarlijks
tractement toe te leggen, waar voor zij zouden gehouden zijn alle
dorpszaeken waer te neemen zonder booven of buijten die somme ten laste
van de gemeentens te mogen declareeren.
Na 1724 bereidde het takenpakket van de secretarissen voor het dorp zch
uit, wat tot overleg en protesten van de secretarissen leidde. Nieuwe
taken waren bijvoorbeeld het geregeld vernieuwen van de
verpondingsboeken, het opstellen van lijsten van inwoners, het opstellen
van registers met schulden, het maken van een inventaris.
Ondanks de protesten van de
secretarissen werd hun salaris niet meer aangepast. In de door ons
geraadpleegde dorpsrekeningen van Veghel wordt het jaarlijkse tractament
van 370 gulden tot en met 1810 genoemd. Alleen in 1756-1757 ontving de
secretaris slechts 355 gulden. Hij had van het dorp een strafkorting van
15 gulden gekregen, omdat hij te kort was geschoten in zijn werk:
-
Bij het
recepsisboek blijkt niet dat aan Dirk Janse Vermeulen als collecteur van
de verponding, beeden en gemeene middelen over den jaare waar van de
rekeningen in deeze bant zijn ingebonden voorgelezen zijn Haer Edel
Mogende resolutie van den 21 october 1738 en 27 augustus 1745, niet
tegenstaande over het jaar daar te vooren sub dato 1 april 1755 daar van
mentie is gemaakt in voorscreven recepsisboek, derhalven moet in gevolge
Haer Edel Mogende resolutie 28 december 1752 van dit tractement
geroyeert worden f 15-0-0.
Betalingen door de armentafel
In de oudste
armrekeningen van Veghel wordt Jan van Heessel vermeldt voor schrijfwerk
voor de armentafel:
-
1650-1652: Aen
Jan van Heessel dat hij voor den rendant overmits sijnen geleertheyt
heeft veele verscheyde quitantien geschreeven tot behoeff der debiteuren
-
1652-1653: Noch betaelt aen Jan van Heessel voor een request te
schrijven dat alle vuijttlantsche beedelaers soude vertrecken, 0-6-0
Jan van Heesel was in die jaren substituut secretaris.
In de jaren
daarna komen uitgaven voor een secretaris steeds terug. Hij kreeg
betaald voor het opstellen van de rekening aan het einde van de elke
periode, en tevens voor het opstellen van de ‘beurboeken’waarin de
jaarlijkse ontvangsten genoteerd werden.
Daarnaast kwamen
ook wel bijzondere adminstrative werkzaamheden voor, zoals het
registreren van de eed van de armmeesters. In de rekening van 1723-1725
staat een uitgave van 11 gulden aan de secretaris vermeld, voor
‘verduijsterde rente op te soecken, ook panden voor lange vercoght om
daar op te verhael van seecker capitael van 20 gulden geprocedeert’.
In 1685-1687 werd betaald aan Jacomijna
Bijmans voor het
‘opreeckenen ende het doen der laetste reeckening’, 6-10-0
Volgens een
resolutie van de Staten Generaal van 29 september 1724 diende de
secretaris voor zijn dienstena an de armentafel voortaan 15 gulden per
jaar te ontvangen. In de armenrekeningen wordt de uitgave voor dit
tractament vanaf 1725 tot en met 1808 jaarlijks vermeld. Vanaf 1742-1745
kreeg de secretaris ook een vast bedrag van 2 gulden en 5 stuivers voor
papier.
Betalingen door de kerk
Aanvankelijk werd
de secretaris door de kerk per dienst betaald, bijvoorbeeld in de
rekening gesloten op 21-9-1660 wordt aan de secretaris betaald:
-
Voor
het protocol eens laeten naesoecken 0-12-0, een request aen de
dinghbanck ingegeven 0-2-0, een copie van joncker Broeckhoven testament
laeten schrijven 0-9-0, laeten copieren eenen kercken brief 0-15-0,
samen 1-18-0
Vanaf de rekening van 28-11-1670 kreeg de secretaris telkens betaald
voor het schrijven van de rekening, van een copie en de zegels, en het
schrijven van het collecteboek voor het registreren van de inkomsten.
Aanvankelijk varieerden die bedragen. Vanaf 1697 tot 1724 komen telkens
dezelfde standaardbedragen voor:
-
Aen den decretaris voor het opstellen, schrijven ende apostilleren deser
reeckeninge, 6-0-0
-
Voor het duplicaet, 3-12-0
-
Voor de zegels voor het duplicaet, 1-17-0
-
Voor het schrijven van het beurboeck voor twee jaren, 3-12-0
Volgens een resolutie van de Staten Generaal van 20-9-1724 kreeg de
secretaris voortaan 7 gulden en 10 stuivers per jaar van de kerk. Daar
kwam nog een aantal jaren per rekening 1-12-0 bij voor uitgaven voor
zegels het copie en papier (in latere rekeningen varieert dit bedrag).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||