Gereformeerde ambtenaren in Veghel (1648-1795)

Martien van Asseldonk, 18 augustus 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

Na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 werd het katholieke geloof in de Meierij verboden, en na de vrede van Munster in 1648 werden de katholieke kerken geconfisqueerd. Hierna probeerden de gereformeerden aanvankelijk om de bevolking van de Meierij tot het protestantisme te bekeren. Plaatselijk werden dominees ofwel predikanten aangesteld en kleine gereformeerde kerkgemeenten gesticht. Het werd nuttig geacht dat de schoolmeester gereformeerd was. Wie de jeugd heeft, heeft immers de toekomst. Ook moesten belangrijke functies in het dorpsbestuur coortaan door gereformeerden bekleed worden. Daarmee droeg men bij aan een veiligere omgeving waarin de dominee en schoolmeester hun werk konden doen en daarnaast had het vooral te maken met het uitoefenen van macht en met de inkomsten van die functies. De gereformeerden waren niet geïnteresseerd in baantjes als borgemeester (die de belastingen inden) of achtmannen, vertegenwoordigers van de buurtschappen die onder andere hielpen met het omslaan van de belastingen. Die functies bleven na 1648 dan ook door katholieken uitgeoefend worden. Wel waren ze geïnteresseerd in invloedrijke functies als secretaris, schepenen en vorsters. Het was daarbij van belang dat de gereformeerden konden beslissen over de aanstelling van ambtenaren in de Meierijse dorpen. Functies als kwartierschout en stadhouder waren dan ook vanaf 1648 aan gereformeerden voorbehouden.

 

Het beleid van de protestanten werd gehinderd door het gegeven dat er maar weinig gereformeerde inwoners waren. De predikanten, schoolmeesters en ook andere functionarissen kwamen dan ook veelal van elders en vestigden zich dan voor kortere of langere tijd in de Meierij, of in ons geval in Veghel. De katholieken van Veghel bleven op een enkeling na trouw aan hun geloof. In dit opstel schetsen in hoeverre de protestantisering van de Veghelse functionarissen geslaagd is geweest.

 

 

De secretaris

 

In 1651 werd door de overheid geprobeerd om de erfsecreatrissen hun rechten te ontnemen. vermoedelijk stond dit in verband met de wens om gereformeerde ambtenaren aan te stellen. De politieke reformatie betekende wel het einde van het eigenhandig bedienen van de schrijfambten. De Staten-Generaal behielden zicht voortaan het recht voor om de kandidaat-secretarissen die door de erfsecretaris werden voorgesteld, al dan niet goed te keuren. vanaf 1660 moesten de secretarissen voldoen aan de eisen, gesteld in het reglement op de politieke reformatie van dat jaar. Een protestant als erfsecretaris mocht wel zelf de secretarie bedienen. De beknotting van hun rechten maakte het voor de erfsecretarissen minder aantrekkelijk, vandaar dat na 1651 steeds meer tot verkoop werd overgegaan.

 

De relgies van de Veghelse secretarissen na rond 1648 waren als volgt.

 

 

Naam van secretarissen:

Actief als secretaris:

Religie:

 

Dirck Rutten van der Hagen

1646-1650

Katholiek

Anthonij Jansen van Meurs

1651-1652

Gereformeerd

Willem Daverveldt

1652-1653

Gereformeerd

Willem Hendrickx van Uden

1653-1660

Gereformeerd

Marcelis van der Sloot

1660-1662

Gereformeerd

Huijbert Herman van Bree

1662-1673

Gereformeerd

Cornelis Dircx van der Haegen

1674-1675

Katholiek

Dirck Municxhof

1675-1676

Gereformeerd

Jacob Boor

1676-1706

Gereformeerd

Matijs Nieckens

1707-1719

Gereformeerd

Gerard de Jong

1719-1740

Gereformeerd

Petrus de Jong

1740-1793

Gereformeerd

Johan de Jong

1793-1808

Gereformeerd

Jacob Jacot

1808-na 1810

Gereformeerd

 

 

 

Naam van subsituut-secretarissen:

Actief als secretaris:

Religie:

 

Dirck Rutten van der Hagen

1650-1660

Katholiek

Johan van Heessel

1649-1657

Katholiek

Henrick Adriaenssen van Heessel

1658

Katholiek

Gerit Gerit Roefs

1660-1674

Gereformeerd

Harmen Bijmans

1674-1707

Gereformeerd

Jacob Jacot

1802-1808

Gereformeerd

 

 

De conclusie is dat de secretarissen en substituut-secretarissen vanaf 1651 overwegend gereformeerd waren.

 

 

De schepenen

 

In Veghel zijn de volgende gereformeerde schepenen in functie geweest:

 

Namen:

 

Dienstjaren

Aantal dienstjaren

Jarne als (vice-) president

Gerit Roeffs

1652-1670 (vanaf 1653 president, vanaf 1657 vice-president, vanaf 1667 weer president), 1672-1674 (president)

20

19

Peter Claessen van Valderen

1653-1655, 1658-1670, 1672-1674, 1682-1684

18

 

Arien Hendrick Jan Dircx Smidts

1662-1700 (vanaf 1667 vice-president, vanaf 1674 president, vanaf 1677 weer vice-president)

38

33

Meester Jan Bel

1725-1727

2

 

Hendrik van Cuijk

1731

1

 

Geerling de Boij

1731-1734

3

 

Hendrik van Reijstenborgh

1746-1747

1

 

Jan van de Werk

1746-1747

1

 

Carel Lodewijk van Tielen

1753-1756

3

 

Benjamin de Jong

1755-1760 (vanaf 1755 als vice-president)

5

5

Heer Johan Wilhelm de Thielen

1756-1760

4

 

Petrus de Jong

1760-1770 (vanaf 1760 als vice-president, vanaf 1762 als president)

10

10

Hendricus Gerbrants

1770-1786 (President)

16

16

-        Johan de Jong

1776-1793 (vanaf 1776 als vice-president, vanaf 1787 als president)

17

17

-        Martinus van Heynsbergen

1776-1780

4

 

-        Lodewijk Carel Van Dijck

1777-1785

8

 

-        Adrianus Plomp

1781-1783

2

 

-        Antony Hendrik Gerbrandts

1787-1795 (vanaf 1787 als vice-president, vanaf 1793 als president)

8

8

-        T. J. van Eijmeren

1788-1790

2

 

-        Paulus Plomp

1790-1795

5

 

-        Johannes Antony Kuypers

1790-1795

5

 

-        Johan Boellaard

1791-1792, 1793-1795

3

 

-        Totaal aantal gereformeerden: 22

 

176

108

 

De eerste gereformeerde schepen in Veghel was Gerard Roefs die eind 1652 werd aangesteld. Hij werd ook meteen president-schepen. Tot 1670 was Gerit Roefs president-schepen of vice-president. In 1653 volgde de tweede protestantse schepen: Peter Claes van Valderen, die maar twee jaar in dienst bleef en die later nog drie korte perioden als schepen zou fungeren (1658-1670, 1672-1674, 1682-1684). In 1662 trad de derde gereformeerde schepen aan, Adriaen Smits, die maar liefst 38 jaar onafgebroken schepen zou blijven, waarvan 33 jaren als president of vice-president. Tot 1700 was hij meestal de enige gereformeerde schepen.

Daarna is het gedaan met de vertegenwoordiging van de gereformeerden in de Veghelse schepenbank, totdat schoolmeester Jan Bel in 1725-1727 kort schepen was. In 1731 was de gereformeerde Hendrik van Cuijk enkele maanden schepen. Hij overleed vrij snel na zijn aanstelling en werd opgevolgd door de eveneens gereformeerde Geerling de Boij (schepen 1731-1734). Daarna duurde het weer tot 1746 voordat de gereformeerden Hendrik van Reijstenborgh en Jan van de Werk allebei één jaar schepen waren.

Tot aan 1777 was het aantal gereformeerde schepenen beperkt tot maximaal één of twee, maar vanaf 1777 veranderde het beeld. In dat jaar was voor het eerst een meerderheid van het schepencollege gereformeerd. Het aantal wisselde daarna een beetje maar die meerderheid van gereformeerde schepenen werd geleidelijk steeds meer regel dan uitzondering. In 1791 waren zelfs vijf van de zeven schepenen gereformeerd. We zien dus in de laatste decennia van de achttiende eeuw een toename van de macht van de gereformeerden in het dorpsbestuur van Veghel. Aan die tendens kwam een abrupt einde door de inval van het Franse leger. Op 13 april 1795 werd er door de inwoners van Veghel voor het eerst een dorpsbestuur gekozen, en daarmee kwam een einde aan het tijdperk waarin de schepenen door de kwartierschout  of diens stadhouder aangesteld werden. De inwoners rekenden resoluut af met de macht van de gereformeerde schepen en en kozen toen een bestuur dat alleen maar uit katholieken bestond.

Over de hele periode 1648-1795:

o   Zijn 141 katholieke mannen als schepen in functie geweest, en 22 gereformeerde mannen. Van het totaal van 163 schepenen is dus slechts 13.5 % gereformeerd geweest.

o   De 141 katholieke schepenen bleven gemiddeld 6.0 jaren in dienst, en de gereformeerde schepenen gemiddeld iets langer: 8.0 jaren.

o   Van de katholieke schepen-dienstjaren was 18 % voor de functie van president en vice-president. Voor de gereformeerden lag dat percentage beduidend hoger: 61 %.

o   Van het totaal van 262 schepenjaren waarvan we de president of vice-president kennen was dat in 41 % van de tijd een gereformeerde schepen.

Samengevat: er zijn weinig gereformeerde schepenen geweest, maar ze maakten wel in relatief hoge mate de dienst uit.

 

De schoolmeesters

 

Al in 1648 verscheen de eerste gereformeerde schoolmeester in Veghel: Hendrick Buytendijck. Daarna waren alle schoolmeesters in Veghel gerformeerd tot en met meester Jan Brug die van 1769 tot 1796 schoolmeester was. Na de komst van de Fransen werd Jan Brug op verzoek van de inwoners van Veghel wegens onbekwaamheid ontslagen. Hij werd in 1796 opgevolgd door de Katholieke Lambert van Buel. Ook de schoolmeesters te Eerde waren in deze periode voor zover bekend allemaal gereformeerd.

 

De Katholieken stuurden hun kinderen aanvankelijk naar Kaholieke bijscholen in plaats naar de gereformeerde schoolmeester. De gerformeerde kerkenvergadering van Veghel constateerde op 11 november 1663:

-        Is voorgestelt het beclaechlijck niet schoolhouden alhier tot Vechel ende tot Erp ende gevraecht naer middelen en raedt om daer toe te mogen comen. (..) Wat aengaet Vechel zijn veele clachten gementioneerdt die de naburen voortbrengen tegen den schoolmeester, waerom sij wel souden willen trachten eenen bequaemen substituut met ordre van hoogh macht te mogen stellen

 

Vanaf 1649  werd er school gehouden door een katholieke schoolmeester in de schuilkerk net over de grens met Uden. Petrus Verputten gaf daar les van 1649 tot 1658. vermoedelijk gaven ook onderwijzer Peter Boorten (overleden in 1706) en Odolphus van Hasselt (vermeld in 1731) les in deze schuilkerk.

 

In 1710 klaagde de Erpse schoolmeester dat er ook in Boekel een paapse school was gevestigd, waar kinderen uit Erp en Veghel naar toe gingen.

 

Op  19 mei 1715 werd in Veghel begraven: Rodolphus Agidij, visuus, instructor parvularum in Zijtard. In het Nederlands vertaald: Roelof Dielissen, onderwijzer van de kinderen in Zijtard. Voor de kinderen van Zontveld en Zijtaart was het erg ver lopen naar de schuilkerk bij het tegenwoordige Mariaheide. In die tijd gingen de boerenkinderen overigens alleen in de wintermaanden een paar maanden naar school om te leren lezen, schrijven en rekenen. De rest van het jaar werden ze thuis gehouden om mee te helpen op de boerderij. Toch was er kennelijk wel behoefte aan wat onderwijs voor ook deze kinderen en vanaf een gegeven moment gaf Roelof Dielissen les in het gehucht Zijtard. Er was geen sprake van een schoolgebouw, hij gaf les in een woning.

 

Rond 1740 kwam er in de hele Meierij een einde aan dit soort katholieke of 'paapse' bijschooltjes, omdat het geleidelijk aan minder bezwaarlijk gevonden werd om de kinderen naar de reguliere dorpsschool met de gereformeerde schoolmeester te sturen. De drang om kinderen te bekeren was inmiddels grotendeels verdwenen. De door de gereformeerde gebruikte katechismus en hun gebeden werden niet langer aan de katholieke kinderen opgedrongen. De behoefte aan leerlingen, en hun schoolgeld won het op den duur van de bekeringsijver.

 

 

De vorster

 

Handrick Denisse van Schijndel was al vanaf 1629 vorster in Veghel. Toen in 1648 gereformeerden de voorkeur voor dit soort baantjes kregen, besloot Hanrick zich te bekeren. In 1752 werd hij toegelaten tot de gereformeerde kerkgemeente. Hij bleef vorster tot aan zijn dood in 1757. Hierna zijn tot aan 1809 alle Veghelse vorsters gereformeerd geweest.

 

 

De ondervorster en de bedeljager

 

Bij de ondervorsters zien we het volgende beeld.

 

Vermeld:

Namen:

 

Religie:

1651-1669

Adriaen Aelberts

Gereformeerd

1669-1677

Cornelis Jansse van Geelkercken

Katholiek

1677-1702

Jacob Jansse van Geelkercken

Gereformeerd

1702-1707

Antonij van Geelkercken

Katholiek

1707-1720

Jan Eymbers van de Groenendael

Katholiek

1720 -1752

Jacobus van Orten

Katholiek

 

De gereformeerde Adriaen Aelberts werd na 1648 als ondervorster in Veghel aangesteld. Hij werd in 1669 opgevolgd door een Karholiek, Cornelis van Geelkercken. Die werd opgevolgd door zijn broer Jacob, die zich in 1687 tot de gereformeerde kerkgenootschap toegelaten werd. Na hem waren er van 1702 tot aan 1752 alleen maar katholieke ondervorsters.

 

Vanaf 1699 waren er ook gesalarieerde bedeljagers in Veghel. Tot aan 1752 waren dat steeds katholieken.

 

In 1752 verzocht de gereformeerde Johannes Kruijbuller, geboren in Bern, om in Veghel de gecombineerde functie van ondervorster en bedeljager te mogen bekleden. Dat verzoek werd door de Staten Generaal op 13 oktober 1752 ingewilligd, maar Kruijbuller overleed al enkele maanden later, op 4 maart 1753. Hiena werd in zijn plaats de eveneens gereformeerde Martinus Thielemans, geboren in Den Bosch, aangesteld. Tielemans kwam in de problemen wegens dronkenschap en verwaarlozen van zijn zaak en nadat hij wat hout uit een houtmijt had gestolen, werd hij door inwoners van Veghel zo bang gemaakt dat hij naar Indië vluchtte. Hierna werd in 1756 door stadhouder Eckringa een Sax aangesteld, Johan George Clein. Die vertrok al in 1757 met de stille trom, een dochtertje van vier achterlatend, dat hierna onderhouden werd door de armentafel van Veghel. Na de slechte ervaringen met gereformeerden werden er tot aan 1780 weer katholieke ondervorster-bedeljagers aangesteld. Johan Zeits (in functie van 1780 tot 1810, en al eerder van 1774 tot 1810 als tweede dienaar) was wel weer gereformeerd. De andere tweede dienaars (aangesteld vanaf 1772) waren voor zover bekend katholiek.

 

We zien hier dat vanwege gebrek aan veel kandidaten men wel eens minder bekwame gereformeerde personen aanstelde, wat ook bij de schoolmeesters (Aelbert Sterckman, Jan Brug) het geval geweest lijkt te zijn. Opvallend zijn de twee bekeringen (een vorster en een ondervorster) kennelijk ingegeven door de behoefte aan een baan.

 

 

Conclusie:

 

In hoeverre zijn de gereformeerden er in geslaagd on het ambrenarencorps van Veghel te protestatiseren? We constateerden:

 

-        Na 1648 waren (bijna) alle secretarissen gereformeerd.

-        Wat de schepenen betreft bleef de deelname van gereformeerden aan de schepenbank in aantal beperkt, hoewel ze wel relatief vaak als president-schepen of als vice-president de dienst uitmaakten. Vanaf 1777 nam het aantal gereformeerden in de schepenbank sterk toe en steeds vaker waren de meeste schepenen gereformeerd. Hieraan kwam in 1795 een abrupt einde toen de schepenen niet langer door de kwartiersschout of diens stadhouder aangesteld werden, maar gekozen werden door de bevolking. Die kozen alleen maar katholieken schepenen.

-        De schoolmeesters waren vanaf 1648 allenaal gereformeerd. De inwoners klaagden over de kwaliteit van enkele schoolmeesters. Tot 1730-1740 stuurde de bevolking hun kinderen nietnaar de gereformeerde school, maar naar katholieke bijscholen. Daarna was de gereformeerde bekeringsijver geluwt, de scherpe gereformeerde kantjes van het onderwijs afgeslepen, en werd het niet langer bezwaarlijk gevonden de kinderen naar de dorpsschool met de gereformeerde onderwijzer te sturen.

-        De vorsters waren vanaf crica 1648 ook allemaal gereformeerd. De vorster die in 1648 in functie was bekeerde zich tot het gereformeerde geloof om zijn functie te mogen houden.

-        Een deel van de ondervorsters en bedeljagers was gereformeerd, en een deel was katholiek. Het gebrek aan geschikte gereformeerde kandidaten liet zich hier voelen, en enkele gereformeerde bedeljagers maakten er een potje van.

 

De conclusies dat de proestantisering het beste geslaagd is bij de functies van secretaris en vorster. De vertegenwoordiging van gereformeerden in de schepenbank was van 1648 tot 1777 qua aantal slechts beperkt, hoewel de invloed toch relatief groot was. Tussen 1777-1795 waren er wel meer gereformeerde schepenen, maar daar kwam in 1795 een einde aan. Voor de lagere functies van ondervorster en bedeljager waren maar weinig gereformeerde kandidaten, en als die er al waren, waren ze enkele keren geen succes. Twee keer bekeerde een katholieke vorster en ondervorster zich, kennelijk vanwege behoefte aan de betreffende baan. Ook de schoolmeesters waren gereformeerd, maar de kwaliteit liet soms te wensen over, en van het idee om de jeugd via de gereformeerde onderwijzers het gereformeerde gedachtengoed bij te brengen, is nooit iets terecht gekomen.

 

Als we 'scoren':

 

Ambten:

 

Succes van protestantisering:

 

Secretaris

Uitstekend

Schepenen

Matig, maar relatief veel invloed

Vorster

Uitstekend

Ondervorster

Slecht

Schoolmeesters

Matig tot goed, maar weinig invloed

Totaal/gemiddeld:

Matig

 

De algemene conclusie is dat de protestantisering van het ambtenaren-apparaat van Veghel tussen 1648 en 1795 een nogal wisselend beeld laat zien, waarvan we het succes in zijn algemeenheid als 'matig' kunnen bestempelen. Het resultaat van het doel op hoger niveau om via de predikant en schoolmeester de katholieken te bekeren tot het gereformeerde geloof was ronduit slecht. De steun van de gereformeerde secretaris, schepenen en vorster om de dominee en schoolmeester te bescherment egen 'paapse stoutigheden' kon daar niets aan veranderen. Maar ach, het ging ook om de inkomsten van die baantjes, zelfs de schoolmeester ruilde op een gegeven moment zijn bekeringsijver in voor het schoolgeld van zijn leerlingen.