De dorpsbode (1744-1810)
Martien van Asseldonk
5 mei 2014
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
In de dorpsrekeningen van Veghel
staan uitgaven vermeld voor zowel bode die een bericht naar Veghel
brachten, als voor boden die namens Veghel berichten naar elders
brachten.
Enkele willekeurige voorbeelden uit
de oudst bewaard gebleven dorpsrekening van 1604-1605 van boden die
berichten naar Veghel brachten:
-
den 18
februarij gegeven eenen bode eenen omlopenden brief ( een brief die van
dorp naar dorp rondgebracht werd, die men ondertekende als gelezen en
dan weer terug gaf aan de bode) brocht van den schoutent van Pelant om
op een dachvaert (rechterlijke bijeenkomst) tot Alen (Aarle) te coemen
ende doen den bode betaelt, 3 stuivers en 4 penningen
-
den 23
februarij gegeven eenen bode die eenen omlopenden brief brocht van
Helmont om te coemen peynieren (pionieren ofwel graven) ende doen
betaelt 3 stuivers en 12 penningen
-
den 17 maij
heeft Jacop Tijssen betaelt eenen bode die eenen brief brocht van die
gemuyteneerde (opstandelingen) van de voyerasie (fourage, voer voor de
paarden) omdat wij soude coemen betaelen 1 stuivers en 13 penningen
-
den 20 junij
heeft Eijmbert Diercx betaelt twee jongens die eenen brief brocht van
Joncker Eynhoudts ende Floris Michielss omdat wij met hen soude coemen
accorderen aengaende d’ aude voyeratie die wij nochtans betaelt hadden,
maer door dreyging van de jonxens betaelt 14 stuivers
-
den 20 julij
heeft Eymbert Diercx betaelt eenen bode die eenen brief brocht van
meester Thomas van Alen dat wij egeen noot en hadden voer het volck van
capiteijn Thomas dat nae Den Bosch trock, dat het door Vechel niet en
soude coemen, maer dat wij tot Schijndel soude moeten (brengen) bier
ende broot, want Jacop Tijssen haddet meester Thomas bevolen dat hij ‘t
ons soude laeten weten, ende doen gegeven den 8 stuivers 1 ort. Ende
doen een half ure daer nae seynden ons den schoutent van Pelant een bode
met eenen brief dat wij tot Beerlecom soude brengen 250 ponden broots, 7
tonnen biers een vette beest ende eenen hamel, gelyck wy dede ende doen
dijen bode van dijen brief gegeven 8 stuivers 1 ort
-
Item den 9
september heeft Eijmbert Diercx betaelt eenen bode die eenen omlopenden
brief brocht van den schoutent van Pelant omdat wij soude ciesen
vrijschutten ende dat de kerck soude gebieden wat schellemen oft
rabauwen iet aenrichten dat men die vangen soude oft dootslaen, 4
stuivers en 8 penningen
En
enkele voorbeelden uit de dorpsrekening van 1629-1630 van betaling aan
boden die voor Veghel op pad gingen naar elders. Men rekende na een
bepaalde periode af, en details worden meestal niet vermeld.
-
Item aen Peter Aerts de wever betaelt van
bode loon volgens zijne specificatie 1 gulden en 12 stuivers
-
aen Jan den Ketelaer betaelt van boijloon
ende den dorp in verscheijden dienste gedaen, tsamen ter somme van 17
gulden en 7 stuivers volgens zijne specificatie
Het
valt op dat in de zeventiende eeuw vaak dezelfde personen voor het dorp
op pad gingen. In de periode 1629-1702 waren dat vooral:
-
Jan den
Ketelaer (vooral 1629-1637)
-
Jan Janssen Ketelaer den Jongen
(1637-1652)
-
Jan Gerlincx (1636-1661)
En incidenteel ook anderen, zoals
Peter Aerts, Jan Janss van Meuwen en Dierck Martens. Na 1638 staat in de
dorpsrekeningen vaak geschreven dat aan de bode betaelt werd voor zijn
‘voor sijn gaen ende staen voor den dorpe van Vechgel gedaen’, of voor
‘binnen dorps te gaen ende loopen om de schepenen ende borgemeesters
dickwils bij den anderen te haelen ende meer anders travallie’ en
dergelijke.
Vanaf de rekening van 1639-164o
staan uitgaven opgenomen voor schoenen voor Jan Gerlings die vaak als
bode voor het dorp op weg was.
-
1639-1640:
gegeven aen Jan
Gerlinckx, bode van Vechgel, van syne gedanne foratie voor den dorpe de
somme van 10-0-0
-
1648-1649: betaelt aen Jan Gerlings voor
een paer schoenen, 24 stuivers, ende dat voor syn vacatie by dagen ende
nachten de gemeynt gedient gehad hebbende
-
1652-1653: betaelt voor Jan Gerlings
schoenen, 24 stuivers, dat hij de gemynte by dage ende nachte is
dienende
-
1653-1654: betaelt aen Arien Goossens,
schoenmaker, voor twee paer schoenen voor Jan Gerlings beloopt 3 gulden
en 8 stuivers
Uitgaven voor schoenen voor Jan
Gerlings worden daarna jaarlijks vermeld, zoals in 1654-1655 (26
stuivers), 1655-1656 (28 stuivers), 1656-1657 (2 gulden), 1657-1658 (2
gulden), enzovoorts tot en met 1661-1662. Die schoenen waren een
jaarlijkse betaling in natura aan Jan Gerlings. Verder werd hij per
bericht betaald. Soms was dat per keer, en soms hield hij een
specificatie bij die na verloop van tijd verrekend werd. Jan Gerlings
kan als de eerste dorpsbode met een jaarlijkse beloning (een paar
schoenen) beschouwd worden, al zal hij wel nooit een vaste aanstelling
gehad hebben.
Vanaf 1662-1663 worden uitgaven
voor boden nog wel sporadisch vermeld in de dorpsrekeningen, maar veel
minder. Vermoedelijk gaan die dan grotendeels schuil achter andere
aanduidingen, zoals ‘besoignes’, ‘vacatien’, ‘diensten’, of ‘betaelt
volgens specificatie’. Ook
is het mogelijk dat de borgemeesters zelf vaker voor het dorp op pad
gingen. Het een en ander zou nog nader onderzocht kunnen worden. Vanaf
1662-1663 worden er geen uitgaven meer gedaan voor schoenen voor de
bode. Mogelijk is Jan Gerlings in 1661 overleden, of om andere reden
gestopt met zijn diensten voor het dorp.
Hij kreeg geen opvolger, in elk geval niet iemand die net als hij
elk jaar een paar schoenen kreeg.
De aangestelde boden
Nicolaas Schoonhoven
Op 25 april 1744 stelde het
dorpsbestuur
Claes
Schoonhoven als ‘ordinaris bode’ aan. Hij moest elke week twee maal, en
wel op dinsdag en vrijdag, naar 's-Hertogenbosch gaan om ‘alles de
gemeente rakende voor niets te besorge en mede te brengen’. Hij kreeg
hiervoor een tractement van 15 gulden en 15 stuivers per jaar en ‘en eenige cleedinge’. Op 10 mei 1770, 16 mei 1771 en
18 juni 1772 werd zijn aanstelling telkens met een jaar verlengd.
In 1745-1746 werd voor 2 gulden en
10 stuivers een valies gekocht voor de bode. Regelmatig vermelden de
dorpsrekeningen uitgaven voor kleren voor de bode, zoals in 1746-1747
voor een rok en camisool. De rekening van 1758-1759 schrijft: ‘den
ordinaren boode welcke tweemaal ter weeke na s’ Bosch gaat, heeft boven
syn tractament alle twee jaren een compleet cleet waar voor met alles
wat daar aan dependeert, 27 gulden 3 stuivers en 12 penningen. Vanaf
1762-1763 kreeg hij met zijn nieuwe kleren ook een nieuwe hoed.
In 1777-1778 kreeg hij geld in
plaats van kleren: ‘in plaetse van een nieuwe montering (uitrusting) en
zyn oude nog heel goedt was, de somme van 36 guklden, welke montering
ordinair soo veel kost’. Evenzo in 1781-1782: 36 gulden in plaets van
‘syn lievery ordinair alle twee jaeren gegeven wordende, dog de voerige
nog soo goedt als nieuw synde, wordt sulx aen hem geacordeert’.
In 1751-1752 werd 9 gulden en 10 stuivers betaald aan Dorus Brouwers,
schoenmaker, voor twee paar laarsen ‘per ordre van regenten gemaakt d’
eenen voor den bode welcke claagde by hoog water onderweg de stadt s’
Bosch noodig te hebben, en d’ ander paar voor den nagtroeper voor kou en
sleijk des winters nagte te gebruijken’.
In 1755-1756 kreeg hij een nieuw paar laarzen
en nog ‘een randsel oft nasaal’, kosten 14 gulden. In 1760-1761 weer een
paar laarzen, evenals in 1763-1764. Vanaf toen werd er elke twee jaar
een paar nieuwe laarzen aan de bode gegeven.
In 1784 wordt het tractament van
de bode verhoogd tot 25 gulden per jaar. In 1791-1792 wordt dit
tractament voor het laatst aan Nicolaes Schoonhoven betaald.
Jan Johannis van Doorn
In 1792-1793 wordt het tractament
betaald: ‘aan Jan Johannis van Doorn betaalt in plaats van Nicolaas
Schoonhoven als ordinare boode twee maal per week na de stadt ’s Bosch,
behalven cleagie’, 25 gulden. Hij kreeg toen ook een paar laarzen (6
gulden) en een ‘valies of ransel van leer’ 12 (gulden). Net als zijn
voorganger kreeg Jan elke twee jaar nieuwe kleren, laarzen en een hoed.
In 1799 kreeg hij 44 gulden in plaats van nieuwe kleren.
In 1793-1794 werd ‘volgens ordonantie en quitantie betaalt aan Hubertus
Sassen, silversmit, voor leveren van een silvere dorps boode plaat met
ketting’, 7 gulden 16 stuivers. Het lijkt er op dat de dorpsbode een
ketting met daaraan een zilveren plaat om zijn nek droeg. Mogelijk stond
daar ‘dorpsbode Veghel’ of zoiets dergelijks op gegraveerd. In dat jaar
werd ook 1 gulden en 6 stuivers betaald voor ‘een leere brieve tas voor
de dorpsboode’.
In 1800 kreeg Jan Johannis van Doorn nog als vanouds zijn tractament van
25 gulden. Op 9 november 1800 besloot de municipaliteyt dat hij voortaan
in plaats van twee keer elke week drie keer naar ’s-Hertogenbosch zou
gaan. Zijn tractament werd verhoogd naar 55 gulden per jaar, maar de
laarzen kwamen te vervallen. Wel kreeg hij bovenop de 55 gulden per jaar
als vanouds elke twee jaar nieuwe kleren. De nieuwe dienstregeling werd
drie keer in de Bossche krant geplaatst. Tot 1810, dat is het einde van
de door ons bestudeerde periode, werd jaarlijks het tractement van 55
gulden aan Jan Johannis van Doorn betaald, en elke twee jaar kreeg hij
nieuw kleren, of in plaats van kleren een bepaald bedrag.
De
kranten
In 1803 werd het maalloom dat de molenaars in de Meierij van
hun klanten mochten vragen afhankelijk gesteld van de prijs van
het graan. Die prijs wisselde nogal per tijd en plaats. Het
departementaal bestuur van Braband verzocht het gemeentebestuur van
’s-Hertogenbosch daarom ‘om in beide stadscouranten wekelijks eenmaal
behoorlijk te doen plaatsen de somme waar op de marktprys der rogge de
pegge is geslagen geworden’. Die gepubliceerde prijs gold als wettelijke
norm voor het maalloon.
Het gemeentebestuur van Veghel
besloot daarop op 3 november 1803 ‘om op rekening van de gemeente ten
einde voordaan legaal bewys te hebben waar op de marktprys der rogge
bepaald wordt de Bosse stadscourant te nemen en die wekelijks door de
bode te laten meebrengen en ten raadhuyze ter visie der leden dezer
vergadering te laten berusten. En de molenaar Francis Manders door de
gerechtsbode kennis te laten geven.’
In 1803 werd aan bode Jan van
Doorn, als expres tot s’ Bosch 9 stuivers betaald voor het mede brengen
van de Bossche courant ten eynde de marktprys der rogge te weeten om het
maalloon daar na te regelen. En in 1805 ‘aan Jan Johannes van Doorn zyn
vacatie voor den Bossche courant van anno 1805 de somme van 2 gulden en
12 stuivers. In 1810: voor leverantie van den Bossche courant 2 gulden
en 10 stuivers.
Op 29 september 1805 besloot het
gemeentebestuur om voor rekening van de gemeente een exemplaar van den
Bataafsche Staatscourant aan te schaffen. In 1805 werd betaald: ‘voor
de postmeester te s’ Bosch J. Steinbuch de somme van 5 gulden voor
geleverde staatscouranten’
De notulen van de vergadering van het
gemeentebestuur van 23 juni 1806 vermelden: ‘ontvangen extract uit het
register der deliberatien van het departementaal gerechtshof van Braband
houdende bepalingen ter bevordering en uitbreidinge van het debet der
koninglyke courant. Is goed gevonden voor rekening van de gemeente de
koninglyke courant aan te schaffen.’
Vergadering van het
gemeentebestuur op 27 september 1810. Er is een brief
ontvangen betreffend het ‘Journael van het Departement des Bouches der
Rhine’. Het gemeentebestuur heeft dit ‘journael’ sedert lange tijd
ontvangen. De laatste nummers waren nrs. 9 en 11. Het is onbekend waarom
de toezending gestopt is. Dit ‘journael’ wordt nu aan de maire gezonden.
Het gemeentebestuur vraagt om de nummers als voorheen te doen toekomen.
De
kwartiersbode
Er is ook een bode in dienst van het kwartier Peelland
geweest. In 1726-1727 en 1727-1729 betaalde Veghel 2 gulden en 10
stuivers voor kwartiersbode Paulus van Orthen.
Op 28 juni 1768 vergaderden de dorpen
tijdens de kwartiersvergadering in Helmond over de vacant geworden
bodeplaats van de kwartiersbode, door het overlijden van H. van der
Lith.
|