De gemene middelen tot 1654
Martien van
Asseldonk
25 december 2014
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
De ‘gemene middelen’ was een verzamelnaam voor een aantal
belastingen of accijnzen op brood, bier, enkele andere dranken en
voedselwaren en een aantal gebruiksartikelen.
In de loop van de zestiende eeuw werden de beden in de
steden steeds steeds meer als imposten heffingen over verbruiksgoederen
of accijnzen omgeslagen. Soms vielen er ook huizen, landerijen en
winsten onder. Gaandeweg werden ook zout, speelkaarten en dobbelstenen
belast. Philis II wilde van deze plaatselijk verschillende belastingen
af en wilde in de Nederlanden eens en voor altijd gemene middelen
invoeren. Dat gebeurde in 1576, maar niet door hem, Het intitiatief werd
genomen door de Staten-Generaal van de opstandige gewesten.
Toen de Nederlanden enige tijd later weer door Spanje
werden terugveroverd, bleven deze algemene belastingen gehandhaafd. In
het verdrag van de Unie van Utrecht in 1579 was voor het eerst sprake
van een heffing volgens een uniform tarief in alle aangesloten gewesten
van een belasting op een groot aantal consumptie- en enkele
kapitaalgoederen. Aanvankelijk was het in 1583 de bedoeling een heffing
van 300.000 gulden ‘algemeen’ of ‘gemeen’ vast te stellen, dat wil
zeggen in alle provincies volgens dezelfde belasting op
consumptiegoederen. Uiteindelijk mocht iedere provincie toch zelf
beslissen hoe de gelden voor haar quote bijeen te brengen. De belasting
op consumptiegoederen bleef wel de naam ‘gemene middelen’ behouden.
Na de val van 's-Hertogenbosch in 1629 stelden de
Staten-Generaal het door de stad en meierij van 's-Hertogenbosch op te
brengen bedrag voor de gemene middelen vast door het eerder aan Brussel
betaalde bedrag te vermeerderen met de contributies die jaarlijks aan de
oorlogvoerende partijen betaald waren. Deze gemene middelen bestonden
toen uit accijnzen op brood, vlees, bier en wijn.
De plaatselijke impost op de dranken in 1569
In 1569 is sprake van een bier
accijns in Veghel. Schepenen van Veghel verklaren op 14-5-1569 dat voor
hen verschenen zijn in een gebannen vierschaar Jan Hanricx van Tillair
en Willem Hanricx Dircxs, “onse mede scepenen”, Jan Jan Alarts,
“vorstere”, Sebastiaen Vrancken en Jan Jacopss, gedaagd door
ondervorster Lambert Goerts, om op verzoek van Gerit Jacops, “pechtener
van den imposten tot Vechel” een verklaring af te leggen.
Jan Jan Alarts, vorster, verklaart “dat hy ten versoecke
van Geritden den pechtener van den impost van Vechel voirscreven geleyt
is in den kelder heeren Willem Aertss van Beeck, pastoer van Vechel.
Ende heeft bevonden dat in de selven kelder lagen vier vaten mit bier
die vast over gingen. Ende daer by stont een cuypken daer wat biers in
was.”
Willem Hanricx “accorderende mitten getuychenisse Jan Jan
Alarts voirseyt, mair dat hy geleyt is in den voirseyt kelder van heer
Willemen pastoor voirseyt. Tuychden Jan van Tillair accorderende mitten
getuychenisse Willem Hanricx voirseyt, sonder dat hy deponent nyet
gem..t en heeft op die vierde ton van den vier vaten, want hy daer toe
nyet versocht en was van den pechteren van den impost voirscreven.
Tuychden noch die voirseyt drie deponenten eendrechtelycken
dat hen kentelyck is dat Gerit die pechter van den impost voirseyt ter
selver tyt dat bier becalengierden. Ende voorts by den vorster dede
beslaen. Tuychden noch Jan van Tillair dat hem kentelyck is doen die
impostmeesters quaemen om dat bier liggende ten huyze van heer Wilem den
pastoer te becalengieren ende te beslaen, dat daer nae quam heer Adam
den subsituyt van heer Willemen voirscreven, ende maecten eenen oploep
ende stieten hem aen off hy die inpostuers had willen slaen, mair en
heeft geen mess gesien off en weet van die sustie van den worden nyet te
verclaren. Tuychden noch Willem Hanricx Dircxs ende Jan Jan Alarts dat
hen kentelycken is dat heer Adam voirseyt synen opsteker off eedtmes nam
ende woude den substituyt van Geritden den impostmeester voirseyt daer
mede toe alst scheen om te slaen, ende van de worden die daer reesen en
weten sy deponenten in substantie nyet te verceleren, want sy
subitelycken gesproecken worden.
Tuychden Sebastiaen Vrancken ende Jan Jacops voirgenoemt
dat hen kentelyck is dat sy ten huyze van Peter Roelofs geseten hebben.
Dat doen ter tyt die maet van heer Willemen voirseyt daer quam
aenbrengen een mud maudts om daer aff te doen brouwen drie tonnen biers
ende begeerde sulcx van Peteren voirseyt getekent te hebben.”
De collecte van de impost, hier
kennelijk een belasting op bier, was in 1569 in Veghel verpacht aan
Gerit Jacops. Gerit en de vorster legden beslag op enkele vaten bier in
de kelder van de pastoor, die niet opgegeven waren. Ze werden toen met
een mes bedreigd.
Omdat er in 1569 door de hogere
overheid nog geen accijns op bier geheven werd, moet dit een
plaatselijke belasting geweest zijn. Veghel volgde hier de
ontwikkelingen in die tijd; in met name grotere plaatsen weden de beden
steeds meer deels als imposten omgeslagen.
De landelijke imposten en
belastingen tot aan 1654
Van een impost op de dranken als
plaatselijke belasting is later geen sprake meer. Waarschijnlijk is deze
impost later in de zestiende eeuw omgezet in een landsbelasting. De
eerste aanwijzing daarvoor komt uit de dorpsrekening van Veghel van
1604-1605:
-
den 25 junij heeft Eijmbert Diercx betaelt aen Rogier van
Broechoven die somma van 24 gulden ende dat opten impost van de
drancken, voer die quitantie 1 stuijver ende aen het gelt verloren 8
stuijvers, facit tsamen 24-9-0
-
den 28 augusti heeft Jacop Tijssen getelt aen Rogier van
Broechoven die somma van 24 gulden ende dat opte ses maenden imposten
van de drancken blyckende bij quitantie hier aen verloren 7 stuijvers,
voer de quitantie 1 stuijver, 24-8-0
Behalve de impost van de dranken geeft de dorpsrekening van
Veghel van 1604-1605 ook uitgaven aan de overheid voor de impost op het
gemaal. Het
gemaal was een last op het malen van granen, bonen, boekweit enzovoorts.
-
den 25 Junij heeft Eymbert Diercx betaelt aen Rogier
Broeckhoven opten impost van het gemael die somma van 49-12-0 ende hier
aen verloren seventhien stuijvers, voer die quitantie 1 stuijver ende
voer den maet betaelt 3 gulden blyckende bij quitantie, facit tsamen
53-10-0
-
den 28 augusti heeft Jacop Tijssen betaelt aen Rogier van
Broechoven blyckende bij quitantie die somma van 35-14-12 ende dat opten
impost van het gemael voer de quitantie 1 stuijver ende aen het gelt
verloren 13 stuijvers 36-8-12
-
14 september heeft Cornelis Goyartss betaelt aen Rogier
van Broeckhoven die somma van 24-17-0, ende dat opte ses maenden
imposten van ‘t gemael, voer die quitantie 1 stuijver, ‘t verlos 8
stuivers, facit 25-6-0
-
den 26 october heeft Jan Tijssen betaelt aen Rogier van
Broechoven blyckende bij quitantie die somma van 25-4-0 ende dat opte
ses maenden imposten, voer die quitantie 1 stuijver, aen het gelt
verloren 5 ½ stuijver, facit 25-10-8
-
den 18 november heeft Jan Tijssen betaelt aen Rogier van
Broechoven opten impost van het gemael blyckende bij quitantie die somma
van 37 gulden, voer die quitantie 1 ende het verlos van den gelde 9
stuijvers, facit 37-10-0
Tot slot
vermeldt de dorpsrekening van 1604-1605 ook nog afdrachten aan de
overheid voor het schouw- en ploegveld. Over deze belasting, die in de
eerste helft van de zestiende eeuw enige tijd geven werd, is weinig
bekend.
-
Item den 23 september heeft Eymbert Diercx betaelt aen
Rogier van Broechoven blijckende by quitantie die somma van hondert ende
vijftich gulden ende dat opt schougelt ende ploegen voer die quitantie
twee stuijvers ende aen het gelt verloren twee gulden elff stuijvers,
facit 152-13-0
-
Item den 18 october heeft Cornelis Goyarts betaelt aen
Rogier van Broechoven blyckende bij quitantie die somma van
achtenvyftich gulden acht stuijvers opt schougelt ende ploegen, voer die
quitantie eenen stuijver, aen het gelt verloren XIIII ½ stuijvers, facit
59-3-8
-
Item den 11 october heeft Jacop Tijssen betaelt aen Rogier
van Broechoven opt schougelt ende ploegen die somma van vijftich gulden
IIII stuijvers voer die quitantie eenen ende aen het gelt verloren VII
stuijvers, facit 50-12-0
Ook enkele latere latere dorpsrekeningen vermelden het betalen
van inposten door veghel aan de overheid, maar met minder details:
-
1613-1614: aen den rentmeester
Broeckhoven van den imposten, 391-16-4
-
1614-1615: aen den rentmeester
Broeckhoven impost 204-8-0
Rentmeester Rogier van Broeckhoven trad op namens de Spaanse
koning. Volgens de dorpsrekening van 1634-1635 hield hij toen kantoor in
Breda en de jaren daarna in Lier.
Door Veghel werd in die jaren aan de volgende kantoren betaald
voor legerlasten en imposten. Er was een afzonderlijk kantoor voor de
bede en ook werd voor het kwartier in Helmond betaald. Deze twee laatste
kantoren zijn niet opgenomen. In de vermeldde kantoren werd tot aan 1648
sus aan de overheid betaald voor legerlasten en imposten. Er worden
steeds twee kantoren vermeld: het kantoor in 's-Hertogenbosch voor
afdrachten aan de opstandige Staten, en het kantoor in Breda, Lier of
Antwerpen voor afdrachten aan de Spaanse koning. Sporadisch worden voor
beide kantoren de imposten vermeld, maar details ontbreken.
Dorpsrekening 1629-1630
-
vuijtgegeven
tot Huesden
opt cantoir aen den rentmeester
Hamel
voor
contributie 3.858-7-0
-
totten Bosch
aen Thonis van den Berge e.a. 802-4-8
Dorpsrekening 1634-1635
-
de quitantie
ende vuijtgeven vant groot cantoor vanden rentmeester Hamels binnen de
stadt van Tshertogenbosschen 3.769-12-12
-
de quitantie
van het cantor tot Breda vanden rentmeester Broeckhooven
1.459-4-14
Dorpsrekening 1635-1636
-
betaelt opt
cantoor vanden rentmeester Hamels 4,778-1-0
-
de quitantie
van het cantoor tot Lier 1.319-10-0
Dorpsrekening 1636-1637
-
op het groot competoor binnen Den Bos,
betaelt aenden rentmeester Hamels (opten 30en junij gegeven
aen Ariaen den tamboer die tijdinge brocht dat Hamels doot was als doen
geschoncken aen den ontfanger de Gans) 3.489-13-8
-
de quitantie van den rentmeester
Broeckhoeven van syn competoore tot Lier 2.337-17-12
Dorpsrekening 1637-1638
-
betaelt aen den rentmeester van de heeren
staeten met naeme mijnheer de Gans binnen de stadt van Sertogenbossche
4.673-12-12
-
die quitantien ende vuijtgheeven gedaen
tot Lier aen den rentmeester Broeckhooven 1408-11-0
Dorpsrekening 1638-1639
-
betaelt opt
cantor van den rentmeester menheer de Gans 4.703-15-8
-
Hier naer
volgen de quitantien van het cantoor tot Lier 3.386-3-0
Dorpsrekening 1639-1640
-
het groet cantoir
van den Boess 4.263-14-0
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen 1,241-12-0 en den afterstel van Lier 862-0-0
Dorpsrekening 1640-1641
-
opt cantoir van den
rentmeester mijnheer de Gans 4.714-13-0
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen 838-18-0
Dorpsrekening 1641-1642
-
opt cantoir van den
rentmeester mijnheer de Gans 4.764-12-8
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen 1.400-17-0
Dorpsrekening 1642-1643
-
opt cantoir van den
rentmeester mijnheer de Gans tot Shertogenbossche 4.432-6-0
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen 1.482-6-4
Dorpsrekening 1643-1644
-
opt cantoir van den
rentmeester mijnheer de Gans tot Shertogenbossche 4.422-19-0
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen deels van wegen den impost 1.401-11-4
Dorpsrekening 1644-1645
-
opt comtpoir van
den rentmeester mijnheer de Gans tot Shertogenbossche 4.897-7-0
-
Rentmeester van den
Velde tot Antwerpen 1.012-19-0
Dorpsrekening 1645-1646
-
Uijtgegeven opt
groot comtoor aen menheer de Gansse
-
kantoor te
Antwerpen
Dorpsrekening 1646-1647
-
de quitantie vant
groot comptoir tot Shertogenbosch by den rentmeester Gansch
-
kantoor te
Antwerpen
Dorpsrekening 1647-1648
-
Opt comptoir van
den rentmeester mijnheer de Gans tot Shertogenbosche 4.612-9-0
-
Rentmeester Van de
Velde te Antwerpen
Dorpsrekening 1648-1649
-
Opt comptoire van
den rentmeester men heer de Gans tot Shertogenbosch waaronder aen den
boode gegeven die weet quamp doen dat men den impost soude comen betalen
4.835-6-8
-
Comptoire
vanAntwerpen, aengaende den rentmeester Van den Velde
Dorpsrekening 1649-1650
-
Volgen de
quitantien vant groot comptoire tot Shertogenbosche by den rentmeeste de
Gansch ontfangen (van den impost 261-12-0)
5.072-3-0
Dorpsrekening 1650-1651
-
Volgen de
quitantien vant groot comptoir tot sHertogenbosche by den rentmeester de
Gansch (deels aengaende den impost, 2 maanden impost = 72-0-0) 4.699-8-0
-
Hier naer volgen de
quitancien van Otto Cobis 1.190-2-15
-
Volgen de
quitantien van den comptoir tot Antwerpen als andere als volght
Dorpsrekening 1651-1652
-
Vuijtgegeven binnen
Shertogenbossche op het cantoir van den ontfanger van mijn heer de Gans
4.554-15-0
-
Volcht d' vuytgeven aen
rentmeester Otto Copes 879-13-0
-
Betaelt van de
imposten aen den selve heere rentmeester Oth de Copes 403-10-0
Dorpsrekening 1652-1653
-
Betaelt opt
comptoir van den rentmeester mijnheer de Gans 4.551-1-0
-
Volcht het conptoire Otto Copes
1.211-6-0
Dorpsrekening 1653-1654
-
betaet opt
comptoire van den rentmeester de Gans 4.550-0-0
-
Aen den rentmeester
Otto Copes (een aantal keren staat er bij 'voor impost') 1.287-7-0
De borgemeesters betaalden dus voor de imposten aan de
landelijke kantoren. Als we letten waar de borgemeesters hun geld
vandaan haalden, dan zien we dat dit was door de omslag van een land- of
maatboek over de inwoners van Veghel. Die werden dus voor alle
overheids- en plaatselijke belastignen tegelijk aangeslagen
op basis van grondbezit. Er zijn geen aanwijzingen dat men in
Veghel in deze periode een omslag voor de dranken of het gemaal
ingevoerd heeft.
De veranderingen in 1648-1654
In 1648, na de Vrede
van Munster, wilde men in de Meierij de volgende belastingen invoeren:
-
de verpondig
-
de gemene middelen,
voor een groot deel bestaande uit accijnzen
-
het zegelrecht, het
successierecht en een overdrachtsbelasting
-
een
vermogensbelasting de 100e of 200e penning
Deze belastingen met uitzondering van de vermogensbelasting
werden tussen 1648 en 1662 ook ingevoerd. In 1654 werden in de Meierij
de volgende gemene middelen ingevoerd en heringevoerd:
-
Gemaal: een accijns op voor menselijke consumptie bestemd graan, boekweit,
bonen en dergelijke
-
Bier, wijnen en brandewijnen: accijnzen op bier, wijnen en gedestilleerd
-
Bestiaal: een accijns op voor menselijke consumptie bestemd vlees
-
Hoorngeld: een belasting op het rundvee
-
Bezaai: een belasting op landerijen die bezaaid waren
-
De kleine speciën. Dit waren accijnzen op zout, zeep, paarden (het
oorgeld), azijn, stijfsel, luxe texielsoorten, elders vervaardige wollen
lakens, brandhout, turf, steenkolen, een belasting op het wegen van
goederen, en de ronde maat, dat was een belasting op granen, erwten,
hop, mout en run (gemalen eikenschors bestemd voor leerlooiereijen) die
met een inhoudsmaat gemeten werden.
|