De gemene middelen tussen 1654 en
1736
Martien van
Asseldonk
27 december 2014
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
In 1654 werden in de Meierij de volgende gemene middelen
ingevoerd en heringevoerd:
-
Hoorngeld: een belasting op het rundvee
-
Bezaai: een belasting op landerijen die bezaaid waren, uitgedrukt in aantal
morgen
-
Drank: accijnzen op bier, wijnen en gedestilleerd
-
Bestiaal of geslacht: een accijns op voor menselijke consumptie bestemd
vlees
-
Gemaal: een accijns op het latyen malen van voor menselijke consumptie
bestemd graan, boekweit, bonen en dergelijke
-
De kleine speciën. Dit waren accijnzen op zout, zeep, paarden (het
oorgeld), azijn, stijfsel, luxe texielsoorten, elders vervaardige wollen
lakens, brandhout, turf, steenkolen, een belasting op het wegen van
goederen, en tot slot de ronde maat, dat was een belasting op granen,
erwten, hop, mout en run (gemalen eikenschors bestemd voor
leerlooiereijen) die met een inhoudsmaat gemeten werden.
Als niemand wilde pachten, werden de betreffende
plaatsen voor een bepaald bedrag door de Staten-Generaal of Raad van
State aangeschreven, waarbij men zich baseerde op de gemiddelde
opbrengst van voorgaande jaren. De dorpsbesturen dienden er dan voor te
zorgen dat de aangeschreven som op tijd betaald werd. In tijden van
oorlog werd de inning van de gemene middelen vaak niet verpacht, maar
aangeschreven. Na 1716 werd er alleen nog maar aangeschreven. De
dorpsbesturen mochten voor dat doel personele omslagen heffen. Het
verband tussen het verbruik van de belaste goederen en de te betalen
bedragen verdween daardoor gedeeltelijk.
Bron: S. C. Derks en
J.G.M. Sander, 'Belastingen', in:
Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1572-1795
(Hilversum 1996).
Hoorngeld en bezaaid land
In het eerste jaar van de invoering van deze impost werd deze
door de borgemeesters afgedragen. Bij de uitgaven van de dorpsrekening
van 1654-1655 staat vermeld, betaelt aen:
-
Otto de Visscher
67-10-12 van Horegelt ende margentaele volgens de resolutie van den
quartiere
-
Alnoch aen Otto de
Vischer 145-17-8
-
aen Volders in
voldoeninge van margentael 291-15-0
-
aen Otto de Visser
in voldoeninge van mergentaell 250-0-0
-
Totaal 755-3-4
De borgemeesters haalden dit geld niet op door een omslag over
vee en bezaaide morgen, maar met behulp van het al langer bestaande
maatboek, dus een omslag over alle percelen.
Het bestuurlijk reglement van Veghel van 11 juli 1662 bevat
de bepaling:
-
Dat het corpus van Vechele egeene lants middelen sal mogen pagten dan met
schrifteyk consent van de voorscreven geerfdens ende de voorscreven
twaelf mannen als streckende tot derselver naedeel oijck strijdig teegen
de placcaten van Haer Hoog Mogenden.
In de zeventiende eeuw droegen de borgemeesters jaarlijks een
bedrag af op het groot kantoor in Den Bosch, meestal zonder dat details
gegeven worden. De dorsprekening van 1668-1669 is wat specifieker:
-
Betaelt vantt
gemaell, clijne specie, bier accijns, hooren gelt ende besayden mergen,
voor rantsoen aentt cantoir De Gans 2.180-0-8
Kennelijk werd de impost van het hoorngeld en gemaal in
1668-1669 nog steeds betaald door de borgemeesters die het geld
ophaalden als deel van algehele dorpsinkomsten met behulp van een omslag
over alle percelen.
Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet
connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te
fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf
mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele
corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:
ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese
geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren
tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de
brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen
haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen
hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste
wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als
andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als
amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van
ses gulden ten behoeve des heeren officier.
In 1686 is er in Veghel voor het eerst sprake van een pachter
van het hoorngeld en bezaaid. De collecte van deze impost werd voor het
jaar 1686-1687 gepacht door Johan van der Agter Ten hij op 6 oktober
1686 met enkele helpers naar Veghel kwam om deze belasting te innen,
werd het gezelschap Veghel uitgejaagd. Kennelijk was het daadwerkelijk
innen van deze omslag over het vee en het bezaaide land toen een
nieuwigheid die veel weerstand opriep.
Ook in 1692 is er in de bronnen voor het eerst sprake van een
pachter voor het hoorngeld en bezaaid. Het corpus van Vechel
verklaart op 12-9-1694 dat
Adriaan Tabbens, pachter van hoorngeld en bezaaid in Veghel
over 1692, in 1693 heeft geseten op de ontvang van zijn pachtpenningen
en dat hij `van ons en onse ingesetenen' heeft geeist en genomen van het
loopense besaeijde land 2 stuivers 4 penningen; en van ieder beest haere
breede tanden hebbende 16 stuivers. Bovendien verklaren ze dat voor
deze, door ons en onse ingezetenen nooit meer betaald is als twee
stuivers van het lopense en 15 stuivers twaalf penningen van ieder beest
zonder meer, niettegenstaande behoorljk protest door de vorster aan de
pachter gedaan is, als blijkt uit relaas van de vorster van 29-12-1693.
In de dorpsrekening van 1695-1696 staat bij de inkomsten
vermeld: vant hoorngelt 659-5-2. Dit is een incidentele vermelding. In
de jaren erna komen deze inkomsten niet meer voor.
Voor schepenen en substituut secretaris van Veghel
verschenen op 27-8-1704 Hoogaert Amelis van Dieperbeeck, Jan Goorts,
Peter Janssen Verputten, en Jan Peter Corsten, allen “vleijshouwers en
inboorlingen van Vechel”, om op verzoek van Margriet Munnicxhoff,
wonende te Erp, een verklaring af te leggen. Zij verklaren dat:
“sij
deponenten in de maent van october 1700, den preciesen dag onbegrepen,
dan ‘t is geweest op eenen saterdag, sijnde Erpse kermisavont, tot Erp
voornoemt hebben geweest ende daer geslagt verscheijden beesten, ende
het vleijs aldaar verkogt, ende den impost die zij daer van verschult
waeren te hebben betaelt in de voorcamer van de requirante, in handen
van Gerrit Smits en Adriaen Tabbers, als pagters van den selven impost,
ingaande met den eersten october 1700 voornoemt, ende geëxpireert sijnde
den laesten september 1701. Verders verklaeren sij deponenten dat de
gemelte pagters haer betaelden impost, de penningen van dien, selver
hebben ontfangen, naer haer genomen, ende opgetrocken. Weijders
verklaeren zij twee laeste in ordine deponenten dat de gemelte pagters
een van haere geslagte beesten de helfte daer van hadde aangeslagen,
ende haer die afgenomen, omdat sij de selve haer die te leeg hadde
aangebracht, soo sij pagters sustineerden, ende voor het aanbrengen het
selve vleijs hebben gehouden.”
Resolutie de Raad van State 14-9-1716. Op 30-9-1716 ontvangen
een brief van 12-9-1716 van de Raad van State, gecomitteerden langs de
Maze, Schatter en van Weede, over de onmogelijkheid om de gemene
middelen te verpachten wegens gebrek aan belangstelling. Zij hebben
vervolgens in overleg met de ontvangers de middelen aangeschreven op de
voet van het voorleden jaar, mits dat hieronder verstaan wordt door de
voet van het voorleden jaar een derde part van hetgeen de middelen in
1697, 1698 en 1699 hebben opgebracht.
In het Veghelse archief bevinden zich lijsten van het
hoorngeld en bezaaide morgen lopende van 1 oktober tot 30 september over
de periode 1718-1726.
Ook bevinden er zich rekeningen van het hoorngeld, bezaaide
morgen, gelacht, en dranken over de periode 1706-1755. Er zijn namen van
colleteurs bekend vanaf 1703.
Vanaf 1703 haalde de collecteur van het hoorngeld en
bezaaid ook de impost over de dranken en het bestiael (of geslacht) op.
De volgende collecteurs zijn bekend uit de bronnen.
In het resolutieboek van Veghel staat vermeld: Staat van de
verpagting van 1-10-1702:
De hoorngelden en besaeijde merge van Bamis 1701 bedragen
1.075-0-0
Totaal: 1.182-10-0
Gaat af de vijfde verhooging: 236-10-0
Ergo doen de hoorngelden voor 1702: 947-0-0
De bieren en wijnen van Bamis 1701 hebben gedaan: 355-0-0
De tiende verhooging: 35-10-0
Totaal: 390-10-0
Gaat af de vijfde part: 78-2-0
Ergo doen de bieren Bamis 1702: 312-8-0
Het bestiaal van Bamis 1701 heeft gedaan de somme van 300-0-0
De tiende verhooging: 30-0-0
Totaal: 330-0-0
Gaat aff de vyfde part: 66-0-0
Totaal: 264-0-0
Hieruit kan afgeleid worden dat ook in 1702-1703 het hoorngeld
en bezaai, de impost op de dranken en het bestiael samen verpacht
werden. De op te brengen bedragen werden afgeleid van de bedragen
waarvoor Veghel een jaar eerder aangeschreven was plus 1/10 en min 1/5.
De conclusie is dat dat minstens vanaf 1686 het hoorneld en
bezaaid in de regel door collecteurs opgehaald werd.
De voorwaarden van de collecte (1708-1709)
Aanbesteding op 31-1-1709 van de collecte van de imposten van
de dranken, hoorngeld, bezaaid en geslacht, over de periode van
1-10-1708 tot 30-9-1709, zoals ze zijn aangeschreven door haer Hoog
Mogenden op de verpachting te’s Bosch. voorwaarden:
-
De aannemers moeten
collecteren en innen volgens de door de regenten geformeerde lijst,
binnen 14 dagen ter hand te stellen;
-
Ze mogen niets
daarin vermeerderen of verminderen dan het gene moet op afgeschreven
worden van de het hoornbeesten;
-
En tot gerief van
de naburen alle maanden ten minste een of twee zitdagen houden omtrent
de kerke,
-
Ende alle
vierendeel jaars het comptoir te voldoen;
-
Bij verzuim zijn de
kosten voor de collecteur
-
De aannemers mogen
geen bekeurungen doen en geen boeten eisen dan met expresse last van de
regenten; als die last er is mag er ingevorderd en geëxecuteerd worden
zoals omschreven in de resoluties van Staten Generaal.
-
De aannemers moeten
zich zonder enige preferentie van vacatien op afvraag vervoegen samen
met de regenten met hun collecteboeken aan de huijse vande nabueren om
de visitatie van frauden die sij vermoeden te wesen bij te wonen.
-
De aannemer moet de
ontvangen penningen naar het comptoir te 's Bosch brengen, of elders
moeten brengen tot zijn kosten daar de regenten alsdan zullen ordonneren
-
De aannemer moet
aan het eind van het jaar, of als de regenten dat beweren, rekening
bewijs en reliqua doen, ende alsdan geene restanten mogen innebrengen,
dan alsulcke die door geen versuijm waren geschiet, ende den aennemer
niet conde te boven comen, ofte andere ter discretie van schepenen te
disponeren.
-
De aannemer moet op
verzoek van de regenten eed doen dat hij de collecte oprecht en trouw
heeft gedaan, en moet twee sufficante binnenborgen stellen, daar de
regenten tevrede mee zijn;
-
De collecte gaat
naar degene die de minste penning collecteloon biedt
Gemijnd door Corstiaen Theunissen van der Venne.
Geslacht of bestiael
R53, fol. 341 (04-04-1662): Rogier van Deursen heeft
overgegeven aan Aert Marcelissen cum suis, 'borgemeesteren des dorps
Vechell, alsulcke pachtinge vant gemaell ende bestiael als den
voorschreven Van Deursen den 25en martij 1662 voor alleman binnen der
stadt S'hertgenbosch heeft gepacht'.
Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie
goed gevonden en geordonneerd
‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor
hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen
vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich
maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten
verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van
gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps
ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert
Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te
ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich
borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den
hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis
Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende
ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck
Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,
waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven
ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys
et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders
binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette
penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt
dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie
daer toe constoir geven.
Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet
connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te
fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf
mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele
corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:
ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese
geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren
tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de
brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen
haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen
hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste
wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als
andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als
amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van
ses gulden ten behoeve des heeren officier.
Minstens vanaf 1702 werd de collecte van het bestiael in
Veghel steeds samen verpacht met het hoorngeld, bezaaid en de impost op
de dranken. De namen van de collecteurs staan in de vorige paragaraaf
vermeld.
In het archief van Veghel zijn namen bewaard gebleven van
de slachters en de tappers en brouwers over de periode 1712-1723. Zij
werden extra belast. Maar door alleen hen te belasten kon Veghel het op
te brengen bedrag niet bij elkaar brengen. Dus werd iedereen belast
(afgezien de armen), terwijl de slachters, tappers en brouwers voor een
groter bedrag aangeslagenw erden.
In 1717 had Marten van Kilsdonck de collecte van het hoorngeld
en bezaaid, dranken en het bestiael aangenomen. Op zijn beurt verpachtte
hij de collecte van het bestiael weer aan Adriaan Donckers:
Aanbesteding op 21-4-1717 van de collecte van het geslacht de
slachters aangaande ende van buyten incomend vlees, en verders en anders
niet, ende sulcks van desen daegen ingaende tot 1 oktober toe, eene
somme van drie gulden soo dikwijls sulcx mochte comen gebeuren. Werdt
mede gereserveerd dat degene die gezet zijn haar droog spek en vleesch
vrij mogen verkopen. De pachter zal precies zij geloste pachtpenningen
in handen moeten stellen van de aannemer van deze impost Martten van
Kilsdoncq, ende sulcks ten alderlangsten op 1-9-1717, op straffe van
parate executie. En sullen de fraudateurs als sij bevonden werden
evenwel moeten betaelen de impost daer van verschult mits verbeuren
van’t vleesch. De pachter moet twee borgen stellen. Ingezet door Adriaan
Donckers op 7-10-0 en gemijnd door deze Adriaen Donckers op 14-15-0.
Borgen zijn Adriaen Roeloffs van Kilsdonck en Lambert van Kilsdonck
De impost op de dranken
In het eerste jaar van de invoering van deze impost werd deze
door de borgemeesters afgedragen. Bij de uitgaven van de dorpsrekening
van 1654-1655 staat vermeld:
Volght vuytgeven wegens de
consumptie (= gemene middelen) opte staten middelen soo van wijn, byer
asijn (=accijns) generaell als andersints opt comptoir van den heere
Gans de Jonge:
-
betaelt aen
ongelden int verpachten der selver consumptie geresen 227-2-8, blyckende
by den ordonnantie by schepenen gepasseert in date den 21en
mert 1654
-
aen de rentmeester
625-0-0
-
Optten 17en
september 1654 betaelt aen den voorschreven rentmeester van ongelden als
wanneer de selve consumptie wederom voort halff jaer wordden verpacht,
beloopt soo slachgelt, schryffgelt ende verteringe tesamen 43-13-8, int
bywesen van den heere stadtholder ende Goyaert Peter Rutten, president
-
aan de rentmeester
295-0-0
-
Totaal: 1.190-16-0
De borgemeesters haalden dit geld niet op door een omslag over
vee en bezaaide morgen, maar met behulp van het al langer bestaande
maatboek, dus een omslag over alle percelen.
De Leen- en Tolkamer tekende in de marge van de dorpsrekening van 1661-1662
aan:
Sullen de borgemeesteren in toecomende alle pachtinge met kennisse ende
goetvinden van de gemeente geschiedende, gehouden zijn specifice et
capitulatie van alle specie de somme waer voor deselve zijn gepacht te
exprimeren ende sal ieder borgemeester in sijn jaer de voorschreven
comptoire van slants middelen preciese ende prompt moeten afbetalen ende
op de selve rekeninge moeten daer naer volgende .
Het bestuurlijk reglement van Veghel van 11 juli 1662 bevat
de bepaling:
-
Dat het corpus van Vechele egeene lants middelen sal mogen pagten dan met
schrifteyk consent van de voorscreven geerfdens ende de voorscreven
twaelf mannen als streckende tot derselver naedeel oijck strijdig teegen
de placcaten van Haer Hoog Mogenden.
Vanaf 1664 werd de impost op de dranken verpacht. De volgende
collecteurs zijn bekend uit de bronnen.
Vanaf 1664 zijn er in de
resolutieboeken lijsten opgenomen van tappers en brouwers, 'vonte'
genoemd. Deze lijsten werden opgenomen door de pachters of de regenten
en gebruikt voor de vaststellng van de aanslag voor de impost op de
dranken. Als voorbeeld de oudste lijst:
Opgenomen op 6-10-1664 den vondt van de wijnen en bieren den 6
oktober 1664 ten versoecke van Rutten als pachter ende denselven vondt
opgenomen ter presentie van schepenen Luijdende als volgt
inventarisatie van
wat bevonden is ten huize van de ingezetenen (potten brandewijn, bier),
en verklaring van de eigenaars of zij tappen of niet.
-
Bevonden ten huyse
van Magdalena van der Hagen een half oxhooff wijn, een half ton bier,
ontstecken (= verstopt) 4 potten brandewijn, verklaart te tappen
-
Daniel Roeloffs,
niets gevonden, verklaart te tappen
-
Dielis van Liessel,
een half ton bier en een half ontstecken, en 2 potten brandewijn,
verklaart te tappen
-
Dirck Jan
Hendricks, een oxhoof wijn vol half, anerhalf ton bier en een half ton
biers ontstecken, verklaart te tappen
-
Jan Roeloffs van
Kilsdonck, een oxhooft wijn ontstecken, een halve ton bier en 4 potten
brandewijn, verklaart te tappen
-
Mevrouw van Erp,
een oickxhoff wijn half af, en een halve ton bier
-
Domine
Broeckhuijzen een ton bier ende ontstecken
-
Mester Frans een
ton bier ontstecken, verklaart te tappen
-
Willem Janssen,
niets gevonden, verklaart brandewijn te tappen
-
De weduwe van
Anthonij van Eeck, een okshoof wijn ten naeste af (= bijna leeg), een
kijneken bier, verklaart te tappen
-
Philips Peters, een
halve ton bier en een half ontrent af, een kan brandewijn, verklaart te
tappen
-
Jenneke Geraert
Stevens, een kan brandewijn, verklaart brandewijn te tappen
-
Jan Rombouts, een
half ton bier, verklaart te tappen
-
Matijs Peters, een
half ton bier en twee potten brandewijn, verklaart te tappen
-
Sijmon de
Kleermaecker, een kan brandewijn, verklaart brandewijn te tappen
-
Joncker Proeningh,
een half oxhoof wijn en twee tonnen bier
-
Mijn heer
Ravensway, een oxhoof wijn, ontrent half af, een half ton bier,
ontstecken
-
Jan Verputten, een
kijneken bier, een kan brandewijn, verklaart te tappen
-
Tonis Jan Tonis,
een kan brandewijn, verklaart te tappen
-
Peter Roeloffs,
twee kannen brandewyn, verklaart te tappen
Visitatie op 27-11-1665 door de pachters van de wijnen en
bieren ten overstaan van de schepenen Rutten en en Roeffs en de vorster
van de woonhuijse van Joncker Jacob Aelbert Proening stadhouder van
Vechel: in twee verscheijde kelders meer dan 5 tonnen bier, die hij niet
aan de collecteur of vorster heeft bekend gemaakt, waarover de pachters
de jonker in de boete hebben geslagen; zo ook herbergier Dirck Jan
Handricxsen. In de marge: bij Willem Janssen van Rixtel nog extra
kannetje brandewijn
Ordonnantie van 7-8-1666 van schepenen. Deurwaarder van Gans
is langsgeweest bij pachters van de bieren voor voldoening van de
verlopen pachtpenningen; de borgemeesters moeten namens de gemeente 140
gulden binnen drie dagen betalen aan Matthijs Peters een der pachters,
om alle verdere costen te verhoeden. De gemeente is 280 gulden schuldig
volgens een gemaakt accoord.
In de resolutieboeken van Veghel bevinden zich tussen 1691 en 1702 ook een
aantal taxaties van de grootte van de brouwketels van de toen bestaande
brouwerijen.
Eedt van tappers en brouwers:
Ick beloove ende sweere :
-
dat ick in alles,
soo veel mij aangaat sal observeren ende bij de mijnen doen observeren,
de ordonnantie op de gemeene middelen gemaackt
-
ende dat ick niet
en sal frauderen ofte doen frauderen den impost op elcke specie gestelt,
directelijck ofte indirectelijck
De volgende personen hebben deze eed afgelegd:
-
Op 11-10-1698:
Cornelis van der Hagen, Peter Grrits Ariens, Anthony Spierincx, Aart
Ariens de Leest, Goort Vercuijlen
-
Op 13-10-1698:
Thomas Hendrick Thomassen, Jan Lamberts van Boxmeer
-
Op 5-6-1699: Willem
Lamberts van Boxmeer
-
Op 3-11-1700:
Willem Lamberts van Boxmeer, Anthonij Spierinx, Goort Vercuijlen, Aart
Ariens de Leest, Peter Daandels van Bergeijk, Peter Gerrit Ariens,
Willem Jacob Gielens, Tonij Dirck Tibos
-
Op 6-12-1701: Tonij
Dirck Tibos, Peter Gerrits Ariens, Peter Daendels van Bergeijk
Request van 27-11-1717 de schepenen en regeerders Veghel aan
de Raad van State, waarin geprotesteerd wordt tegen de aanschrijving van
de jaren 1697-99, omdat het bedrag van die collecte ‘de pachters bij
geen ordentelijcke collecte (onder reverentie) hebben connen becomen,
sullende veel min de regenten, die dagelijcx onder de ingesetenen moeten
verkeeren, sulcx uijt haer volgens de ordonnantie konnen haelen’.
Vandaar het verzoek om de impost van de dranken via een quotisatie over
de ingezeten tappers en brouwers te innen, naar proportie van ieders
nering en consumptie.
Minstens vanaf 1702 werd de collecte van de impost op de
dranken samen verpacht met de cllecte van het hoorngeld, bezaaid en
bestiael.
Aanstelling in 1705 tot collecteur van de aangeschreven
dranken van Jan Louis Boor; waarschuwing van de schepenen tegen alle
ingezetenen, in het bijzonder de herbergiers en tappers, om geen dranken
in te slaan en te tappen voordat men deze bij de collecteur van de
dranken heeft aangebracht en het recht betaald heeft; alle brouwers,
zowel van binnen als van buiten het dorp, worden gewaarschuwd geen
dranken in iemands huis 'inne te doen' voor dat ze zijn aangebracht en
betaald.
Resolutie de Raad van State 14-9-1716. Ontvangen een brief van
12-9-1716 van de Raad van State, gecomitteerden langs de Maze, Schatter
en van Weede, over de onmogelijkheid om de gemene middelen te verpachten
wegens gebrek aan belangstelling. Zij hebben vervolgens in overleg met
de ontvangers de middelen aangeschreven op de voet van het voorleden
jaar, mits dat hieronder verstaan wordt door de voet van het voorleden
jaar een derde part van het gemiddelde van wat de middelen in 1697, 1698
en 1699 hebben opgebracht.
Het gemaal
De impost op het gemaal wordt al vermeld in de Veghelse
dorpsrekening van 1604-1605. Dat was een belasting op het malen van
graan en peulvruchten. Het was toen een van de belastingen die door de
koning van Spanje opgelegd waren. Na de vrede van Munster in 1648 viel
de Meierij onder het gezag van de Staten generaal. Die voerden i 1654
een aantal nieuwe belastingen in.
Op 1 juni 1654 werd de impost op het gemaal opnieuw
ingevoerd. In de dorpsrekeningen van Veghel van na 1648 onbreekt elke
verwijzing naar het gemaal en uit de vermeldngen in de resolutieboeken
blijkt dat de collecte van het gemaal door het dorp altijd verpacht is
geweest. De betreffende collecteurs droegen de opbrengst direct aan de
overheid af.
Rogier Anthonis van Deursen pachter van de impost op het gemaal in het dorp
Veghel verklaarde op 18-10-1656 in een verzoekschrift aan de Raad van
State een lijst van huizen gemaakt te hebben en ontdekt te hebben dat
van de 360 huizen en slechts 130 huisgezinnen zijn die enig koren ter
molen hebben gebracht met aangeving aan hem als pachter, maar zeggen van
dat koren nog niet de helft consumeren. Dit beschouwt hij als een vorm
van fraude, want hij denkt dat er meer geconsumeerd wordt, en dat zij
dus meer belasting moeten betalen. Het rekest wordt doorgestuurd naar
hoogschout Bergaigne.
Op 27 december 1658 werden er voor de Veghelse schepenen
op verzoek van Anneken, weduwe van Aert
Gerlings, een
paar verklaringen afgelegd over het gemaal.
-
Goijaert Peter Rutten verklaarde “hem deponent wel kennelijck te wesen
den impost vant gemael gepacht te hebben des dorps van Vechell ingaende
primo apprilo 1655, ende vuytgaende den eersten martij 1656.”
-
Anthonis Martenss van der
Grinsvenne en Steven Martens van der Grinsvenne “inwoonderen ende
molenaeren tot Vechell” verklaarden “dat haer enige provisie bestaende
in rogh, boeckweytt ende voyercooren welcke voorscreven coeren
verclaeren sij deponenten in de voorscreven maent marty 1656 tot meel
gemalen te hebben.”
-
De schepenen verklaarden “dat onse ingesetenen van Vechell het meesten
wel qualijck sijn versien over behoorlycke solderinge ende hennen
huysen, alsoo genootsaect synde henne gemale meel te sluijtten in
kysten, casten ofte andere rendelycke plaetse om niet beschadicht te
wordden door de ratten, muysen ofte andere schadelijc dieren, ende oock
te meer veele huijse slecht van gebouwe wesende, vreese bij nachten
bestoolen te wordden.”
Op 29 en 20 -11-1660
werd op verzoek van Steven Anthois van der Grint, gewezen molenaar te
Veghel, verklaard dat:
-
in 1656 toen Rogier Anthonis van Deurssen pachter was van het gemaal in
Veghel, ze hebben gezien dat de molen meer dan de halve tijd stil heeft
gestaan terwijl de wind sterk waaide.
Er gingen toe weinig karren
naar de molen toe om daar hun koren te laten malen. Vaak gingen 4, 5, 6
of soms nog meer karren met koren 's avonds en 's nachts naar molens
buiten Veghel gelegen
R53, fol. 341 (04-04-1662): Rogier van Deursen heeft
overgegeven aan Aert Marcelissen cum suis, 'borgemeesteren des dorps
Vechell, alsulcke pachtinge vant gemaell ende bestiael als den
voorschreven Van Deursen den 25en martij 1662 voor alleman
binnen der stadt S'hertgenbosch heeft gepacht'.
In april 1664 werd de collecte van het gemaal gecombineerd
met de collecte van de kleine specie verpacht. Er is een omslag van
4-4-1664 van de omslag van deze gecombineerde belasting bewaard
gebleven. De lijst telt 50 namen. Dit betekent dat men deze belasting
toen nog niet over alle gezinnen omsloeg, maar alleen over die
huishoudens die voor de bewuste artikelen (vlees, zout en dergelijke)
aangeslagen dienden te worden.
Taxatie van personen voor het gemaal en voorts hare consumptie
en kleine specien, door schepenen, vier lieden, [=borgemeesters]
twaalfmannen en geswoorens.
-
Jonker Johan Proeningh met de
meijt 2-0-0
-
Lijsken Willem Corsten 0-10-10
-
Jan Dircx Cruijsbroeder 1-0-0
-
Philips Janssen van Breugel 1-0-0
-
Heijlken Willem Martens met den
soon 1-0-0
-
Merike Dirck Dirx 1-0-0
-
Jan Ansems den Smit 1-5-0
-
Sijmon Gielissen 2-0-0
-
Laurens Aerts 1-0-0
-
Claes Roeffen 1-0-0
-
Meri Huijben 0-10-0
-
Heijman Roeffen pro deo
-
Jenneke Nelissen pro deo
-
Peter Huijberts 1-5-0
-
Jan Corsten 0-12-0
-
Lysken Jan Wouters 0-10-0
-
Aert Hendrick Willem Aerts 0-10-0
-
Jan Wouters Versteechde 1-0-0
-
Jan Hendricx Jan Dirx 1-0-0
-
Jan Arien Ryckers de ouden 0-15-0
-
Peterken Claes Jan Claes 1-0-0
-
De weduwe Aert Geerlings 1-0-0
-
Judith wonende in de camer van
Hendrick Jan Willems 0-10-0
-
Mijnheer Ravensweij 10-0-0
-
Gerit Dircx 1-5-0
-
Hilleken Everts 1-0-0
-
Huijbert Peter Roeffen 0-10-0
-
Den wever bij Willem Gielens (in
marge: tot borge gehouden)
-
Andries den wever, etiam
-
Andries de schoenmaker 1-0-0
-
Adriaen Verputten 0-10-0
-
Lenart Ketelaers 0-15-0
-
Jan Martens 0-10-0
-
Willem de Witt 1-0-0
-
Michiel den Hoijmaecker 1-0-0
-
Dirck Jacobs met syn meyt 3-0-0
-
Jan Cluytmans 0-10-0
-
Dominee Broeckhuijsen 0-0-0
-
Herman van Gemeden 1-0-0
-
Catarijn Tonis Jacobs met de meyt
3-0-0
-
Metjen Jan Rulens 1-0-0
-
Meriken Hendricx Jan Tyssen 0-10-0
-
Jacob Hendricmans 0-10-0
-
Gerit Hendric Breijers 0-10-0
-
Merike Aert Thomas 0-10-0
-
Jenneke Ansems 0-10-0
-
Floris Hendricx 0-10-0
-
Tomas Ariens 1-10-0
-
Delis van den Bogaert 1-0-0
-
Sijken Melters 0-10-0
Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie
goed gevonden en geordonneerd
‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor
hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen
vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich
maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten
verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van
gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps
ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert
Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te
ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich
borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den
hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis
Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende
ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck
Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,
waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven
ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys
et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders
binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette
penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt
dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie
daer toe constoir geven.
Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet
connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te
fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf
mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele
corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:
ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese
geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren
tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de
brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen
haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen
hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste
wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als
andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als
amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van
ses gulden ten behoeve des heeren officier.
Voor
officier, schepenen en substituut secretaris van Veghel verschenen de
heer president Cornelis van der Hagen, mede schepen, en Aert Daandels
van Kilsdonck, gedaagd op verzoek van Aert Goijaerts, mede-schepen. Zij
verklaren op 10-11-1696 dat
“sij deponenten ten huijsen van
meester Anthonij Spirinx sijnde op dato ondergenoemt sijn geweest, ende
dat de voorscreven requirant aen hem Spirincx als pagter van ’t gemaal
over desen dorpe van Vechel, van den tegenwoordige jaeren, heeft versogt
een billiet wegens het gemaal van twee vat voeder coren tot onderhoudt
vant beestiael, mits presenterende eenen halven stuijver vant billiet
gelt, ende in cas hij pagter geregt is tot voldoeninge van den impost
des selfs voeder koorens als dan alle uure gereet is om te betaelen, het
welck den selven pagter heeft geweijgert ende geen billiet daer van
heeft willen geven.”
Veghel 15-3-1698, rekest bij de Raad van State van de gravin en douarière
van Berlo als eigenares van de molen van Veghel, en in die kwaliteit
interveniërende voor de molenaar, te kennen gevende dat dat de Edel
Mogenden op klachten van haar man dat enige inwoners van Veghel hun
graan ,lieten malen op de Coeveringse molen onder Sint-Oedenrode wat
tegen artikel 3 van het plakaat van 26-1-1657 op het gemaal zou zijn.
Bekende collecteurs van het gemaal:
Het hoofdgeld
Het hoofdgeld was
een belasting op personen die in de Meierij in 1688 ingevoerd werd. In
1674 en 1675 was er al een hoofdgeld geweest, maar die omslagen dienden
toen om andere belastingen te betalen.
De Veghelse lijsten met namen zijn vanaf 1688 bewaard gebleven.
Tot en met 1736 als afzonderlijke lijsten, en daarna als een kolom in
het gecomineerde register van de gemene middelen.
Het hoofdgeld werd in 1688 toen gecombineerd met het gemaal.
In de navolgende verklaring kan daarom voor 'gemaal' ook 'hoofdgeld'
gelezen worden. Het gaat om een lijst van armen die vrijgesteld werden
van de betaling van het hoofdgeld. Dezelfde namen komen ook voor in de
hoofdlijst van 1688 met als bijschrift in de marge 'geniet van de
armen'.
Schepenverklaring van 27-1-1688 dat armmeesters Dircks en
Teunis Hendrick Lamberts de lijst van het gemaal hebben nagezien, hebben
afgeteeckent ende verklaert voor arme persoonen ende van de arme taefel
genietende ende aelmoes treckende dese naervolgende (getallen zijn het
aantal personen van 16 jaar en ouder):
-
Dirrixken Ariens -
1
-
Jan Rombouts met
vrou en kindt -3, deselve een onder de sestien jaer
-
Anneken, weduwe
Hendrick Cluijtmans met twee kinderen - 3
-
Jan Thomas met sijn
vrouw - 2
-
Dirricken Hendrick
Dircks - 1, deselve een dogter van veertien jaer
-
Leijsken, weduwe
Evert Rutten, haer vader en moeder - 3, deselve nog een dochter van twee
jaer
-
Zeger Wouters en
vrouw - 2, deselve vier kinderen
-
Nicolaes Gerrtis
van Zoest en vrou - 2, een dogter van drie jaar
-
Willem Jacob
Gielens en vrou - 2, een dogter van drie jaer
-
Jan Daandels met
vrou en moeder - 3, deselve nog drie kinderen
-
Gijsbert Hendrick
Breijers en vrou - 2, deselve nog vier kinderen
-
Lambert Jan Aalbers
en vrou - 2, desselve twee kinderen
-
Claes Willem
Verdussen met broeder en suster - 3
-
Claas Kalans en
vrou - 2, deselve twee kinderen
-
Marij, weduwe Jan
Poorten - 1, desselve een soon
-
Aart Jan Deenen en
vrou - 2, deselve twee kinderen
-
Frans Aarts, vrou
en soon - 3, deselve een kindt
-
Aart Jan Teunis en
doghter – 2
-
Beelken weduwe
Claes Loijen met twee dogters – 3
-
Jan Jansen van
Bergeijk en vrou – 2
-
Heijlken Josephs
cum suo – 2
-
Arien Aarts en vrou
– 2, deselve vijf kinderen
-
Arien Jacobs – 1
-
Dielis Lamberts en
vrou – 2, deselve drie kinderen
-
Leijsken weduwe
Jacob Peter Pampis met haer dogter – 2
-
Ariaen Jan Gerits
met sijn dogter – 2, deselve een soon
-
Dirck Jacxobs en
vrou – 2, deselve een dogter
-
Hendrick Huijbers –
1, deselve een dogter
-
Marten Claes Marnix
en vrou – 2
-
Jan Hendrick
Willems – 1
-
Leijneken weduwe
Arien Teunis en soon – 2, deselve een soon van twaalf jaer
-
Jenneken Thijs
Wouters – 1
-
Anneken Hendrick
arts en dogter – 2, deselve nog twee kinderen van ywaekf jaere
-
Jenneken Gijsberts
- 1
-
Leijsken Jan Dircks
- 1
-
De weduwe Aart
Peter Roelofs – 1, een dogter van negen jaer
-
Heijlken, weduwe
Jan Gerrits – 1, deselve vier kinderen
-
Emmerens Kluijtmans
– 1
-
Teunis Gerrits en
soon – 2, deselve een dochter van elf jaer
Voor schepenen van Veghel zijn verschenen op 7-3-1692 Thomas
Hendrick Thomassen en Jan Joorden Donckers armmeesters die nevens
regenten lijsten van hoofdgeld wegens het gemaal van dit jaar geformeerd
hebben. Het aantal onvermogende bovende
16 jaren is 250 en die onder de 16 jaren 230
Opstellen van de hoofdlijsten op 26-2-1693, samen met Thomas
Hendrick Thomassen en Jan Joorden Donckers, armmeesters, 386 armen boven
de 16 jaar en 256 onder de 16 jaar
Voor schepenen van Veghel verschenen Jan Joorden Donckers en
Ariaan Arie Goossens, armmeesters. Zij verklaren op 5-3-1694 dat de
personen die in de hooflijsten zijn ingebracht van de armenkas leven.
Bekendmaking op 14-2-1694.
De stadhouder zal de gehele week 's ochtends van 8 tot 12 uur
zitten tot het formeren van de hooftlijsten van het gemaal voor het
tegenwoordige jaar; schepenen, borgemeesters en achtmannen doen alle
nabuuren waarschuwen en aanzeggen, dat ieder vader des huisgezins, of
hoofd van het huishouden alle personen van zijn huisgezin (bijgevoegd:
zo rijke als arme) niemand uitgezonderd, hetzij knecht, dienstmaagt oft
kinderen tot het minste of alderjongste incluis, zal laten registreren.
Niemand mag zich als arm laten registreren die niet daadwerkelijk door
de armenkas als zodanig bekend zijn; het welcke tot dien eijnde bekent
wordt gemaackt, omdat de regenten de verpachting der montanten, die nu
gedaan sal worden, niet en mag overnemen, maer de pagter daar mede sal
laten geworden, en sijn keuren en breucken hem laeten verhalen op den
genen die sijn persoon, huijsgesin en domestiecken niet geregtelijck en
sal hebben aangebragt. Waer naer een ider sig kan reguleren en sijn
schade verhoeden; want de gemeijnte sig dat meer niet bemoeien sal.
In de jaren
1695-1696 tot en met 1705-1706 inden de borgemeesters het hoofdgeld en
de inkomsten en uitgaven ervan werden in de dorpsrekeningen verantwoord.
Waarschijnlijk inden de borgemeesters het hoofdgeld al vanaf de
invoering in 1688, maar de dorpsrekeningen vermelden ove de periode
1699-1695 minder details.
Vanaf 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd het hoofdgeld ook
opgehaald door de borgemeesters, maar nu in afzonderlijke rekeningen
verantwoord. In 1710 was er een aparte collecteur voor het hoofdgeld:
Anthony Spierincx.
De inkomsten waren:
Van 1711-1712 tot en met 1723-1724 werd de collecte van
het hoofdgeld verpacht.
Inkomsten in 1711-1712:
-
het hoofdgeld:
1.160-5-0
-
de kleine specie:
595-2-0
De namen van de collecteurs:
De kleine specie
In 1654 werd de
impost op de kleine speciën ingevoerd. Dit waren accijnzen op zout,
zeep, paarden (het oorgeld), azijn, stijfsel, luxe texielsoorten, elders
vervaardige wollen lakens, brandhout, turf, steenkolen, een belasting op
het wegen van goederen, en tot slot de ronde maat, dat was een belasting
op granen, erwten, hop, mout en run (gemalen eikenschors bestemd voor
leerlooiereijen) die met een inhoudsmaat gemeten werden.
Er is een omslag
bewaard gebleven uit 1663: lijste opgenomen van de vondt van de
cleyne specie van de dorpe van Veghel bij schepenen ende vorster
beginnende 1-4-1663, actum 2 april 1663. Bij inspectie bevonden zeep,
koorden, stukken saai, vaten zout, etc.
-
Ten huize van Tonis
Jan Tonis een half kanneke seeppen, anderhalf vat soute, sess acker
alijen
-
Bij Hendrick
Thomasse zeep, zout, asijn
-
Bij Roeloff van
Kilsdonck; 4 stukken saaij
-
Bij Dirck Jan
Hendricx; zout, zeep, saai
-
Bij G. Roeffs 15
ellen Engels couleuren, en tien ellen Engels rood
-
Thonis Daniels
zout, zeep, peper, gember
-
Sijmon Gielissen,
zeep, zout peper, gember
-
Lijs Gerarts zeep,
zout, twee pont stijffels, gember, peper
-
Jan Hendrick
Vrijnsen zout, stijfsel, zeep, saaij
-
Magdalena van der
Hagen 10 ellen Venies couleur, een stuk Engels rood
-
Jacob Peters zeep
zout, peper, stijffels
In april 1664 werd de collecte van het gemaal gecombineerd
met de collecte van de kleine specie verpacht en aangenomen door Willem
Gerit Stoven voor 8 %.
Er is een omslag van 4-4-1664 van de omslag van deze
gecombineerde belasting bewaaard gebleven. De lest telt 50 namen. Dit
betekent dat men deze belasting toen nog niet over alle gezinnen
omsloeg, maar alleen over die huishoudens die voor de bewuste artikelen
(vlees, zout en dergelijke) aangeslagen dienden te worden.
Ordonnantie van de schepenen van 18-9-1664 dat degenen die
gezet zijn consumptie en in verponding als andere dorpslasten, als de
opbeurder van de consumptie zijn penningen niet kan bekomen, als zij
niet voldoen na sommatie en verstreken civiele aanmaning executabel
zijn.
In 1674 en 1675 werd de kleine specie door de borgemeesters geïnd, gezien
de volgende ordonnanties.
Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie
goed gevonden en geordonneerd
‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor
hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen
vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich
maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten
verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van
gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps
ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert
Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te
ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich
borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den
hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis
Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende
ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck
Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,
waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven
ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys
et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders
binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette
penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt
dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie
daer toe constoir geven.
Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet
connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te
fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf
mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele
corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:
ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese
geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren
tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de
brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen
haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen
hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste
wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als
andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als
andersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van
ses gulden ten behoeve des heeren officier.
Het op te brengen bedrag voor de kleijne specie ingegaan april
1697 was als volgt berekend:
-
De kleijne specie
van de voorgaande jaren 500 gulden
-
De tiende
verhooging 50 gulden
-
De vijfde verhoging
110 gulden
-
De extraordinaire
tiende verhoging 66 gulden
-
Opgeteld samen 726
gulden
-
Het rantsoengeld
55-11-0
Uit de
dorpsrekeningen is af te leiden dat de kleine species tot en met 1705
bijna altijd door de borgemeesters gebeurd werden en in de
dorpsrekeningen verantwoord werden. In de jaren 1706-1709 inden de
borgemeesters ook de kleine specie, maar toen maakten ze daar
afzonderlijke rekeningen voor. Vanaf 1710 waren er aparte collecteurs.
Tot 1695 werd de kleine specie meestal opgehaald door de
omslag van een maatboek, dus een omsag over alle percelen. Vanaf 1695
geven de dorpsrekeningen meer details, en lijkt men opnieuw een aparte
omslag voor de kleine specie ingevoerd te hebben.
Lijst van de kleijne specien van Vechel voor 1701:
-
12 stuivers voor
een paard,
-
6 stuivers voor een
beest,
-
3 stuivers voor een
half beest,
-
een haartstede op
een gulden ende
-
de winkels op hare
grote en consumptie.
-
Hierna volgt een
lijst met namen van inwoners met daarachter te betalen bedragen. Totaal
bedrag 898-7-0
Dergelijke lijsten zijn ook bewaard gebleven uit 1702, 1703 en
1704.
De dorpsrekeningen van 1695 tot 1705 geven de volgende
informatie:
In de periode van 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd de
kleine specie ook door de borgemeesters opgehaald, samen met de
zogenoemde personele omslag of quotisatie. De personele omslag was een
deel van algemene inkomsten van het dorp ofwel een dorpsbelasting.
1706-1707 borgemeesters in een aparte rekening, inkomsten:
-
bede 881-6-3
-
quotisatie 355-12-0
-
kleine specie 814-4-8
In de periode van 1710-1711 tot en met 1715-1716 waren
er de volgende collecteurs van de kleine specie en het hoofdgeld.
De namen van de collecteurs:
Hierna staat in het resoltuieboek:
Nota de cleyne specie is alsdoen afgeschaft en de hooflyst uyt last van
dit volgende cappitel met die der gemeene middelen verantwoort
Uit latere gegevens is af te leiden dat in of na 1724 de
inning van de kleine specie ophield. In het register van de gemene
middelen van na 1736 ontbreekt een kolom voor de kleine specie. Veghel
werd nog wel door de overheid voor een bedrag voor de kleine specie
aangeslagen. In 1791 was dat 286-13-0. Dat bedrag werd echter
plaatselijk niet apart opgehaald en omgeslagen, het werd betaald uit de
dorpskas.
In het dorpsarchief van Veghel bevinden zich nog lijsten
van de kleine speciën uit de periode 1712-1718.
Het zijn lijsten met vermoedelijk alle hoofden van huishoudens
met daarachter het bedrag van de aanslag, veelal een bedrag tussen de 0
en 2 gulden.
De personele quotisatie
De personele quotisatie was ingevoerd door
een resolutie van de Staten-Generaal van 13-10-1695,
De personele quotisatie tot
en met 1705-1706 is opgenomen in de dorpsrekeningen.
Van 1706-1707 tot en met
1709-1710 werd de personele quotisatie ook door de borgemeesters in een
aparte rekening verantwoord, samen met de bede en de kleine specie of
alleen de kleine specie. Van 1711-1712 tot en met 1717-1718 waren er
aparte collecteurs, die ook de bede collecteerden, als niemand wilden
pachten werd weer gecollecteerd door de borgemeesters.
Uit de periode 1706-1707 tot en met 1717-1718 zijn de
volgende rekeningen bewaard gebleven:
Er zijn een aantal aanbestedingen van de collecte van de
personele quotiatie bewaard gebleven:
-
Aanbesteding op 27-2-1710 van de
collecte van de koningsbede onder de administratie van ontvanger Pain et
Vin, over de periode van 17-12-1709 tot 17-12-1710; en de personele
quotisatie onder de administratie van de ontvanger Van Strijp, over de
periode van 1-4-1710 tot 31-3-1711. Met voorwaarden. Beide gemijnd door
Anthony Spierincx voor een beurloon van 4-17-0 het honderd.
-
Aanbesteding op 4-5-1716 van de
collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1716 tot 17-3-1717
en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1716 tot
31-3-1717. Niemand wil bieden. Aangegaan op 4-0-0 het honderd, gedaald
tot 6-0-0 en daarvoor opgehouden. Daarom aangenomen door de vier
borgemeesters van het jaar 1716
-
Aanbesteding op 15-4-1716 van de
collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1717 tot 17-3-1718
en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1717 tot
31-3-1718. Gemijnd en aangenomen door Jan Ariens van der Hoeven voor
6-0-0. Borgen zijn Corstiaen van de Ven en Johannes Baltussen van der
Rijt
-
Pogingen om de collecte van de
verponding met 1/5 verhoging over de periode van 1-1-1718 tot 1-1-1719,
en de collecte van de kleine specie en hoofdgeld over de periode van
1-4-1718 tot 30-3-1719 en de collecte van de koningsbede en de personele
quotisatie over de periode van 1-4-1718 tot 31-3-1719 voor 6% aan te
besteden, zijn mislukt. Daarom worden op 18-5-1718 als collecteurs
aangesteld: Voor de koningsbede en de personele quotatie: de
borgemeesters
Er werd voor de personele
quotisatie jaarlijks 300 gulden afgedagen op het kantoor van ontvanger
Schimmelennninc van der Oijen, onder admnistartie van heer G.L. van der
Strijp.
De personele quotisatie was
omgeslagen over de inwoners. De omslagen van de periode 1710 tot en met
1716 zijn bewaard gebleven. Er werd jaarlijks opgehaald:
Er is een lijst van
de omslag van de kleine specie en de quotisate van Veghel voor het jaar
ingaande 1 oktober 1721 tot 30 september 1722 bewaard gebleven. Ook de
lijsten van de collecten van de imposten op de hoornbeesten, bezaaid,
geslacht, dranken en de quotisatie van 1726-1727 en van 1731-1732 zijn
bewaard gebleven. Gelet op de kleine bedragen zal het om de omslag van
de quotisatie van de ongeveer 300 gulden gaan.
In de collecteboeken
vanaf 1737 vermeldt de laatste kolom steeds de personele quotisatie voor
het dorpshuishouden met veel hogere bedragen. De 300 gulden personele
quotisatie lijkt tussen 1732 en 1737 verdwenen te zijn.
De voorwaarden en de eed bij verpachting van het
hoorngeld en bezaai, impost op de dranken en het hoofdgeld loco gemaal
in 1729-1730
Bij resolutie van 10-7-1727 hebben Raad van State geordonneerd
dat de regenten van de dorpen en plaatsen moeten furneren aan de de
respective generaliteitscomptoiren de verpondingen en beden, hoofdgeld
en andere aangeschreven middelen en sulcx op de termijnen geprefigeert
bij het reglement van 8-11-1661, en dat zij regenten daar alleen
aansprakelijk en executabel zijn, op de tauxen waar op de dorpen zo in
de reele schattingen als in de gemene middelen aangeslagen of
aangeslagen zijn, zonder dat voortaan de collecteurs eerst van ‘s lants
wege sullen ‘gesleten’ worden, maar wel de regenten, ‘dog het sal de
regenten vrijstaan het collecteloon te mogen verhoogen tot 8 ten
hondert’.
Zo is het dat de regenten van Veghel na voorgaande drie
zondaagse proclamatien en klokkenslag aan de minstannemende sullen
besteden het collecteren van alle de gemene middelen deses dorps,
bestaande uit hoorngeld, bezaaid, imposten op dranken, hoofdgeld loco
gemaal, ingaande 1-10-1729, en de landsverpondingen en koningsbede,
ingaand 1-1-1730, alles op de navolgende conditiën:
-
de aannemer
ontvangt de lijsten der respectievelijke gemene middelen binnen 6 weken
na dato dezes, met kanttekening hoeveel van ider beest en lopensade ook
van de hoofden zal ontfangen en voorts van de andere speciën als
getauxeerd is; hetzelfde geldt voor lijsten van de verponding en bede,
op naam van de eigenaars, die worden overhandigd of ter secretarie
afgehaald kunnen worden. De aannemers mogen geen veranderingen
aanbrengen.
-
De aannemer moet na
behoorlijke publicatie tenminste zes keer per jaar zitdag houden op het
raadhuijs of in een huis omtrent de kerk, en prompt de comptoiren
voldoen. De schade die de besteders hierdoor mochten bekomen moeten de
collecteurs restituren, ofwel aan zijn bedongen collecteloon gekort
worden.
-
Tot invordering van
de lasten kan de aannemer zodanige dwangmiddelen gebruiken als wetten en
costuymen hem toestaan. Hij dient zich in het bijzonder te reguleren
naar dfe resolutie van de Raad van State van 10-7-1727
-
De aannemer zal de
rantsoenpenningen der gemene middelen binnen 8 dagen na dato deses ten
comptoire moeten overhandigen
-
Alle calangien en
boetens spruitende uit deze impositien worden bij de besteders
gereserveerd, als mede te allen tijde visie en acces tot de boeken
-
De aannemer doet na
verloop van een jaar ten simple vermane der besteders behoorlijke
rekening, bewijs en reliqua van ieder speci apart; uitgaven met
kwitanties verantwoorden; hij mag geen restanten inbrengen, maar alles
verantwoorden, behoudens abuijsen of zodanige fouten als regenten zullen
oordelen. In deze rekening zal het bedongen collectegeld geleden worden
en tot instructie van de aannemer moeten lichten copie van deze conditie
-
Imant buijten dese
plaatse dese collecte aannemende wert voor de Ingesetenen gereserveert
tselve die eerst spreek daar voor te mogen voor sig te behouden, mits de
aannemer, wie het ook moge zijn, twee goede borgen stelt, voor ten
minste 6.000 gulden gegoed, geërfd en daarvan meester wezende, welke in
solidum ende sulx een voor all ende onverscheyden als schuldenaren
principaal sullen gelooven opt verbant van hare persoonen en goederen
present en teocomende; deze conditie in alles na te komen ende te
voldoen, haar onderwerpende de parate executie, even als ‘s lants
ontfangers hebben tegen de regenten breder in opgemelte ordonnantie van
dato 10-7-1727 ende de naarder haar Edel Mogenden resolutie van de
derden september 1728 gementioneert.
Eet der collecteurs van alle de gemeene middelen alhier. Wij
belooven ende sweeren (afgelegd in 1728-1749)
-
Dat wij alle de
lijste der gemeene middelen ons door de regenten alhier sullen werden
ten laste gelegt neerstelijk sullen ophalen, opvorderen
-
Ende daar mede den
slants comptoire van dien tot ’s Bosch buyten costen van dese gemeente
voldoen
-
Ende alle executie
costen welcke de regenten, indien wij in gebreecken moge blijven, daar
over wierde aen gedaan, bost ende schadeloos sullen affdoen, alles op
het ordinaair
-
En alhier tot nog
toe gegevene collectgelt van ses percent sonder mer te vragen (in marge:
in anno 1739 ende soo vervolgens is het collect gelt verandert op vyff
percent)
-
Dat wij verders
naar verloop vant jaar ten zimpele vermane der regenten sullen doen
rekeninge, bewijs en reliqua en onse wtgave met goede documenten ende
quitantie verificerende
-
Ende voorts alles
te doen als eerlijke en vroome collecteurs toestaat ende behooren te
doen,
-
Onder verbant van
onse persoonen ende goederen present ende toecomende
-
Waar mede dan zijn
geleijt in ban ende vrede uyt cragte vant welcke niemant hun in hare
bedieninge sal hebben te turbeeren ofte te molesteeren met woorden ofte
met wercken, directelijk ofte indirecktelijk op peene van tzestig goude
realen van outs daar toe staande
-
Soo waarlijk helpe
haer god almagtig
De collecteurs
van het hoorngeld en bezaai, impost op de dranken en het
hoofdgeld loco gemaal
van 1729 tot 1736
De gemene middelen in de dorpsrekeningen tussen 1654 en 1705
Voor een algemene gedachtenbepaling bij de interpretatie van de
dorpsrekeningen is het volgende schema nuttig:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||