De gemene middelen tussen 1654 en 1736          

Martien van Asseldonk

27 december 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

In 1654 werden in de Meierij de volgende gemene middelen ingevoerd en heringevoerd:

 

-        Hoorngeld: een belasting op het rundvee

-        Bezaai: een belasting op landerijen die bezaaid waren, uitgedrukt in aantal morgen

-        Drank: accijnzen op bier, wijnen en gedestilleerd

-        Bestiaal of geslacht: een accijns op voor menselijke consumptie bestemd vlees

-        Gemaal: een accijns op het latyen malen van voor menselijke consumptie bestemd graan, boekweit, bonen en dergelijke

-        De kleine speciën. Dit waren accijnzen op zout, zeep, paarden (het oorgeld), azijn, stijfsel, luxe texielsoorten, elders vervaardige wollen lakens, brandhout, turf, steenkolen, een belasting op het wegen van goederen, en tot slot de ronde maat, dat was een belasting op granen, erwten, hop, mout en run (gemalen eikenschors bestemd voor leerlooiereijen) die met een inhoudsmaat gemeten werden.

 

Als niemand wilde pachten, werden de betreffende plaatsen voor een bepaald bedrag door de Staten-Generaal of Raad van State aangeschreven, waarbij men zich baseerde op de gemiddelde opbrengst van voorgaande jaren. De dorpsbesturen dienden er dan voor te zorgen dat de aangeschreven som op tijd betaald werd. In tijden van oorlog werd de inning van de gemene middelen vaak niet verpacht, maar aangeschreven. Na 1716 werd er alleen nog maar aangeschreven. De dorpsbesturen mochten voor dat doel personele omslagen heffen. Het verband tussen het verbruik van de belaste goederen en de te betalen bedragen verdween daardoor gedeeltelijk.

 

Bron: S. C. Derks en J.G.M. Sander, 'Belastingen', in: Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1572-1795 (Hilversum 1996).

 

 

Hoorngeld en bezaaid land

 

In het eerste jaar van de invoering van deze impost werd deze door de borgemeesters afgedragen. Bij de uitgaven van de dorpsrekening van 1654-1655 staat vermeld, betaelt aen:

 

-        Otto de Visscher 67-10-12 van Horegelt ende margentaele volgens de resolutie van den quartiere

-        Alnoch aen Otto de Vischer 145-17-8

-        aen Volders in voldoeninge van margentael 291-15-0

-        aen Otto de Visser in voldoeninge van mergentaell 250-0-0

-        Totaal 755-3-4

De borgemeesters haalden dit geld niet op door een omslag over vee en bezaaide morgen, maar met behulp van het al langer bestaande maatboek, dus een omslag over alle percelen.

 

 

Het bestuurlijk reglement van Veghel van 11 juli 1662 bevat de bepaling:

 

-        Dat het corpus van Vechele egeene lants middelen sal mogen pagten dan met schrifteyk consent van de voorscreven geerfdens ende de voorscreven twaelf mannen als streckende tot derselver naedeel oijck strijdig teegen de placcaten van Haer Hoog Mogenden.

 

In de zeventiende eeuw droegen de borgemeesters jaarlijks een bedrag af op het groot kantoor in Den Bosch, meestal zonder dat details gegeven worden. De dorsprekening van 1668-1669 is wat specifieker:

 

-        Betaelt vantt gemaell, clijne specie, bier accijns, hooren gelt ende besayden mergen, voor rantsoen aentt cantoir De Gans 2.180-0-8

 

Kennelijk werd de impost van het hoorngeld en gemaal in 1668-1669 nog steeds betaald door de borgemeesters die het geld ophaalden als deel van algehele dorpsinkomsten met behulp van een omslag over alle percelen.

 

 

Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:

 

ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van ses gulden ten behoeve des heeren officier.

 

In 1686 is er in Veghel voor het eerst sprake van een pachter van het hoorngeld en bezaaid. De collecte van deze impost werd voor het jaar 1686-1687 gepacht door Johan van der Agter Ten hij op 6 oktober 1686 met enkele helpers naar Veghel kwam om deze belasting te innen, werd het gezelschap Veghel uitgejaagd. Kennelijk was het daadwerkelijk innen van deze omslag over het vee en het bezaaide land toen een nieuwigheid die veel weerstand opriep.

 

Ook in 1692 is er in de bronnen voor het eerst sprake van een pachter voor het hoorngeld en bezaaid. Het corpus van Vechel  verklaart op 12-9-1694 dat

 

Adriaan Tabbens, pachter van hoorngeld en bezaaid in Veghel over 1692, in 1693 heeft geseten op de ontvang van zijn pachtpenningen en dat hij `van ons en onse ingesetenen' heeft geeist en genomen van het loopense besaeijde land 2 stuivers 4 penningen; en van ieder beest haere breede tanden hebbende 16 stuivers. Bovendien verklaren ze dat voor deze, door ons en onse ingezetenen nooit meer betaald is als twee stuivers van het lopense en 15 stuivers twaalf penningen van ieder beest zonder meer, niettegenstaande behoorljk protest door de vorster aan de pachter gedaan is, als blijkt uit relaas van de vorster van 29-12-1693.

 

 

In de dorpsrekening van 1695-1696 staat bij de inkomsten vermeld: vant hoorngelt 659-5-2. Dit is een incidentele vermelding. In de jaren erna komen deze inkomsten niet meer voor.

 

Voor schepenen en substituut secretaris van Veghel verschenen op 27-8-1704 Hoogaert Amelis van Dieperbeeck, Jan Goorts, Peter Janssen Verputten, en Jan Peter Corsten, allen “vleijshouwers en inboorlingen van Vechel”, om op verzoek van Margriet Munnicxhoff, wonende te Erp, een verklaring af te leggen. Zij verklaren dat:

 

“sij deponenten in de maent van october 1700, den preciesen dag onbegrepen, dan ‘t is geweest op eenen saterdag, sijnde Erpse kermisavont, tot Erp voornoemt hebben geweest ende daer geslagt verscheijden beesten, ende het vleijs aldaar verkogt, ende den impost die zij daer van verschult waeren te hebben betaelt in de voorcamer van de requirante, in handen van Gerrit Smits en Adriaen Tabbers, als pagters van den selven impost, ingaande met den eersten october 1700 voornoemt, ende geëxpireert sijnde den laesten september 1701. Verders verklaeren sij deponenten dat de gemelte pagters haer betaelden impost, de penningen van dien, selver hebben ontfangen, naer haer genomen, ende opgetrocken. Weijders verklaeren zij twee laeste in ordine deponenten dat de gemelte pagters een van haere geslagte beesten de helfte daer van hadde aangeslagen, ende haer die afgenomen, omdat sij de selve haer die te leeg hadde aangebracht, soo sij pagters sustineerden, ende voor het aanbrengen het selve vleijs hebben gehouden.”

 

Resolutie de Raad van State 14-9-1716. Op 30-9-1716 ontvangen een brief van 12-9-1716 van de Raad van State, gecomitteerden langs de Maze, Schatter en van Weede, over de onmogelijkheid om de gemene middelen te verpachten wegens gebrek aan belangstelling. Zij hebben vervolgens in overleg met de ontvangers de middelen aangeschreven op de voet van het voorleden jaar, mits dat hieronder verstaan wordt door de voet van het voorleden jaar een derde part van hetgeen de middelen in 1697, 1698 en 1699 hebben opgebracht.

 

 

In het Veghelse archief bevinden zich lijsten van het hoorngeld en bezaaide morgen lopende van 1 oktober tot 30 september over de periode 1718-1726.

 

Ook bevinden er zich rekeningen van het hoorngeld, bezaaide morgen, gelacht, en dranken over de periode 1706-1755. Er zijn namen van colleteurs bekend vanaf 1703.

 

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van het hoorngeld en bezaaid

1692-1693

Adriaan Tabbens

 

 

Vanaf 1703 haalde de collecteur van het hoorngeld en bezaaid ook de impost over de dranken en het bestiael (of geslacht) op. De volgende collecteurs zijn bekend uit de bronnen.

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van dranken, bestiael, hoorngeld en bezaaid

1703-1704

Jan Louis Boor

1704-1705

Jan Louis Boor

1705-1706

Jan Louis Boor

1706-1707

Joan Louis Boor

1707-1708

Joan Louis Boor

1708-1709

Matthijs Niekens, secretaris, en Corstiaen Teunis van de Ven, schepen

1709-1710

Corstiaen Teunisse van de Ven en Aert van der Mee

1710-1711

Antony Tybos, pacht voor 54-0-0

1711-1712

Matys Niekens

1712-1713

Antony Spierincx

1713-1714

Marten van Kilsdonk

1714-1715

Marten van Kilsdonk

1715-1716

Marten van Kilsdonk

1716-1717

Marten van Kilsdonk

1717-1718

Dirk van der Landen en Mighiel Aert Teunis van Eert

1718-1719

Melis Willems van Santvoort en Tonij van Eert (aangesteld)

1719-1720

Corstiaen van de Ven en Wilm Lamers van Doorn (aangesteld)

1720-1721

Jan Delissen van Schijndel en Dirck van der Stratum (aangesteld); rekening door: Jan Delissen van Schijndel en Marten van Kilsdonk

1721-1722

Bastiaen van de Werck in naam van de weduwe van Hendrik Hendrix en Jan Seuwens in naam van Hendrik Peter Wagemans

1722-1723

Daniel Tunis Clockgieters en Matthijs Cornelis Boermans (aangesteld)

1723-1724

Jan Aert Schuppens en Jan Ariens Verhoeven (aangesteld)

1724-1725

Daniel van Kilsdonk en de weduwe van Laurens Baltussen (aangesteld)

1725-1726

Peter Peters en Marten Oppers

1726-1727

Goort Aart Goorts en Francis van Eert

1727-1728

Peter van den Hurck en Joannes Hellincx in naam van Andries Peters Heuvelberg

1728-1729

Hendrik Goorts van den Boogaart en Mattheus Wilborts

 

 

In het resolutieboek van Veghel staat vermeld: Staat van de verpagting van 1-10-1702:

 

De hoorngelden en besaeijde merge van Bamis 1701 bedragen 1.075-0-0
de tiende verhooging: 107-10-0

Totaal: 1.182-10-0

Gaat af de vijfde verhooging: 236-10-0

Ergo doen de hoorngelden voor 1702: 947-0-0

 

De bieren en wijnen van Bamis 1701 hebben gedaan: 355-0-0

De tiende verhooging: 35-10-0

Totaal: 390-10-0

Gaat af de vijfde part: 78-2-0

Ergo doen de bieren Bamis 1702: 312-8-0

 

Het bestiaal van Bamis 1701 heeft gedaan de somme van 300-0-0

De tiende verhooging: 30-0-0

Totaal: 330-0-0

Gaat aff de vyfde part: 66-0-0

Totaal: 264-0-0

 

Hieruit kan afgeleid worden dat ook in 1702-1703 het hoorngeld en bezaai, de impost op de dranken en het bestiael samen verpacht werden. De op te brengen bedragen werden afgeleid van de bedragen waarvoor Veghel een jaar eerder aangeschreven was plus 1/10 en min 1/5.

 

De conclusie is dat dat minstens vanaf 1686 het hoorneld en bezaaid in de regel door collecteurs opgehaald werd.

 

 

 

 

De voorwaarden van de collecte (1708-1709)

 

Aanbesteding op 31-1-1709 van de collecte van de imposten van de dranken, hoorngeld, bezaaid en geslacht, over de periode van 1-10-1708 tot 30-9-1709, zoals ze zijn aangeschreven door haer Hoog Mogenden op de verpachting te’s Bosch. voorwaarden:

 

-        De aannemers moeten collecteren en innen volgens de door de regenten geformeerde lijst, binnen 14 dagen ter hand te stellen;

-        Ze mogen niets daarin vermeerderen of verminderen dan het gene moet op afgeschreven worden van de het hoornbeesten;

-        En tot gerief van de naburen alle maanden ten minste een of twee zitdagen houden omtrent de kerke,

-        Ende alle vierendeel jaars het comptoir te voldoen;

-        Bij verzuim zijn de kosten voor de collecteur

-        De aannemers mogen geen bekeurungen doen en geen boeten eisen dan met expresse last van de regenten; als die last er is mag er ingevorderd en geëxecuteerd worden zoals omschreven in de resoluties van Staten Generaal.

-        De aannemers moeten zich zonder enige preferentie van vacatien op afvraag vervoegen samen met de regenten met hun collecteboeken aan de huijse vande nabueren om de visitatie van frauden die sij vermoeden te wesen bij te wonen.

-        De aannemer moet de ontvangen penningen naar het comptoir te 's Bosch brengen, of elders moeten brengen tot zijn kosten daar de regenten alsdan zullen ordonneren

-        De aannemer moet aan het eind van het jaar, of als de regenten dat beweren, rekening bewijs en reliqua doen, ende alsdan geene restanten mogen innebrengen, dan alsulcke die door geen versuijm waren geschiet, ende den aennemer niet conde te boven comen, ofte andere ter discretie van schepenen te disponeren.

-        De aannemer moet op verzoek van de regenten eed doen dat hij de collecte oprecht en trouw heeft gedaan, en moet twee sufficante binnenborgen stellen, daar de regenten tevrede mee zijn;

-        De collecte gaat naar degene die de minste penning collecteloon biedt

 

Gemijnd door Corstiaen Theunissen van der Venne.

 

 

Geslacht of bestiael

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van het bestiael

1662

Rogier van Deursen

1663-1664

Aert Goorts (samen met het gemaal)

1666-1667

Maghdalena van der Hagen (samen met het gemaal, ze pachtte ook de collecte op de impost op de dranken)

 

 

R53, fol. 341 (04-04-1662): Rogier van Deursen heeft overgegeven aan Aert Marcelissen cum suis, 'borgemeesteren des dorps Vechell, alsulcke pachtinge vant gemaell ende bestiael als den voorschreven Van Deursen den 25en martij 1662 voor alleman binnen der stadt S'hertgenbosch heeft gepacht'.

 

 

Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie goed gevonden en geordonneerd

 

‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps

 

ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,

 

waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie daer toe constoir geven.

 

 

Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:

 

ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van ses gulden ten behoeve des heeren officier.

 

 

Minstens vanaf 1702 werd de collecte van het bestiael in Veghel steeds samen verpacht met het hoorngeld, bezaaid en de impost op de dranken. De namen van de collecteurs staan in de vorige paragaraaf vermeld.

 

In het archief van Veghel zijn namen bewaard gebleven van de slachters en de tappers en brouwers over de periode 1712-1723. Zij werden extra belast. Maar door alleen hen te belasten kon Veghel het op te brengen bedrag niet bij elkaar brengen. Dus werd iedereen belast (afgezien de armen), terwijl de slachters, tappers en brouwers voor een groter bedrag aangeslagenw erden.

 

In 1717 had Marten van Kilsdonck de collecte van het hoorngeld en bezaaid, dranken en het bestiael aangenomen. Op zijn beurt verpachtte hij de collecte van het bestiael weer aan Adriaan Donckers:

 

Aanbesteding op 21-4-1717 van de collecte van het geslacht de slachters aangaande ende van buyten incomend vlees, en verders en anders niet, ende sulcks van desen daegen ingaende tot 1 oktober toe, eene somme van drie gulden soo dikwijls sulcx mochte comen gebeuren. Werdt mede gereserveerd dat degene die gezet zijn haar droog spek en vleesch vrij mogen verkopen. De pachter zal precies zij geloste pachtpenningen in handen moeten stellen van de aannemer van deze impost Martten van Kilsdoncq, ende sulcks ten alderlangsten op 1-9-1717, op straffe van parate executie. En sullen de fraudateurs als sij bevonden werden evenwel moeten betaelen de impost daer van verschult mits verbeuren van’t vleesch. De pachter moet twee borgen stellen. Ingezet door Adriaan Donckers op 7-10-0 en gemijnd door deze Adriaen Donckers op 14-15-0. Borgen zijn Adriaen Roeloffs van Kilsdonck en Lambert van Kilsdonck

 

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van dranken, bestiael, hoorngeld en bezaaid

1703-1704

Jan Louis Boor

1704-1705

Jan Louis Boor

1705-1706

Jan Louis Boor

1706-1707

Joan Louis Boor

1707-1708

Joan Louis Boor

1708-1709

Matthijs Niekens, secretaris, en Corstiaen van de Ven, schepen

1709-1710

Corstiaen Teunisse van de Ven en Aert van der Mee

1710-1711

Antony Tybos, pacht voor 54-0-0

1711-1712

Matys Niekens

1712-1713

Antony Spierincx

1713-1714

Marten van Kilsdonk

1714-1715

Marten van Kilsdonk

1715-1716

Marten van Kilsdonk

1716-1717

Marten van Kilsdonk

1717-1718

Dirk van der Landen en Mighiel Aert Teunis van Eert

1718-1719

Melis Willems van Santvoort en Tonij van Eert

1719-1720

Corstiaen van de Ven en Wilm Lamers van Doorn (aangesteld)

1720-1721

Jan Delissen van Schijndel en Dirck van der Stratum (aangesteld); rekening door: Jan Delissen van Schijndel en Marten van Kilsdonk

1721-1722

Bastiaen van de Werck in naam van de weduwe van Hendrik Hendrix en Jan Seuwens in naam van Hendrik Peter Wagemans

1722-1723

Daniel Tunis Clockgieters en Matthijs Cornelis Boermans (aangesteld)

1723-1724

Jan Aert Schuppens en Jan Ariens Verhoeven (aangesteld)

1724-1725

Daniel van Kilsdonk en de weduwe van Laurens Baltussen (aangesteld)

1725-1726

Peter Peters en Marten Oppers

1726-1727

Goort Aart Goorts en Francis van Eert

1727-1728

Peter van den Hurck en Joannes Hellincx in naam van Andries Peters Heuvelberg

1728-1729

Hendrik Goorts van den Boogaart en Mattheus Wilborts

 

 

De impost op de dranken

In het eerste jaar van de invoering van deze impost werd deze door de borgemeesters afgedragen. Bij de uitgaven van de dorpsrekening van 1654-1655 staat vermeld:

 

Volght vuytgeven wegens de consumptie (= gemene middelen) opte staten middelen soo van wijn, byer asijn (=accijns) generaell als andersints opt comptoir van den heere Gans de Jonge:

 

-        betaelt aen ongelden int verpachten der selver consumptie geresen 227-2-8, blyckende by den ordonnantie by schepenen gepasseert in date den 21en mert 1654

-        aen de rentmeester 625-0-0

-        Optten 17en september 1654 betaelt aen den voorschreven rentmeester van ongelden als wanneer de selve consumptie wederom voort halff jaer wordden verpacht, beloopt soo slachgelt, schryffgelt ende verteringe tesamen 43-13-8, int bywesen van den heere stadtholder ende Goyaert Peter Rutten, president

-        aan de rentmeester 295-0-0

-        Totaal: 1.190-16-0

 

De borgemeesters haalden dit geld niet op door een omslag over vee en bezaaide morgen, maar met behulp van het al langer bestaande maatboek, dus een omslag over alle percelen.

 

De Leen- en Tolkamer tekende in de marge van de dorpsrekening van 1661-1662 aan:

 

Sullen de borgemeesteren in toecomende alle pachtinge met kennisse ende goetvinden van de gemeente geschiedende, gehouden zijn specifice et capitulatie van alle specie de somme waer voor deselve zijn gepacht te exprimeren ende sal ieder borgemeester in sijn jaer de voorschreven comptoire van slants middelen preciese ende prompt moeten afbetalen ende op de selve rekeninge moeten daer naer volgende .

 

 

Het bestuurlijk reglement van Veghel van 11 juli 1662 bevat de bepaling:

 

-        Dat het corpus van Vechele egeene lants middelen sal mogen pagten dan met schrifteyk consent van de voorscreven geerfdens ende de voorscreven twaelf mannen als streckende tot derselver naedeel oijck strijdig teegen de placcaten van Haer Hoog Mogenden.

 

 

Vanaf 1664 werd de impost op de dranken verpacht. De volgende collecteurs zijn bekend uit de bronnen.

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van dranken

1664-1665

Dielis Roeloffs voor 6-0-0 het honderd

1665-1666

Matthijs Peters (een van de pachters)

1666-1667

Maghdalena van der Hagen voor 6-0-0 het honderd

1684-1685

Aert Goorts

1693-1694

Aert Goorts

1694-1695

Willem Lamberts van Boxmeer

1698-1699

Anthonij Potters

 

 

Vanaf 1664  zijn er in de resolutieboeken lijsten opgenomen van tappers en brouwers, 'vonte' genoemd. Deze lijsten werden opgenomen door de pachters of de regenten en gebruikt voor de vaststellng van de aanslag voor de impost op de dranken. Als voorbeeld de oudste lijst:

 

Opgenomen op 6-10-1664 den vondt van de wijnen en bieren den 6 oktober 1664 ten versoecke van Rutten als pachter ende denselven vondt opgenomen ter presentie van schepenen Luijdende als volgt

inventarisatie  van wat bevonden is ten huize van de ingezetenen (potten brandewijn, bier), en verklaring van de eigenaars of zij tappen of niet.

 

-        Bevonden ten huyse van Magdalena van der Hagen een half oxhooff wijn, een half ton bier, ontstecken (= verstopt) 4 potten brandewijn, verklaart te tappen

-        Daniel Roeloffs, niets gevonden, verklaart te tappen

-        Dielis van Liessel, een half ton bier en een half ontstecken, en 2 potten brandewijn, verklaart te tappen

-        Dirck Jan Hendricks, een oxhoof wijn vol half, anerhalf ton bier en een half ton biers ontstecken, verklaart te tappen

-        Jan Roeloffs van Kilsdonck, een oxhooft wijn ontstecken, een halve ton bier en 4 potten brandewijn, verklaart te tappen

-        Mevrouw van Erp, een oickxhoff wijn half af, en een halve ton bier

-        Domine Broeckhuijzen een ton bier ende ontstecken

-        Mester Frans een ton bier ontstecken, verklaart te tappen

-        Willem Janssen, niets gevonden, verklaart brandewijn te tappen

-        De weduwe van Anthonij van Eeck, een okshoof wijn ten naeste af (= bijna leeg), een kijneken bier, verklaart te tappen

-        Philips Peters, een halve ton bier en een half ontrent af, een kan brandewijn, verklaart te tappen

-        Jenneke Geraert Stevens, een kan brandewijn, verklaart brandewijn te tappen

-        Jan Rombouts, een half ton bier, verklaart te tappen

-        Matijs Peters, een half ton bier en twee potten brandewijn, verklaart te tappen

-        Sijmon de Kleermaecker, een kan brandewijn, verklaart brandewijn te tappen

-        Joncker Proeningh, een half oxhoof wijn en twee tonnen bier

-        Mijn heer Ravensway, een oxhoof wijn, ontrent half af, een half ton bier, ontstecken

-        Jan Verputten, een kijneken bier, een kan brandewijn, verklaart te tappen

-        Tonis Jan Tonis, een kan brandewijn, verklaart te tappen

-        Peter Roeloffs, twee kannen brandewyn, verklaart te tappen

 

 

Visitatie op 27-11-1665 door de pachters van de wijnen en bieren ten overstaan van de schepenen Rutten en en Roeffs en de vorster van de woonhuijse van Joncker Jacob Aelbert Proening stadhouder van Vechel: in twee verscheijde kelders meer dan 5 tonnen bier, die hij niet aan de collecteur of vorster heeft bekend gemaakt, waarover de pachters de jonker in de boete hebben geslagen; zo ook herbergier Dirck Jan Handricxsen. In de marge: bij Willem Janssen van Rixtel nog extra kannetje brandewijn

 

Ordonnantie van 7-8-1666 van schepenen. Deurwaarder van Gans is langsgeweest bij pachters van de bieren voor voldoening van de verlopen pachtpenningen; de borgemeesters moeten namens de gemeente 140 gulden binnen drie dagen betalen aan Matthijs Peters een der pachters, om alle verdere costen te verhoeden. De gemeente is 280 gulden schuldig volgens een gemaakt accoord.

 

In de resolutieboeken van Veghel bevinden zich tussen 1691 en 1702 ook een aantal taxaties van de grootte van de brouwketels van de toen bestaande brouwerijen.

 

 

Eedt van tappers en brouwers:

 

Ick beloove ende sweere :

-        dat ick in alles, soo veel mij aangaat sal observeren ende bij de mijnen doen observeren, de ordonnantie op de gemeene middelen gemaackt

-        ende dat ick niet en sal frauderen ofte doen frauderen den impost op elcke specie gestelt, directelijck ofte indirectelijck

 

De volgende personen hebben deze eed afgelegd:

-        Op 11-10-1698: Cornelis van der Hagen, Peter Grrits Ariens, Anthony Spierincx, Aart Ariens de Leest, Goort Vercuijlen

-        Op 13-10-1698: Thomas Hendrick Thomassen, Jan Lamberts van Boxmeer

-        Op 5-6-1699: Willem Lamberts van Boxmeer

-        Op 3-11-1700: Willem Lamberts van Boxmeer, Anthonij Spierinx, Goort Vercuijlen, Aart Ariens de Leest, Peter Daandels van Bergeijk, Peter Gerrit Ariens, Willem Jacob Gielens, Tonij Dirck Tibos

-        Op 6-12-1701: Tonij Dirck Tibos, Peter Gerrits Ariens, Peter Daendels van Bergeijk

 

 

Request van 27-11-1717 de schepenen en regeerders Veghel aan de Raad van State, waarin geprotesteerd wordt tegen de aanschrijving van de jaren 1697-99, omdat het bedrag van die collecte ‘de pachters bij geen ordentelijcke collecte (onder reverentie) hebben connen becomen, sullende veel min de regenten, die dagelijcx onder de ingesetenen moeten verkeeren, sulcx uijt haer volgens de ordonnantie konnen haelen’. Vandaar het verzoek om de impost van de dranken via een quotisatie over de ingezeten tappers en brouwers te innen, naar proportie van ieders nering en consumptie.

 

Minstens vanaf 1702 werd de collecte van de impost op de dranken samen verpacht met de cllecte van het hoorngeld, bezaaid en bestiael.

 

Aanstelling in 1705 tot collecteur van de aangeschreven dranken van Jan Louis Boor; waarschuwing van de schepenen tegen alle ingezetenen, in het bijzonder de herbergiers en tappers, om geen dranken in te slaan en te tappen voordat men deze bij de collecteur van de dranken heeft aangebracht en het recht betaald heeft; alle brouwers, zowel van binnen als van buiten het dorp, worden gewaarschuwd geen dranken in iemands huis 'inne te doen' voor dat ze zijn aangebracht en betaald.

 

Resolutie de Raad van State 14-9-1716. Ontvangen een brief van 12-9-1716 van de Raad van State, gecomitteerden langs de Maze, Schatter en van Weede, over de onmogelijkheid om de gemene middelen te verpachten wegens gebrek aan belangstelling. Zij hebben vervolgens in overleg met de ontvangers de middelen aangeschreven op de voet van het voorleden jaar, mits dat hieronder verstaan wordt door de voet van het voorleden jaar een derde part van het gemiddelde van wat de middelen in 1697, 1698 en 1699 hebben opgebracht.

 

 

Hoorngelt

Bieren

Bestiael

1697

1320-0-0

450-0-0

360-0-0

1698

1240-0-0

450-0-0

340-0-0

1699

1160-0-0

430-0-0

305-0-0

Totaal

3720-0-0

1330-0-0

1005-0-0

Comt voor 1/3

1240-0-0

443-0-0

335-0-0

10e verhooginge

124-0-0

44-6-12

33-10-0

Rantsoen

105-8-0

37-13-10

28-14-12

Totaal

1467-8-0

525-7-0

597-4-12

 

 

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van dranken, bestiael, hoorngeld en bezaaid

1703-1704

Jan Louis Boor

1704-1705

Jan Louis Boor

1705-1706

Jan Louis Boor

1706-1707

Joan Louis Boor

1707-1708

Joan Louis Boor

1708-1709

Matthijs Niekens, secretaris, en Corstiaen van de Ven, schepen

1709-1710

Corstiaen Teunisse van de Ven en Aert van der Mee

1710-1711

Antony Tybos, pacht voor 54-0-0

1711-1712

Matys Niekens

1712-1713

Antony Spierincx

1713-1714

Marten van Kilsdonk

1714-1715

Marten van Kilsdonk

1715-1716

Marten van Kilsdonk

1716-1717

Marten van Kilsdonk

1717-1718

Dirk van der Landen en Mighiel Aert Teunis van Eert

1718-1719

Melis Willems van Santvoort en Tonij van Eert

1719-1720

Corstiaen van de Ven en Wilm Lamers van Doorn (aangesteld)

1720-1721

Jan Delissen van Schijnndel en Dirck van der Stratum (aangesteld); rekening door: Jan Delissen van Schijndel en Marten van Kilsdonk

1721-1722

Bastiaen van de Werck in naam van de weduwe van Hendrik Hendrix en Jan Seuwens in naam van Hendrik Peter Wagemans

1722-1723

Daniel Tunis Clockgieters en Matthijs Cornelis Boermans (aangesteld)

1723-1724

Jan Aert Schuppens en Jan Ariens Verhoeven (aangesteld)

1724-1725

Daniel van Kilsdonk en de weduwe van Laurens Baltussen (aangesteld)

1725-1726

Peter Peters en Marten Oppers

1726-1727

Goort Aart Goorts en Francis van Eert

1727-1728

Peter van den Hurck en Joannes Hellincx in naam van Andries Peters Heuvelberg

1728-1729

Hendrik Goorts van den Boogaart en Mattheus Wilborts

 

 

 

Het gemaal

 

De impost op het gemaal wordt al vermeld in de Veghelse dorpsrekening van 1604-1605. Dat was een belasting op het malen van graan en peulvruchten. Het was toen een van de belastingen die door de koning van Spanje opgelegd waren. Na de vrede van Munster in 1648 viel de Meierij onder het gezag van de Staten generaal. Die voerden i 1654 een aantal nieuwe belastingen in.

 

Op 1 juni 1654 werd de impost op het gemaal opnieuw ingevoerd. In de dorpsrekeningen van Veghel van na 1648 onbreekt elke verwijzing naar het gemaal en uit de vermeldngen in de resolutieboeken blijkt dat de collecte van het gemaal door het dorp altijd verpacht is geweest. De betreffende collecteurs droegen de opbrengst direct aan de overheid af.

 

Rogier Anthonis van Deursen pachter van de impost op het gemaal in het dorp Veghel verklaarde op 18-10-1656 in een verzoekschrift aan de Raad van State een lijst van huizen gemaakt te hebben en ontdekt te hebben dat van de 360 huizen en slechts 130 huisgezinnen zijn die enig koren ter molen hebben gebracht met aangeving aan hem als pachter, maar zeggen van dat koren nog niet de helft consumeren. Dit beschouwt hij als een vorm van fraude, want hij denkt dat er meer geconsumeerd wordt, en dat zij dus meer belasting moeten betalen. Het rekest wordt doorgestuurd naar hoogschout Bergaigne.

 

Op 27 december 1658 werden er voor de Veghelse schepenen op verzoek van Anneken, weduwe van Aert Gerlings, een paar verklaringen afgelegd over het gemaal.

 

-        Goijaert Peter Rutten verklaarde “hem deponent wel kennelijck te wesen den impost vant gemael gepacht te hebben des dorps van Vechell ingaende primo apprilo 1655, ende vuytgaende den eersten martij 1656.”

 

-        Anthonis Martenss  van der Grinsvenne en Steven Martens van der Grinsvenne “inwoonderen ende molenaeren tot Vechell” verklaarden “dat haer enige provisie bestaende in rogh, boeckweytt ende voyercooren welcke voorscreven coeren verclaeren sij deponenten in de voorscreven maent marty 1656 tot meel gemalen te hebben.”

 

-        De schepenen verklaarden “dat onse ingesetenen van Vechell het meesten wel qualijck sijn versien over behoorlycke solderinge ende hennen huysen, alsoo genootsaect synde henne gemale meel te sluijtten in kysten, casten ofte andere rendelycke plaetse om niet beschadicht te wordden door de ratten, muysen ofte andere schadelijc dieren, ende oock te meer veele huijse slecht van gebouwe wesende, vreese bij nachten bestoolen te wordden.”

 

 

Op 29 en 20 -11-1660 werd op verzoek van Steven Anthois van der Grint, gewezen molenaar te Veghel, verklaard dat:

 

-        in 1656 toen Rogier Anthonis van Deurssen pachter was van het gemaal in Veghel, ze hebben gezien dat de molen meer dan de halve tijd stil heeft gestaan terwijl de wind sterk waaide. Er gingen toe weinig karren naar de molen toe om daar hun koren te laten malen. Vaak gingen 4, 5, 6 of soms nog meer karren met koren 's avonds en 's nachts naar molens buiten Veghel gelegen

 

 

R53, fol. 341 (04-04-1662): Rogier van Deursen heeft overgegeven aan Aert Marcelissen cum suis, 'borgemeesteren des dorps Vechell, alsulcke pachtinge vant gemaell ende bestiael als den voorschreven Van Deursen den 25en martij 1662 voor alleman binnen der stadt S'hertgenbosch heeft gepacht'.

 

In april 1664 werd de collecte van het gemaal gecombineerd met de collecte van de kleine specie verpacht. Er is een omslag van 4-4-1664 van de omslag van deze gecombineerde belasting bewaard gebleven. De lijst telt 50 namen. Dit betekent dat men deze belasting toen nog niet over alle gezinnen omsloeg, maar alleen over die huishoudens die voor de bewuste artikelen (vlees, zout en dergelijke) aangeslagen dienden te worden.

 

Taxatie van personen voor het gemaal en voorts hare consumptie en kleine specien, door schepenen, vier lieden, [=borgemeesters] twaalfmannen en geswoorens.

 

-        Jonker Johan Proeningh met de meijt 2-0-0

-        Lijsken Willem Corsten 0-10-10

-        Jan Dircx Cruijsbroeder 1-0-0

-        Philips Janssen van Breugel 1-0-0

-        Heijlken Willem Martens met den soon 1-0-0

-        Merike Dirck Dirx 1-0-0

-        Jan Ansems den Smit 1-5-0

-        Sijmon Gielissen 2-0-0

-        Laurens Aerts 1-0-0

-        Claes Roeffen 1-0-0

-        Meri Huijben 0-10-0

-        Heijman Roeffen pro deo

-        Jenneke Nelissen pro deo

-        Peter Huijberts 1-5-0

-        Jan Corsten 0-12-0

-        Lysken Jan Wouters 0-10-0

-        Aert Hendrick Willem Aerts 0-10-0

-        Jan Wouters Versteechde 1-0-0

-        Jan Hendricx Jan Dirx 1-0-0

-        Jan Arien Ryckers de ouden 0-15-0

-        Peterken Claes Jan Claes 1-0-0

-        De weduwe Aert Geerlings 1-0-0

-        Judith wonende in de camer van Hendrick Jan Willems 0-10-0

-        Mijnheer Ravensweij 10-0-0

-        Gerit Dircx 1-5-0

-        Hilleken Everts 1-0-0

-        Huijbert Peter Roeffen 0-10-0

-        Den wever bij Willem Gielens (in marge: tot borge gehouden)

-        Andries den wever, etiam

-        Andries de schoenmaker 1-0-0

-        Adriaen Verputten 0-10-0

-        Lenart Ketelaers 0-15-0

-        Jan Martens 0-10-0

-        Willem de Witt 1-0-0

-        Michiel den Hoijmaecker 1-0-0

-        Dirck Jacobs met syn meyt 3-0-0

-        Jan Cluytmans 0-10-0

-        Dominee Broeckhuijsen 0-0-0

-        Herman van Gemeden 1-0-0

-        Catarijn Tonis Jacobs met de meyt 3-0-0

-        Metjen Jan Rulens 1-0-0

-        Meriken Hendricx Jan Tyssen 0-10-0

-        Jacob Hendricmans 0-10-0

-        Gerit Hendric Breijers 0-10-0

-        Merike Aert Thomas 0-10-0

-        Jenneke Ansems 0-10-0

-        Floris Hendricx 0-10-0

-        Tomas Ariens 1-10-0

-        Delis van den Bogaert 1-0-0

-        Sijken Melters 0-10-0

 

 

Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie goed gevonden en geordonneerd

 

‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps

 

ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,

 

waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie daer toe constoir geven.

 

 

 

Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:

 

ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als amdersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van ses gulden ten behoeve des heeren officier.

 

 

Voor officier, schepenen en substituut secretaris van Veghel verschenen de heer president Cornelis van der Hagen, mede schepen, en Aert Daandels van Kilsdonck, gedaagd op verzoek van Aert Goijaerts, mede-schepen. Zij verklaren op 10-11-1696 dat

 

“sij deponenten ten huijsen van meester Anthonij Spirinx sijnde op dato ondergenoemt sijn geweest, ende dat de voorscreven requirant aen hem Spirincx als pagter van ’t gemaal over desen dorpe van Vechel, van den tegenwoordige jaeren, heeft versogt een billiet wegens het gemaal van twee vat voeder coren tot onderhoudt vant beestiael, mits presenterende eenen halven stuijver vant billiet gelt, ende in cas hij pagter geregt is tot voldoeninge van den impost des selfs voeder koorens als dan alle uure gereet is om te betaelen, het welck den selven pagter heeft geweijgert ende geen billiet daer van heeft willen geven.”

 

 

Veghel 15-3-1698, rekest bij de Raad van State van de gravin en douarière van Berlo als eigenares van de molen van Veghel, en in die kwaliteit interveniërende voor de molenaar, te kennen gevende dat dat de Edel Mogenden op klachten van haar man dat enige inwoners van Veghel hun graan ,lieten malen op de Coeveringse molen onder Sint-Oedenrode wat tegen artikel 3 van het plakaat van 26-1-1657 op het gemaal zou zijn.

 

Bekende collecteurs van het gemaal:

 

Jaar

 

Namen van de collecteurs van het gemaal

1663-1664

Aert Goorts (samen met het bestiael)

1664-1665

Willem Gerit Stoven (voor 8 %, samen met de kleine specie)

1666-1667

Maghdalena van der Hagen (samen met het bestiael, pachtte ook de collecte van de inpost op de dranken)

1696-1697

Anthony Spierincx

 

 

Het hoofdgeld

 

Het hoofdgeld was een belasting op personen die in de Meierij in 1688 ingevoerd werd. In 1674 en 1675 was er al een hoofdgeld geweest, maar die omslagen dienden toen om andere belastingen te betalen.  De Veghelse lijsten met namen zijn vanaf 1688 bewaard gebleven. Tot en met 1736 als afzonderlijke lijsten, en daarna als een kolom in het gecomineerde register van de gemene middelen.

 

Het hoofdgeld werd in 1688 toen gecombineerd met het gemaal. In de navolgende verklaring kan daarom voor 'gemaal' ook 'hoofdgeld' gelezen worden. Het gaat om een lijst van armen die vrijgesteld werden van de betaling van het hoofdgeld. Dezelfde namen komen ook voor in de hoofdlijst van 1688 met als bijschrift in de marge 'geniet van de armen'.

 

Schepenverklaring van 27-1-1688 dat armmeesters Dircks en Teunis Hendrick Lamberts de lijst van het gemaal hebben nagezien, hebben afgeteeckent ende verklaert voor arme persoonen ende van de arme taefel genietende ende aelmoes treckende dese naervolgende (getallen zijn het aantal personen van 16 jaar en ouder):

 

-        Dirrixken Ariens - 1

-        Jan Rombouts met vrou en kindt -3, deselve een onder de sestien jaer

-        Anneken, weduwe Hendrick Cluijtmans met twee kinderen - 3

-        Jan Thomas met sijn vrouw - 2

-        Dirricken Hendrick Dircks - 1, deselve een dogter van veertien jaer

-        Leijsken, weduwe Evert Rutten, haer vader en moeder - 3, deselve nog een dochter van twee jaer

-        Zeger Wouters en vrouw - 2, deselve vier kinderen

-        Nicolaes Gerrtis van Zoest en vrou - 2, een dogter van drie jaar

-        Willem Jacob Gielens en vrou - 2, een dogter van drie jaer

-        Jan Daandels met vrou en moeder - 3, deselve nog drie kinderen

-        Gijsbert Hendrick Breijers en vrou - 2, deselve nog vier kinderen

-        Lambert Jan Aalbers en vrou - 2, desselve twee kinderen

-        Claes Willem Verdussen met broeder en suster - 3

-        Claas Kalans en vrou - 2, deselve twee kinderen

-        Marij, weduwe Jan Poorten - 1, desselve een soon

-        Aart Jan Deenen en vrou - 2, deselve twee kinderen

-        Frans Aarts, vrou en soon - 3, deselve een kindt

-        Aart Jan Teunis en doghter – 2

-        Beelken weduwe Claes Loijen met twee dogters – 3

-        Jan Jansen van Bergeijk en vrou – 2

-        Heijlken Josephs cum suo – 2

-        Arien Aarts en vrou – 2, deselve vijf kinderen

-        Arien Jacobs – 1

-        Dielis Lamberts en vrou – 2, deselve drie kinderen

-        Leijsken weduwe Jacob Peter Pampis met haer dogter – 2

-        Ariaen Jan Gerits met sijn dogter – 2, deselve een soon

-        Dirck Jacxobs en vrou – 2, deselve een dogter

-        Hendrick Huijbers – 1, deselve een dogter

-        Marten Claes Marnix en vrou – 2

-        Jan Hendrick Willems – 1

-        Leijneken weduwe Arien Teunis en soon – 2, deselve een soon van twaalf jaer

-        Jenneken Thijs Wouters – 1

-        Anneken Hendrick arts en dogter – 2, deselve nog twee kinderen van ywaekf jaere

-        Jenneken Gijsberts - 1

-        Leijsken Jan Dircks - 1

-        De weduwe Aart Peter Roelofs – 1, een dogter van negen jaer

-        Heijlken, weduwe Jan Gerrits – 1, deselve vier kinderen

-        Emmerens Kluijtmans – 1

-        Teunis Gerrits en soon – 2, deselve een dochter van elf jaer

 

 

Voor schepenen van Veghel zijn verschenen op 7-3-1692 Thomas Hendrick Thomassen en Jan Joorden Donckers armmeesters die nevens regenten lijsten van hoofdgeld wegens het gemaal van dit jaar geformeerd hebben. Het aantal onvermogende bovende  16 jaren is 250 en die onder de 16 jaren 230

 

Opstellen van de hoofdlijsten op 26-2-1693, samen met Thomas Hendrick Thomassen en Jan Joorden Donckers, armmeesters, 386 armen boven de 16 jaar en 256 onder de 16 jaar

 

Voor schepenen van Veghel verschenen Jan Joorden Donckers en Ariaan Arie Goossens, armmeesters. Zij verklaren op 5-3-1694 dat de personen die in de hooflijsten zijn ingebracht van de armenkas leven.

 

 

Bekendmaking op 14-2-1694.

 

De stadhouder zal de gehele week 's ochtends van 8 tot 12 uur zitten tot het formeren van de hooftlijsten van het gemaal voor het tegenwoordige jaar; schepenen, borgemeesters en achtmannen doen alle nabuuren waarschuwen en aanzeggen, dat ieder vader des huisgezins, of hoofd van het huishouden alle personen van zijn huisgezin (bijgevoegd: zo rijke als arme) niemand uitgezonderd, hetzij knecht, dienstmaagt oft kinderen tot het minste of alderjongste incluis, zal laten registreren. Niemand mag zich als arm laten registreren die niet daadwerkelijk door de armenkas als zodanig bekend zijn; het welcke tot dien eijnde bekent wordt gemaackt, omdat de regenten de verpachting der montanten, die nu gedaan sal worden, niet en mag overnemen, maer de pagter daar mede sal laten geworden, en sijn keuren en breucken hem laeten verhalen op den genen die sijn persoon, huijsgesin en domestiecken niet geregtelijck en sal hebben aangebragt. Waer naer een ider sig kan reguleren en sijn schade verhoeden; want de gemeijnte sig dat meer niet bemoeien sal.

 

 

In de jaren 1695-1696 tot en met 1705-1706 inden de borgemeesters het hoofdgeld en de inkomsten en uitgaven ervan werden in de dorpsrekeningen verantwoord. Waarschijnlijk inden de borgemeesters het hoofdgeld al vanaf de invoering in 1688, maar de dorpsrekeningen vermelden ove de periode 1699-1695 minder details.

 

Jaar van de dorps-rekeningen

 

Vermeld bij de inkomsten van dat jaar

 

Vermeld bij de uitgaven van dat jaar

 

1695-1696

 

-        Van de hooftleijst die persoonlijk is opgehaalt 1.230-0-0

 

-        een algemeen bedrag betaald aan het kantoor van Gans vermeld

 

1697-1698

-        voor haere hooftleijsen 1.229-10-0

-        de tiende verhoging van de selve 122-19-0

 

-        het hooftgelt met de tiende verhoging 1.352-9-0

 

1698-1699

 

-        voor haere hooftleijsen 1.294-0-0

-        de tiende verhoging van de selve 129-8-0

 

-        het hooftgelt met de tiende verhoging 1.423-8-0

 

1699-1700

-        voor haere hooftleijsen 1.191-10-0

-        de tiende verhoging van de selve 119-3-0

 

-        Het hooftgelt 1.310-13-0

 

1700-1701

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.173-3-0

 

-        het hooftgelt 1.299-11-0

 

1701-1702

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.302-11-0

 

-        het hooftgelt 1.306-0-2

 

1702-1703

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.311-0-0

 

-        het hooftgelt 1.311-1-0

 

1703-1704

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.144-0-0

 

-        het hooftgelt 1.258-8-0

 

 

1704-1705

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.218-6-10

 

-        het hooftgelt 1.196-10-0

 

 

1705-1706

-        hoofdleijste van de meerderjarigen met de tiende verhoging 871-4-0

-        hoofdleijste van de minderjarigen 183-12-0

 

-        Niet vermeld

 

 

 

Vanaf 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd het hoofdgeld ook opgehaald door de borgemeesters, maar nu in afzonderlijke rekeningen verantwoord. In 1710 was er een aparte collecteur voor het hoofdgeld: Anthony Spierincx.

 

De inkomsten waren:

 

Jaar

 

Inkomsten van het hoofdgeld

1706-1707

 

Voor 749 personen boven de 16: 898-16-0

Voor 325 personen onder de 16:  195- 0-0

De tiende verhoging:                          11-6-0

 

1708-1709

 

Voor 892 personen boven de 16: 1.070-8-0

Voor 381 personen onder de 16:  228-12-0

De tiende verhoging:                         13-10-0

 


 

1709-1710

 

Voor 876 personen boven de 16: 1.051- 4-0

Voor 379 personen onder de 16:     227-  8-0

De tiende verhoging:                            10-13-0

 

1710-1711

Voor 735 personen boven de 16: 918-15-0

Voor 311 personen onder de 16:  194- 7-0

 

 

 

Van 1711-1712 tot en met 1723-1724 werd de collecte van het hoofdgeld verpacht.

 

Inkomsten in 1711-1712:

-        het hoofdgeld:                1.160-5-0

-        de kleine specie:                595-2-0

 

 

De namen van de collecteurs:

 

Periode

Namen van de collecteurs van de kleine specie en het hoofdgeld

 

Van 1-4-1711 tot 30-3-1712

Antony Spierincx

Van 1-4-1712 tot 30-3-1713

Joost van de Pol

Van 1-4-1713 tot 30-3-1714

Antony Spierinx

Van 1-4-1714 tot 30-3-1715

Corstiaen van de Ven

Van 1-4-1715 tot 30-3-1716

Mathijs Niekens

Van 1-4-1716 tot 30-3-1717

Corstiaen van de Ven en Antony Spierinx

Van 1-4-1717 tot 30-3-1718

Laurens Baltussen van de Rijth en Corstiaen van de Ven als waarnemend voor Henrick Teunissen op Ham

Van 1-4-1718 tot 30-3-1719

Mathijs Jan Thijssen en Aert Goort Aert Jacobx

Van 1-4-1719 tot 30-9-1720

Jan Geerlincx en Jan Jans Sleeuwens

Van 1-10-1720 tot 30-9-1721

Jan Aert Jan Ariens van Schijndel en Antony Dielis Hoppenaers

Van 1-10-1721 tot 30-9-1722

Matheus Adriaens de Leest en Jan Laurenssen van Bredenroode

Van 1-10-1722 tot 30-9-1723

Nicolaes van Kilsdonk en Jasper Goorts van den Boogaert

Van 1-10-1723 tot 30-9-1724

Hendrick Teunis Hendrik Lamberts en Aert Jan Aart Reijnders

 

 

 

De kleine specie

 

In 1654 werd de impost op de kleine speciën ingevoerd. Dit waren accijnzen op zout, zeep, paarden (het oorgeld), azijn, stijfsel, luxe texielsoorten, elders vervaardige wollen lakens, brandhout, turf, steenkolen, een belasting op het wegen van goederen, en tot slot de ronde maat, dat was een belasting op granen, erwten, hop, mout en run (gemalen eikenschors bestemd voor leerlooiereijen) die met een inhoudsmaat gemeten werden.

 

 

Er is een omslag bewaard gebleven uit 1663: lijste opgenomen van de vondt van de cleyne specie van de dorpe van Veghel bij schepenen ende vorster beginnende 1-4-1663, actum 2 april 1663. Bij inspectie bevonden zeep, koorden, stukken saai, vaten zout, etc.

 

-        Ten huize van Tonis Jan Tonis een half kanneke seeppen, anderhalf vat soute, sess acker alijen

-        Bij Hendrick Thomasse zeep, zout, asijn

-        Bij Roeloff van Kilsdonck; 4 stukken saaij

-        Bij Dirck Jan Hendricx; zout, zeep, saai

-        Bij G. Roeffs 15 ellen Engels couleuren, en tien ellen Engels rood

-        Thonis Daniels zout, zeep, peper, gember

-        Sijmon Gielissen, zeep, zout peper, gember

-        Lijs Gerarts zeep, zout, twee pont stijffels, gember, peper

-        Jan Hendrick Vrijnsen zout, stijfsel, zeep, saaij

-        Magdalena van der Hagen 10 ellen Venies couleur, een stuk Engels rood

-        Jacob Peters zeep zout, peper, stijffels

 

 

In april 1664 werd de collecte van het gemaal gecombineerd met de collecte van de kleine specie verpacht en aangenomen door Willem Gerit Stoven voor 8 %.

 

Er is een omslag van 4-4-1664 van de omslag van deze gecombineerde belasting bewaaard gebleven. De lest telt 50 namen. Dit betekent dat men deze belasting toen nog niet over alle gezinnen omsloeg, maar alleen over die huishoudens die voor de bewuste artikelen (vlees, zout en dergelijke) aangeslagen dienden te worden.

 

Ordonnantie van de schepenen van 18-9-1664 dat degenen die gezet zijn consumptie en in verponding als andere dorpslasten, als de opbeurder van de consumptie zijn penningen niet kan bekomen, als zij niet voldoen na sommatie en verstreken civiele aanmaning executabel zijn.

 

In 1674 en 1675 werd de kleine specie door de borgemeesters geïnd, gezien de volgende ordonnanties.

 

Schepenen en twaalfmannen hebben op 10-8-1674 na deliberatie goed gevonden en geordonneerd

 

‘alle digene die boven de vyftien jaren out sijn voor hooftgelt te betalen, ider man vyfendetwintich stuivers ende de vrouwen vyftien stuiver. Ende by soo verre imandt sy selve hier in minderjairich maeckten sal den hooft meester van den huise tselve by eede moeten verclaeren, welcke voorschreven penningen sullen syn tot betalinge van gemael, geslacht ende clein specie ende andere lasten des dorps

 

ende worden hiertoe van de heeren werhouden en geordinneert Lambert Dierckxs van der Straeten ende Peter Jan Dierckxs om te ontfangen den hoeck gelyck Peter Daneels is beurende tegenwoordich borgemeester ende Handrick Hensen met Jan Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Lambert Gerits is buerende, Jan Lamberts en Peter Tonis Handrixs om te bueren den hoeck gelyck Wilm Jan Handrixs is buerende ende Aert Luenesen met Gerit Jan Gerits om te bueren den hoeck gelyck Peter Handrick Gerits is buerende, ende dat voor den jare 1674,

 

waer voor de delve opberders sullen genieten ider eenen halven ducaten mits van hunnen ontfanck ende vuitgeef te doen rekeninge, beweys et reliqua, gelyck des gewoonlyck is. Sullen de voorschreven opbuerders binnen den tyt van vertyen dagen hebben op te brengen dese gesette penningen op pene van vijf gulden ider persoon ende by soo verre imandt dese ordonnantie niet en voldede sal men den selven met parate executie daer toe constoir geven.

 

 

Alsoo onsen dorpe ten achteren zynde aen de comptoiren de selvige niet connende voldoen ofte moeten andere middelen beramenen om penningen te fourneren, soo ist dat mijn heeren schepenen, borgemeesteren, twaelf mannen, kerck ende Heijlige Geest meesteren, representerende het geheele corpus van Vechel, op 25-12-1675 ordonneren dat:

 

ider manspersoon boven de vyftien jaren sal aenstonts na de publicatie dese geven vyftien stuyvers ende ider vrouws persoon boven de selvige jaren tien stuyvers, waer van niemandt exempt zal zyn, ende sullen de brootmeesteren betalen voor hare dienstboden en mits cortende tselve aen haere huyren. Item ide nabeur sal mede moeten betalen van hare koyen hebbende vier brede tanden ses stuyvers, welcke settinge ende op laste wort gedragen ten respective van betalinge consumptie horengelden als andersints, ende by soo verre imandt eenige koijen ouderdom 1 als andersints verwerven ende des halven fraudeerde verbeuren eene boete van ses gulden ten behoeve des heeren officier.

 

 

Het op te brengen bedrag voor de kleijne specie ingegaan april 1697 was als volgt berekend:

 

-        De kleijne specie van de voorgaande jaren 500 gulden

-        De tiende verhooging 50 gulden

-        De vijfde verhoging 110 gulden

-        De extraordinaire tiende verhoging 66 gulden

-        Opgeteld samen 726 gulden

-        Het rantsoengeld 55-11-0

 

 

Uit de dorpsrekeningen is af te leiden dat de kleine species tot en met 1705 bijna altijd door de borgemeesters gebeurd werden en in de dorpsrekeningen verantwoord werden. In de jaren 1706-1709 inden de borgemeesters ook de kleine specie, maar toen maakten ze daar afzonderlijke rekeningen voor. Vanaf 1710 waren er aparte collecteurs.

 

Tot 1695 werd de kleine specie meestal opgehaald door de omslag van een maatboek, dus een omsag over alle percelen. Vanaf 1695 geven de dorpsrekeningen meer details, en lijkt men opnieuw een aparte omslag voor de kleine specie ingevoerd te hebben.

 

Lijst van de kleijne specien van Vechel voor 1701:

 

-        12 stuivers voor een paard,

-        6 stuivers voor een beest,

-        3 stuivers voor een half beest,

-        een haartstede op een gulden ende

-        de winkels op hare grote en consumptie.

-        Hierna volgt een lijst met namen van inwoners met daarachter te betalen bedragen. Totaal bedrag 898-7-0

 

Dergelijke lijsten zijn ook bewaard gebleven uit 1702, 1703 en 1704.

 

 

De dorpsrekeningen van 1695 tot 1705 geven de volgende informatie:

 

 

Jaar van de dorps-rekeningen:

 

Vermeld bij de inkomsten van dat jaar:

 

Vermeld bij de uitgaven van dat jaar:

 

1695-1696

 

-        Van de kleijne specie die opgehaalt sijn als boven 723-0-0

 

 

-        alleen een algemeen bedrag genoemd betaald aan het kantoor van De Gans

 

1697-1698

-        den personeelen omslag van de kleijne specie, 726-0-0

-        Van de omgelden van deselve specie 55-11-0

 

-        den uijtgaeff van de cleijne specie met de tiende verhoging 781-11-0

 

 

1698-1699

 

-        den personeelen omslag van de kleijne specie, 934-0-0

 

-        den uijtgaeff van de cleijne specie met de tiende verhoging 781-11-0

 

1699-1700

-        den omslag van de kleijne specie, 979-13-0

 

-        de cleijne specie 781-11-0

 

1700-1701

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 888-4-0

 

-        de Kleijne specien 711-10-0

 

1701-1702

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 898-7-0

 

-        de Kleijne specien 710-12-0

 

 

1702-1703

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 870-0-0

 

-        de Kleijne specien 710-12-0

 

 

1703-1704

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 896-9-0

 

-        de Kleijne specien 709-10-0

 

1704-1705

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 905-13-0

 

-        de Kleijne specien (inclusief 49-10-0 rantsoenpenningen) 710-11-8

 

1705-1706

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 877-13-0

 

-        niet vermeld

 

 

In de periode van 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd de kleine specie ook door de borgemeesters opgehaald, samen met de zogenoemde personele omslag of quotisatie. De personele omslag was een deel van algemene inkomsten van het dorp ofwel een dorpsbelasting.

 

1706-1707 borgemeesters in een aparte rekening, inkomsten:

 

-        bede 881-6-3

-        quotisatie 355-12-0

-        kleine specie 814-4-8

 

 

In de periode van 1710-1711 tot en met 1715-1716 waren er de volgende collecteurs van de kleine specie en het hoofdgeld.

 

De namen van de collecteurs:

 

Periode

Namen van de collecteurs van de bede, kleine specie en de personele quotisatie

 

1710-1711

Antony Spierincx

 

 

Periode

Namen van de collecteurs van de kleine specie en het hoofdgeld

 

Van 1-4-1711 tot 30-3-1712

Antony Spierincx

Van 1-4-1712 tot 30-3-1713

Joost van de Pol

Van 1-4-1713 tot 30-3-1714

Antony Spierinx

Van 1-4-1714 tot 30-3-1715

Corstiaen van de Ven

Van 1-4-1715 tot 30-3-1716

Mathijs Niekens

Van 1-4-1716 tot 30-3-1717

Corstiaen van de Ven en Antony Spierinx

Van 1-4-1717 tot 30-3-1718

Laurens Baltussen van de Rijth en Corstiaen van de Ven als waarnemend voor Henrick Teunissen op Ham

Van 1-4-1718 tot 30-3-1719

Mathijs Jan Thijssen en Aert Goort Aert Jacobx

Van 1-4-1719 tot 30-9-1720

Jan Geerlincx en Jan Jans Sleeuwens

Van 1-10-1720 tot 30-9-1721

Jan Aert Jan Ariens van Schijndel en Antony Dielis Hoppenaers

Van 1-10-1721 tot 30-9-1722

Matheus Adriaens de Leest en Jan Laurenssen van Bredenroode

Van 1-10-1722 tot 30-9-1723

Nicolaes van Kilsdonk en Jasper Goorts van den Boogaert

Van 1-10-1723 tot 30-9-1724

Hendrick Teunis Hendrik Lamberts en Aert Jan Aart Reijnders

 

 

Hierna staat in het resoltuieboek:

 

Nota de cleyne specie is alsdoen afgeschaft en de hooflyst uyt last van dit volgende cappitel met die der gemeene middelen verantwoort

 

Uit latere gegevens is af te leiden dat in of na 1724 de inning van de kleine specie ophield. In het register van de gemene middelen van na 1736 ontbreekt een kolom voor de kleine specie. Veghel werd nog wel door de overheid voor een bedrag voor de kleine specie aangeslagen. In 1791 was dat 286-13-0. Dat bedrag werd echter plaatselijk niet apart opgehaald en omgeslagen, het werd betaald uit de dorpskas.

 

In het dorpsarchief van Veghel bevinden zich nog lijsten van de kleine speciën uit de periode 1712-1718. Het zijn lijsten met vermoedelijk alle hoofden van huishoudens met daarachter het bedrag van de aanslag, veelal een bedrag tussen de 0 en 2 gulden.

 

 

De personele quotisatie

 

De personele quotisatie was ingevoerd door een resolutie van de Staten-Generaal van 13-10-1695,

De personele quotisatie tot en met 1705-1706 is opgenomen in de dorpsrekeningen.

 

Van 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd de personele quotisatie ook door de borgemeesters in een aparte rekening verantwoord, samen met de bede en de kleine specie of alleen de kleine specie. Van 1711-1712 tot en met 1717-1718 waren er aparte collecteurs, die ook de bede collecteerden, als niemand wilden pachten werd weer gecollecteerd door de borgemeesters.

 

Uit de periode 1706-1707 tot en met 1717-1718 zijn de volgende rekeningen bewaard gebleven:

 

Jaar:

Collecteurs:

Rekening van:

 

1706-1707

Borgemeesters

koningsbede, personele quotisatie en kleine specie

1707-1708

Borgemeesters

koningsbede, personele quotisatie en kleine specie

1708-1709

Borgemeesters

koningsbede, personele quotisatie en kleine specie

1709-1710

Borgemeesters

koningsbede, personele quotisatie en kleine specie

1710-1711

Antonij Spierinx

koningsbede en personele quotisatie

1711-1712

Lamert Henrickx van de Ven

koningsbede en personele quotisatie

1712-1713

Antonij Spierinx

koningsbede en personele quotisatie

1713-1714

Antonij Spierinx

koningsbede en personele quotisatie

1714-1715

Lamert van de Ven

koningsbede en personele quotisatie

1715-1716

Matthijs Niekens

koningsbede en personele quotisatie

1716-1717

Borgemeesters

koningsbede en personele quotisatie

1717-1718

Jan Ariens Verhoeven en Johannes Baltussen van de Rijth

koningsbede en personele quotisatie

 

 

Er zijn een aantal aanbestedingen van de collecte van de personele quotiatie bewaard gebleven:

 

-        Aanbesteding op 27-2-1710 van de collecte van de koningsbede onder de administratie van ontvanger Pain et Vin, over de periode van 17-12-1709 tot 17-12-1710; en de personele quotisatie onder de administratie van de ontvanger Van Strijp, over de periode van 1-4-1710 tot 31-3-1711. Met voorwaarden. Beide gemijnd door Anthony Spierincx voor een beurloon van 4-17-0 het honderd.

 

-        Aanbesteding op 4-5-1716 van de collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1716 tot 17-3-1717 en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1716 tot 31-3-1717. Niemand wil bieden. Aangegaan op 4-0-0 het honderd, gedaald tot 6-0-0 en daarvoor opgehouden. Daarom aangenomen door de vier borgemeesters van het jaar 1716

 

-        Aanbesteding op 15-4-1716 van de collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1717 tot 17-3-1718 en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1717 tot 31-3-1718. Gemijnd en aangenomen door Jan Ariens van der Hoeven voor 6-0-0. Borgen zijn Corstiaen van de Ven en Johannes Baltussen van der Rijt

 

-        Pogingen om de collecte van de verponding met 1/5 verhoging over de periode van 1-1-1718 tot 1-1-1719, en de collecte van de kleine specie en hoofdgeld over de periode van 1-4-1718 tot 30-3-1719 en de collecte van de koningsbede en de personele quotisatie over de periode van 1-4-1718 tot 31-3-1719 voor 6% aan te besteden, zijn mislukt. Daarom worden op 18-5-1718 als collecteurs aangesteld: Voor de koningsbede en de personele quotatie: de borgemeesters

 

 

Er werd voor de personele quotisatie jaarlijks 300 gulden afgedagen op het kantoor van ontvanger Schimmelennninc van der Oijen, onder admnistartie van heer G.L. van der Strijp.

 

De personele quotisatie was omgeslagen over de inwoners. De omslagen van de periode 1710 tot en met 1716 zijn bewaard gebleven. Er werd jaarlijks opgehaald:

 

Jaar:

 

Opgehaald:

1697-1698

300-0-0

1698-1699

 

(Opgeteld met de personele omslag voor de dorpslasten, geen apart bedrag vermeld)

1699-1700

326-11-0

1700-1701

330-5-0

1701-1702

331-14-8

1702-1703

336-4-0

1703-1704

349-14-8

1704-1705

351-11-0

1705-1706

352-0-8

1706-1707

355-12-0

1707-1708

355-12-0

1708-1709

355-12-0

1709-1710

(Betreffende pagina niet gefotografeerd)

1710-1711

352-10-2

1711-1712

337-1-0

1712-1713

351-13-0

1713-1714

330-2-0

1714-1715

339-17-0

1715-1716

343-2-0

1716-1717

349-8-0

1717-1718

364-4-0

 

 

Er is een lijst van de omslag van de kleine specie en de quotisate van Veghel voor het jaar ingaande 1 oktober 1721 tot 30 september 1722 bewaard gebleven. Ook de lijsten van de collecten van de imposten op de hoornbeesten, bezaaid, geslacht, dranken en de quotisatie van 1726-1727 en van 1731-1732 zijn bewaard gebleven. Gelet op de kleine bedragen zal het om de omslag van de quotisatie van de ongeveer 300 gulden gaan.

 

In de collecteboeken vanaf 1737 vermeldt de laatste kolom steeds de personele quotisatie voor het dorpshuishouden met veel hogere bedragen. De 300 gulden personele quotisatie lijkt tussen 1732 en 1737 verdwenen te zijn.

 

 

De voorwaarden en de eed bij verpachting van het hoorngeld en bezaai, impost op de dranken en het hoofdgeld loco gemaal in 1729-1730

 

Bij resolutie van 10-7-1727 hebben Raad van State geordonneerd dat de regenten van de dorpen en plaatsen moeten furneren aan de de respective generaliteitscomptoiren de verpondingen en beden, hoofdgeld en andere aangeschreven middelen en sulcx op de termijnen geprefigeert bij het reglement van 8-11-1661, en dat zij regenten daar alleen aansprakelijk en executabel zijn, op de tauxen waar op de dorpen zo in de reele schattingen als in de gemene middelen aangeslagen of aangeslagen zijn, zonder dat voortaan de collecteurs eerst van ‘s lants wege sullen ‘gesleten’ worden, maar wel de regenten, ‘dog het sal de regenten vrijstaan het collecteloon te mogen verhoogen tot 8 ten hondert’.

 

Zo is het dat de regenten van Veghel na voorgaande drie zondaagse proclamatien en klokkenslag aan de minstannemende sullen besteden het collecteren van alle de gemene middelen deses dorps, bestaande uit hoorngeld, bezaaid, imposten op dranken, hoofdgeld loco gemaal, ingaande 1-10-1729, en de landsverpondingen en koningsbede, ingaand 1-1-1730, alles op de navolgende conditiën:

 

-        de aannemer ontvangt de lijsten der respectievelijke gemene middelen binnen 6 weken na dato dezes, met kanttekening hoeveel van ider beest en lopensade ook van de hoofden zal ontfangen en voorts van de andere speciën als getauxeerd is; hetzelfde geldt voor lijsten van de verponding en bede, op naam van de eigenaars, die worden overhandigd of ter secretarie afgehaald kunnen worden. De aannemers mogen geen veranderingen aanbrengen.

-        De aannemer moet na behoorlijke publicatie tenminste zes keer per jaar zitdag houden op het raadhuijs of in een huis omtrent de kerk, en prompt de comptoiren voldoen. De schade die de besteders hierdoor mochten bekomen moeten de collecteurs restituren, ofwel aan zijn bedongen collecteloon gekort worden.

-        Tot invordering van de lasten kan de aannemer zodanige dwangmiddelen gebruiken als wetten en costuymen hem toestaan. Hij dient zich in het bijzonder te reguleren naar dfe resolutie van de Raad van State van 10-7-1727

-        De aannemer zal de rantsoenpenningen der gemene middelen binnen 8 dagen na dato deses ten comptoire moeten overhandigen

-        Alle calangien en boetens spruitende uit deze impositien worden bij de besteders gereserveerd, als mede te allen tijde visie en acces tot de boeken

-        De aannemer doet na verloop van een jaar ten simple vermane der besteders behoorlijke rekening, bewijs en reliqua van ieder speci apart; uitgaven met kwitanties verantwoorden; hij mag geen restanten inbrengen, maar alles verantwoorden, behoudens abuijsen of zodanige fouten als regenten zullen oordelen. In deze rekening zal het bedongen collectegeld geleden worden en tot instructie van de aannemer moeten lichten copie van deze conditie

-        Imant buijten dese plaatse dese collecte aannemende wert voor de Ingesetenen gereserveert tselve die eerst spreek daar voor te mogen voor sig te behouden, mits de aannemer, wie het ook moge zijn, twee goede borgen stelt, voor ten minste 6.000 gulden gegoed, geërfd en daarvan meester wezende, welke in solidum ende sulx een voor all ende onverscheyden als schuldenaren principaal sullen gelooven opt verbant van hare persoonen en goederen present en teocomende; deze conditie in alles na te komen ende te voldoen, haar onderwerpende de parate executie, even als ‘s lants ontfangers hebben tegen de regenten breder in opgemelte ordonnantie van dato 10-7-1727 ende de naarder haar Edel Mogenden resolutie van de derden september 1728 gementioneert.

 

 

Eet der collecteurs van alle de gemeene middelen alhier. Wij belooven ende sweeren (afgelegd in 1728-1749)

 

-        Dat wij alle de lijste der gemeene middelen ons door de regenten alhier sullen werden ten laste gelegt neerstelijk sullen ophalen, opvorderen

-        Ende daar mede den slants comptoire van dien tot ’s Bosch buyten costen van dese gemeente voldoen

-        Ende alle executie costen welcke de regenten, indien wij in gebreecken moge blijven, daar over wierde aen gedaan, bost ende schadeloos sullen affdoen, alles op het ordinaair

-        En alhier tot nog toe gegevene collectgelt van ses percent sonder mer te vragen (in marge: in anno 1739 ende soo vervolgens is het collect gelt verandert op vyff percent)

-        Dat wij verders naar verloop vant jaar ten zimpele vermane der regenten sullen doen rekeninge, bewijs en reliqua en onse wtgave met goede documenten ende quitantie verificerende

-        Ende voorts alles te doen als eerlijke en vroome collecteurs toestaat ende behooren te doen,

-        Onder verbant van onse persoonen ende goederen present ende toecomende

-        Waar mede dan zijn geleijt in ban ende vrede uyt cragte vant welcke niemant hun in hare bedieninge sal hebben te turbeeren ofte te molesteeren met woorden ofte met wercken, directelijk ofte indirecktelijk op peene van tzestig goude realen van outs daar toe staande

-        Soo waarlijk helpe haer god almagtig

 

 

 

De collecteurs van het hoorngeld en bezaai, impost op de dranken en het hoofdgeld loco gemaal van 1729 tot 1736

 

 

Jaar (van 1 oktober tot 30 september)

Namen van de collecteurs van dranken, bestiael, hoorngeld en bezaaid en het hoofdgeld loco gemaal

1729-1730

Hendrik Willems van Lanclvelt en Adriaen Teunissen

1730-1731

Lambert van den Ven en Hendrik Claas Marcelissen

1731-1732

Willem Stoots en Heijmon Adriaen Meeussen

1732-1733

Jan Fransen van Lieshout en Johannes Roefs (aangesteld)

1733-1734

Melianus van Santvoort en Dirck Peters van de Sande (aangesteld)

1734-1735

Antonij vam Geelkerken en Jan Jans Smits (aangesteld)

1735-1736

Adriaen Jacobs van de Laarschot en Goort Hendrix Verasseldonk (aangesteld)

1736-1737

Francis van der Linden en Lambert Jan Geerits

 

 

 

De gemene middelen in de dorpsrekeningen tussen 1654 en 1705

 

Voor een algemene gedachtenbepaling bij de interpretatie van de dorpsrekeningen is het volgende schema nuttig:

 

Belasting

Globale opbrengst rond 1700

Collecte

Hoorngeld en bezaai

1.100 gulden

Tot 1668 door borgemeesters

Minstens vanaf 1686 door collecteurs

 

Geslacht

300 gulden

In 1674 door borgemeesters,

Verder meestal door collecteurs

 

Dranken

350 gulden

In 1669 door borgemeesters,

Verder meestal door collecteurs

 

Gemaal

Kort na 1688 afgeschaft

In 1674 door borgemeesters,

Verder meestal door collecteurs

 

Hoofgeld

Vanaf 1688

1.200 gulden

 

Borgemeesters

Kleine specie

900 gulden

 

1663 collecteur

Minstens vanaf 1669 tot 1705 door borgemeesters

 

 

 

 

 

Jaar van de dorps-rekeningen:

 

Vermeld bij de uitgaven van dat jaar:

 

1654-1655

-        Volgcht vuytgeven opt comptoire van den heere rentmeester de Gansch tot Shertogenbosche 1.136-18-0

-        Volgen de quitantien van den heere rentmeester Otto Copes  3.791-19-4

-        Volght vuytgeven wegens de consumptie (= gemene middelen) opte staten middelen soo van wijn, byer asijn (= ws. accijns) generaell als andersints opt comptoir van den heere Gans de Jonge

o   betaelt aen ongelden int verpachten der selver consumptie geresen 227-2-8, blyckende by den ordonnantie by schepenen gepasseert in date den 21en mert 1654

o   aen de rentmeester 625-0-0

o   Optten 17en september 1654 betaelt aen den voorschreven rentmeester van ongelden als wanneer de selve consumptie wederom voort halff jaer wordden verpacht, beloopt soo slachgelt, schryffgelt ende verteringe tesamen 43-13-8, int bywesen van den heere stadtholder ende Goyaert Peter Rutten, president

o   aan de rentmeester 295-0-0

o   Totaal: 1.190-16-0

-        Betaelt aen

o   Otto de Visscher 67-10-12 van Horegelt ende margentaele volgens de resolutie van den quartiere

o   Alnoch aen Otto de Vischer 145-17-8

o   aen Volders in voldoeninge van margentael 291-15-0

o   aen Otto de Visser in voldoeninge van mergentaell 250-0-0

o   Totaal 755-3-4

 

1655-1656

-        Volgen de quitantie vant groot comptoire tot Shertogenbsche bij den rentmeester de Gans 2.604-17-4

 

1656-1657

-        Vuytgeven volgens de quitantien vant groot comptoir tot Shertogenbossche by den rentmeester Gansch  880-0-8

 

1657-1658

-        Vuytgegeven optten comptoire van den rentmeester de Gansch tot Shertogenbosche, 3.002-6-0

 

1658-1659

-        Betaelt ten comptoire van den rentmeester Gans 2.078-9-0

 

1659-1660

-        De quitanten vantt comptoire tot Shertogenbosch by den rentmeester de Gans 1.038-16-8

 

1660-1661

-        Opt comptore van den rentmeester den heere de Gans tot sHertogenbosche 1.730-1-8

 

1661-1662

-        Betaelt aen den rentmeester Gans ter somma van 2.899-6-0

 

1662-1663

-        Uijtgegeven opten comptoire van den rentmeester den heer de Gansch tot s'Hertogenbosch   2.737-4-0

 

1663-1664

-        Uijtgeven opten comptoire van den rentmeester den heere de Gansch tot s'Hertogenbosch   2.005-18-0

 

1664-1665

-        Vuytgegeven op den comptoire van den rentmeester den heere de Gansch tot Sertogenbosch  1.564-1-0

 

1665-1666

-        Uitgeven gedaen op compore van den heere rentmeester de Gans tot Sertogenbos (met achterstel)  3.330-19-0

 

1666-1667

-        Uitgeven gedaen op den comptoire van den heere rentmeester de Gans tot s-Hertogenbos 1.957-2-4

 

1668-1669

 

-        Betaelt vantt gemaell, clijne specie, bier accijns, hooren gelt ende besayden mergen, voor rantsoen aentt cantoir De Gans 2.180-0-8

 

1669-1670

 

-        Betaelt aent groot comptoir van De Gans, soo van gemaell, cleijn specie de somme van 2.375-19-0

-        Betaelt aan voorschreven comptoir van de ongelden der specien 109-0-8, alnoch 500-0-0

 

1670-1671

-        Betaelt aen den heere de Gans de somme van 2.760-13-8

 

1671-1672

-        Uijtgeeff aen de grooten comptoiren van den heere Gans 2.361-14-0 (waaronder 200 gulden 'soo vant genaell als cleijn specie ingegaen april 1671')

 

1672-1673

In:

-         van 't setten der dienstbooden 14-14-8 + 51-0-0 + 24-14-0 + 21-11-8

 

Uit:

-        Aen de comptoiren de Gans   400-30-0 + rantsoenpenningen 96-14-0

 

1673-1674

-         

1676-1677

-        Aen den heeren rentmeester de Gans 1.536-19-0

 

1677-1678

-         

1678-1679

-        Het comptoir van de heer Gans 1.133-3-0

 

1679-1680

-        Het comptoir van de heer Cornelis Gans, heer van Nieulant, ontfanger van de consumptien ende kleijne specien 1.510-5-8

 

1680-1681

-        Het comptoir van de heer Cornelis Gans, heer van Nieulant, ontfanger van de kleijne specien 1.809-10-8

 

1681-1682

-        Het comptoir van den heer Gans, heer van Nulant, ontfanger der consumptien 1.877-18-0

 

1682-1683

 

-        Het comptoir van den heer Gans, heer van Nulant, ontfanger der consumptie 2.585-14-0

 

1683-1684

-        Uijtgegeven aan 't comptoir van de heer Gans, heere van Nulant, 2.222-13-0

 

1684-1685

-        Uijtgegeven aan den heer Cornelis Gans, heere van Nulant, ontfanger van de gemeene middelen 2.178-4-0

 

1685-1686

 

-        Uijtgegeven aan 't comptoir van den heer Gans, heere van Nulant, ontfanger van de kleijne specie 2.258-18-0

 

1686-1687

 

-        Uijtgegeven aan het comptoor van den heer Gans, heere van Nulant ontfanger van de consumptie en kleijne specie 2.273-8-8

 

1687-1688

 

-        Uijtgegeven aan het comptoor van den heer Gans, ontfanger van de kleijne specien en consumptien 1.132-2-8

 

1688-1689

 

-        't comptoir van den Heere Gans, ontfanger van de kleijne specien 3.017-14-8

 

1689-1690

-        't comptoir van de heer Gans, heer van Nulant, onfanger van de gemeene middelen 3.135-0-0

 

1690-1691

-        't comptoir van de heer Gans, heer van Nulant, onfanger van de gemeene middelen 2.833-11-0

 

1691-1692

-        't comptoir van de heer Gans, onfanger van de gemeene middelen 3.020-7-8

 

1692-1693

 

-        't comptoir van de heer Gans, onfanger van de gemeene middelen 2.947-17-0

 

1693-1694

 

-        't comptoir van de heer Gans, heer van Nulandt, onfanger van de gemeene middelen 1.725-17-8

 

1694-1695

-        't comptoir van de heer Gans, onfanger van de gemeene middelen 2.207-0-8

 

 

 

Jaar van de dorps-rekeningen:

 

Vermeld bij de inkomsten van dat jaar:

 

Vermeld bij de uitgaven van dat jaar:

 

1695-1696

 

-        Van de hooftleijst die persoonlijk is opgehaalt 1.230-0-0

-        Van de kleijne specie die opgehaalt sijn als boven 723-0-0

-        Ende vant hoorngelt 659-5-2

 

-        't comptoir van de heer Gans, onfanger van de gemeene middelen 2.757-7-0

 

1696-1697

-        personele lasten volgens repartitie 2.484-1-10

 

-         

1697-1698

-        voor haere hooftleijsen 1.229-10-0

-        de tiende verhoging van de selve 122-19-0

-        den personeelen omslag van de kleijne specie, 726-0-0

-        Van de omgelden van deselve specie 55-11-0

-        den omslag van de personele quotisatie volgens resolutie van Ho. Mo. van 13-10-1695, voor Veghel 300-0-0

 

-        't comptoir van den heer van Nulant, ontvanger van de gemeene middelen

o   het hooftgelt met de tiende verhoging 1.352-9-0

o   den uijtgaeff van de cleijne specie met de tiende verhoging 781-11-0

-        uijtgaeff van de quotisatie, betaalt ten comptoire van den heer Gans 300-0-0

 

1698-1699

 

Personele omslag

-        voor haere hooftleijsen 1.294-0-0

-        de tiende verhoging van de selve 129-8-0

-        den personeelen omslag van de kleijne specie, 934-0-0

-        den omslag van de personele quotisatie als andere dorpslasten 2,688-18-3

 

-        't comptoir van den heer van Nieulandt, ontvanger van de gemeene middelen

o   het hooftgelt met de tiende verhoging 1.423-8-0

o   den uijtgaeff van de cleijne specie met de tiende verhoging 781-11-0

-        uijtgaeff van de quotisatie, betaalt ten comptoire van den heer Van Nieulant 300-0-0

-        Extra-ordinaire betaling ten comptoire van de heer van Nieulandt:

o   de tiende verhoging vant gemael van 1-10-1694 tot 30-4-1695: 69-14-8

o   de tiende verhoging van april 1695 tot april 1696 133-0-0

 

1699-1700

Personele omslag

-        voor haere hooftleijsen 1.191-10-0

-        de tiende verhoging van de selve 119-3-0

-        den personeelen omslag tot betaeling van de quotisatie 326-11-0

-        den omslag van de kleijne specie, 979-13-0

-        tot betaling van dorpslasten persoonlijk opgehaald 3,268-0-0

 

-        Comptoir van de heer Kien, ontfanger van  de gemeene middelen

o   de persoonele quotisatie 300-0-0

o   de cleeijne specie 781-11-0

o   het hooftgelt 1.310-13-0

 

1700-1701

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 330-5-0

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.173-3-0

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 888-4-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 2.311-15-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen

o   wegens de personeele quotisatie 300-0-0

o   de Kleijne specien 711-10-0

o   het hooftgelt 1.299-11-0

 

1701-1702

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 331-14-8

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.302-11-0

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 898-7-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 1.330-4-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen

o   wegens de personeele quotisatie 300-0-0

o   de Kleijne specien 710-12-0

o   het hooftgelt 1.306-0-2

 

1702-1703

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 336-4-0

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.311-0-0

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 870-0-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 4.706-16-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen

o   wegens de personeele quotisatie 300-0-0

o   de Kleijne specien 710-12-0

o   het hooftgelt 1.311-1-0

 

1703-1704

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 349-14-8

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.144-0-0

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 896-9-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 3.497-5-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen

o   wegens de personeele quotisatie 300-0-0

o   de Kleijne specien 709-10-0

o   het hooftgelt 1.258-8-0

 

 

1704-1705

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 351-11-0

-        hoofdleijste met tiende verhoging 1.218-6-10

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 905-13-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 4.218-12-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen

o   wegens de personeele quotisatie 300-0-0

o   de Kleijne specien (inclusief 49-10-0 rantsoenpenningen) 710-11-8

o   het hooftgelt 1.196-10-0

 

 

1705-1706

Personele omslag

-        de persoonele quotisatie 352-0-8

-        hoofdleijste van de meerderjarigen met de tiende verhoging 871-4-0

-        hoofdleijste van de minderjarigen 183-12-0

-        tot betaling van de kleijne specie is omgeslagen 877-13-0

-        tot betaling van dorpslasten over de huijshoudingen omgeslagen 4.224-6-0

 

-        comptoir van de heer Kien, ontvanger van de gemeene middelen #, wegens de personeele quotisatie 300-0-0