De gemene middelen vanaf 1736
Martien van
Asseldonk
24 december 2014
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
De berekening van de omslagen over de huishoudens
Een resolutie van de Raad van State van 20-9-1736 schreef
uniforme lijsen voor de omslag van de gemene middelen voor.
Op de kaft van het oudste Veghelse register volgens dit
formulier, dat van 1737-1738 staat:
-
Ligger van't hooft gelt, hoorngelt, besayd, slagt, bieren off impost op de
drancken, alle ingaande primo october 1737
-
Nog de persoonele quotisatie oft omslag voor de borgemeesters ingaande
ligtmis 1738
-
alle by schepenen en secretaris geformeert.
Het register bestaat dus uit twee delen. Een omslag van de
gemene middelen over in inwoners, die door de collecteur van de gemene
middelen opgehaald werd, en een omslag over personen voor de dorpskas
die door de borgemeesters opgehaald werd. Het boek werd samengesteld
door de schepenen en secretaris die dus als 'zetters' optraden.
In het boek bevindt zich eerst een "lyst der tappers,
brouwers en slagers over desen dorpe van Veghel over den 1737 tot 1
october 1738". Wat betreft de tappers en brouwers gaat in totaal om een
veertigtal namen voor heel Veghel die voor de belasting op de drank voor
een bedrag varierend tussen 1 tot 20 gulden aangeslagen werden.
Daarna staat er: "ende staat te weten dat voor ider gilt
off schutterij alwaar die in trek off blijfft booven
de voorschreven tauxatie sal moeten betaalt worden door de
respective herbergiers een somme van vier gulden". De stamkroegen van de
vier veghelse gilden betaalden dus per jaar 4 gulden extra voor de
belasting op de dranken.
Dan staat er een lijst van de "coop slagers boven haar eyge
consumptie":
-
Goort Aart Goorts
2-0-0
-
Aart Hendrick van Eert
2-0-0
-
Dirk Hendrik van Eert
2-0-0
-
Jan Francis
2-0-0
-
Hendrik Goordt van Boogaart
4-0-0
-
Jacob Meyers
7-0-0
-
Geerit Geerit Stooven
2-0-0
-
De weduwe van Theodorus Vos 0-10-8
De omslag van het hoofdgeld
Het register zelf bestaat uit een aantal kolommen, die voor
elk gezin ingevuld zijn. De eerste drie kolommen zijn:
-
Hooftlyst van persoonen boven de 16 jaaren
-
Onder de 16 jaaren
-
Hoe veel in 't hooftgelt loco gemaal moeten betaalen
Op 15-9-1791 legde
het dorpsbestuur uit aan de Leen- en Tolkamer hoe het hoofdgeld in
veghel vastgesteld werd:
-
Veghel is voor het hoofdgeld aangeslagen
op 1.181-5-0. Een heel persoon betaalt 0-13-0 en een half persoon 0-7-0.
Die bedragen zijn soms wat hoger of lager. Armen en onvermogenden zijn
hiervan vrijgesteld, sommigen betalen de helft. De dienstboden betalen
ook.
Op 26-10-1786 schreven de regenten van Veghel aan de Raad en
Rentmeester Generaal der Domeinen:
-
Ieder persoon
betaald in het hoofdgeld 14 stuivers
De per huisgezin te betalen bedragen zoals opgetekend in de
opeenvolgende registers varieerden veelal tussen niets en 3 gulden per
gezin per jaar. Tot op zekere hoogte maakten de schepenen en secretaris
een subjectieve en in hun ogen redelijke keuze bij de vaststelling van
het te betalen hoofdgeld per huisgezin. Bij het vaststellen of iemand
arm was lieten zij zich leiden door de lijst van personen die door de
armentafel bedeeld werden. Naar er was ook nog een tussencategorie van
onvermogenden, die niet bedeeld waren, maar het desalniettemin toch niet
breed hadden. Een ander gegeven was dat het totaal op te brengen bedrag
waarvoor Veghel door de overheid aangeslagen was, vast lag. Bovendien
hield men ook rekening met het collecteloon.
De kleine specie
Dit was in oorsprong een belasting op diverse artikelen,
zoals zout, azijn en dergelijke. Het dorpsbestuur lichtte op 15-9-1791
op verzoek van de Leen- en Tolkamer toe:
-
Veghel is voor de kleine specie voor
286-13-6 aangeslagen. De regenten vertrouwen er op dat
de omslag naar vermogen van de lieden wordt gedaan.
In de leggers ontbreekt een kolom
voor de kleine specie. Op de kaft van de registers vanaf 1771 staat
aangetekend dat de kleine specie volgens een resolutie van de Staten
Generaal van 10-7-1771 vastgesteld was op de helft van het hoofdgeld. In
1776-1791 in Veghel was de opbrengst van de kleine specie echter
ongeveer een kwart van het hoofdgeld, niet de helft.
Omdat in de registers vanaf 1737
alle andere gemene middelen opgesomt zijn, maar niet de omslag van de
kleine specie, en er ook geen andere lijsten of omslagen van deze
belasting bekend zijn, zal de kleine specie ook al wel vóór 1771
opgenomen zijn geweest in de omslag van het hoofdgeld.
Hoorngeld en bezaaid
Hierna volgen in het register de volgende kolommen:
-
Hoornbeesten
-
Loopen saden
-
Dese hoornbeesten ende loopen saden belopen in gelt
De hoornbeesten was het aantal rundvee per gezin. Men telde
hele en halve beesten. Een kalf of vaars zal wel als half beest geteld
zijn, want dat zien we ook bij de Eerdse gedingen )het onkopen van
rechten op de Veghelse gemeint door mensen uit eerde die onder
Sint-Oedenrode hoorden). De loopen saden was de hoeveeld akkerland per
gezin. Daarnaast hadden boeren ook nog weiland en hooiland.
Op 15-9-1791 schreef het dorpsbestuur:
-
Tot welke som de landerijen in het
besaaid aangeslagen zijn, hiervan kan geen bepaling worden gedaan omdat
aan den lande voor hoorngeld en besaayde 925-13-15 moet worden betaald.
Men rekent ieder lopen tegen 2 stuivers. Het geld werd in laatst van
september van elk jaar aangegeven. Men doet zoveel mogelijk onderzoek of
de aangeving oprecht geschiet door het dorp rond te gaan en de luiden
aan te manen oprecht aan te geven. Het bezaaid wordt van alle beteulde
landen betaald, er liggen geen landen braek.
-
Het middel van de hoornbeesten en het
hoorngeld wordt samen met het bezaaid aangeslagen. Men betaalt voor een
heel beest 0-14-0 en voor een half beest 0-8-0. Dit is niet elk jaar
hetzelfde, het hangt af van het slot van de gemene middelen, als dat
laag is, wordt er meer opgehaald.
Het hoorngeld was dus een soort sluitpost. Als de opbrengst
van andere categoriën tegenviel of meeviel, dan compenseerde men dat
door de aanslag per beest te verhogen of te verlagen.
Is op 18-2-1807 besloten de volgende brief te schrijven aan de
ontvanger der beschreve middelen over het arrondissement St. Oedenrode.
Wij vonden ons verpligt U te informeren dat Willem Verbruggen, Antony
Fr. Van der Heyden, Francis van Rijbroek en de weduwe van Andries
Smulders, alle inwoners onzer gemeente, dewelke beneevens malcanderen,
namens tot betaling van de impost op de runderbeesten zyn gesommeerd,
volstrekt arm en onvermogend zijn dezelve te voldoen, en veel minder in
staat daarboven nog aanmerkelyke kosten te betalen, zonder van hunne
beestjes ontvoerd en als het ware tot den bedelzak gedreven te worden.
Dat den eerstgenoemde, als zedert ses jaren een plakje heide van onze
gemeente verkregen daar op een hutje waarin hy met zyne vrouw en ses
naakte kinderen woond, gebouwd hebbende, word geconsidereerd volgens
slands wetten vrijdom van gemeene middelen te genieten en daarom in
dezelve niet getauxeert geweest is, daar wy die toch evenwel aan hem
jaarlyks, zo als aan de verder genoemde om hun bekend onvermogen, zoude
kwytgescholden hebben. En verzoeken hier mede het daar heen te willen
derigeeren dat aan deze wezentlyke arme en behoeftige personen den
voormelde impost met de kosten van sommatie wordt geremitteerd, zo als
zulks in andere districte, gelijk wij geinformeerd zyn, geschied is.
Brief van het gemeentebestuur van Veghel van 14-10-1807 aan de
comite der beschreve middelen over het arrondissement St. Oedenrode. De
deurwaarder heeft ons geïnformeerd dat hij gelast was onder andere de
volgende personen tot voldoening van hun verschulde in slands middelen
op de runderen te sommeren:
-
De
weduwe Aerd van Doorn voor de somme van 0-17-0
-
Antony F. van der Heyden, 0-17-0
-
Tomas
Jan van der Lande, 2-0-0
-
Antony Kranssen, 0-17-0
-
Frans
van Rybroek, 0-17-0
-
Piet
van Houtum wegens het paardgeld over 1806 voor een somme van 1-12-0
En nadien de bovengemelde personen volstrekt arm en
onvermogend zyn in de voorschreven middelen iets te contribueeren, welke
daarin door ons voorheen in de gemeene middelen niet aangeslagen of wel
voor fout ingenomen zyn, zoo vinden wy ons verpligt dit ter uwer
kennisse te brengen, met verzoek het daar heen te derigeeren dat
bovengenoemde aan hun uit dien hoofde worde gecommitteerd.
Geslacht
De volgende kolom is:
-
Hoe veel yder in 't bestiael of geslag getauxeert syn
Het dorpsbestuur schreef op 22-9-1791:
-
Het middel van het beestiael wordt
omgeslagen over alle slachters en ingezeten, met uitzondering van de
armen en onvermogenden, en men vertrouwt voort grootste gedeelte een
varken of koebeest of minder slagten. Veghel is hiervoor aangeschreven
op 300-2-2.
De schepenen en secretaris die de omslag maakten letten er
dus op of in een gezin al dan niet geslacht werd, en op de welstand van
dat gezin. De te betalen bedragen varieerden tussen niets en 2 gulden.
Een achttal 'coop slagers' betaalden extra, veelal was dat 2 gulden,
soms meer, soms wat minder. De omslag was dus tot op zekere hoogte
subjectief. Het totaal op te halen bedrag was door de overheid
vastgesteld en lag daarom vast. Daarnaast hield men rekening met het
collecteloon.
Dranken
De volgende kolom:
-
Item in den impost op de drancken.
De regenten van Veghel schreven op26-10-1786 aan de Raad en
Rentmeester Generaal der Domeinen:
-
Ieder huisgezin,
met uitzondering van de onvermogenden, wordt in dranken aangeslagen aan
de hand van de consumptie. Uit noodzaak moeten personen worden
aangeslagen die geheel geen wijn en weinig bier aanleggen. Dit zijn de
meeste ingezetenen. Als dit niet gebeurde zou het montant nooit bereikt
worden.
Het dorpsbestuur lichtte op 22-9-1791 toe:
-
Het middel van de dranken wordt
omgeslagen over de herbergiers, brouwers en verdere ingesetenen,
uitgezonderd de armen en overmogenden, omgeslagen naar vermogen, in
verhouding waarvan men, soo men vertrouwt, veel of weynig drank inslaat.
Veghel is voor dit middel aangeschreven op 397-3-4
Iedereen, uitgezonderd de armen, werd dus voor een bepaald bedrag
aangeslagen. De bedragen zijn steeds lager dan 1 gulden. Een veertigtal
tappers en brouwerd werd hoger aangeslagen, tussen de 1 en 20 gulden. In
de registers staat in de regel aangetekend wie er tapte of brouwde,
ofwel als aparte lijst, ofwel n de betreffende kolom. Het totaal op te
brengen bedrag was door de overheid vastgesteld en lag dus vast. Verder
werd het collecteloon ook meegenomen bij de berekening van de nodige
totale opbrengst.
De
personele omslag van de dorpsbelasting
De laatste kolom:
-
Hoe veel yder in den omslag of
persooneele quotisatie tot het dorps huyshouden getauxeert syn.
Deze laatste kolom had geen betrekking op de gemene middelen, maar op de
dorpsbelasting. Die bestond uit twee delen:
-
het zogenoemde 'reëele' deel; ofwel een
omslag over de hoeveelheid grond die een gezin bezat
-
het 'personele deel'. Dit was een
belasting die per persoon vastgesteld werd aan de hand van welstand
Hoe de personele quotisatie of omslag precies berekend
werd, is onduidelijk. Uit de leggers is af te leiden dat de te betalen
bedragen bij benadering was dat ongeveer de helft van wat men voor het
totaal aan gemene middelen betaalde. Bij de vaststelling zullen de
schepenen en secretaris zich dus hebben laten leiden door gezinsgrootte,
hoeveelheid vee, hoeveelheid grond en welstand, waarbij ook een zekere
mate van subjectiviteit een rol speelde.
De ophaaltermijnen
De personele omslag was een deel van de dorpsbelastingen en
die rekeningen liepen van Lichtmis (2 februari) tot Lichtmis in het
volgende jaar. Bij de dorpsrekeningen werd in 1785 overgaan naar het
kalenderjaar. De reke ning van 1784 liep van Lichtmis 1784 tot 31
december 1784, en ie van 1785 van 1 januari tot 31 december.
De belastingjaren voor de gemene middelen liepen van 1
oktober tot 30 september in het volgende jaar. De laatste gemene
middelen met die periode liepen van 1 oktober 1801 tot 31 december 1802.
Op 6-10-1803 werden de gemene middelen verpacht ingaande op 1-1-1804.
Toen werd dus de overstap naar het kalenderjaar gemaakt.
Vergadering van het gemeentebestuur op 20-3-1803.
Alzoo by het
tauxeeren der gemeene middelen van imposten op de consumptie over den
jaare ingaande 1-10-1801, en en volgens bekendmaking der commissarissen
tot den administratie der finantie dato 9-9-1801 expireerende 31-12-1802
niet was int oog gehouden dat dezelve voor eenen termyn van 15 maanden
en dus een vierde hoger moest worden getaxeerd. Zoo is besloten de reeds
gedane tauxatie een vierde te verhogen.
De rekeningen
In 1791 zond het dorpsbestuur een overzicht van onder andere de
inkomsten en uitgaven van de gemene middelen over de periode 1777-1786
aan de Raad en rentmeester generaal der Domeinen en Leenmannen van de
Leen en Tolkamer. Hiervan zijn de gegevens voor enkele jaren in de
navolgende tabel overgenomen.
Inkomsten
Uitgaven
Korting op de gemene middelen van 1737
De Raad van State heeft per resolutie van 2-4-1739 een
remissie van 350 gulden verleend op het hoorngeld en bezaaid met ingang
van 1737. Daarom reguleren de president en de schepenen op 10-8-1739
deze remissie: een vierde van het hoorngeld en bezaaid eraf = 299-19-8;
de rest is opgegaan aan kosten voor verschotten en kosten van deze
solliciatie. De 0colleteur hadden sinds 1-10-1737 Petrus de Jong
mondeling geordonneerd een ieder 1/4 te valideren en wat hij reeds
ontvangen had te restitueren. Hetgeen is geschied; kan voor uitgaaf
worden geleden. Aan procureur Hendrik Gualtheri 17-1-0 tot voldoening
van de specificatie van de heer agent; alsmede 11-8-0 eigen verdiensten;
ook dit voor uitgaaf.
Problemen in Eerde
Brief van inwoners van Eerde van
oktober 1796 aan de leden van de municipaliteyt Veghel.
Geeft aan de inwoners van Veghel te kennen dat het weer
tijd zal worden om de besayde landerijen onder de jurisdictie van Veghel
op te geven. Ondergetekenden noeten ondervinden dat die van St.
Oedenrode evenwel vragen dat het besaaij van die landen aan haar word
aangegeeven en niet alleen dit maar zelvs dat die van St. Oedenrode
zonder dat de aangeeving door ons geschiet, zoals die het noemen, op den
ouden voet voort schrijden dat dit geval sou strecken tot merkelijke
schaden van de ondergetekenden en wel zoo dat de ondergetekenden van dat
land dubbelde lasten soude moeten betalen, waeromme de ondergeteekendens
zig tot U lieden zijn keerende verzoekende dat het U lieden daar heen
gehoren te wenden dat de ondergetekendens uijt dien last werden
ontslagen en zorgen dat soodaanige ordres werden gestelt dat de
requestranten egaal beneevens de verdere ingeseetenen alhier een
gemeenen last dragen. Getekend door: Wilbert A. Verhoeven, Dielus L. van
der Heijden, Hendrik Jacob Vermeulen, Adriaan Wilbert Verhoeven, J. A.
Slits, Lambert Tonij van Hooft, Laurens Goert van de Ryt, Johannes Tonij
Vernmeulen, Willem Bartel Verhoeven, Hendrik Lambert van de Ven, de
weduwe van Willem van de Hintelt, Lambert Peeter Lambers, Roelof Tys
Oppers, Johannes Tys Oppers, Hendricus Willem van den Tillaart
Brief van de municipaliteyt Veghel
van 21-10-1796 aan de repreesentanten vant volk van Bataafs Braband.
Wij hebben onlangs een verzoek gekregen van enkele van onze
ingesetenen, vragende om een regeling betreffende de landerijen onder
Veghel gelegen die dubbel aangeslagen worden. Hun verzoek is billijk,
maar we hebben hen nog niet geantwoord, omdat wij meenden de zaak aan U
te moeten voorleggen, om kostbare procedures tussen de plaatsen te
besparen. Wij verzoeken U het tot een algemene wet te maken dat de
besaayden landen alleen betaald worden in de jurisdictie waar dat land
ligt.
In marge: het volgende hier op geappoincteert. Is deese cum
annex gesteld in handen van de municipaliteyt van St. Oedenrode om het
committe der domeynen en finantie voor Bataafsch Braband binnen den tyd
van agt dagen na receptie te dienen van consideratie en berigt. Actum
in onze vergadering binnen Den Bosch op heden den 21e
october 1796.
Publicatie van 10-1-1797.
-
Vermits in de gepasseerde week op de daer
toe gestelde dagen verscheyde ingesetenen syn welken nog niet aangegeven
hebben haare hoogte bestiael, geslag, dranken, klyne specie en besayde
morgen tallen, soo wert ten overvloede aan soodaanige gelast om op
aanstaande woensdag den 3 februart 1796 nogmaals haare aangeving
behoorlyk te doen.
-
Verders word aan alle en een iegelyk hier
wonende gerecommandeert dat de aangeving van hare landen welke binnen
deese plaats gelegen syn alhier te doen registreren daer misbruijk aff
mentie voor dien wel landen die hier gelegen syn aangegeven syn geweest
aan de nabuurige plaatsen ’t sij St. Oedenrode dan Erp als elders en
aldaar haar laste van betaald, verbiedende dat alle die sulx mogte
aangaan en gelaten alle ingesetenen sig in desen te gedragen off sullen
bij weegen van regt deselve daar toe constringeren en alle schade uyt
dien hoofde komende voor rekening van zoodanige onwillige laten.
De verpachting van de gemene
middelen door het land in Den Bosch
In de loop van de zeventiende eeuw werd in de
Meierij de inning van de gemene middelen door het land per plaats of
combinatie van plaatsen verpacht. Als
niemand wilde pachten, werden de betreffende plaatsen voor een bepaald
bedrag door de Staten-Generaal of Raad van State aangeschreven, waarbij
men zich baseerde op de gemiddelde opbrengst van voorgaande jaren. De
dorpsbesturen dienden er dan voor te zorgen dat de aangeschreven som op
tijd betaald werd.
Naar aanleiding van een resolutie van de Raad van State van 2-11-1735
stuurde het dorpsbestuur vanaf 1735 elk jaar een vertegenwoordiger van
het dorpsbestuur naar de verpachting van de gemene middelen van veghel
door het land in 's-Hertogenbosch. Die persoon pachtte dan de inning van
de gemene middelen namens het dorp, waarbij de regenten als borgen
optraden. Op die manier had
het dorp meer controle op het te betalen bedral als wanneer men de
aabschrijving door de overheid afwachtte. Vervolgens werd de collecte
dan plaatselijk weer aan een colecteur verpacht.
De volgende personen hebben namens het dorp de collecte van de gemene
middelen in veghel van het land gepacht. De datums zijn van de
machtigingen door het dorpsbestuur en de datum van de verpachting in Den
Bosch.
-
18-8-1735: Roover
van den Groenendael
-
1-9-1736 en
3-9-1736: secretaris Gerard de
Jong
-
29-8-1737:
president Marten Kilsdonck
-
17-9-1739:
president Lambertus van de Boogaert
-
21-9-1740:
president Lambertus van de Boogaert
-
14-8-1741:
president Lambertus van de Boogaert
-
4-9-1742 en
5-9-1742: president Lambertus van de Boogaert
-
24-8-1744 en
25-8-1744: Johannnes Corstiaens van de Ven
-
23-8-1745 en
31-8-1745: president Lambertus van de Boogaert
-
15-8-1746 en
23-8-1736: Johan Corstiaen van de Ven
-
4-9-1747 en
5-9-1747: Jan Hendrik van der Heijden
-
10-9-1748: Jan
Janssen van der Tillaer
-
1-9-1749 en
4-9-1749: Hendrik Dircx Verasseldonk
-
25-7-1750 en
31-7-1750: president Mighiel Bouwmans
-
12-8-1751 en
4-9-1752: president-schepen Michiel Boumans
-
13-8-1752 en 26-8-1752:
president-schepen Michiel Boumans
-
19-7-1753 en
24-8-1753: president-schepen Michiel Boumans
-
8-8-1754 en
21-8-1764: president-schepen Michiel Boumans
-
31-7-1755 en 15-8-1755: president-schepen
Lambert van den Boogaert
-
15-8-1756 en 18-8-1756: president-schepen
Lambert van den Boogaert
-
8-9-1757 en 22-9-1757: president-schepen
Lambert van den Boogaert
-
8-8-1757 en 11-8-1757: schepen Hendrik
van Asseldonk
-
2-8-1759 en 9-8-1759: schepen Hendrik van
Asseldonk
-
31-7-1760 en 7-8-1760: schepen Hendricus
van der Linde
-
10-8-1761 en 20-8-1761: substituut
secretaris Petrus de Jong
-
26-8-1762 en 19-8-1762: schepen Jan
Marten van Doorn
-
21-7-1763 en 27-7-1763: schepen Hendricus
van der Linden
-
9-8-1764 en 11-8-1764: schepen Hendricus
van der Linden
-
26-8-1765 en 28-8-2765: schepen Anthony
Lambers van de Ven
-
18-8-1766 en 27-8-1766: schepen Anthony
Lambers van de Ven
-
9-9-1773 en
14-9-1773: Hendrik Gerbrandts
-
8-9-1774 en
24-9-1774: Hendrik Gerbrandts
-
7-9-1775 en
7-9-1775: Hendrik Gerbrandts
-
29-8-1776 en
2-9-1776: schepen Matthijs Suermont van Heijnsbergen
-
7-8-1777 en
13-8-1777: Matthijs Suermont van Heijnsbergen
-
12-8-1779 en
21--1778: president Hendrik Gerbrandts
-
12-8-1780 en
19-8-1780: schepen Lodewyk
Carel van Dijk
-
16-8-1781 en
25-8-1781: schepen Lodewyk Carel van Dijk . De akte is doorgestreept.
Van Dijk had koorts gekregen. In zijn plaats wordt op 21-8-1781 schepen
Hendrik van de Ven gemachtigd.
-
12-8-1782 en
2-9-1782: president Hendrik Gerbrandts
-
14-8-1783 en
1-8-1783: president Hendrik Gerbrandts
-
22-7-1784 en
14-8-1784: president Hendrick Gerbrandts
-
15-8-1786 en
19-8-1786: Hendrik van Eert
-
13-8-1787 en
17-8-1787: schepen Anthony Hendrik Gerbrandts
-
7-8-1788 en
20-8-1788: schepen Anthony Hendricus Gerbrandts
-
3-9-1789 en
12-9-1789: schepen Anthony Hendricus Gerbrandts
-
2-9-1790 en
10-9-1790: schepen Anthony Hendricus Gerbrandts
-
10-8-1791 en 27-9-1791:
schepen Anthony Hendricus Gerbrandts
-
23-8-1792 en
6-9-1792: schepen Anthony Hendricus Gerbrandts
-
9-8-1793 en 11-8-1793: vice president
Antony Hendrikus Gerbrandts
-
16-8-1794 en 22-8-1794: Hendrik Jan van
Eert
-
17-9-1796 en 19-9-1797: Johannes van Doorn
-
24-9-1797 en 25-9-1797: municipaliteitslid Antony L. van Doorn
-
18-9-1798 en 20-9-1798:
municipaliteitslid Jan Adriaan Verhoeven
-
7-9-1799 en 11-9-1799:
municipaliteitslid Johannis
Jan van den Tillair
-
4-9-1800 en 6-9-1800: municipaliteitslid Hendrikus Hendrik van de Ven
-
20-9-1801 en 22-9-1801: Gerit van Roij
-
27-12-1802 en 29-12-1802:
Jan Johannes van Zutphen
-
11-12-1803 en 14-2-1803: Hendricus A. van
Hoof
-
16-12-1804 en 19-12-1804: Hendricus A.
van Hooff
De eed afgelegd door de collecteurs
(1728-1749)
Wij belooven ende sweeren
-
Dat wij alle de
lijste der gemeene middelen ons door de regenten alhier sullen werden
ten laste gelegt neerstelijk sullen ophalen, opvorderen
-
Ende daar mede den
slants comptoire van dien tot ’s Bosch buyten costen van dese gemeente
voldoen
-
Ende alle executie
costen welcke de regenten, indien wij in gebreecken moge blijven, daar
over wierde aen gedaan, bost ende schadeloos sullen affdoen, alles op
het ordinaair
-
En alhier tot nog
toe gegevene collectgelt van ses percent sonder mer te vragen (in marge:
in anno 1739 ende soo vervolgens is het collect gelt verandert op vyff
percent)
-
Dat wij verders
naar verloop vant jaar ten zimpele vermane der regenten sullen doen
rekeninge, bewijs en reliqua en onse wtgave met goede documenten ende
quitantie verificerende
-
Ende voorts alles
te doen als eerlijke en vroome collecteurs toestaat ende behooren te
doen,
-
Onder verbant van
onse persoonen ende goederen present ende toecomende
-
Waar mede dan zijn
geleijt in ban ende vrede uyt cragte vant welcke niemant hun in hare
bedieninge sal hebben te turbeeren ofte te molesteeren met woorden ofte
met wercken, directelijk ofte indirecktelijk op peene van tzestig goude
realen van outs daar toe staande
-
Soo waarlijk helpe
haer god almagtig
De voorwaarden en wijze van innen
De collecteur ging niet rond, maar hield zitdagen, waarop
men de verschuldigde afdrachten diende te komen betalen.
Publicatie van 19-9-1795:
-
Een ieder wordt bekend gemaakt dat terwyl
de collecteur der verponding, Berda, en die der gemeenen middelen, G.W.
van Nouhuijs, int vervolg staat syne gewoene sitdagen te houden tot
ontvangst van soodanige verschulden welke verscheyde ingesetenen alle
nog over de jaare 1793 verschuldigt syn. En daar verscheyde in de meeste
ingesetenen van wegens deese gemeente preetentien hebben en waer van een
behoorlyke leijst is geformeert, deselve lieden kunnen daar het geene sy
aan den collecteur op de gemelde lasten debet syn haare afrekening
houden. Sullende soodanige op een leyst worden gestelt en van ’t geene
sy van de gemeente preetenderen hebben afgetrokken, ende sal sulx den
collecteur worden goed gedaan.
Verpachting
op 5-11-1736 van de collecte van de gemene middelen over de periode van
1-10-1736 tot 30-9-1737, met conditien, onder andere:
-
het aantal zitdagen
is minimaal vier keer per jaar, hetzij in het raadhuis, of in enige
andere woonhuis in of omtrent de straat.
-
De collecteur moet
zich bij niet prompte betaling van collecte onderwerpen aan de resolutie
van de Raad van State van 20-9-1736, en bij invordering naar de
resolutie van de Raad van State van 10-7-1727;
-
er moeten twee
binnneborgen zijn, die tenminste voor 1.000 gulden gegoed zijn.
Brief van Jacob Kien, stadhouder van Peelland, 's Bosch 25-8-1772, aan de
regenten van Veghel.
Volgens resolutie van de Raad van State van 16-1-1767 en resolutie
29-4-1772, is het verboden ‘dat geen regenten secretaris, substitut
secretaris, gesworen klerk, schoolmeester en vorster of clerq der
secretarij niet beëdigt sijnde sullen mogen aannemen off eenig prijs
daarop stellen off eenig part off deel hebben in eenige collectens van
'sLands off Dorps Lasten, off eenige gedeeltens van dien overneemen’, op
straffe als in die resoluties gemeld. En ook ‘dat regenten, geswooren
clerq der secretarije schoon niet beëdigt sullen mogen dienen als
procureur in Litigente saaken voort geregt hangende, soo lang in de
regeering sijn, off als clerq dienende de secretarije waarvoor de
procedures hangen.’ In verwachting van antwoord ten blijke dat deze
brief is ontvangen.
Antwoord van Veghel op 6-9-1772.
Onses Weetens zijn door regenten. ‘t geene vertrouwen te sijn schepenen,
secretaris, noch schoolmeester in Veghel aangenomen of gecollecteerd
enige collectens . Wel haalt de vorster een deel van de
borgemeesterslasten op. De schepenen zijn geen procureurs, en het dorp
heeft geen substituut secretaris of gezworen klerk.Als twaalfmannen ook
onder de regenten vallen, dan moet twaalfman Dirk Vermeulen vermeld
worden, die een gedeelte van de borgmeesterslasten ophaalt.
De collecteurs vanaf 1736
-
Verpachting op
5-11-1736 van de collecte van de gemene middelen over de periode van
1-10-1736 tot 30-9-1737. De verpachting wordt opgehouden vanwege geen
belangstelling. Als collecteurs worden Francis vander Linden en Lambert
Jan Geerits van der Heijden aangesteld
-
Verpachting op
7-11-1737 van de collecte van de gemene middelen over de periode van
1-10-1737 tot 30-9-1738. Aangenomen voor 6-0-0 het honderd door Petrus
de Jong.
-
Verpachting op
11-12-1738 van de collecte van de gemene middelen over de periode van
1-10-1738 tot 30-9-1739. Aangenomen voor 4-18-0 het honderd door Johanis
Roeffs.
-
Aanstelling op
22-10-1739 van Aart Hendricx van Eert en Aart Jansen Verbeek als
collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1739 tot
30-9-1740. Op 24-10-1739 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
13-10-1740 van Adriaen Hendrik Martens en Jan Martens de Leest als
collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1740 tot
30-9-1741, Op 20-10-1740 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
12-10-1741 van Jan Willems van Eert en Andries Hendricx van Geelkerken
als collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1741 tot
30-9-1742 voor een collecteloon van 5 %. Op 19-10-1741 wordt de eed
afgelegd.
-
Aanstelling op
11-10-1742 van Aart Tijssen van Berckel en Adriaen Lambert van de Ven
als collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1742 tot
30-9-1743 voor een collecteloon van 5 %. Op 18-10-1742 wordt de eed
afgelegd.
-
Aanstelling op
17-10-1743 van Tony Lambert van Hooft en Aelbert Hendrikx vande Rijdt
als collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1743 tot
30-9-1744 voor een collecteloon van 5 %. Op 23-10-1743 wordt de eed
afgelegd.
-
Aanstelling op
1-10-1744 van Aart Hendricx van de Velde en Jan Hendrik van Beeck als
collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1744 tot
30-9-1745. Op 8-10-1744 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
21-10-1745 van Hendrik Willem Stoots en Jan van Schaik als collecteurs
van de gemene middelen over de periode van 1-10-1745 tot 30-9-1746. Op
28-10-1745 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
13-10-1746 van Jan Jan Baltussen van de Stede en Philip Wijnant Oppers
als collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1746 tot
30-9-1747. Op 20-10-1746 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
12-10-1747 van Lambert van de Bogaert en Hendrik Peters van Son als
collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1747 tot
30-9-1748. Op 19-10-1747 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
31-10-1748 van Peter van den Hurk en Willem van den Broek als
collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1748 tot
30-9-1749. Op 11-11-1748 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
23-10-1749 van Laurens Adriaens van de Rijdt en Hendrik Goorts van de
Bogaert als collecteurs van de gemene middelen over de periode van
1-10-1749 tot 30-9-1750. Op 30-10-1749 wordt de eed afgelegd.
-
Aanstelling op
22-10-1750 van Hendrik Dirk in den Else en Hendrik Rutte van de Hintelt
als collecteurs van de gemene middelen over de periode van 1-10-1750 tot
30-9-1751
-
Aanstelling op
21-10-1751 van Rut Hendrik Cluijtmans en Peter Tijs Goossens tot
collecteurs der gemene middelen, ingaande op 1-10-1751, tot 30-9-1752
tegen een beurloon van 5%; ze leggen op 28-10-1751 hun eed af.
-
Aanstelling op
26-10-1752 van Jacobus van Hooft en Bartel jans van den Heuvel tot
collecteurs der gemene middelen, ingaande op 1-10-1752, tot 30-9-1753
tegen een beurloon van 5%; ze leggen op 2-11-1752 hun eed af.
-
Aanselling op
1-11-1753 van Aart Jansen Smits en Aart Marten Doncquers tot collecteurs
der gemene middelen, ingaande op 1-10-1753, tot 30-9-1754 tegen een
beurloon van 5%; ze leggen op 15-11-1753 hun eed af.
-
Benjamin de Jong
heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1754 tot 30-9-1755 op
17-3-1755 aangenomen voor 5-0-0 het honderd.
-
Dirk Jansse
Vermeulen, heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1755 tot
30-9-1756 op 23-10-1755 aangenomen voor 4-6-0 het honderd.
-
Dirk Janse
Vermeulen heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1756 tot
30-9-1757 op 3-2-1757 aangenomen voor 6-0-0 het honderd.
-
Dirk Janse
Vermeulen heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1757 tot
30-9-1758 op 2-8-1758 aangenomen voor 5-0-0 het honderd.
-
Francis van Gulik
en Hendrik Jacquir, inwoners van Den Bosch, hebben de collecte van de
gemene middelen van 1-10-1758 tot 30-9-1759 op 12-2-1759 aangenomen voor
4-16-0 het honderd.
-
Dirk Janse
Vermeulen heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1759 tot
30-9-1760 op 14-2-1760 aangenomen voor 4-10-0 het honderd.
-
Benjamin de Jong
heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1760 tot 30-9-1761 op
22-2-1761 aangenomen voor 4-0-0 het honderd.
-
Jan Willem van
Nouhuijs uit Sint-Oedenrode heeft de collecte van de gemene middelen van
1-10-1761 tot 30-9-1762 op 4-2-1762 aangenomen voor 4-0-0 het honderd.
-
Francis van Gulick,
inwoner van Den Bosch, heeft de collecte van de gemene middelen van
1-10-1762 tot 30-9-1763 op 10-2-1763 aangenomen voor 3-0-0 het honderd.
-
Jan Willem van
Nouhuijs heeft de collecte van de gemene middelen van 1-10-1763 tot
30-9-1764 op 9-2-1764 aangenomen voor 3-0-0 het honderd.
-
Francis van Gulik,
inwoner van Den Bosch, heeft de collecte van de gemene middelen van
10-10-1764 tot 30-9-1765 aangenomen voor 2-16-0
Vanaf 1766 wordt de collecte van de
gemene middelen gecombineerd met die van de verponding en de bede.
-
Op 6-2-1766 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1765
tot 30 september 1766 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1766 tot 31 december 1766 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1766 tot 17 maart 1767. Aangenomen door Francis
van Gulick voor 2-10-0 per 100.
-
Op 5-2-1767 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1766
tot 30 september 1767 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1767 tot 31 december 1767 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1767 tot 17 maart 1768. Aangenomen door Francis
van Gulick voor 3-16-0 per 100.
-
Op 4-2-1768 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1767
tot 30 september 1768 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1768 tot 31 december 1768 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1768 tot 17 maart 1768. Aangenomen door Francis
van Gulick voor 2-16-0 per 100.
-
Op 9-2-1769 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1768
tot 30 september 1769 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1769 tot 31 december 1769 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1769 tot 17 maart 1770. Aangenomen door Jan
Willem van Nouhuys voor 2-6-0 per 100.
-
Op 9-2-1770 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1769
tot 30 september 1770 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1770 tot 31 december 1770 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1770 tot 17 maart 1771. Aangenomen door Jan
Willem van Nouhuys voor 2-18-0 per 100.
-
Op 7-2-1771 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1770
tot 30 september 1771 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1771 tot 31 december 1771 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1771 tot 17 maart 1772. Aangenomen door Jan
Willem van Nouhuys voor 2-0-0 per 100.
-
Op 6-2-1772 wordt
de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1771
tot 30 september 1772 verpacht. Teven de verponding voor de periode van
1 januari 1772 tot 31 december 1772 en de koningsbede zijnde 1/3 van de
verponding van 17 maart 1772 tot 17 maart 1773. Aangenomen door Jan
Willem van Nouhuys voor 2-6-0 per 100.
-
Op 4-2-1772 wordt
de collecte van de gemene middelen (waaronder zijn begrepen het hoofgelt
loco gemael, hoorngelt en besayde morgen tale, ’t geslagh of beestiael,
den impost op de dranken en de helft der cleyne specie) voor de periode
van 1 oktober 1772 tot 30 september 1773 verpacht. Teven de verponding
voor de periode van 1 januari 1773 tot 31 december 1773 en de
koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1773 tot 17 maart
1774. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 1-18-0 per 100.
-
Aanbesteding van de
collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en
besayde mergen, taele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de
dranken en de helft van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1773
tot 30-9-1774, en de verponding over de periode van 1-1-1774 tot
31-12-1774, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1774 tot 17 maart 1775.
Aangenomen door J.W. van Nouhuijs voor 2-2-0 het honderd.
-
Aanbesteding op
2-2-1775 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael,
hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op
de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van
1-10-1774 tot 30-9-1775. Ook de verponding over de periode van 1-1-1775
tot 31-12-1775, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de
periode van 17-3-1775 tot 17-3-1776. Aangenomen door J. W. van Nouhuijs
voor 1-18-0 het honderd.
-
Verpachting op
8-2-1776 van de collecte van de gemeene middelen (hooftgeld loco gemael,
hoorngeld en besaut morgentaele, ’t
geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de helft van
de cleyn specie) over de periode van 1-10-1775 tot 30-9-1776, de
verponding over de periode van 1-1-1776 tot 31-12-1776 en de koningsbede
over de periode van 17-3-1776 tot 17-3-1777. Aangenomen door Martinus
van Heijnsbergen, ten behoeve van Dirk van de Laek, wonende te St.
Oedenrode voor 2-4-0 het
honderd.
-
Aanbesteding van de
collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en
besayde mergen, taele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de
dranken en de helft van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1776
tot 30-9-1777, en de verponding over de periode van 1-1-1777 tot
31-12-1777, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1777 tot 17
maart 1778. Aangenomen door Dirk van de Laak voor 2-10-0.
-
Aanbesteding op
4-2-1779 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael,
hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op
de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van
1-10-1778 tot 30-9-1779. Ook de verponding over de periode van 1-1-1779
tot 31-12-1779, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de
periode van 17-3-1778 tot 17-3-1779. Ingezet door Dirk van de Laak.
Aangenomen voor 2 gulden het honderd door Hendrik Gerbrandts ‘en neemt
aen binnen agt dagen te declareren ten wiens behoeve sulks heeft
gedaan’. In de marge een aantekening van 11-2-1779: aangenomen ten
behoeve van Gerardus Sterk tot 's-Hertogenbosch
-
Aanbesteding op
3-2-1780 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael,
hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op
de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van
1-10-1779 tot 30-9-1780. Ook de verponding over de periode van 1-1-1780
tot 31-12-1781, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de
periode van 17-3-1779 tot 17-3-1780. Aangenomen door M.S. van
Heijnsbergen voor 1-16-0 het honderd. Hij verklaart op 17-2-1780 de
verpachting aangenomen te
hebben voor Dirk van de Laak.
-
Aanbesteding op
8-2-1781 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van
9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1781
tot 30-9-1782, en de verponding over de periode van 1-1-1781 tot
31-12-1781, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1781 tot 17 maart 1782.
Aangenomen voor 2-4-4- door Hendricus Gerbrandts ten behoeve van
Gerardus Sterk tot ’s-Hertogenbosch.
-
Aanbesteding op
27-9-1781 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van
9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1781
tot 30-9-1782, en de verponding over de periode van 1-1-1782 tot
31-12-1782, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1782 tot 17 maart 1783.
Aangenomen door Frans Peer Grootveld voor 2-4-0 het honderd.
Op 4-10-1781 verklaart Grootveld de verpachting aangenomen te
hebben voor Gosewinus Hermanus van Nouhuijs te Oedenrode.
-
Aanbesteding op
26-9-1782 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van
9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1782
tot 30-9-1783, en de verponding over de periode van 1-1-1783 tot
31-12-1783, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1783 tot 17 maart 1784.
Aangenomen door G.H. van Nouhuijs voor 2-8-0.
-
Aanbesteding op
25-9-1783 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van
9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1783
tot 30-9-1784, en de verponding over de periode van 1-1-1783 tot
31-12-1783, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1783 tot 17 maart 1784.
Aangnomen door G.H. van Nouhuijs, voor 2-10-0 per honderd.
-
Aanbesteding op
23-9-1784 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van
9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1784
tot 30-9-1785, en de verponding over de periode van 1-1-1784 tot
31-12-1784, en de
koningsbede over de periode van 17 maart 1784 tot 17 maart 1785.
Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs, voor 2-6-0 per honderd.
-
Aanbesteding op
22-9-1785 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1785
tot 30-9-1786, en de verponding over de periode van 1-1-1786 tot
31-12-1786, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State
van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van
17 september 1785 tot 16 september 1786.
Ingezet en gemijnd door Goswinus Hermanus van Nouhuijs, voor
2-18-0 per honderd.
-
Aanbesteding op
111-9-1788 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1789
tot 30-9-1790, en de verponding over de periode van 1-1-1789 tot
31-12-1789, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State
van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van
17 september 1788 tot 16 september 1789. Aangenomen door M. van
Heijnsbergen voor 1-18-0. Op 29-9-1788 verklaart M. van
Heijnsbergen gemijnd te hebben voor G.H. van Nouhuijs.
-
Aanbesteding op
11-9-1789 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1789
tot 30-9-1790, en de verponding over de periode van 1-1-1790 tot
31-12-1790, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State
van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van
17 september 1789 tot 16 september 1790. Aangenomen door G.H. van
Nouhuijs voor 3-0-0.
-
Aanbesteding op
17-9-1790 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den
impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1790
tot 30-9-1791, en de verponding over de periode van 1-1-1791 tot
31-12-1791, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State
van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van
17 september 1790 tot 16
september 1791. Aangenomen door G.H. van Nouhuijs voor 1-10-0 het
honderd.
-
Terwijl op 27-2-1796 aan regenten
overgegeven is door de collecteur G.H. Nouhuijs, beurder der verponding
en beede over deese dorpe van den jaere 1793 een lijst van verscheyde
persoonen welke nog geen betaling van die laste hebben gedaan, met
authorisatie op den vorster om de goederen van soodanig gebrekigen in
arrest te nemen, geeft de municipaliteyt bij deese aan een ieder die
sulx aangaan ter kennis dat men tot donderdag nog de kans krijgt om te
betalen.
-
Als op 28-5-1795 met regenten van Veghel
en den collecteur G.H. van Nouhuijs een mondeling contract was aangegaan
dat over de collecte van de verponding en gemene middelen, betreffende
de betalingen over 1793 en 1794. Aart Antonij van den Heuvel commis
borgemeester over 1795 verklaart 3.333-10-5 van collecteur G.H. Nouhuijs
ontvangen te hebben.
-
Verpagting op 3-11-1795 van de collecte
van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemaal, het hoorngelt en
besayde morgen taele, het geslag off bestiaal, de impost op de dranken
en de klyne specie) over de periode van 1-10-1794 tot 30-6-1795, de
verponding over de periode van 1-1-1795 tot 31-12-1795, en de coonings
beede, zijnde volgens de resolutie van 23-6-1785 ¼ van de verponding
plus 1/8 van 1/4 , zijn 0-5-10 van de gulden over de periode van
17-9-1794 tot 16-9-1795. Aangenomen door Johannes Dirk van Doorn voor
5-0-0 per honderd.
-
G. H.
van Nouhuijs, aannemer van de verponding over 1797 wordt op 5-8-1797
gemachtigd de verponding in drie termijnen in te vorderen, zoals
aangegeven in de publicatie van 24-7-1797.
-
Aanbesteding op 8-11-1798 van de collecte van de gemene middelen (het
hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde morgen taalen, geslagh of
beestiaal, den impost op de dranken en de cleyne specie) ingaande op
1-10-1798, de verponding ingaande op 1-1-1799, en de koningsbede volgens
de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en
1/8 van dat ¼ ingaande op 17 september 1798. Alle voor een jaar.
Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs voor 3-10-0.
-
De leden van de
municipaliteyt verklaren op 26-11-1799 dat G. H. Nouhuijs, op 8-11-1798
de collecte van slands lasten aangenomen hebbende, dit jaar zal
continueren voor een collecteloon van 2-15-0 het honderd. Hij was op
1-11-1799 reeds gecontracteert, op heden heeft de collecteur zijn acte
van borgtocht overlegd.
-
Vergadering van de municipaliteit op 29-6-1800. De vergadering besluit
de collecteur van de verponding en bede, G. H. van Nouhuijs, te
authoriseren, de verponding te korten met 58-15-0 en de bede met
461-0-0.
-
De
leden der municipaliteyt verklaren op 15-10-1801 dat G. H. van Nouhuijs,
collecteur van slands lasten over deese dorpe, op 8-11-1798 publiek
aangenomen te hebben en op 26-11-1799 gecontinueerd, opnieuw als
collecteur te continueren voor 2-15-0 het honderd, en dat voor drie
volgende jaren, namelijk de verponding voor 1801, 1802 en 1803, de
koningsbede ingegaan op 17-9-1800 en 1801, de gemene middelen ingegaan
op 1-10-1800 tot 30-9-1802
-
Aanbesteding op 6-10-1803 voor 2 jaar van
de collecte der gemeene slands middelen, als ’t hoofdgeld loco gemaal,
hoorngeld en bezaayde morgentaalen, geslag of bestiaal, den impost op de
dranken en de klyne specie, all in te gaan 1-1-1804, ook de verponding
in te gaan op 1-1-1803 en de koningsbede, zijnde volgens de resolutie
van 23-6-1785 ¼ en 18 van ¼ van de verponding, dus 0-5-10 van een
gulden, in te gaan op 17-8-1803. Aangenomen door G. H. van Nouhuijs voor
3-0-0 per honderd.
-
Aanbesteding op
6-10-1807 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco
gemaal, hoorngelt en besaaijen morgen taelen,
geslag off beestiaal, den impost op de dranken en de cleyne
specie) voor de periode vanaf 1-10-1796, en de verponding over de
periode vanaf 1-1-1797, en de koningsbeede volgens de resolutie van de
Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8, zijnde 0-5-10-
per guldenvan dat ¼ over de periode vanaf 17-9-1796. Alle voor twee
jaaren. Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs voor 2-6-0 het
honderd.
Het gemeentebestuur van Veghel ter eenre
en G. H. van Nouhuijs als collecteur der gemene middelen over 1804 en
1805 ter andere zijde zijn op 8-5-1807 overeen gekomen dat de collecteur
boven en behalve zijn beurloon der gemene middelen over 1804 voor het
ontvangen van de drie maanden remis op de gemeene middelen van 1804,
voor het resitueren van hetzelve aan de contribuabelen van dien met het
formeeren der berekening en lysten daar toe nodig, mitsgaders van
collectloon der ontvangen en voor het weder resitueeren der gemeene
middelen van 1805, en voorts voor al het geene door hem collecteur is
verrigt, waaronder de verschotten van karrevragten, brieve, porten
verleening, vacatien etcetera zijn begreepen, zal genieten een somme van
60 gulden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||