De dorpsfinanciën vóór 1575

Martien van Asseldonk

4 januari 2015

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

 

De vier geldstromen in de veertiende eeuw

 

In de veertiende eeuw was er in Veghel sprake van vier gescheiden geldstromen.

 

-       De financiën van de kerk, beheerd door de kerkmeesters

-       Vanaf 1369 de financiën van de armentafel, aanvankelijk ook beheerd door de kerkmeesters, later door aparte armmeesters

-       De collecte en afdrachten van de incidenteel opgelegde beden, omgeslagen door zetters en opgehaald door collecteurs

-       De rekeningen van de gemene gronden (gemeint) die in 1379 verplicht gesteld werden, beheerd door de gezworenen

 

De financiën van de kerk en armentafel zouden het hele Ancien Régime apart blijven, hoewel deze in de zeventiende en achttiende eeuw soms wel wat gesponsored werden door de dorpskas.

 

De bede verloor In de vijftiende eeuw verloor haar vrijblijvende karakter. Ze werd ook steeds vaker geheven en werd op den duur een jaarlijkse belasting. Op het platteland werd de bede door de centrale overheid voor 1438 hoofdelijk omgeslagen. Vanaf 1438 kregen de fiscale ressorten voortaan een eigen quote voor de beden,en mocht men zelf bepalen hoe men dat geld bij elkaar bracht. In Veghel gebeurde dat door een omslag over alle particuliere percelen. In grotere plaatsen werd de bede steeds meer als accijnzen omgeslagen. Dat zal ook in Veghel tot op zekere hoogte gebeurd zijn, want in Veghel werd in 1569 een accijns op bier geheven. De collecte van deze belasting was toen verpacht.

 

Wat de gemeint betreft waren er waarschijnlijk incidenteel inkomsten van verkochtte percelen, turf en vlaggen. Een andere bron van inkonsten van de gemeint waren die van de Eerdse gedingen. Inwoners van Eerde die onder Sint-Oedenrode hoorden, konden zich elk voorjaar inkopen in de Veghelse gemeint. De oudste vermelding van die gedingen dateert uit 1340. De boeten voor overtredingen op de gemeint waren vóór 1310 waarschijnlijk helemaal voor de kerk. In de gemeintbrief van 1310 werd bepaald dat de opbrengst van de boeten half voor de kerk was en half voor de hertog. In het privilege van 1379 werd de verdeling gewijzigd in 1/3 deel voor kerk, 1/3 deel voor de hertog en 1/3 deel voor de geworenen ten behoeve van de geburen. Dat laatste eenderde deel van de boeten zal wel in de rekening van de gemeint verantwoord zijn geweest.

 

Tegenover die inkomsten stonden slechts beperkte uitgaven die direct samenhingen met het beheer van de gemeint, zoals het onderhoud van de schutskooi.

 

Daarnaast werden er voor de gemeint jaarlijks twee cijnzen betaald aan de heer van Helmond. Deze cijnzen waren omgeslagen over een aantal huizen, en die cijnzen bleven voor altijd aan dat huis (of perceel als het huis afgebroken werd) verbonden. Het is aannemelijk dat de gezworenen belast waren met de collecte en afdracht van de cijns. Dat impliceert dat er ook vóórdat de financiële administratie van de gemeint in 1379 verplicht werd, er voor de collecte van de cijnzen al een administratie was. De collecte van een cijns over tientallen huizen, die niet allemaal voor hetzelfde bedrag aangeslagen waren, is immers niet voor te stellen, zonder dat er zaken op papier werden gezet. Mogelijk ging dit plaatselijke cijnsboek in 1379 op in de rekeningen van de gemeint. Het kan er ook nog enige tijd los van gebleven zijn, zoals in Sint-Oedenrode tot 1754 het geval was.

 

 

De reorganisatie tussen 1565 en 1579

 

Tussen 1575 en 1579 werden de financiën van Veghel gereorganiseerd. Er veranderde niets aan de administratie van de kerk en armentafel. Wel werden de rekeningen van de gemeint en van de bede gecombineerd in dorpsrekeningen. Als er rond 1575-1579 nog een apart cijnsboekje voor de cijnzen van de gemeint bestond, dan zal dat toen ook wel opgenomen zijn in de dorpsrekeningen. In de dorpsrekening van 1614-1615 wordt die cijns vermeld. In die dorpsrekeningen werden ook hoge oorlogslasten opgenomen. Die oorlogslasten waren ongetwijfeld de aanleiding tot die reorgansatie. De gezworenen die eerder de gemeintsrekeningen maakten, werden nu belast met de administratie van de dorpsrekeningen en werden hierna borgemeesters genoemd.

 

 

Algemene dorpsfinanciën vóór 1575

 

Deze ontwikkeling rechtvaardigt de vraag of er ook al vóór 1575 algemene inkomsten of uitgaven waren voor het dorp die niet duidelijk bij een van de vier genomende geldstromen (kerk, armentafel, gemeint en bede) thuis te brengen zijn en meer het karakter hadden van algemene dorpsfinancën. Als dat zo is, dan is de vraag hoe de administratie daarvan dan geregeld was.

 

We onderzochten de gemeente-eigendommen van Veghel en de functionarissen die diensten verleenden aan deze plaats. Dat leverde het volgende op.

 

-       Wat de eigendommen betreft was er al in de veertiende eeuw in het centrum een brug over de Aa, die onderhouden moest worden. Dat kon niet alleen pro-deo door de geburen plaats vinden, omdat men daar ook een capabele timmerman voor nodig had.

 

-       Verder was er vanaf 1447 of 1485 een hek op de grens van Veghel en Schijndel dat door beide plaatsen gezamenlijk onderhouden werd. Ook hier was af en toe een timmerman voor nodig.

 

-       In de veertiende eeuw was er ook al een archiefkist, of comme. Ook die moest onderhouden worden. Ook was er een plaatselijk standaardvat voor de droge inhoudmaten.

 

-       Vanaf 1307 lag de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de kerktoren, de klokken en (vanaf een gegeven moment) het uurwerk, bij de parochianen ofwel het dorp. In 1461 gaf de bisschop van Luik verlof aan de kerkfabriek van Veghel om een rente van 4 rijnsguldens te verkopen voor de bouw van een nieuwe toren, die reeds voor een gedeelte was opgetrokken. Kennelijk nam de kerk toen (ook) verantwoordelijkheid voor de toren en niet (alleen) het dorp. Uit de dorpsrekeningen vanaf 1635 blijkt dat het dorp in dat jaar wel verantwoordelijk was voor de toren, de klokken en het uurwerk. Mogelijk betrof het in 1461 een eenmalige bijdrage van de kerk en waren de parochianen wel de primair verantwoordelijken.

 

Wat de functionarissen betreft:

 

-        Vanaf circa 1300-1347 was er in veghel een schepenbank met een secretaris die per dienst betaald werd. Hij verrichte ook diensten voor het dorp, zoals het schrijven van processtukken en vermoedelijk incidenteel rekeningen van de beden. Vanaf 1529 zijn ook schepenprotocollen bewaard gebleven. Hij zal voor dergelijke diensten door het dorp betaald zijn.

 

-        Vanaf 1604 werden boden (zowel van het dorp als boden van elders) per dienst of bericht betaald. Dit gebruik kan heel goed teruggaan tot de tijd vóór 1575-1579.

 

-        Verder is het mogelijk dat de diverse functionarissen vergoedingen van het dorp kregen voor gedane moeite en tijd (de zogenoemde 'vacatien'). Met name als die uitgaven ook in de vanaf 1604 bewaard gebleven dorpsrekeningen vermeld worden. Vacatien werden bijvoorbeeld betaald aan de secretaris, schepenen, vorster en boden, en incidenteel ook aan anderen die namens of voor het dorp op pad gingen of een bepaalde dienst verrichtten.

 

Verder komen in de rekeningen van de kwartierschout van Peelland van 1385 en 1387 lijsten voor van leveringen in geld of natura aan het leger. Van belang was ook het 'compromisse'van 1483. Tijdens de oorlog tussen Brabant en Gelre in de jaren 1478-1481 verdedigde de stad 's-Hertogenbosch de stad en het platteland van de Meierij met ruiters in dienst van de stad. Na de vrede tussen Brabant en Gelre in 1481 rezen er problemen tussen de stad en het platteland over de verdeling van de oorlogskosten en over de omslag van de bede. Op 24 juni 1483 deden arbiters een uitspraak. In dit ‘compromisse’ werd een verdeling van de kosten gemaakt. Het platteland diende 54.000 gulden bij te dragen in de kosten die de stad gemaakt had. Voor de omslag van de kosten die in 1483 door het platteland gedragen werden, werd gebruik gemaakt van de haardstedentelling van 1480.

 

In veel plaatsen bleven de schulden van 1483 jaren bestaan, mede vanwege de door de oorlog veroorzaakte financiële problemen en armoede. In Helmond en Oirschot leidde dat tot het aanstellen van vertegenwoordigers uit de herdgangen, die werden betrokken bij het financële beheer. Eindhoven leenden elders geld om de schuld aan Den Bosch te kunnen betalen. Het aantal plaatsen dat geld leende nam in de eerste helft van de zestiende eeuw vanwege de Gelderse oorlogen toe. Veghel leende vermoedeljk pas rond 1575 voor het eerst geld.

 

De schulden en leningen van de dorpen brachten de verplichting tot het regelmatig betalen van renten (interesten) met zich mee, terwijl de leningen ook een keer afgelost moesten worden. Daarnaast leidden de oorlogen in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw tot uitgaven zoals het afkopen van brandstichting door vijandelijke troepen. Plunderingen droegen ongetwijfeld bij tot een verminderde draagkracht bij de bevolking. Deze gang van zaken maakte aanvullende dorpsinkomsten noodzakelijk. De twee belangrijkste manieren waarop de dorpen vanaf 1483 extra inkomsten genereerden, waren het verkopen van gemene gronden en het invoeren van plaatselijke belastingen. In Veghel werden in 1483-1485 percelen van de gemeint verkocht, welke verkopen met de betaling van deze oorlogslast samen zullen hangen.

 

In Veghel werden vermoedelijk pas rond 1575 plaatselijke belastingen ingevoerd.

 

De hiervoor getraceerde algemene uitgaven voor het dorp zijn in onderstaande tabel samengevat. Naast het tijdstip van ontstaan is ook aangegeven of het frequente of minder frequente uitgaven betrof (1 tot 3 kruisjes) , en of het hoge of minder hoge uitgaven waren. Dat zijn subjectieve beoordeelingen.

 

Algemene dorpsuitgaven vóór rond 1575

Frequentie van de uitgaven

Hoogte van de uitgaven

Onderhoud van de brug

+++

+++

Schijndels hekkegat

+++

+

Archiefkist ofwel comme

+

+

Standaardvat

+

+

Kerktoren, klokken en uurwerk

+++

++

Diensten van de secretaris

+++

++

Boden

+++

+

Vergoedingen (vacatien)

+++

+

Leveringen aan legers

+

+++

Compromisse in 1483

+

++

 

 

Hoe werden deze zaken geadministreerd, voordat er vanaf 1575-1579 in Veghel dorpsrekeningen waren? Er zijn verschillende mogelijkheden. Omdat de taak van de gezworenen in 1575-1575 verbreed werd van het beheer van de financiën van de gemeint tot het beheer van de algemene financiën van Veghel, mag aangenomen worden dat een aantal van deze uitgaven al eerder opgenomen waren in de rekening van de gemeint. Anderzins kan er ook sprake geweest zijn van eenmalige omslagen. Het geld kon ook nog bijeengebracht zijn door percelen van de gemeint te verkopen. Voor het lenen van geld troffen we in Veghel vóór rond 1575 geen aanwijzingen aan.

 

Er val wat voor te zeggen dat de volgende uitgaven al vóór 1575 geincorporeerd waren in de rekening van de gemeint:

 

-       De gemeint was gemeenschappelijk bezit, net als de wegen en waterlopen, en dan is de stap naar het incorperen van de onkosten voor het onderhoud van de brug in de rekening van de gemeint niet zo groot, zeker als de uitgaven beperkt waren. Hetzelfde geld voor het Schijndels hekkegat. Het onderhoud van de brug en het hekkegat kan daarom heel goed grotendeeld geadministreerd zijn geweest in de rekening van de gemeint.

 

-       De kosten voor het onderhoud van de achiefkist en het standaardvat waren erg laag, en een omslag van deze kosten over de inwoners ligt daarom niet voor de hand. Ook deze onkosten zullen daarom wel opgenomen geweest zijn in de rekeningen van de gemeint.

 

-       Van frequente uitgaven zoals die voor boden, eventuele vergoedingen en voor de diensten van de secretaris (vanaf rond 1300-1347) mag men aannemen dat men die niet steeds over de bewoners omsloeg. Dat was veel te veel werk. Ook deze zullen daarom wel in de rekeningen van de gemein opgenomen zijn geweest. Die rekeningen werden in 1379 verplicht gesteld, maar kunnen best al eerder bijgehouden zijn, zeker voor de omslag en afdracht van de twee cijnzen voor de gemeint.

 

-       Het leien dak van de kerktoren, de luidklokken en het uurwerk waren onderhoudsgevoelig, en er was redelijke wat geld mee gemoeid. Het is niet helemaal zeker dat het dorp al vóór 1575 hier geld voor uitgaf (de enige vermelding uit 1461 noemt de kerk en niet het dorp). Áls het dorp hiervoor verantwoordelijkheid nam, dan zullen deze kosten gezien het steeds terugkerende en frequente karakter er van, ook wel geïncorporeerd zijn geweest in de rekeningen van de gemeint.

 

 

Eenmalige omslagen over de inwoners zijn te verwachten bij grote, relatief zelfzame uitgaven, zoals de leveringen aan de legers, of de betaling als gevolg van het compromisse in 1483. Deze hadden het karakter van de omslagen die men gewend was voor de incidenteel door de hertog geheven beden. Ook grote eenmalige uitgaven voor het onderhoud van de toren of de brug, of eventueel de aanleg van de brug, kunnen omgeslagen zijn.

 

Er zijn octrooien bewaard gebleven waarin dorpsbesturen In de vijftiende en zestiende eeuw toestemming kregen om delen van hun gemeint te verkopen, waarbij ook door de dorpen gemotiveerd wordt waarom ze een aantal bunders wilden verkopen. Over de voorwaarden werd steeds onderhandeld. Vaak betrof het een verzoek vanwege schulden, het betalen van oorlogslasten of groot onderhoud aan de plaatselijke kerk. De hertog nam in de regel genoegen met de gebruikelijke jaarcijns van één oude groot per verkochte bunder, verder mochten de geburen de opbrengst van de verkoop houden. Volgens het Veghelse privilege van 1379 moest de meerderheid van de schepenen en geburen met de verkoop instemmen. (Zie hierover ook: Kappelhof, A.C.M., Ontginningen in de Meierij van Den Bosch 1655-1792, in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 2 (‘s Hertogenbosch 1985), 199-221.)

 

Wat betreft de verkochte percelen van de Veghelse gemeint konden we alleen voo 1483-1485 een relatie leggen met uitgaven voor een publieke zaak.De kosten voor het onderhoud van de brug, kerktoren en dergelijke werden kennelijk op een ander manier gefinancieerd. Misschien vanuit de kas van de gemeint of door incidentele omslagen.

 

De conclusie is dat de rekening voor de gemeint al in de veertiende eeuw uitgebreid zal zijn geweest met een aantal uitgaven voor het dorp, zoals voor het onderhoud van de brug, een hekkegat, de archiefkist en een standaardvat , de kerktoren met klokken en (mogelijk vanaf een later tijdstip) het uurwerk. Ook de uitgaven voor de secretaris, boden en vergoedingen voor vacatien kunnen er al in de veertiende eeuw opgenomen zijn geweest. Dat is te meer aannemelijk omdat tegenover de diverse inkomsten van de gemeint, nauwelijks uitgaven stonden die direct voor het beheer van de gemeint nodig waren. We vonden alleen het onderhoud van de schutskooi.

 

Incidentele of grote eenmalige grote kosten voor reparaties van de toren, brug, leveringen aan legers en de betaling aan Den Bosch in 1483 over de inwoners van Veghel omgeslagen zijn geweest, of gefinancieerd zijn geweest uit het verkopen van percelen van de gemeint.

 

Daarnaast werd veel onderhoud pro deo gedaan door de inwoners, zoals het onderhoud van wegen, waterlopen, schoren, vonders en de landweer. Ook verleenden veel functionarisen pro deo diensten aan het dorp, zoals de gezworenen, armmeesters en kerkmeesters. Andere functionarissen kregen een deel van boetes, genoten een beneficie, hielden een omgang, of werden per dienst betaald. Salarissen voor plaatselijke functionarissen werden pas betaald vanaf 1656.

 

De situatie vóór 1379

 

Veel van de inkomsten en uitgaven van de gemeint bestonden al voordat er in 1379 voor het beheer van de gemeint formeel gezworenen aangesteld werden die een financiële administratie bij dienden te houden. Vóór 1379 werd de gemeint beheer door de geburen of parochianen. Het waren de parochianen die in 1310 de gemeintbrief van de gemeint kregen. De boeten van overtredngen op de de gemeint gingen ook deels naar de kerk.

 

Hoe men vóór 1379 met de andere inkomsten uit de gemeint zoals die van de Eerdse gedingen, en uitgaven vppr het onderhoud van de schutskooi, maar ook het onderhoud van de kerktoren en brug en betalingen aan de secretaris en boden en dergelijke, omging is niet bekend. Er zal wel ergens een kas bewaard en beheerd zijn geweest. Men kan dan denken aan de secretaris of de president-schepen, maar die waren er ook pas vanaf rond 1300-1347.  De enige centrale en bindende organisatie van Veghel - naast de gemeint - was rond 1300 de plaatselijke kerk. Ik vemoed daarom dat de pastoor of misschien de kerkmeesters tot 1379 een rol gespeeld hebben in het beheer van die financiën van de gemeint en het dorp. Het is dan begrijpelijk dat vóór 1310 de opbrengst van de boeten van de gemeint helemaal naar de kerk ging. Een andere mogelijkheid is dat er al vóórdat er in 1379 het aanstellen van gezworenen en de financiele administratie voor de gemeint formeel geregeld werden, er al een vergelijkbare structuur bestond, informeel nog, die in 1379 werd geformaliseerd.