De oorsprong van de Veghelse schepenbank

Martien van Asseldonk

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

                                                     

In 2002 onderzocht ik de omstandigheden van het ontstaan van de schepenbanken in de Meierij. Hoe past Veghel in dat plaatje?

 

 

Mogelijke situatie

 

De situatie te Veghel

Drie plaatsen in de Meierij hadden een burengerecht waarin door geburen recht gesproken werd, in plaats door schepenen.

 

In Veghel werd door schepenen recht gesproken.

Op een plaats (Haaren) werd in 1491 een schepenbank ingesteld op verzoek van de inwoners.

 

Haaren is voor zover te overzien de enige plaats waar de inwoners het intiatief namen tot het instellen van een schepenbank. Haaren lijkt een uitzondering  en het is daarom onwaarschijnlijk dat in Veghel de inwoners het voortouw namen. We kunnen dat echter niet helemaal uitsluiten.

 

16 schepenbanken werden door de hertog ingesteld om de positie van een nabije plaatselijke heer te ondermijnen.

 

Dit is in Veghel niet aan de hand geweest. Veghel was een deel van het graafschap Rode. De hertog stelde wel in bijvoorbeeld Helmond een schepenbank in als een strategische zet om het graafschap te verwerven.

 

4 schepenbanken werden ingesteld doordat een lokale heer bezit aan de hertog opdroeg en vervolgens met dat bezit plus de plaatselijke rechtspraak werd beleend.

 

Ook dit was in Veghel niet aan de orde. Er zijn wel enkele oude hertogelijke leengoederen in Veghel (uit de dertiende eeuw), maar aan geen enkel van dit leengoed is de rechtspraak in Veghel verbonden geweest. Pas in de zestiende eeuw werd de rechtspraak van Veghel met die van Erp verpand.

 

In 7 plaatsen werd een schepenbank ingesteld vanwege strategisch belang van de hertog en andere heer samen. De hertog en de plaatselijke heer deelden de inkomsten van de rechtspraak.

 

Dit is in Veghel niet aan de hand geweest.

In 10 plaatsen werd een schepenbank ingesteld wegens het ontstaan van een heerlijkheid in een plaats waar nog geen openbare dingbank bestond.

 

Dit is in Veghel niet aan de hand geweest.

In twee plaatsen breidde een leenman van de hertog zijn rechtspraak over eigen bezittingen en eigen mensen uit tot rechtspraak over alle inwoners.

 

Ook dit was in Veghel niet aan de orde. De vrouwe van Jekschot had in de zeventiende eeuw wel pretenties in die richting, met name ten opzichte van de schepenbank van Sint-Oedenrode.

 

In 17 plaatsen werd de schepenbank ingesteld door een plaatselijke heer die macht verwierf via een voogdij (4 x), steun van een ander leenheer (6 x) of op eigen kracht (7 x)

 

Daar zijn in Veghel geen aanwijzingen voor.

18 schepenbanken werden door de hertog ingesteld (en in 1 plaats door een andere heer) vanwege de zorg voor een goede openbare rechtspraak, zonder dat strategische belangen aannemelijk of bekend zijn.

 

We plaatsen Veghel in deze categorie.

 

 

Nu heeft recent onderzoek duidelijk gemaakt dat er zich in Veghel vanaf de vroege middeleeuwen tot in de twaalfde eeuw een domein op de Boekt bevond. De domeinheer sprak recht over zijn eigen horigen en bezittingen. Zou het niet mogelijk zijn dat de laatbank of het hof van die heer de voorganger was van de Veghelse schepenbank? Zou de Veghelse schepenbank niet voortgekomen kunnen zijn uit een plaatselijke laatbank, zoals bijvoorbeeld ook in Eckart, Mierlo , Heeze en een aantal andere plaatsen het geval is geweest?

 

Er zijn twee redenen die tegen dat scenario pleiten. In de eerste plaats lijkt er een periode te zitten tussen het uiteenvallen van het domeinen het instellen van de Veghelse schepenbank. We weten niet zeker wanneer het Veghelse domein uiteenviel. Wat we wel weten is dat in de Meierij zowel de globale indeling van de woeste gronden in gemeintes als de invoering van cijnzen op percelen die van de gemene gronden uitgegeven werden globaal uit de periode 1190-1230 dateert, met de nadruk op de eerste helft van die periode. Beide verschijnselen werden aangezwengeld door het uiteenvallen van de domeinen en het daardoor sterk toenemen van het aantal vrije boeren. De onderliggende redenen waren demografisch en economisch van aard. Zo werden door de toename van het aantal inwoners arbeidkrachten goedkoper en werd het voor de heren aantrekkelijker om arbeiders in te huren dan om horigen te onderhouden. Veghel deelde in die bredere tendens en het Veghelse domein zal daarom rond 1190-1210, misschien wat later, uiteengevallen zijn.

 

Is het mogelijk dat in Veghel dingen wat later gebeurde en dat het domein met de laatbank nog intact was toen de hertog van Brabant in 1231 het graafschap Rode verwierf? En kan de hertog toen niet vrij snel van die laatbank een openbare schepenbank gemaakt hebben? Laten we eens kijken wanneer de Veghelse schepenbank voor het eerst vermeld werd, en hoe vaak per periode van tien jaar.

 

 

Periode

Aantal vermeldingen

 

1340-1349

1

1350-1359

1

1360-1369

3

1350-1379

2

1380-1389

2

1390-1399

5

1400-1409

9

1410-1419

4

1420-1429

4

1430-1439

7

1440-1449

2

1450-1459

4

1460-1469

4

1470-1479

2

1480-1489

1

1490-1499

2

1500-1509

11

1510-1519

8

1520-1529

3

 

 

Wat we zien is dat de schepenbank vanaf de eerste vermelding in 1347 elke tien jaar minstens een keer vermeld wordt, vanaf 1360 meerdere malen. De vermeldingen komen voornamelijk uit het archief van de Tafel van de Heilige Geest en de Kerk, en betreffen acten van schenkingen. De Tafel van de Heilige Geest werd pas in 1367 opgericht, maar bij enkele schenkingen werden oudere oorkonden betreffende het geschonken goed meegeschonken. Dat kan deels verklaren waarom in het archief van de Tafel van de Heilige Geest geen oudere vermeldingen van 1347 gevonden zijn. Helemaal voldoet deze verklaring niet, want bij schenkingen kunnen best papieren ouder dan 20 jaar meegeschonken zijn. Een ander deel van de verklaring zou kunnen zijn dat de Veghelse schepenbank niet veel ouder is dan 1347. Dat zou dan ook verklaren waarom er geen oudere schenkingen aan de Veghelse kerk is dan 1359. De Veghelse kerk is veel ouder dan 1359.

 

Het is moeilijk om uit de frequentieverdeling harde conclusies te trekken. De voortdurende vermeldingen van de schepenbank vanaf 1347 en het volledig ontbreken van oudere vermeldingen, wekken wel de indruk dat de schepenbank eerder uit de periode 1280-1347 zal dateren dan uit de periode 1231-1280. En dat levert een gat op van ongeveer een eeuw tussen het uiteenvallen van het Veghelse domein en de instelling van de schepenbank.

 

Er is nog een tweede reden om te geloven dat de Veghelse schepenbank niet voortkomt uit een oudere laatbank van een plaatselijke heer. Als dat wel het geval geweest zou zijn dan is de kans heel groot dat we daar aanwijzingen voor zouden vinden. Zo’n heer kon bijvoorbeeld leenman van de hertog geweest zijn, of vermeld worden in een of andere oorkonde, of een cijnsboek nagelaten hebben. Niets van dat alles.

 

Toen de hertog van brabant in 1231 het graafschap Rode verwierf hadden er in Veghel al ingrijpende veranderingen plaats gevonden. Het domein was uiteengevallen en de horigen waren vrijgekomen. De vrije boeren vormden een gemeenschap rondom hun kerk. Als parochianen van Veghel claimden ze gebruiksrechten op een deel van de gemene gronden. Ook betaalden ze al vanaf rond 1190 aan de graaf van Gelre cijnzen voor percelen die ze van de gemene gronden kochten. De hertog lijkt zich pas later actief met plaatselijke aangelegenheden te zijn gaan benoemen. Dat gebeurde door het verlenen van de gemeintsbrief in 1310 waarin de grenzen van de gemeint vastgesteld werden en waarin de hertog beloofde de gebruiksrechten van de Veghelse boeren te waarborgen. En vermoedelijk werd ergens tussen 1280 en 1347 een plaatselijke schepenbank ingesteld. Het kan niet helemaal uitgesloten worden dat de Veghelse schepenbank iets eerder ingesteld is, maar dat lijk gezien de frequentie verdeling van de vermeldingen onwaarschijnlijk. Dat de Veghelse schepenbank voorkwam uit een oudere laatbank van een plaatselijke heer is nagenoeg uitgesloten.