De oorsprong van de Veghelse schepenbank
Martien van
Asseldonk
Deze gegevens mogen
gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
In 2002 onderzocht ik de omstandigheden van het ontstaan
van de schepenbanken in de Meierij. Hoe past Veghel in dat plaatje?
Nu heeft recent onderzoek duidelijk gemaakt dat er zich in
Veghel vanaf de vroege middeleeuwen tot in de twaalfde eeuw een domein
op de Boekt bevond. De domeinheer sprak recht over zijn eigen horigen en
bezittingen. Zou het niet mogelijk zijn dat de laatbank of het hof van
die heer de voorganger was van de Veghelse schepenbank? Zou de Veghelse
schepenbank niet voortgekomen kunnen zijn uit een plaatselijke laatbank,
zoals bijvoorbeeld ook in Eckart, Mierlo , Heeze en een aantal andere
plaatsen het geval is geweest?
Er zijn twee redenen die tegen dat
scenario pleiten. In de eerste plaats lijkt er een periode te zitten
tussen het uiteenvallen van het domeinen het instellen van de Veghelse
schepenbank. We weten niet zeker wanneer het Veghelse domein uiteenviel.
Wat we wel weten is dat in de Meierij zowel de globale indeling van de
woeste gronden in gemeintes als de invoering van cijnzen op percelen die
van de gemene gronden uitgegeven werden globaal uit de periode 1190-1230
dateert, met de nadruk op de eerste helft van die periode. Beide
verschijnselen werden aangezwengeld door het uiteenvallen van de
domeinen en het daardoor sterk toenemen van het aantal vrije boeren. De
onderliggende redenen waren demografisch en economisch van aard. Zo
werden door de toename van het aantal inwoners arbeidkrachten goedkoper
en werd het voor de heren aantrekkelijker om arbeiders in te huren dan
om horigen te onderhouden. Veghel deelde in die bredere tendens en het
Veghelse domein zal daarom rond 1190-1210, misschien wat later,
uiteengevallen zijn.
Is het mogelijk dat in Veghel
dingen wat later gebeurde en dat het domein met de laatbank nog intact
was toen de hertog van Brabant in 1231 het graafschap Rode verwierf? En
kan de hertog toen niet vrij snel van die laatbank een openbare
schepenbank gemaakt hebben? Laten we eens kijken wanneer de Veghelse
schepenbank voor het eerst vermeld werd, en hoe vaak per periode van
tien jaar.
Wat we zien is dat de schepenbank vanaf de eerste
vermelding in 1347 elke tien jaar minstens een keer vermeld wordt, vanaf
1360 meerdere malen. De vermeldingen komen voornamelijk uit het archief
van de Tafel van de Heilige Geest en de Kerk, en betreffen acten van
schenkingen. De Tafel van de Heilige Geest werd pas in 1367 opgericht,
maar bij enkele schenkingen werden oudere oorkonden betreffende het
geschonken goed meegeschonken. Dat kan deels verklaren waarom in het
archief van de Tafel van de Heilige Geest geen oudere vermeldingen van
1347 gevonden zijn. Helemaal voldoet deze verklaring niet, want bij
schenkingen kunnen best papieren ouder dan 20 jaar meegeschonken zijn.
Een ander deel van de verklaring zou kunnen zijn dat de Veghelse
schepenbank niet veel ouder is dan 1347. Dat zou dan ook verklaren
waarom er geen oudere schenkingen aan de Veghelse kerk is dan 1359. De
Veghelse kerk is veel ouder dan 1359.
Het is moeilijk om uit de frequentieverdeling harde
conclusies te trekken. De voortdurende vermeldingen van de schepenbank
vanaf 1347 en het volledig ontbreken van oudere vermeldingen, wekken wel
de indruk dat de schepenbank eerder uit de periode 1280-1347 zal dateren
dan uit de periode 1231-1280. En dat levert een gat op van ongeveer een
eeuw tussen het uiteenvallen van het Veghelse domein en de instelling
van de schepenbank.
Er is nog een tweede reden om te geloven dat de Veghelse
schepenbank niet voortkomt uit een oudere laatbank van een plaatselijke
heer. Als dat wel het geval geweest zou zijn dan is de kans heel groot
dat we daar aanwijzingen voor zouden vinden. Zo’n heer kon bijvoorbeeld
leenman van de hertog geweest zijn, of vermeld worden in een of andere
oorkonde, of een cijnsboek nagelaten hebben. Niets van dat alles.
Toen de hertog van brabant in 1231 het graafschap Rode
verwierf hadden er in Veghel al ingrijpende veranderingen plaats
gevonden. Het domein was uiteengevallen en de horigen waren vrijgekomen.
De vrije boeren vormden een gemeenschap rondom hun kerk. Als parochianen
van Veghel claimden ze gebruiksrechten op een deel van de gemene
gronden. Ook betaalden ze al vanaf rond 1190 aan de graaf van Gelre
cijnzen voor percelen die ze van de gemene gronden kochten. De hertog
lijkt zich pas later actief met plaatselijke aangelegenheden te zijn
gaan benoemen. Dat gebeurde door het verlenen van de gemeintsbrief in
1310 waarin de grenzen van de gemeint vastgesteld werden en waarin de
hertog beloofde de gebruiksrechten van de Veghelse boeren te waarborgen.
En vermoedelijk werd ergens tussen 1280 en 1347 een plaatselijke
schepenbank ingesteld. Het kan niet helemaal uitgesloten worden dat de
Veghelse schepenbank iets eerder ingesteld is, maar dat lijk gezien de
frequentie verdeling van de vermeldingen onwaarschijnlijk. Dat de
Veghelse schepenbank voorkwam uit een oudere laatbank van een
plaatselijke heer is nagenoeg uitgesloten.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||