De gezworenen van 1662 tot en 1809
Martien van Asseldonk
5 mei 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar:
Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Vanaf 1379 werden in Veghel elk
jaar drie gezworenen aangesteld. Vanaf 1575-1579 waren de gezworenen
tevens borgemeesters. Het aantal borgemeesters nam in 1620 of 1621 toe
van drie naar vier.
Door de combinatie van
functies kwam de oorspronkelijke taak van gezworene in het gedrang,
omdat het borgemeesterschap veel tijd vereiste en er veel geld mee
gemoeid was.
De laatste vermelding van deze
gecombineerde functie dateert van 5 februari 1661 als
Jan Evertts, Steven
Gerits en Arien Henrick Jan Diricx, ‘borgemeesteren
ende gesworens binnen den dorp van Vechell’ een perceel van de
gemene gronden verkopen.
Met de invoering van
het bestuurlijk reglement van 11 juli 1662 werden in Veghel de
gezworenen als afzonderlijke functonarissen weer ingevoerd. Artikel 29
van dit reglement schrijft:
Item dat oock twee gesworens sullen gemaekt werden als voor
desen naer chaerte ende privilegie plach te geschieden, welke gesworens
op alle de gemeente nauw regard sullen nemen dat deselve niet en werde
verongelijkt ofte vercort, welke gesworens denselven ampten sullen
bedienen op henne keuren, breuken ende calangieringe sonder ietwes meer
tot lasten van de gemeente te mogen brengen.
Vanaf 1662 werden er in Veghel
naast de vier borgemeesters dus elk jaar twee gezworenen aangesteld.
Aanstelling en eed
Uit de resolutieboeken blijkt dat
de gezworen elk jaar rond Lichtmis (2 februari) gekozen werden. Op de
betreffende dag kwamen de officier (dat was de kwartierschout of zijn
vertegenwoordiger de stadhouder, dan wel de president-schepen), de
schepenen, de borgemeesters van het afgelopen jaar en de aanblijvende
acht- of twaalfmannen bijeen om de nieuwe borgemeesters, nieuwe acht- of
twaalfmannen en nieuwe gezworenen te kiezen.
In de resolutieboeken worden
(bijvoorbeeld op 5 februari 1687) eerst de nieuw gekozen borgemeesters
vermeld. Voor deze verkiezing ging men volgens een nauwkeurig bepaalde
procedure te werk. Daarna vermeld het resolutieboek van dat jaar de vier
nieuwe achtmannen. Zij werden volgens het bestuurlijk reglement van 1662
aangesteld door de vier oude achtmannen en de vier nieuwe borgemeesters.
Tot slot worden in het resolutieboek de nieuwe gezworenen vermeld.
Volgens een aantekening van 8 februari 1710 werden zij door de
borgemeesters aangewezen. Dat waren ongetwijfeld de nieuwe borgemeesters
van dat jaar. De eerste taak van de nieuwe borgemeesters van elk jaar
was dus het kiezen van vier nieuwe achtmannen en twee nieuwe gezworenen.
Uit de bronnen blijkt dat men niet elk jaar nieuwe gezworenen koos. Vaak
werden de gezworenen van het vorige jaar gecontinueerd in hun functie.
In 1795 en daarop volgende jaren
werd het bestuur gereorganiseerd. Op 30 juni 1803 werd Bastjaen van
Mierlo als gezworene aangesteld door het gemeentebestuur.
Na hun verkiezing legden de nieuwe gezworenen hun
eed af aan handen van de officier. In de resolutieboeken zijn een aantal
van die eedformulieren opgeschreven. Enkele voorbeelden:
Eed op 14 februari 1668:
-
Gelovende de voorscreven gesworens de voorscreven groese ende gemeynte
oyck volgens volgens de carten van desen dorpen van Vechell te
achtervolgen soe ende gelyck hun eygen goederen ende als getrouwe
gesworens toestaet te doen,
-
ende de kueren ende bruecken aen te geven tegens de onvertreders aen
handen des heeren officiers om het syne daer van te mogen profiteeren,
Na het afleggen van de eed werden
de gezworenen ‘in ban en vrede gelegd’. Dat wil zeggen dat ze als
beëdigde ambtenaren speciale bescherming genoten van de officier. Als ze
bij de uitoefening van hun werk bedreigd werden, dan stond daar een
zware straf op.
Eed op 13 februari 1680:
-
Beloven volgens de
caarte en privileges goede agt te nemen ende sorg te dragen voor de heij
ende de gemeijnte,
-
ende nog door
verdrag, gifte ofte vereering, nogte oock door oogluijcking,
dissimulatie ofte conniventie iets toe te staen, te gedoogen ofte te
lijden dat tot naedeel, schade ofte verkorting van de gemeijnte
eenigsints soude mogen strecken, maar ter contrarie hun te gedraegen
ende te quijten int doen haerder functie als getrouwe eerlijcke ende
vroome geswoorens ten dienste ende conservatie van de gemeijnte, sonder
aansien van persoonen, schuldig sijn en behooren te doen
Eed op 11 februari 1694:
Wij belooven ende wij sweeren
-
dat wij de ordonnanti ende kaarte deser gemeijnte naar onse uijtterste
vermoogen sullen doen observeren, mainteneren en nakomen
-
dat wij de persoonen die der tegens verbreuken ofte misdoen sullen
corrigeren ende muleteren nae den inhoude van deselve
-
ende dat wij nog uijt vrintschap, nog uijt vijantschap, nog door eenigh
ander middel ons sullen laeten beweegen, off doen gedoogen get gene
onbehoorlijk ofte daer tegen strijdigh bevonden mogte werden, maer ter
contrarie in alles ons gedraegen soo als eerlyke en vroome geswoorens
toestaat en behooren te doen
Taken
Uit de eedformulieren en het
bestuurlijk reglement van 1662 blijkt dat de gezworenen die na 1662
aangesteld werden de taak hadden om toezicht te houden op het gebruik
van de gemeint, zoals dat in de oude privileges en ook de keuren en
breuken van Veghel geregeld was. In de schepenprotocollen vonden we daar
enkele voorbeelden van.
-
In de Heijse Buenders werden tijdens de hooitijd hekken afgebroken,
waardoor beesten (paarden, koeien en schapen) ongehinderd de hooilanden
in konden lopen en daar schade aanrichtten. Op 9 juli 1678 werd bepaald
dat hekken pas na 25 juli, als het hooi van het land was, mochten worden
afgebroken, ‘ende wordt de geswoorens wel districktelijck belast
met den schutter om aldaer goet regaert op te nemen’
-
Op de Doornhoek
werd op een gegeven moment een stukje openbare weg afgesloten. De ‘schutters en gezworenen’ van Veghel traden
daar tegen op en lieten op 15 december 1689 verklaringen afleggen dat
dit een openbare weg was geweest.
-
Op 20 juni
1696 verklaarde Joost van de Pol, gezworen van Veghel, dat hij in 1693 ‘als geswooren is gegaan in de heij agter den Berg, om te sien oft imant
onbehoorlijcker wijse den heij afvlagde’. Hij betrapte daar Aart Peter
Goorts van Erp en zijn broer Jan Peter Gorts van Erp. Hij bekeurde hen.
‘Aart Peter Goorts was dreigende hem deponent ende oock drijgende soo
hij hem die boete oit soude afvorderen ofte afeijsche, welcke
drijgementen hij deponent wedderom seijde:
“Ick moet dog eens sterven, ende
of ick soo veel eerder of laeter sterve, dat is mij evenveel,”
waarop dan gemelte Aart Peter Goorts sijnen eijseren mest rieck met drie
tanden heeft opgeheven en hem deponent daer mede geinvadeert, hem daar
mede stootende onder de slincker borst, door sijn kleeren tot op sijn
bloote lichaam.”
-
Op 9 mei 1722 werden door ‘geswoorens en schutter’ twee geschutte
kalveren verkocht, die zij op de 15 mei op het gemene broek geschut
hadden ‘omme daer aen te verhaelen de boete en het regt van schuttinge
volgens de ordonnantie en caerte dese dorps’
-
In de dorsprekening van
1807 staat dat ‘de gezworens voor het aanwyzen en afpalen der verkogte
torf’ 7 gulden en 2 stuivers kregen
De gezworenen hadden ook een taak
tijdens de jaarmarkten.
-
In april 1720 werd er voor de eerste keer een jaarmarkt gehouden in
Veghel. ‘Voor
het stellen van goede ordre op de eerste marktdag de vorster,
ondervorster en bedelvoogden en twee gezworens, en vier bekwame
mansperonen van de oude schut gelast om ieder met een snaphaan om 8 uur
'sochtends op de markt te zijn bij het huis van de secretaris om daar de
orders van de officier en schepenen te ontvangen inzake het toewijzen
van plaatsen aan de veehandelaren.’
-
Uit een verklaring van 12 juni 1794 blijkt dat ze toen nog steeds
hielpen op de jaarmarkten. Ze dienden toen ‘prompt op de markt te figureren en soo veel mogelijk de
markt vrijen en eenige disorder komende aan den officier kennis geven.’
‘Vrijen’ betekent hier vrij houden van inbreuk op rechten.
Beloning
Het bestuurlijk reglement van 1662
schrijft: ‘welke gesworens denselven ampten sullen bedienen op henne
keuren, breuken ende calangieringe sonder ietwes meer tot lasten van de
gemeente te mogen brengen.’ Met andere woorden de gezworenen mochten de
boeten zelf houden. Dat blijkt ook uit het hiervoor beschreven incident
van 20 juni 1696:
Aart Peter Goorts bedreigde de gezworene ‘soo hij hem die boete oit soude
afvorderen ofte afeijsche’.
In het schutreglement van 1804 wordt bepaald dat de boeten als volgt
verdeeld worden. Boeten van drie gulden
en minder: 2/3 voor de schout-civiel en 1/3 voor de aanbrenger. Hogere
boeten: 1/3 voor de schout-civiel, 1/3 voor de aanbrenger en 1/3 voor de
armen. De gezworenen worden nu niet meer genoemd.
De gezworenen kregen voor hun assistentie tijdens de
jaarmarkten een deel van het marktgeld. Op 12 juni 1794 was hierover een
geschil ontstaan met denieuw vorster Jacob Jacot. Vanouds was de
opbrengst van het marktgeld ‘welke van wegens kraamen, karren etcetera
op de vier jaarlykse markten betaalt en opgehaalt wordende’ half voor de
vorster en half voor de twee gezworenen. In 1745 was het aantal
gezworenen gestegen van twee naar drie en in 1764 van drie naar vier.
Het marktgeld werd daaron over meer personen verdeeld, en Jacot eiste in
1794 dat hij weer de helft kreeg. Dat werd goedgevonden. Ter compensatie
kregen de gezworenen voortaan een jaarlijks tractament.
‘Voorts is geresolveert
de geswoorenen of schutters welke met twee persoonen vermeedert syn waer
uyt notoir de verdeeling der marktgelt vermindert word en dus tgeen sij
jaarlyks genieten soo veel niet meer opbrengt, aan ieder der geswoorens
jaarlyks toestaet twee gulden tien stuijvers, waer voor sij meede
behoorlijk en dus te meer op de gemeentens sullen hebben te passen.’
Uit de dorpsrekeningen blijkt dat de gezworen tot en met 1802 jaarlijks
ieder 2 gulden en 10 stuivers tractament kregen. Op 27 mei 1803
verhoogde het gemeetebestuur dit tractement naar 5 gulden per jaar. Dit
bedrag werd in 1803 betaald en verder tot en met 1810, het einde van de
door ons onderzochte periode.
Vermeldingen van ‘gezworen en
schutter’
Vanaf 1689 worden de gezworenen vaak aangeduid met ‘gezworen en
schutter’, of ‘schutter en gezworen’. Enkele voorbeelden:
-
Op 15 december 1689 leggen enkele lieden
op verzoek van de tegenwoordige ‘schutters
en gezworenen’ van Veghel een verklaring af. Het gaat over een openbare
weg op de Doornhoek die door iemand afgesloten is.
-
In het
resolutieboek is een
‘eedt van de geswoorens en schutters’ opgenomen van 1699
-
Op 18-5-1752 legt Willem Hendrik van den Broek zijn eed af als ‘gezworen
en schutter’
-
De keuren en breuken van 1785 noemen het schutten door ‘geswoorens
of schutters’ en verbiedt hen om steekpenningen aan te nemen
-
Het gemeente bestuur
van Veghel stelde op 30 juni 1803 Bastjaen van Mierlo aan tot ‘schutter
en geswooren’
Soms gebruikte men alleen de term
‘schutter:
-
Op 9 november 1716 legde Nicolaes Smits, schutter van Veghel een
verklaring af
-
Op 9 juli 1761 verscheen Hendrik Klerx, schutter, voor de schepenen om
een verklaring af te leggen.
De term schutter kennen we ook als
een synoniem voor ondervorster. Nadat de functie van schutter in de
tweede helft van de zestiende eeuw met die van ondervorster was
gecombineerd werd die functie soms schutter, soms ondervorster genoemd,
en soms gebruikte men beide termen samen. Het gebruik van de term
ondervorster prevaleerde en het gebruik van de term schutter raakte in
onbruik, maar nog in 1754 werd Martinus Tielermans ‘schutter en
ondervorster’ genoemd.
Hoe komt het dat de functie van
gezworenen die in 1662 opnieuw ingesteld werd, soms óók met het schutter
aangeduid werd? Voor de duidelijkheid heeft men het niet gedaan, want
het leidt eerder tot verwarring. Hoe weet je als er een schutter genoemd
wordt, of men het over de ondervorster had, dan wel over een van de
gezworenen? Het kostte ons in elk geval enige moeite dat steeds te
achterhalen. We letten hiervoor op de akten van aanstellingen en andere
vermeldingen. Ter illustratie de akte van 9 november 1716. Voor
schepenen verschenen lieden om een verklaring af te leggen, waaronder:
Jan Eijmbers van den Groenendael, ondervorster, een Nicolaes Smits,
schutter. Jan was ondervorster en schutter en Nicolaes was schutter en
gezworene.
We kunnen het gebruik van ‘schutter’ als synoniem voor
‘gezworen’ begrijpen als we kijken naar de ontwikkeling van de
bevoegdheden en rechten van de gezworenen door de eeuwen heen. We letten
hierbij op verschillende aspecten. De belangrijkste bronnen zijn de
gemeintbrief van 1310, het privilege van1 379, de keuren en breuken van
1559 en 1785, en het schutreglement van 1804.
-
Het maken van regels
o
In 1379 mochten de gezworenen elk jaar keuren en breuken maken voor de
gemeint
o
In 1559 maakten de gezworenen de keuren en breuken met advies van de
schepenen. Een deel van de regels betrof algemene dorpszaken.
o
In 1785 werden de keuren en breuken gemaakt door de officier en
schepenen. Een deel van de regels betrof algemene dorpszaken.
o
In 1804 werd het schutreglement
gemaakt door het gemeentebestuur en goedgekeurd door het departementaal
bestuur. Bevat alleen regels voor de gemeint.
-
Het aanstellen van de schutter
o
1379: De gezworenen kiezen de schutter. Die door de schout geëed wordt.
Als de schout dat weigert mogen de gezworenen eden.
o
In de tweede helft van de
zestiende eeuw werd de functie van schutter samengevoegd met die van
ondervorster. De gezworenen komen bij het kiezen en beëden van de
gecombineerde functie niet meer van pas
-
Het schutten
o
In 1310 mochten de parochianen beesten schutten. Een schutter wordt niet
genoemd, maar was er mogelijk al wel.
o
1379: Er waren schutters, en het is zeker dat zij beesten mochten
schutten.
o
1559:
Zowel de schutter als gezworenen, mochten en moesten
‘vreemde beesten’ schutten. De vorster mocht alleen schutten als hij
daartoe verzocht wordt door de gezworenen of twee inwoners. Iedereen
mocht beesten schutten als die op eigen grond komen.
o
1785: Het schutten van beesten mag gebeuren door de
gezworenen of anderen daar toe aan te stellen of
beëdigd zijnde. De vorster
en dienaren mogen schutten als hen dat gevraagd wordt door twee inwoners
o
1804:
Het schutten mag worden door de vorster, ondervorster, gezwoorens,
schutters en dienaars der justitie, als mede door alle andere publieke
onder eed staande persoonen. Ieder mag beesten van anderen schutten die
men op eigen grond aantreft in presentie van twee geloofwaardige
persoonen, mits dat direct gemeld wordt aan de schout-civiel.
-
Het verlenen of ontnemen van rechten op de gemeint
o
1310: Lieden die
niet bijdragenaan de cijns voor de gemeint mogen van de gemeint geweerd
worden
o
1379: De gezworenen mogen die van ongeweerde hofsreden weren, tenzij het
bedrag betaald wordt dat door de gezworenen, schepenen en nageburen
vastgesteld wordt
o
1559:
De gezworenen mogen met de schepenen en nageburen het
weerschap verlenen
o
In de zestiende eeuw
treedt de corporele vergadering op om iemand rechten op de gemeint te
verlenen. Soms de gezworenen met de geburen.
o
1785:
Het zijn de regenten die iemand het
recht mogen geven om bijen van anderen te houden.
o
1804: Het gemeentebestuur blijft
bevoegd om inwoners van naburige plaatsen het recht te geven om tegen
betaling de Veghelse gemeint te gebruiken.
-
De boeten
o
1310: Half voor de kerk en half voor de hertog (vermoedelijk vóór 1310
geheel voor de kerk, gemeint was van de parochianen)
o
1379: 1/3 voor de hertog, 1/3 voor de kerk en 1/3 voor de gezworenen ten
behoeve van de geburen
o
1559: ½ voor de hertog
of de schutter en ½ voor de aanbrenger
o
1662: de boeten zijn
voor de gezworenen
o
1804:
Boeten van drie gulden en minder: 2/3 voor de schout-civiel en 1/3 voor
de aanbrenger. Hogere boeten: 1/3 voor de schout-civiel, 1/3 voor de
aanbrenger en 1/3 voor de armen
-
Het turven
o
1559:
De schepenen en gezworenen mogen een dag eerder turven,
zodat ze op de turfdag de handen vrij hebben om elkaar te helpen om ‘die
gemeijnte te vrijen’, dat wil zeggen om overtredingen tegen te gaan
o
1785: De schepenen organiseren als vanouds jaarlijks een of meerdere
turfdagen, en men mag alleen op die dagen turven.
o
1804: het gemeentebestuur bepaalt
waar geturft mag worden. In 1807 worden de gezworen betaald voor het
aanwijzen en afpalen van de verkochte turf.
-
Verkoop van nieuwe erven
o
1379: De gezworenen, met de schepenen en nageburen mogen nieuwe erven
verkopen
o
In de zestiende eeuw worden nieuwe erven meeestal verkocht door
gecommiteerden van de inwoners. De gezworenen komen er slechts zelden
aan te pas. Vanaf 1575-1579 verkopen de gezworenen wel weer steeds de
nieuwe erven, ze gaan dan ook borgemeester heten.
o
1785: nieuwe erven worden verkocht met toestemming van de corporele
vergadering
o
1804: Nieuwe erven worden verkocht
door
Gemeentebestuur met toestemming van geërfden
Conclusies:
-
Tussen 1379 en circa 1579 verminderden of verdwenen de volgende
bevoegdheden van de gezworenen:
o
De bevoegdheid om een schutter aan te stellen
o
De bevoegdheid om iemand rechten op de gemeint te geven of te ontnemen
o
Hun rol bij het verkopen van nieuwe erven
-
Als in 1662 de functie van gezworenen opnieuw ingesteld wordt, is ook
hun belangrikste regelgevende bevoegdheid verdwenen:
o
Het recht om keuren en breuken te
maken
Van oorspronkelijke taken van de
gezworenen bleef na 1662 niet meer over dan het schutten, iets wat
vroeger ook door de schutter gedaan werd. Dat blijkt ook uit de eed die
de gezworenen in 1668, 1680 en 1694 aflegden: ze beloofden toe te zien
op het naleven van de regels voor het gebruik van de gemeint. Het maken
van die regels of andere taken worden dan niet meer genoemd.
Met andere woorden, de gezworenen
vanaf 1662 waren wat hun werk betreft schutters geworden. Ze maakten
geen regels meer, maar zagen alleen nog maar toe op het naleven ervan.
Dit leidde er toe dat ze ook als schutter aangeduid werden.
Aantal
Het aantal gezworenen nam in de
loop der jaren geleidelijk toe.
-
Van 1662 tot en met 1744 waren er steeds twee gezworenen in dienst.
-
Vanaf 15 juli 1745 werden dat er drie. Een van de gezworenen Jan Cuel
(of van Cuijl) was in de periode 1745-1751 zowel gezworene als
bedeljager. Hij werd in 1752 zowel als gezworene als bedeljager
opgevolgd door Hendrik Willem Goorts van den Broek. Van den Broek werd
nog in datzelfde jaar als bedeljager vervangen door de gereformeerde
Johannes Kruijbuller, maar hij bleef daarna nog wel tot 1755 of 1756 in
dienst als gezworene.
-
Op 24 mei 1764 nam het aantal gezworenen toe van drie naar vier. Lambert
Jansen van der Heijden was op 25-4-1763 opgevolgd door Joostinus Daniels
van der Aa. Een jaar later, op 24 mei 1764 werd Lambert Jansen van der
Heijden opnieuw aangesteld, zonder dat een van de andere drie gezworenen
aftrad. Het resolutieboek vermeldt: ‘synde dit den vierde gesworen’.
-
Tot en met 1803 waren er vier gezworenen (alleen in 1796 vijf). In de
periode 1804-1810 waren het er weer drie, omdat
Jan George Zeits in
1803 aftrad en niet vervangen werd.
Namen van de gezworenen (1662-1810)
Vanaf 1666 zijn namen van
gezworenen bekend. Het resolutieboek vermeld bij de meeste jaren in
januari of februari welke gezworenen voor het komende jaar aangesteld
werden. Voor een aantal jaren ontbreken dergelijke vermeldingen. Van die
ontbrekende jaren blijkt in de meeste aantal gevallen dat de gezworenen
van het vorige jaar gecontinueerd werden. We nemen aan dat dit voor alle
jaren waarin de vermeldingen ontbreken het geval is geweest.
Voor de periode 1773-1795 hebben
we geen namen van gezworenen op kunnen sporen. De vermeldingen van
beëdigingen houden met het
resolutieboek dat in 1773 begint op. De dorpsrekeningen vermelden pas
namen vanaf 1796, dat is nadat het jaarlijkse tractament ingevoerd was.
Alleen weten we dat Jan van Duijnhoven in deze periode gezworen geweest
zal zijn, omdat hij zowel in 1772 als 1796 als zodanig vermeld wordt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||