De klepperman (1664-1810)
Martien van Asseldonk
6 mei 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De klepperman, of nachtroeper, was iemand die ‘s nachts in de straat van
Veghel waakte. Hij liep rond met een klepper, waarmee hij geluid maakte
door de klepper op en neer ter bewegen, waardoor een hamertje links en
rechts omsloeg tegen een plankje aan.
Hieronder een afbeelding van een klepper en een klepperman.
Aanvankelijk werd de klepperman van Veghel niet door het dorp betaald,
maar door de inwoners van de Straat. Daardoor staat er weinig over
opgeschreven in de gemeentelijke administratie en het is daarom
onduidelijk sinds wanneer hij in dienst was. Het eerste bericht over een
klepper in Veghel staat een ordinnatie van 22 oktober 1664 tegen de
verspreiding van de pest:
De schout en schepenen ordonneerden die dag:
-
dat niemant en sal hem vervorderen te begraven eenige dode lichaeme
diewelcke van den pestinentiele sieckte sijn gestorven, voor ofte naer
als ten tijde ende ure gestatueert bij den gerichte voorschreven, te
weten smiddaech nae noen ten drij uren als wanneer de nagebeuren daer
den doode is gestorven sullen hen vervoegen bij den coster en met het
clapken te clappen doen te waerschouwen de geene die daer ontrent dat
hij haer retineren.
-
Oock wort geordonneert dat sij sullen de grafen diep genoch maecken ende
aert genoch opschieten op peene van drij gulden. Mede dat alle timmer
lieden sullen de kiste hebben wel rontsom de voegen te pecken, op pene
van drij gulden te verbeuren bij de timmerlieden soo dicwils sij ‘tselve
nalaten
Als er in Veghel in 1664 een ‘clapken’ of klepper was, dan zal er ook al
wel een klepperman geweest zijn. Zekerheid daarover krijgen we pas in
1686.
Willem Hendrick Thijssen, oud 21 jaren, verklaarde op 25 januari 1687
dat hij op 6 oktober 1686, ‘hij was toen ‘bediender vant nagtroepers
ampt’, ‘groot geschreeuw ende geroep’ heerde bij het huis van Laureijns
Jan Gijsen in de Kruijsstraet. Hij liep er naar toe, maar toen hij
onderweg was, hield het geschreeuw op. Hij hoorde later dat de pachters
van de belastingen geslagen waren. Even later kwam
Wouter Hendrick Kluytmans, geseijt Kool, ‘tegenwoordig gevangene in
Sgravenhage’aanlopen met een ‘ligt van een voermans kaar op den hals
ofte schouwer’, die tegen heim zei:
“Daer heb ick eenen duijvel van
een ligt gekregen, wat is die wel waert?” Hij liep er mee naar zijn
huis. Eerder, rond tien uur, was zijn stiefmoeder, Leijsken Jan de Smit,
voor haar deur gekomen. Hij was toen ‘doende sijnen toer vant kleppen
ende nagtroepen, de klock tien uuren’, en ze had hem gevraagd:
“Willem, roept onsen Gijsbert,
die is te bed, te nagt tog te drie uuren op, want hij soude dan geren
naer Den Bosch vaeren.” Hij antwoordde:
“Dat sal ick doen, en daer sorg
voor dragen.”
Taken
De klepperman ging eind zeventiende eeuw alleen in de winter rond. Er is
een lijst bewaard gebleven van de inwoners van Veghel die bijdroegen
voor het betalen van de ‘clapperman’ Jan Eijmbers van den Groenendael.
Er staat bij dat Jan daarvoor rondging van 14 december 1699 tot 31 maart
1700. In 1720-1721 en 1721-1772 werd hij ook door het dorp betaald ‘voor
desen voorledene winters vier maanden nagtroepens’.
Volgens de dorpsrekening van
1736-1737 en 1737-1738 had Jan Eijmbers in die jaren acht maanden ‘als
nagtroeper of als clepperman gedient’.
Op 25 juni 1739 werd de functie openbaar aanbesteed. De taken van de
klepperman werd toen als volgt omschreven:
-
Den aannemer sal zijn selven moeten voorsien van goede clep, snaphaan en
zijtgeweer
-
Sal alle ure te beginnen ’s avonts ten tien uren en eijndigen ’s morgens
ten 4 uren en alle ure zijn ampt moeten bedienen, eerst drijmaal cleppen
en dan roepen de uur ende tijt
-
Den aennemer sal van uur tot uur zijn route nemen uyt het booterhuys
alhier, regt door de Straat tot aan de Cruijsstraat, van daar de
Molestraat in, den Agterdijk door, neffens ’t huijs van de roomsen
priester voor bij den vorster, dan voorbij de wooning van Antonij
Geelkercken, soo over de brug tot aant woonhuijs van Joannis Roeffs, dan
weder terug, en sig int booterhuijs, soo lang weder ophouden totdat de
uur vervult is, en die wijse continueren van uur tot uur, sonder sig
inmiddels in een ander huys te mogen begeven
-
Den aannemer sal nauw sorg en opsigt nemen op alle huysinge ende
wooninge voornamentlijk tegens dieven, roovers en vagabonden en iets
gewaar wordende aanstonts aan den president, waarnemende het officie en
altans in de Straat woonagtig, off mits absebtie aen een schepen ook in
off aan de straat woonagtig, in op het geval ordre te stellen.
-
Sullende de aannemer hem moeten gedragen na de beveelen die hem alsdan
door president off schepenen sal worden gegeven, ende voorts alle
disordres door andere persoonen op Straat ofte aen de ingesetenen hare
huysen geschiedende te weeren ist doenlijk, anders als voor kennisse
gezien, en ook voor als in tijt van brant ’t zij ontrent de Straat off
in eenig gehugt vant dorp gewaar wordende, illico kennis te geven als
voor en aanstonts de coster op wecken en op de brant clock alarm te
slaan
-
Sal mede verpligt sijn te assisteeren int vervolgen en apprehedeeren van
dieven, roovers en andere quaeetdoenders, ’t zij des snagts oft op
andere tyde in voorvallen als ’t hem gelast ende geordonneert sal
werden, ende voorts te doen als een braaff clapwaker moet en behoort te
doen zonder sig aan eenig versuijm off aan dese conditie te vertragen
off schuldig te maken, anders de facto met verbeurte van een maant gagie
te werde gecasseeert.
In 1744 werd in Veghel een reglement ter voorkoming van brand
afgekondigd. Het eerste artikel bepaalt:
Dat voortaen zo wanneer dat er brand zal zijn, en wel des nagts, de
clapwagter die er thans is, en die mogt aangesteld worden, zal gehouden
zijn op den eedt (alvorens hem af te nemen) aenstonts en zoodra hij ’t
ziet, ’t zij in de straet, ’t zij vermoedelijk onder dit dorp en in een
van der zelver gehugten te wezen, zulx bij de naeste regenten,
brandmeesteren en nabueren bekent te maken, ten einde men straks in
staat zig stellen om der brant spoedig te bluschen.
En het brandregelement van 1751 schrijft in artikel 17:
By aldien den brandt snagts ergens quam te ontstaen (daer op den
clapwaeker in sonderheit ook agt sal geven) sal een ieder der naeste
nabueren daer heen loopende een brandende lantaern in de handt moeten
nemen en een emmer met waeter, en de lantaerens die men daer missen kan,
sullen aen de posten der beijstaende huijsen werden gehangen op dat men
sien konne.
De instructie van 28 juni 1767 voor de ‘clapwaker’ was:
-
Den selven sal profiteeren van de huijsinge en cameraden des maandts soo
als van outs gebruykelk, sonder direct of indirect meer te mogen
afcorderen off vraegen.
-
Item sal den selven sig moeten voorsien van een goede klep, snaphaan en
zeydtgeweer.
-
Sal alle uure te beginnen des avonts ten tien uuren en eyndige smorgens
ten vier uure moeten roepen, eerst drie mael cleppen, en noeme wat uur
geslaegen heeft,
-
Zyn route nemende uyt of van het booterhuys alhier, regt door de Straet
tot aen de Cruijsstraet, van daer door de Molestraet, den Agterdyk om,
nevens het huys van den pastoor, dan na de brug, boorbygaende eerst de
huysinge van Peeter van de Velde, en dan weder terug
-
En sig dan soo lang in de Straet tot dat de uur vervult is moete
ophouden
-
En op die weyse van uur tot uur continuere sonder sig inmiddels na huys
te mogen begeven
-
Sal nauw sorge en opsigt moeten nemen op all huijsinge en wooninge voor
brandt, dieven, rovers, vagabonden, straetschenderyen, baldadigheden en
iets gewaer werdende aenstonts aen de president off een schepen in de
Straet wonende kennis geven om ordre te stellen, als wanneer na de
ordres hem gegeven wordende
-
sullende ook in cas van brandt den schoolmeester moeten opwekken om op
de brandtklok alarm te slaen.
-
Sal ook verpligt syn te assisteeren int vervolgen en apprehendeeren van
dieven, rovers en andere quaetdoenders ’t sij des snagts off op andere
tyden en voorvallen als ’t hem gelast en geordinneert sal worden
-
En voorts te doen als een braeff clapwaker moet en behoort te doen
sonder sig aen eenig versuym schuldig te maken ander de facto met
verbuerte van een maendt gagie te worden gecasseert
Beloning en namen van kleppermannen
De volgende personen zijn klepperman, ofwel nachtroeper, geweest in
Veghel:
Jan Eijmbers van den Groenendael
Jan Eijmbers kreeg voor zijn rondgang van van 14 december 1699 tot 31
maart 1700 de volgende bedragen van de inwoners van de Straat. In de
laatste kolom is het adres toegevoegd volgens de reconstructie van
Veghel.
Op onderstaande kaart die
Hendrik Verhees in 1791 tekende zijn bovenstaande adressen met een rode
stip gemarkeerd.
Vanaf 1720-1721 kreeg de klepperman ook een tractament van het dorp. De
dorpsrekeningen vermelden de volgende namen en bedragen:
-
1720-1721:
aen (Jeronimus) de Cort ende Jan Eijmberts voor 4 maanden nagtroepens 6
gulden
-
1721-1722:
betalen aen Jan Eijmberts voor desen voorledene winters vier maanden
nagtroepens 15 gulden
-
1723-1724:
aen Jeronimus de Cort als gewesene nagtroeper, extraordinair belooft
boven tgeene hem de huijse aen de Straat gaven 2 gulden
-
1726-1727: Jan Eijmberts als nagtroeper van een heel jaer 22-12-8,
waarvan de inwoonders van de straat de wederhelft uyt haare beurs hebben
gegeven
-
1727-1728: Jan Eijmberts comt van restante als gewesene nagtroeper 6
gulden en 8 penningen. Bijschrift: geroijeert, voorlede jaar ten volle
geleden
-
1729-1730:
aen Jan Eijmberts als nagtroeper eenig maanden in den winter gegaan
betaelt 9 gulden en 18 stuivers
-
1730-1731: zijnde dien jare geen nagtroeper geweest
-
1731-1732: aen Jan Geerits van Eyndthoven eenige tyt als nagtroeper
gedient hebbende betaelt 9 gulden en 19 stuivers
-
1732-1733: aen Jan Eijmberts wegens eenige maanden als nagtroeper
gedient 10 gulden
-
1733-1734:
aen Jan Eijmberts wegens eenige maanden als nagtroeper gedient 15 gulden
-
1734-1735: aen Jan Eijmberts wegens eenige maanden als nagtroeper
gedient hebbende betaelt by accoort 11 gulden
-
1735-1736: aen Jan Eijmberts betaalt wegens eenige maanden als
nagtroeper gedient hebbende 12 gulden en 5 stuivers
-
1735-1736: aen Jan Eijmberts betaalt wegens eenige maanden als
nagtroeper gedient hebbende 20 gulden en 5 stuivers
-
1737-1738: aen Jan Eijmberts betaalt voor acht maanden als nagtroeper of
als clepperman gedient te hebben 20 gulden en 16 stuivers
-
1738-1739:
Jan Eymbers betaalt voor eenige tijt als nagtroeper gedient te hebben 4
gulden en 8 stuivers
Wat opvalt in de periode 1720-1739 is dat:
-
In de meeste jaren Jan Eijmbers (van den Groenendael) klepperman was,
maar niet altijd.We treffen ook de namen van Jeronimus de Cort en Jan
Geerits van Eynthoven aan.
-
De betalingen en aantal maanden dat er ’s nachts gewaakt werd varieerde.
In een jaar werd er geen wacht gelopen. In andere jaren 4 maanden of 8
maanden.
Lambert Hendrik Joosten
Op 25 juni 1739 werd de zaak op vastere voet georganiseerd. De
functie van klepperman of nachtroeper werd openbaar aanbesteed. Jan
Eijmberts zette in op 15 gulden voor 6 maanden wacht lopen. Volgens
gebruik werd toen een lager bedrag vermeld, 12 gulden, en werd gevraagd
of iemand het voor dat lagere bedrag wilde aannemen. Niemand reageerde.
Hierna werd het bedrag geleidelijk verhoogd. Toen het bedrag opgeklommen
was naar 14 gulden riep Lambert Hendrik Joosten:
“Mijn!”. Hiermee werd
hij de nieuwe klepperman.
De dorsprekening vermeld dat vanaf 1739-1740 elk jaar aan Lambert
Hendrik Joosten een tractament van 29 gulden en 8 stuivers. Hier was het
deel dat hij van de inwoners van de straat kreeg bij inbegrepen. Lambert
wordt als zodanig voor de laatste keer vermeld in de dorpsrekening van
1746-1748. In de twee daarop volgende jaren wordt wel het traktement
voor de ‘nagtroeper’ vermeld, maar zonder de naam van die nachtroeper te
vermelden. Hij bleef vermoedelijk tot 1749 in dienst.
Adriaen Cornelis Olislagers
In 1749-1750 werd 25 gulden betaald aan Adriaen Cornelis Olislagers ‘als
nagtroeper’. Omdat niet het hele tractament uitbetaald is, trad hij
vermoedelijk in de loop van 1749 in dienst.
In 1751-1752 kreeg hij een paar laarzen. De borgemeesters van Veghel
betaalden in dat jaar 9 gulden en 10 stuivers aan ‘Dorus
Brouwers, schoenmaker, voor twee paar laarsen per ordre van regenten
genmaakt d’ eenen voor den bode welcke claagde by hoog water onderweg de
stadt s’ Bosch noogig te hebben, en d’ ander paar voor den nagtroeper
voor kou en sleijk des winters nagte te gebruijken’. Hierna kreeg hij
nieuwe laarzen in 1756-1757, 1758-1759, 1760-1761, 1764-1765 en
1767-1768.
Het traktement van
29 gulden en 8 stuivers
werd tot en met 1767-1768 elk jaar aan Adriaen Cornelis Olislagers
betaald.
Op 25 juni 1767 schreef stadhouder Jacob Kien van 25-6-1767 aan de
regenten van Veghel: ‘hebbende deese moregen Uw Edele brief ontfangen,
waer uijt hebbe verstaan dat de oude klepperman er niet tegen is dat syn
plaats aen een ander gegeven wort.’ Kien gaf zijn goedkeuring aan de
aanstelling van een nieuwe klepperman.
Gijsbert Matthijs Smits
Op 28 juni 1767 werd Gijsbert Matthijs Smits als ‘clapwaker’ aangesteld
in plaats van Adriaan Cornelis Olijslagers, voor een tractament van
29-8-0 per jaar. Op 10 mei 1770, 16 mei 1771 en 18 juni 1772 werd zijn
aanstelling telkens met een jaar verlengd.
Peter Moonen was herbergier in de Roscam (Kesie, perceel nr 2 in de
reconstructie van Veghel). Hij raakte zelf aan de drank, en op 6
november 1769 legden een aantal inwoners van Veghel, waaronder
Gijsbert Matijs Smits, ‘klepwaaker’, de volgende verklaring af. ‘Dat
opgemelte Peeter Moone sig dagelykx in sterke en andere dranken soo seer
is te buijten gaande, dat langs de straat is lopende, niet als een
mensch bij sijn sinnen sijnde, maar als een uytsinnige, sulks men voor
ongelucken bedugt is, dat des snagts langs de straat gaat en de lieden
uyt den bedde klopt en wanneer open doen deselve uytlagt, en selfs hij
eerste comparant hem Peeter Moone sonder broek aan in syn hembt, langs
de straat gaande heeft gesien.’
Gijsbert Smits beurde zijn tractament van 29 stuivers en 8 penningen
‘als nagtroeper’ tot en met 1776-1777. Hij kreeg nieuwe laarzen in
1770-1771, 1772-1773 en 1775-1776, In 1776-1777 werd ‘betaelt
aen Jacobus Somers, timmerman, voor een clep voor den nagtroeper’.
Antony van de Velde
Antony van de Velde kreeg in 1777-1778 en 1778-1779 het tractament ‘als
nagtroeper’ en in 1777-1778 ook een paar nieuwe laarzen.
Luycas van Lieshout
Het trachtament voor de nachtroeper werd hierna drie jaar lang aan
Luycas van Lieshout betaald, en wel van 1779-1780 tot en met 1781-1782.
In 1779-1780 kreeg hij een paar laarzen.
Antony van de Velde
Hierne keerde Antony van de Velde weeer terug in die functie, die hij
dit keer elf jaar lang vervullen. Het tractament van 29 gulden en 8
stuivers werd van 1782-1783 tot en met 1793-1794 aan hem betaald.
Hij kreeg nieuwe laarzen in 1782-1783 en 1785-1786. In andere jaren
kreeg hij kleren in plaats van laarzen (een overrok of winterrok of een
rok en broek in 1783-1784, 1787-1788, 1788-1789, 1791-1792 en in
1792-1793.
Antony van de Velde bleef tot 1793 of 1794 in dienst. De uitgave voor
het tractament voor de ‘nagtroeper’ bedroeg van Lichtmis (2 februari)
1794 tot 31 december 1794 26 gulden en 19 stuivers. Dat is iets mander
dan in andere jaren, omdat men in de dorpsrekening 1794 overschakelde op
het jaar dat liep van 1 januari tot en met 31 december. De dorpsrekening
vermeldt niet aan wie dit tractement in 1794 betaald werd.
Willem Constant
Willem Constant was nachtroeper vanaf 1794 of 1795. Het tractament van
29 gulden en 8 stuivers werd tot en met 1809 aan hem betaald. Vanaf 1803
kreeg hij 30 gulden. Dit bedrag werd in 1809 voor het laatst aan hem
betaald. In 1809 kreeg hij ook een ‘nachtrok’.
Hendricus Gysbert Smits
In 1810 werd de 30 gulden ‘tractament als klepperman’ betaald aan
Hendricus Gijsbert Smits.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||