‘Chirurgijns’ en ‘medicine doctors’ in Veghel (1537-1810)

Martien van Asseldonk

9 mei 2014

(Onder embargo. Dit is een voorstudie voor een boek over Veghel. Verboden te gebruiken zonder toestemming van de autheur.)

 

Zieken werden eertijds veelal behandeld door zelfstandig werkende chirurgijns of door ‘dokters in de medicijnen’. De laatste hadden een medicijnenstudie aan een universiteit gevolgd. Chirurgijns deden in de vijftiende en zestiende eeuw ervaring op als leerling van een volleerde barbier-chirurgijn. Chirurgijn waren vaak ook kapper (haarsnijder, baardscheerder). De eerste chirurgijn in dienst van de stad of dorp treffen we aan in 's-Hertogenbosch. In een ordonnantie uit 1477 is sprake van een dokter en chirurgijn met een salaris van stadswege. Santvoort vermeldt in zijn Manuaal drie plaatsen op het platteland van de Meierij van 's-Hertogenbosch waar in de periode 1736-1741 een chirurgijn betaald werd uit de dorpskas: Boxtel, Sint-Oedenrode en Tilburg. In de tweede helft van de achttiende eeuw wordt in meer plaatsen een dorpschirurgijn vermeld. Naast de chirurgijns en dokters in de medicijnen waren ook kwakzalvers actief. In Veghel was vanaf 1742 een chirurgijn in dienst van het dorp en sinds 1782 ook een ‘medicine doctor’. Ze kregen een jaarlijks tractament van het dorp, naast wat ze van hun patienten kregen.

 

Een voorbeeld van een betaling door een klant: Op 18 oktober 1732 verklaarden Claas Donkers en Lambers Claasse Raijmakers op verzoek van Theodorus de Vos, meester chirurgijn te Veghel, dat zij op 8 september in het huis van Theodorus Vos waren geweest. Daar waren ook Herman van Drunen, ‘molder tot Nistelroij’, en zijn knecht Norbertus Hoefnagel, die daar ‘swaar gequets’ op bed lag. Ze hadden Herman van Drunen toen tegen Theodorus Vos horen zeggen: “Doet u best met mijn knegt, ik sal u wel betalen. Ik ben den man die ’t u betalen sal,” ‘en met eene de hand op zyn borst slaande.’

 

Wat betreft de verpleging van armen werd de chirurgijn door de armenkas betaald. De instructie voor de armmeesters van 1690 schrijft hier over:

‘Geen chirurgijns en sullen van meester loon over gedaene cuure en geneesinge ofte van geleverde medicamenten betaelinge mogen pretenderen als die zij hebben gedaan en geleverd ende met voorgaande kennisse van de regenten en armmeesters, die de patienten dan daar op de minste penningen zullen aanbestellen.’

 

 

Namen van chirurgijns en medicine doctors in Veghel

 

We vonden de volgende namen van chirurgijns en medicine doctors in Veghel.

 

De chirurgijns

 

Vermeld in protocollen en resolutie-boeken:

 

Vermeld in armen-rekeningen:

Tractament uit de dorpskas:

Namen:

1535-1549

 

-

Peter, zoon van wijlen Hanric Horcx

 

1537

 

 

-

Jan Peterssoen

 

1542

 

-

Gerit, zoon van wijlen heer Danels die Lew

 

1555-1558

 

-

Jan Winnen, zoon van wijlen Jan

 

1636-1648

 

 

-

Jan Jansen van Meurs

 

 

1650/2

-

Anthonij van Meurs

 

1649-1660

1653/5

-

Willem Daverveld

 

1661-1674

1662/3-1667/8

-

Huijbert van Maren

 

 

1668/71

-

Francis

 

1667-1709

 

1673/7-1679/81

-

Michiel de Gunster

 

1682

1681/3

-

Jan Sterckman

 

 

1683/5-1699/1701

-

Philips Gerling

 

1686-1718

 

1685/7-1719/21

-

Anthony Spierincx

 

1696-1706

 

1685/7-1699/1701

-

Gerard Vermeulen

1704-1725

 

1701/3-1733/6

-

Jacob Moons

 

 

1719/21

-

 

Van de Sande

1721-1737

1723/5-1736/9

-

Theodorus Vos

 

1738

 

1736/9-1739/42

-

Leonardus Moons

 

1742-1774

1742/5-1778/81

1742-1755

1760-1774

Pieter Schippers

 

1754-1760

1754/7-1757/60

1755-1760

Pieter Lega

 

 

1772/5

 

-

J. Rietman

1779

 

-

Gerardt Schippers

 

1785-1799

1778/81

-

Roedolph Schippers

 

1785-1810

 

1784/7-1796/9

1788-1810

Hendricus Schippers

 

 

10-6-1805

-

 

Bodestaf, chirurgijn

 

1805/8

-

 

N. J. Posterterk, chirurgijn

 

 

 

Uit de datums blijkt dat er soms één, maar in andere perioden ook wel eens twee of drie chirurgijns tegelijk in Veghel werkten.

 

 

De medicine doctors

 

Vermeld in protocollen en resolutie-boeken:

 

Vermeld in armen-rekeningen:

Tractament uit de dorpskas:

Namen:

 

1707/9-1719/21

 

-

 

Petrus van Gestel

 

1760-1761

1757/60-1760/3

1760-1761

Adriaen de Laure

 

 

1769/72

 

-

 

Theodorus Henricx

 

1775/8

 

-

 

Fredrik E. J. Snauber

 

1775/8

 

-

 

J. Van Praat

1779 en 1781

 

1781/2

1781

Jacob Kopp

 

1782-1784

 

1782/3-1783/4

1782-1784

 

Georgius van der Burght

 

 

1784/7

 

-

 

G. Beelen

 

1785-1788

 

1784/7-1787/90

1785-1788

 

Nicolaas Ligois

1788-1791

 

1787/90

 

1788-1791

 

Lonis Johan van der Lisse

 

1792-1810

 

1793/6-1805/8

1792-1810

 

Willem Francis Coolen

 

 

1799/1802

-

 

A. Van den Dries

 

1809-1810

 

 

1810

 

Cornelis van der Wielen

 

 

 

 

De chirurgijns

 

De oudst gevonden naam van een chirurgijn in Veghel dateert uit 1537. Hij zal wel niet de eerste geweest zijn. Zorg voor de gezondheid en mensen die speciale kennis op dit gebied hebben zijn ‘van alle tijden’.

 

 

Peter soene wylen Hanric Horcx

 

Op 8 februari 1535 pachtte ‘Peter soen wylneer Horcxsoen, cirurgyn’, voor 20 jaar van de kek van Veghel een stuk land genoemd ‘den Scoelkerckhoff metten houtwasse ende willige rontom staende, gelegen in Veghel ‘by den kerckhoff der kercken’. Peter mocht op deze grond een woonhuis bouwen. De acte is doorgestreept. Dat kan betekenen dat de pacht niet door ging, of vroegtijdig beëindigd is.

 

Op 25 mei 1537 beloofde Hanrick soen wylen Gerit Houbrakens heeft beloofd 71 Carolus gulden te betalen aan ‘meester Peteren soene wylen Hanrick Horx, cirurgyn’, en Geritden Meeussoen als voogden van de kinderen van Jans soen Willems vander Moest.

 

Op 3 november 1537 gingen de schepenen en vorster van Veghel met een priester en ‘meester Peter soene wylen Hanric Horcx, cirurgyn’, naar het huis van de stervende Lambert Lucas Donckersse omdat die een verklaring af wilde leggen om zijn ziel te redden.

 

Op 5 september 1539 machtigde Thonis zoon van wijlen Hanrick Danelssoen meester Peteren soene wylen Hanricx Hoircx ‘cirurgyn’ gemachtigd om namens hem op te treden voor zijn aanspraken op ‘enen huyse, hostat ende hoff’, dat hij gekocht had van Loeyen soene wylen Jans soene wylen Jan Geritssoen, en dat vernaarderd werd door Elysabeth dochter wylen Jan Geritssoen

 

Op 25-6-1543 heeft heer Jan soen wylen Dirck Hanricxs, priester,verkocht  aan meesteren Peter soene wylen Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’, ‘een huys, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel in die Boegaert straet

 

Heylwich dochter wylen Ariaen Blaffarts we(duw)e wylen Hanrick Dirck Thyss, met haar tegenwoordige man meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx, ‘cirurgyn’, heeft op 25 januari 1544 een erfcijns van 5 Bossche ponden payment opgedragen en overgegeven aan haar dochter Gertrude, dochter van haar eerste man. Hanrick soene wylen Dirck Thyss had beloofd deze erfcijns te betalen uit ‘enen huyze, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel aent Havelt

 

Meester Peter, ‘cyrurgyn’, soene wylen Hanrick Horcx heeft op 1 april 1544 opgedragen en overgegeven aan zijn dochters Katherynen, Geertruden en Anna, en Ariaen soene wylen Ariaen Danelss man van Elysabeth, en Wautgeren soene wylen Delis Wautgerssoen man van Henrice, beiden dochteren meester Peters voirs(yet) en van meester Peteren vrouw wijlen Heylwigen dochter wylen Vriens vander Moest, en zijn dochters Hanricxken en Barberen en zijn zoon Willemen de ½ van ‘enen aabempt’, waarvan de andere ½ van Beerten de wedu)e Jan Martenss is, hooiende met twee andere beemden, die van Hanrick Geritss, Jan Denen, en Beerten weduwe wylen Jan Martenss zijn, gelegen in Veghel in die Donckers bempden

 

Jacop soene wylen Meeus Jacopss heeft op 1 februari 1546 beloofd 36 Carolus gulden te betalen aan meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’, ten behoeve van zijn zonen Hanricken en Willemen en zijn 2 dochters Anne en Barbare.

 

De schepenen van Veghel verklaren dat op 17 februari 1546 voor hen verschenen zijn Thys Gerit Thyssoen, Willem soene wylen Willem Jans Vriesen, Jan Ariaen Blaffartss die auwe en meeste)r Peter Henrick Horcxs, ‘cyrurgyn’, gedaagd door Aernden Hanrick Aernts, ‘onse medescepen’, namens de vorster en op verzoek van Jannen soene wylen Ariaen Blaffarts des jongen.

 

Hanrick soene wylen Jan Loeniss man van Jutte, en Dirck soene Willem Luybartss man van Ka(thery)ne, beyde dochteren Hanrick Danelt Deliss, mede optredend voor de nagelaten kinderen van Jannen soene wylen Hanrick Danelden en wijlen Heylwigen dochter wylen Jan Willemss van Woenssel, namelijk Anna, Willen, H(..), Jaspar en Lysken, hebben op 7 maart 1547 een erfcijns van 3 Carolus gulden opgedragen en overgegeven aan meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’. Aernt Dircks had beloofd deze erfcijns te betalen aan Thonissen soene wylen Hanrick Danelssoen uit ‘enen aabempt’, hooiende met ‘een stuck bemps’ dat van Jan Goessen Jan Lucas is, gelegen in Veghel ter plaatse genoemd Aakart.

 

Gerit soene wylen Claeus Gerit Graets heeft op 27 mei 1547 een erfcijns van 3 Bossche ponden payment opgedragen en overgegeven aan meester Peteren soene wylen Hanricx Horcx, ‘cyrurgyn’. Voornoemde meester Peter, man van Heylwigen dochter wylen Vriensen vander Moest, had deze erfcijns eerder verkocht aan meester Claeus Kuysten ten behoeve van Claeussen soene wylen Gerits van Middegael. De erfcijns wordt betaald uit ‘enen bempt’, groot ca. 3 ‘voeyer hoeymaets’, gelegen in Veghel, ter plaatse genoemd die Donckersbempden en uit ‘enen huyse, hostat ende hoff’ met toebehoren, groot ca. 1 ‘maldersschen lants’, gelegen als voor int Keseler

 

Hanrick soene wylen Jan Claeus Vriezen heeft op 6 juli 1549 beloofd 30 Carolus te betalen aan meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’.

 

 

Jan Peterssoen

 

Jenne, dochter van wijlen Jans vander Moest des jongen, weduwe van wijlen Jans Aert Vrancken, met meester Jannen Peterssoen, 'cirurgyn’, haar aanstaande man, heeft op 3 december 1537 voor 3 jaren ‘enen huyse, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel in die Vuytcampen aen die Heye’ verpacht aan Gerit zoon van wijleb Meeus Janss voor 17 Carolus gulden per jaar.

 

 

Gerit, zoon van wijlen heer Danels die Lew

 

Meester Gerit soene wylen heer Danels die Lew, ‘cyrurgyn’,  met anderen hebben op 14 februari 1542 verkocht aan diverse personen diverse stukken kland op het Havelt en Akart.

 

Ghysbert soene wylen Joris Ghysbertss heeft op 14 april 1548 opgedragen en overgegeven aan Aernden soene wylen Loenis vander Horst ‘een stucxken bemps’ groot ca. 1 ‘voeyermaet’, gelegen in Veghel int Akart en ‘een stuken bemps’ gelegen aldaar. Ghysbert, had deze 2 ‘bemptkens’ gekocht van meester Geritden soene wylen heer Danels die lew, ‘cyrurgyn’, mede optredend voor de zussen Jutten, Elysabeth en Joesten, dochteren wylen Ghysberts soene wylen Aernts van Lent en voor hun broer Thyssen zoon van dezelfde Ghysberden en Dircxken dochter wylen hee) Danels die Lew, en voor de minderjarige broers Herberden, Joesten en Jannen, soenen Jans soene wylen herbert Peterssoen (van Jannen en wijlen zijn vrouw Margrieten dochter wylen heer Danels die Lew), en van Jannen soene wylen heer Danels die Lew, mede optredend voor Jorissen Parys, man van Heylwigen dochter wylen heer Danel.

 

 

Meester Jan Winnen, zoon van wijlen Jan

 

Meester Jan Winnen, ‘cyrurgyn’ heeft op 17 juni 1555 opgedragen en overgegeven aan Loenissen soene Ariaen heer Loenis vander Horst ‘een huys, hostat ende hoff mitten halven erffenissen daer toebehoirende soe die affgepaelt liggen by henne paelsteden tusschen desen erffenissen ende den anderen erffenissen meester Jans voirs(creven) binnen der prochien van Vechel ter stede geheyten aen die Straet byder kercken

 

Meester Jan Winnen soon wylen Jans, ‘cyrurgyn’, heeft op 24 februari 1558 beloofd 20 gulden te betalen aan Jannen soon wylen Gerit Claeussoon van Middegael.

 

 

Jan Jansen van Meurs

 

-        In 1636-1637 werd door het dorp 5 gulden betaald aan Jan Jan van Muers ‘als dat hij heeft verdient met meesteren aen verscheyde gequesten’. Dat was tijdens de Tachtigjarige oorlog.

-        In 1638-1639 werd aan meester Jan van Meurs 3 gulden betaald voor ‘sijne dienste van sijne meesterschap gedaen aen verscheijde quetsuere’

-        In 1646-1647 aan meester Jan van Meurs, chirurgijn, 8 gulden voor ‘verdient meester loon aen verscheyden persoonen gedaen volgens ende blyckende by de specificatie daer van sijnde’

-        In 1647-1648 aan Jan Jansen van Meurs, chirurgyn, 8 gulden, voor ‘verdient meesterloon aen ruyter ende soldaten verdient volgens sijn specificatie’

 

 

Anthony van Meurs

 

Armenrekening:

-        1650-1652: Betaelt aen Anthonij van Meurs, 8 gulden, van meesterloon aen den schemelen Hans verdient, die welcke seer swaerlyck gequest was aen sijns, zoo wel negen dagen vuyt syn kennis synde, door ’t loopen van de peerde.

-        1650-1652: Aen Anthonij van Meurs betaelt dat hij Heylken Geryt Coenen eenen drinck ende twee poyerkens hadde gegeven in haer sieckte, tsamen 1 gulden

 

 

Willem Daverveldt

 

Armenrekening:

-        1653-1655: Aan meester Willem voor verscheijde drancken ende pillen aen de armen gedaen, 5-0-0

 

Onder de lidmaten van de gereformeerde kerk anno 1659 wordt vermeld: Willem Daverveldt, chirurgijn, onsen secretaris. Bijschrift: vertrokken in 1660.

 

 

Huijbert van Maren

 

Joncker Johan Prouning, “vendrich van capiteyn Causcroon in dienste van haer Hoog Mogenden de Staten Generael” heeft op verzoek van Daniel Rolofs van Kilsdonck op 23 augustus 1661 een verklaring afgelegd. Hij verklaart “in den maent aug(ust)i 1660, den precisen dach niet onthouden te hebben, als wanneer Jan Rolofs van Kilsdonck ende Maijken Daniels Rolofs waeren accorderende met meester Huijbert ten huijse Jan Rolofs voorscreven over ’t meesterloon verdient aen de quetsure van Daniels voors(creven) oft een dach oft twee daer nae, alsdoen gegaen te hebben ten huijse Dilis Rolofs van Liessel ende met den selven gedroncken ende hem onder andere woorden ende wederwoirden te hebben voorgehouden, oft men de saecke cost modereren, waer op Dilis voors(creven) was antwoordende: “Sij hebben dat soo bestelt ende sitten drincken oft sy meenen dat ick dat sal betaelen, neen bij Godt niet.” Waer op den deponent antwooirde dat men malcanderen sprack: “Daniel is soo onbillick niet dat men ’t maecte dat ider de hellicht droech.” Waer op Dilis voors(creven) antwoorde: “Daer ben ick mede te vreden.” Daer op den deponent antwoirde: “Wil ick dan daer men beste in doen.” Waer op Diels voorn(oemt) antwoorde: “Doet dat.”

 

Civiele dingrollen, op 12 september 1665 werd er voor de schepenbank van Veghel een proces gevoerd door meester Huijbert van Maren, chyrurgyn, als aanlegger, tegen Merijken Aerts als gedaagde. Huijbert ‘verclaert hoe dat den onmundige soone van des gedaegdes voorscreven is gebeeten geweest van een hondt alhier tot Vechgel ende dat den voorscreven aenleggere van de gedaegde daer toe versocht aen het selve te cureeren ende te genesen. Soo ist dat denaenleggere hetselve been ofte den hondtsbeedt heeft verbonden van den des gedaegde soone been, ende soo heeft dientvolgens den voorscreven gedaegde van den verbantte des aenlegger aen haeren soons been niet en willen betalen.’

 

Armenrekening:

-        1662-1663: Betaelt aen meester Huijbert, chirurghijn, van het heelen ende curen van eenen patient alhier, 12-0-0

-        1667-1668:Betaelt aen meester Huijbert, chirurghijn, van het heelen ende curen van eenen patient alhier, 12-0-0

 

Op 10-12-1667 voerde Huijbert van Maren, chyrurgyn, een proces tegen Jan Janssen Leesten en op 18-2-1668 tegen Ariaen Goossens, wiens zoons been hij genezen had, wat nog niet betaald was. Op 1-12-1673 voerde meester Huijbrecht van Maren een proces tegen Roeloff Dielissen vanwege niet betaald ‘meesterloon aen des gedaeghdens been gedaen’. Op 20-1-01674 het zoveelste proces tegen Symon Jan Symons die hij ‘in synne crancke gecureert’ had.

 

 

Francis

 

Armenrekening:

-        1668-1671: Aan meester Francis voor meesterloon, 7-10-0

 

 

Michiel Gunster

 

Meester Michgiel Gunster, inwoner van Veghel, oud ongever 51 jaren heeft op 5 oktober 1667 op verzoek van Peter Wielms, pastoor van Liberge, een verklaring afgelegd. Hij verklaart “dat Arien Henrick Jan Dierckx by hem deponent was comende ende den selven affvragende hoe veell den voorscreven meester Michgiel Gunster aen Pauwels Niclaessen van Gerwen hadde verdintt van wegen hett meester loon datt den voorscreven meester Michgiel Gunster aen den voorscreven Pauwels van Gerwen hadden verdintt, angesien den voorscreven meester Gunster voer verschyden quetsuren van den voorscreven Van Gerwen hadde gecureert ende genesen, waer over naer doot ende afflivicheytt van den voorscreven Pauwels van Gerwen is gecomen bij den voorscreven meester Gunster andermaell ende verschyden rijssen den voorscreven Arien Henrick Jan Dierckx ende heeft aen voornomden Gunster affgevracht ende geeyst verificatie vuytt syn manuaell boeck hoeveel datt hij meester Gunster aen voorscreven quetsure hadden versintt, belopende ter somma van seven ende twintich gulden tien stuyvers, de welcke specificatie den voorscreven Gunster aen voornomden Arien Henricx heeft overgelevertt, waer op den voorscreven Arien antwoorden ende seyden tegens den voorscreven Gunster: “Wij sullen alle de schultt briefkens bijeen trecken van wegen den voorscrevenPauwels van Gerwen, ende soo draij wij de reckeninge mett Andries Lamberts hebben gedaen, dan sullen wij u ock voldoen.” Den voorscreven Gunster comende ten huijssen van Dries Lamberts ende vragende aen de huijsvrouw van den voorscreven Dries: “Waer sall ick mijn betaling hallen van den cuere van den voorscreven Van Gerwen?” Waer op Crijstina, huijsvrouw Dries Lamberts antwoorden: “Daer schiett genoch over van wegens Pauwels van Gerwen om de schult te betalen ontrent acht dagen naer de doot van de voorscreven Pauwels van Gerwen.”

 

De oudst gevonden vermelding van Michiel de Gunster komt uit de dorpsrekening van 1674-1675: ‘betaelt aen Magiel de Gunster, suergijn in Vechel’ de somme van 34 gulden.

 

Tussen 1680 en 1709 vonden we vijf acten waarin hij optrad bij visitaties van gewonden en overledenen. De laatste acte dateert van 10 november 1709. In deze akte wordt hij genoemd: Mighiel de Gunster, chirurgijn van Veghel.

 

Armenrekeningen:

-        1673-1677: Aan meester Michiel voor meesterloon, 1-8-0

-        1679-1681: Aan Michielde Gunster voor meester loon, 1-5-0

 

Op 11-11-1679 had Michiel de Gunster, chirurgijn, Willem Jacobs de Timmerman voor de Veghelse schepenbank gedaagd:

 

Den aenbrenger verklaert als dat den gedaegde is te sijnen huijse gecomen op den 28 april 1677 ende versogt hem dat dog by synen soon Jan Willens soude komen, de welcke van een eyckenboon was gevallen en buijten beents op de kuijt een swaer accident hadde, de groote ontrent den palm van de hant, waer uijt het seu-water sas vloejende, waarop den gedaegde aen den aanbrenger versocht dat hij als chirurgijn daer nae soude sien, ’t welck hij aenbrenger gedaen heeft.

 

Daerop geappliceert ende van dag tot dag t’synen huijse gecompareert den tijt van seven weecken, en den patient naer dato van de seven weecken nog ettelyce dagen is gekomen ten huijse van den aenbrenger tot voldoeninge der kure agterblyvende, niet beter wetende of de kuure was volbragt. En over ettelycke dagen den parient voor bij den aenbrenger dijn deur komende, siende dat sijn been nog gebonden was, soo dat hij aenbrenger vraegde of sijn been nog niet genesen was, waerop den patient antwoorde “neen, het heeft toegeweest, maer het is wederom opgebroocken.” Waerop den aenbrenger zeijde waerom dat hij niet wederom en quam, want het hem te wil nog te danck was dat hij t’huijs bleef, van welcke huure den aenbrenger eyst de somme van tien guldens, en soo den gedaegde hem was beclaegende te veel sijnden. Soo stelt hij aenbrenger onder advis van twee onpartijdige chirurgijnen de welcke daer van kennisse hebben, ende dat op kosten van ongelijck onder appointement van me. eer. cum expensis.

 

 

Jan Sterckman

 

Op 3 april 1682 gingen een schepen, vorster en ondervorster naar de Sluijsbeemt aan de grens met Dinther. Daar hadden kinderen uit Dinther die eieren aan het zoeken waren, een babylijkje in het water zien liggen. Het was een meisje ‘het welck bijnae geheel is verrott.’ Het lijkje werd meegenomen en naar de kerk van Veghel gebracht. De acte schrijft verder ‘oock is het selve kint volgens advis van meester Jan Sterckman, chirurgijn, het hooft ingeduwt ofte gestooten ende de borst opt hart seer blauw is.’ Dit is de enige gevonden vermelding van Jan Sterckman als chirurgijn in Veghel.

 

Jan Sterckman was een zoon van de Veghelse schoolmeester Aelbert Sterckman. Hij was in 1652 uit Veghel naar Beverwijk vertrokken. In 1678 keerde hij in Veghel terug. Hij was enige tijd adjunct schoolmeester als vervanging van zijn vader, en volgde die op 28 april 1678 op. Op 21 december 1682 verongelukte Jan Sterckman.

 

Armenrekening:

-        1681-1683: Aan meester Jan Sterckman van meesterloon van Aert Jan Deenen, 3-3-0

 

 

Philip Gerling

 

Armenrekening:

-        1683-1685: Aan Philips Gerling, chirurgijn voor meesterloon van Jenneken Gijsberts en een arme soldaete vrou, 7-0-0

 

 

Anthony Spierincx

 

De oudst gevonden vermelding van ‘Anthoni Spirincx, chirurgijn te Veghel’ komt uit een akte van 25 mei 1686.

 

In een overzicht van 25 oktober 1688 van inwoners van Veghel die belasting op drank betaalden wordt hij genoemd: ‘meester Anthony Spierincx, chirurgijn en herbergier.’

 

De dorpsrekening van 1704-1705 vermeldt: ‘betaalt aan meesters van den Brouk en Spierinx, chirurgijns, voor verbanden van de soldaeten ten huijse van de president van der Hagen gequest’, 9 gulden en 12 stuivers. En in 1705-1706: aan ‘Antonij Spierincx chirurgijn van medicamenten aan soldaeten en vertering’ 6 gulden en 18 stuivers. Behalve in de rekening van 1705-1705 vonden we chirurgijn Van den Brouk nergens vermeld mogelijk woonde en werkte hij niet in Veghel, maar in een van de naburige plaatsen.

 

Behalve herbergier had Anthony Spierincx nog meer bijbaantjes. Op 16 oktober 1710 nam hij de collecte van de verponding in Veghel aan voor een beurloon van 3,45 %.

 

We vonden ‘meester Anthonij Spierincx, chirurgijn en inwoner van Veghel’ 18 keer vermeld in aktes van visitaties van gewonden en overledenen. Voor het laatst op 5 mei 1718.

 

In de periode 1709-1721 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen (alleen in de periode 1717-1721 was dat 11 gulden).

 

Armenrekening:

-        1685-1687: Aan Antonij Spierincx, chirurgijn, voor meesterloon en medicamenten aen eenige persoonen geëmploijeert, 24-0-0

-        1707-1709: Aan meester Anthonij Spierincx, chirurgijn, voor twee jaeren meesterloon bij accoordt, 18-18-0

-        1719-1721: Aen den chirurgijn Antonij Spierincx een jaar tractament voort bedienen der arme persoonen, 11-0-0

 

 

Gerard Vermeulen

 

Op 20 juni 1696 wordt ‘meester Gerridt Vermeulen, chirurgijn van Veghel’ genoemd. Hij wordt vier keer genoemd in akten van visitatie van gewonen en overledenen. Voor het laatst op 21 juni 1706.

 

Armenrekeningen:

-        1685-1687: Spesificatie voor meester Gerard Vermeulen, chirurgijn deser plaetse, tot lasten der armme taeffelen

o   Gecureert ende gemeestert de blinde oogen van Handersken de dogters dogter van Hendrik Huijberts, voor medicijnen en cureren 12-0-0

o   Gecureert ende gemeestert Mecke Porttiens van seeckere 2 quetseuren die sij aent hooft gevallen hadde ende sware accident waeren, comt voor medicijnen en cureeren, 6-0-0

-        1693-1695: Gerrit Vermeulen, chirurgijn, voor meester van de vrou van Aart Jan Jobbe en Jan Gijsberts, 5-11-0

-        1699-1701: Gerrit Vermeulen, chirurgijn, volgens twee specificatien, bij moderatie, 17-0-0

 

 

Jacobus Moons

 

Meester Jacobus Moons, ‘chirurgijn binnen deser plaatse’ wordt voor het eerst vermeld op 5 november 1704. Hij wordt zes keer vermeld in akten van visitaties van gewonden en overledenen. Voor de laatste keer gebeurt dat op 1 oktober 1725.

 

Het beeld van doctoren als redelijk welgestelde lieden rijmt niet met het beeld dat opdoemt uit een akte van 4 november 1722. Jacobus Moons, meester chirurgijn alhier, bezat het vruchtgebruik van ‘een placxken lant’, gelegen in ‘Vechel aen de oude pastorije’, ‘op welckers gront den selven Moons altans timmerende is een huijske voor hem, sijn vrou ende zyn voorkinder te bewoonen, dog alsoo geheel en all arm, magteloos is, desselffs timmeragien te connen voltrecken sonder onderstant off eenige penningen van zijne voorkinder opte ligten.’

 

Armenrekeningen:

-        1701-1703: Aan Jacobus Moons, chirurgijn voor het meesteren van arme persoonen voor 2 jaren volgens accoort 6-6-0

-        1709-1711: Aen meester Moens, chirurgijn, door ordre van officier en schepenen, 5 gulden verdient met te cureren der armen

-        1723-1725: meester Moons, chirurgijn, wegens twee jaren tractament, 24-0-0

-        1727-1729: Aan chirurgijn Moons voor ’t cureeren van arme persoonen jaarlycx voor tractament 12 gulden

-        1733-1736: Aan Jacobus Moons, chirgijn voort genesen van den beenbreuck van Hendrik Tony Lamberts, 10-0-0

 

In  de periode 1721-1733/6 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.

 

 

Van de Sande

 

Armenrekeningen:

-        1719-1721: Aen den chirurgijn Van de Sande voor cureeren van Peter Huybers, 7-10-0

 

 

Theodorus Vos

 

Voor schepenen van Veghel verschenen op 17 maart 1721 Roovert van de Groenendael en Maria, weduwe van Daniel van de Laar, inwoners van Veghel. Ze stellen zich borg voor een bedrag van 300 gulden voor de Armen van Veghel, voor het geval Theodorus Vos, chirurgijn, geboren in Brussel, en zijn vrouw Pietronella Cornelis, geboren in Nistelrode, kinderen zouden krijgen die tot armoede zouden komen te vervallen en door de armenkas onderhouden zouden moeten worden.

Theodorus Vos, meester chirurgijn alhier wordt voor als chirurgijn vermeld vanaf 16 augustus 1721. Hij wordt 19 keer vermeld in akten van visitaties van gewonden en overledenen. Voor de laatste keer gebeurt dat op 25 juni 1737.

 

De dorpsrekening van 1723-1724 vermeldt: een uitgave van 3 gulden en 10 stuivers betaald aan ‘meester Vos, chirurgijn, over verdienste aen de Cort’.

 

Armenrekeningen:

-        1723-1725: In den maant julius 1723 heeft meester Vos, chirurgijn, verdient ende verschooten  in de siekte van Lijneken Voesten, 3-6-0

-        1723-1725: Op 10 december aen den selve voor ’t cureeren van de persoon van Hendrik Jan Tonissen wegens gesieckt van been, etcetera, 6-6-0

-        1733-1736: Aan meester Moonen en Theodorus de Vos, chirurgijns, tot tractament voort cureren van de arme persoonen, voor 3 jaren, 36 gulden

-        1736-1739: Aan den chirurgijn Vos tot tractament voort cureeren aan de arme personen, jaarlycx 12 gulden

-        1736-1739: Den chirurgijn Vos overleden wesende, nog aen de weduwe voort verscheene gegeven, 1-0-0

 

In  de periode 1733/6-1736/9 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.

 

 

Leonardus Moons

 

Leonardus Moons, ‘chirurgijn alhier’, wordt één keer vermeld en wel in een akte van 20 maart 1738.

 

En in de armenrekeningen:

-        1736-1739: Aan den chirurgijn Leendert Moons voor een jaar tractament 12-0-0

-        1739-1742: Aen den chirurgijn Leendert Moons het tractament voort cureren van de arme persoonen jaarlykx 12 gulden

 

In  de periode 1736/9-1739/42 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.

 

 

Pieter Schippers

 

In de dorpsrekening van 17429-1743 worden er voor het eerst een tractament uit de dorpskas vermeld voor een chirurgijn: ‘betaalt aan de nu aangenomen dorps chirurgijn Pieter Schippers zyn tractament hem om gedane diensten geaccordeert’, 30 gulden.

 

In de volgende rekening staat het tractament ook vermeld, maar nu slechts 13 gulden. De Leen- en Tolkamer die de rekeningen controleerde, vroeg om opheldering. Het dorpsbestuur antwoordde: ‘soo gelieven Haar Edel Agtbaar te weeten dat den voorige chirurgijn was coomen te overleyden en dat in dien tyt swaare accedenten onderhanden waren en daaromme genootsaakt voor dat jaar met den jegenwoorigen te accordeeren soo goed als doenelyck was en dus eenmaal aen hem de aldaar ingebragte 30 gulden goedt gedaen.’

 

Tot aan 1755-1756 werd het jaarlijkse tractament uit de dorpskas aan Pieter Schippers betaald. Hier na werd het tractament betaald aan Pieter Lega,totdat Pieter Schippers op 31 februari 1760 weer werd aangesteld, nog steeds voor hetzelfde tractament van 13 gulden per jaar (het resolutieboek schrijft 31 februari, dat is een niet bestaande datum). In de tijd dat het tractament aan chirurgijn Pieter Lega betaald werd, bleef Pieter Schippers actief als chirurchijn in Veghel. Hij trad in de periode enkele keren op bij visitaties van gewonden en overledenen. Waarom het tractament niet aan hem maar aan Lega betaald werd, vermelden de bronnen niet. Heeft het te maken met het volgende incident?

 

Op 17 oktober 1754 kreeg Pieter Schippers in de herberg van Gerit van de Leemput ruzie met Bastiaen van Kilsdonk over ‘de pelleweverije’. Advocaat Gijsbert de Jong had bemiddeld, had een besluit genomen en was daarna vertrokken, omdat hij geroepen werd om te komen eten. Pieter Schippers had er geen vrede mee en zeurde er over door. Ritmeester Thielen zei tegen Schippers om er over op te houden, omdat de Jong een besluit had genomen. Hij zei: “Scheijter nu van uijt, het heeft eens lang genoegh geduert.” Maar Schippers ging door. De ritmeester zei hem weer om op te houden. Schippers zei: “Ik wil goddomme voor u niet swygen, of gij hoeft voor mijn niet te swygen.” Hij sprong van zijn stoel op en taste naar zijn mes. Cornet Thielen, zoon van de ritmeester sprong ook op. Hij nam eerst een stoel en daarna een tang in zijn hand, zeggende: “Honsvot, sout gij uw mes trecken tegens mijn vader.” Ook Schippers pakte een tang. Hendrik van der Linden en de vrouw van Gerit van de Leemput trokken de vloekende en razende Schippers weg naar achteren. Ze probeerde hem door de achterdeur het huis uit te zetten. Schippers zei: “Ik salder goddomme den ritmeester en den cornet allebij uijt steecken.” Hij kwam al vloekende en razende weer binnen, zeggende: “Ik heb lang gesien dat het op mij gemunt is.” En hij daagde vader en zoon Thielen uit om buiten te komen vechten:  “Komt maer uyt op den deegen, off waer mede gijlieden wilt. Ik ben altyt to ulieden dienst.” Ritmeester Thielen zei kalm: “Ik leg dit in kennis.”  Hendrik van der Linden leidde Schippers weer naar buiten. Wat later kwam Schippers nogmaals binnen. Hij zei: “Ik kan soo wel met den degen speele als de heere.Ik wou wel tegen de heere stooten, maer daen moest ik ook soo een dinck hebben, daer men met stooten kan. Ik wou wel tegen den ritmeester of den cornet stoote. Ik verstae de floret ook. Waer dat de heere wilde op de kerckhof, of op een andere plaets Ik salder naer toe gaen en eyser allebij uijt.” Uiteindelijk gaf Benjamin de Jong hem het advies: “Schippers gaet naer huijs toe, dan sult gij veel beter doen, en gij sult seggen dat ik u wel geraden heb.” Waar op Schippers zei: “Dat sal ik dan doen.”

 

In 1748 was Pieter Schippers aangesteld als schepen. Op 30-1-1755 werd hij als schepen vervangen. Dat was een politieke beslissing, die verband hield met ruzie tussen Sint-Oedenrode en Veghel over de afvoer van water van Jekschot. Wat Schippers betreft kan bovengenoemde vechtpartij ook tegen hem gewerkt hebben.  In de loop van 1755-1756 werd hij ook als dorpschirurgijn vervangen door Pieter Lega. Het gaat wellicht te ver om alles op dit ene incident te schuiven, maar het is wel een mogelijke verklaring. Pieter Schippers bleef na zijn vervanging gewoon zijn practijk als chirurgijn in Veghel uitoefenen totdat hij in februari 1760 weer werd aangesteld als dorpschirurgijn.

 

Op 10 mei 1770, 16 mei 1771 en 18 juni 1772 werd de aanstelling van Pieter Schippers telkens met een jaar verlengd.

 

Pieter Schippers trad in de periode 1742-1763 in totaal 27 keer op bij een visitatie van een gewonde of dode. Voor de laatste keer was dat op 20 augustus 1763. Het tractament wordt in 1773-1774 voor de laatste keer aan hem betaald. In 1774-1775 aan zijn zoon Gerard Schippers, omdat Pieter Schippers overleden was.

 

Na het overlijden van Pieter Schippers in 1774 werd er enige tijd geen jaarlijks tractament uit de dorpskas betaald aan een chirurgijn.

 

In  de periode 1742-1755 en 1760-1781 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.

 

Armenrekeningen:

-        1742-1745: Aan chirurgijn Peter Schippers het tractament, 36-0-0

-        1754-1757: Aan Peter Schippers, chirurgijn, van geleverde medicijnen aan N. Cruijbuller, 5-8-0

-        1754-1757: Chirurgijn Peter Schippers, 12-0-0 en P. Lega 24-0-0

-        1760-1763: Aan Pieter schippers, meester chirurgijn 36-0-0

-        1769-1772: Aan P. Schippers, chirurgijn, voor extra medicynen en geneesing van een quaedt been van Johanna Dirx van der Heijden, 10-0-0

-        1778-1781: Aan Pieter schippers, meester chirurgijn 36-0-0

 

 

Peter Lega

 

In de dorpsrekeningen van 1756-1757 tot en met 1760-1761 wordt het jaarlijkse tractament van 13 gulden per jaar aan chirurgijn Pieter Lega betaald, in plaats van aan Pieter Schippers.

 

Pieter Lega was geen alias van Pieter Schippers want op 24 september 1754 treden ze allebei naast elkaar op in dezelfde akte als ze ondervorster Martinus Tielemans lichamelijk onderzoeken.

 

In  de periode 1755-1760 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.

 

Armenrekeningen:

-        1754-1757: Chirurgijn Peter Schippers, 12-0-0 en P. Lega 24-0-0

-        1757-1760: Aan de chirurgijn Lega volgens ordonantie voor verschotte van medicijnen aan arme persoonen en wegens een armbreuk, 7-8-0

-        1757-1760: Aan den heer doctor Adriaan de Laure voor medicamenten aan arme persoonen, 6-2-0

-        1757-1760: Chirurgijn PieterLega 36-0-0

 

 

J. Rietman

 

Armenrekeningen:

-        1772-1775: Aen J. Rietman, meester chirurgyn voort cureren van Hendrik van der Heyden, 7-10-0

 

 

Gerardt Schippers

 

In oktober 1779 brak er een besmettelijke ziekte uit in Veghel die ‘de rode loop’ werd genoemd, omdat er bloed in de ontlasting zat. Om de zieken te verzorgen werden Jacop Kopp, medicine doctor wonende te Uden en Gerardt Schippers, chirurgyn, ingehuurd. De dorpsrekening van 1779-1780 schrijft:

-        ‘alsoo in de maendt october den rode loop alhier ontstoken was by een man en vrouw, ieder wel oudt de 80 jaeren en seer arm mensche wesende, en digt by de parochie woonde en onder de mensen en men vreesde dat sig verder soude verspreyden, en maer eene dogter in huys was en alle drie daer aen laboreerde, hebben regenten nodig gedagt een doctor chirurgeyn en oppassingen en ook het een en ander te doen besorgen’.

-        Betaald aan Gerardt Schippers, chirurgyn, ‘van meesterloon leverantien etc.’ 10 gulden en 18 stuivers

 

 

Roedolph Schippers

 

Roedolph Schippers, ‘chirurgyn, practiserende alhier tot Veghel’, wordt voor het eerst vermeld in een akte van 21 mei 1785 en voor de laatste keer op 5 november 1799. In die periode trad hij vier keer op bij het visiteren van gewonden of overledenen.

 

In 1795 werd hij door het dorp betaald voor een specifieke dienst: ‘betaalt aan Rudolph Schippers, meester chirurgyn, de somme van twaelff gulden tien stuyvers verdient wegens het curere van Dirk van Rijsingen die in de tijd der attacque alhier tussen de France en Engelse troupes een wond bekomen had’.

 

Hij ontbreekt in de lijst van 26 maart 1797 van bewoners van Veghel boven de 18 jaar.

 

Armenrekeningen:

-        1778-1781: Aen Roelof Schippers voort genesen van een beenbreuk van Jan Tonis, 15-0-0

 

 

Hendrikus Schippers

 

Hendrikus Schippers wordt op 21 mei 1785 genoemd. Hij treedt dan samen op met Roedolph Schippers (ook voor het eerst genoemd) en een medicine doctor bij de visitatie van een drenkeling. Hendrikus Schippers treedt acht keer op in akten die visitaties van gewonden en doden beschrijven.

 

Op 19 juni 1788 werd Hendricus Schippers aangesteld als ‘dorps chirurgeyn’ voor een tractament van 30 gulden per jaar. Daarnaast kreeg hij ook een tractament uit de armenkas.

 

In de lijst van 26 maart 1797 van bewoners van Veghel boven de 18 jaar wordt genoemd: Hendrikus Schippers, 38 jaar, gehuwd, van beroep ‘chirurgyn en vroedmeester’.

 

Vanaf 1 maart 1798 was hij tevens vroedmeester voor een jaarlijks tractament van 100 gulden. Gezien zijn vermelding als vroedmeester op 26 maart 1797 functioneerde hij mogelijk al eerder als vroedmeester uit hoofde van zijn functie als chirurgijn, maar dan zonder voor die extra rol betaald te worden.

 

In 1804 had Hendrikus Schippers een schuld aan borgemeester Hendricus Verhoeven. Hij verzocht de schout-civiel en schepenen om een deel van zijn tractament aan Verhoeven te betalen, maar die wezen dat verzoek van de hand, ‘als zynde ter deezer vergadering niet competent.’

 

In 1806 werden mensen met een bedrijf verplicht een patent aan te vragen. Op 13 maart 1806 werd Hendrik Schippers gepatenteerd als ‘chirurgijn en vroedmeester’. Hij betaalde daar 3 gulden voor.

 

Het jaarlijkse tractament van 30 gulden werd tot en met het einde van de door ons onderzochte periode, 1810, aan Hendrikus Schippers betaald. Het resolutieboek schrijft op 31 augustus 1809 dat Hendricus Schippers daarvoor verplicht was om in Veghel te wonen, ‘de inwoners derzelve daar toe verzogt wordende tegens betaling en de arme en onvermogende gratis in hunne respective qualiteyt als doctor, chirurgyn of vroedmeester te bedienen en aan de laastgenoemde voor rekening der arme kasse de nodige medicynen en medicamenten zoo als die hun zelve kosten te leveren.’

 

Armenrekeningen:

-        1784-1787: 11 augustus 1785 aen Hendricus Schippers, chirurgijn alhier, van verdienste aen Jan Houbrake en vrouw, 10-8-0

-        1787-1790: Aen H. Schippers, chirurgijn, voor verdienste aen arme luyde

-        1793-1796: Aan Hendricus Schippers, meester chirurgijn, voor geleverde medicamenten aan arme persoonen, 5-6-0

-         1796-1799: Aan Hendricus Schippers, chirurgijn

 

Bodestaf

 

Armenrekening:

-        1802-1805: 10-6-1805: Aan Bodestaf, chirurgijn, voor verdient meesterloon en geleverde medicamenten aan arme personen

 

 

N. J. Posterterk

 

Armenrekening:

-        1805-1808: N. J. Posterterk, chirurgijn

 

 

 

De medicine doctors

 

Petrus van Gestel

 

Armenrekening:

-        1707-1709: Aen heer doctor Van Gestel voor besoeck ende geleverde medicijnen, 2-14-0

-        1711-1713: Betaelt aen de heer doctor Van Gestel, twee gulden wegens geneesmiddelen gedaen Aert Jan Willens en Lamert van der Linde, dus, 2-0-0

-        1719-1721: Aen de heer Petrus van Gestel, medicine doctor, voor verdienste, 0-4-0

 

 

Adriaen de Laure

 

Doctor Adriaen de Laure is twee jaar in dienst geweest als extra kracht, omdat er toen veel zieken waren in Veghel. De dorpsrekeningen vermelden:

 

-        1760-1761: Mits de veelheijt der sieke onder de arme persoonen vermeende oficier en regenten het profitelyk te weesen om den jaren aen de doctor Adriaen de Laure te accorderen, soo als dan met de selven een accordement is aangegaan voor het bedienen van de arme persoonen te leveren de medicijnen etc. op een jaarlyx tractament van vyftig gulden waar mee van wegens dese arme soude werden betaalt twintig gulden en de 30 gulden door de gemeente.

-        1761-1762: Aen den doctor Adriaen de Lauwre sijn provisoneel toegestaande tractament 30 gulden.

 

Armenrekening:

-        1757-1760: Aan den heer doctor Adriaan de Laure voor medicamenten aan arme persoonen, 6-2-0

-        1760-1763: Item hadden heeren regenten als doctor omme alle arme persoonen te bedienen met het leveren der medicynen aangenomen de heer Adriaan de Lauwre op een tractament van 20 guldens wegens desen armen jaarlycx, alles tot weder seggens toe, hebbende den voorschreven heer doctor dit bedient den tyt van twee jare, te weren van dene ersten maart 1760 tot een maart 1762, dus te samen 40-0-0. Zijnde hy here doctor alsdoen bedankt.

 

 

Theodorus Henricx

 

Armenrekening:

-        1769-1772: Aen de heer Theodorus Henricx voor medicynen etcetera van Gertruy, dogtere Maria Francis Smits

 


Fredrik E. J. Snauber

 

Armenrekening:

-        1775-1778: Aen Fredrik E. J. Snauber voor medecyne en visite van Jennemie van den Broek, 10-10-0

 

 

J. Van Praat

 

Armenrekening:

-        1775-1778: Aen J. Van Praat voor geleverde medicynen en curere van Jan Philips Heesackers, 11-12-0

-        1775-1778: Aen J. Van Praat voor leverantie van medicyne en curere van arme personen, 24-0-0

 

 

Jacob Kopp

 

In oktober 1779 brak er een besmettelijke ziekte uit in Veghel die ‘de rode loop’ werd genoemd, omdat er bloed in de ontlasting zat. Om de zieken te verzorgen werd Jacop Kopp, medicine doctor wonende te Uden ingehuurd. Hij werd speciaal voor deze klus ingehuurd. Ook werd voor datzelfde doel in 1779 Gerardt Schippers, chirurgyn, ingehuurd.

 

De dorpsrekening van 1779-1780 schrijft:

-        ‘alsoo in de maendt october den rode loop alhier ontstoken was by een man en vrouw, ieder wel oudt de 80 jaeren en seer arm mensche wesende, en digt by de parochie woonde en onder de mensen en men vreesde dat sig verder soude verspreyden, en maer eene dogter in huys was en alle drie daer aen laboreerde, hebben regenten nodig gedagt een doctor chirurgeyn en oppassingen en ook het een en ander te doen besorgen (..) en welk ook soodanig van effect is geweest sig niet verder heeft verspreydt, en is dese somme betaelt aen J. Kop, medicine doctor wonende te Uden voor vacatie en medicynen 22 gulden en 18 stuivers

-        Betaald aan Gerardt Schippers, chirurgyn, ‘van meesterloon leverantien etc.’ 10 gulden en 18 stuivers

 

In 1781 stak de rode loop weer de kop op. Op 8 juni 1781 werd door de officier en schepenen de Heer Jacop Kop, ‘medicine doctor’, aangesteld, voor een jaarlijks tractament ‘als doctor deeser gemeente’ van 70 gulden. Dit bedrag werd in 1782-1783 eenmalig aan hem uitbetaald. Van 10 september 1781 tot 16 oktober 1781 bezocht Jacob Kop dagelijks patienten. Aan de epidemie van 1781 overleden 50 inwoners van Veghel.

 

Vanaf 1781 werd er uit de armenkas een jaarlijks tractament van 30 gulden betaald aan de medicine doctor. De armenrekening vermeldt:

-        1781-1784: Op de .. 24 juny .. de heer [Jacob Kopp] medicine doctor .. syn tractament [voor cureren en] medicinen [der arme per]soonen [volgens] aenstelling van 8 juny 1781 tot 8 juny 1782 betaelt met  30-0-0

 

 

Heer Georgius van der Burght

 

Op 9 juli 1782 werd Georgius van der Burght, medicine doctor, door de schepenen van Veghel aangesteld voor een tractament van 70 gulden per jaar. Hij bleef tot zijn overlijden, ruim twee jaar later, in dienst. De dorpsrekeningen vermelden:

 

-        1783-1784: ‘betaelt aen de Heer Georgius van der Burght, medicine doctor by tractament volgens aanstelling van schepenen dato 9 july 1782’ 70 gulden.

-        1784-1785: ‘betaelt aen de weduwe Georgius van der Burgt alhier, synde geweest aengestelde medicine doctor, syn tractament, vermits het overleyden van den selve een derde van het tractament tot de somme van 23 gulden en 6 stuivers, synde geweest tot den 5e november 1784’

 

Armenrekening:

-        1781-1784: Ingevolge en .. ingaande 24 juny .. aen de .. G. van der Burght, medincine doctor, syn tractament voor het cureren der arme persoonen volgens aanstelling dato 9 july 1782, vervallen 9 july 1783, betaelt tot 30-0-0

-        1781-1784: Volgens de leyst ingegaen 24 juny 1783 is aen voorschreven G. van der Burght, medicine doctor syn tractament voort cureeren der arme persoonen vervallen 9 july 1784 betaelt tot 30-0-0

-        1784-1787: 16 december 1784 betaelt aen de weduwe Doctor van der Burgt van medicijnen etcetera aen armen, 11-16-0

-        1784-1787: Op de leyste ingegaen 24 juny 1784 is aen de wedue van de heer doctor van der Borght vermits syn overleyden maer betaelt 10 gulden

 

 

G. Beelen:

 

Armenrekening:

-        1784-1787: 31 mei 1785 betaelt aen G. Beelen, doctor voor medicynen en crere van Jan Habraken en vrouw, 6-14-0

 

 

Nicolaas Ligois

 

Op 8 april 1785 besloten de regenten ‘op ’t goed raport ons gedaan, aan te stellen als medicine doctor deeser gemeente van Veghel de heer N. Ligois, althans woonende tot Gorinchem, voor het ordinair tractement’.

 

In de dorpsrekeningen van 1785-1786 tot en met 1788-1789 wordt het jaarlijks tractement voor de ‘medicine doctor’ betaald aan Nicolaas Ligois.

 

Hij wordt op 21 mei 1785, 20 juni 1785 en op 19 mei 1789 ook vermeld bij de visitaties van gewonden en overledenen.

 

Armenrekeningen:

-        1784-1787: 6 mei 1786 aen den doctor Ligois voor medicijnen voor arme persoonen, 10-9-0

-        1784-1787: Volgens de leyste ingegaen 24 juny 1785 is aen de heer doctor Ligois betaelt syn tractament 30 gulden

-        1784-1787: Aen den selve doctor betaelt de leyste ingegaen 24 juny 1786, 30 gulden

-        1787-1790: Aen doctor Ligois voor medicijnen aen arme luyden gelevert

-        1787-1790: Aen de medicine doctor N. Ligois volens de lijst anno 1787 30 gulden

 

 

Lonis Johan van der Lisse

 

Op 11 april 1789 treedt Lonis van der Lisse, medicyne doctor, practiserende alhier tot Veghel’, op bij de visitatie van een dode. Op 24 juli 1788 werd hij als medicine doctor aangesteld voor een tractament van 70 gulden per jaar. De dorpsrekening van 1789-1790 vermeld:

 

‘Betaelt aen Lonis Johan van der Lisse, medicine doctor voor een jaer tractament als doctor deeser plaatse, aangestelt synde den 24 july 1788’, 70 gulden

 

Het tractament werd drie jaar lang aan hem uitbetaald, van 1789-1790 tot en met 1791-1792.

 

Armenrekeningen:

-        1787-1790: Aen de doctor L. J. Van der Lisse, tractament anno 1789, 30 gulden

 

De armenrekening van 1790-1793 is verloren gegaan. In een deel van deze period eheeft hij een jaarijks tractament van 30 gulden uit de armenkas ontvangen.

 

 

Willem Francis Coolen

 

Willem Francis Coolen, ‘medicine doctor’, werd op 26 januari 1792 aangesteld ‘als doctor alhier’ voor een tractament van 70 gulden per jaar.

 

Hij wordt tussen 1793 en 1803 zes keer vermeld in aktes van visitaties van gewonden en overledenen.

 

In de lijst van 26 maart 1797 van bewoners van Veghel boven de 18 jaar wordt genoemd: Willem Francis Coolen, 32 jaar, gehuwd, van beroep ‘medicine doctor’.

 

De Veghelse dokter Willem Francis Coolen was politiek actief. Hij steunde de staatsgreep onder leiding van Pieter Vreede op 22 januari 1798 en hij had een speciale commissie voor het zuiveren van de plaatselijke besturen, hij was ‘agent ter reorganisatie van de municipaliteiten’. In Veghel moest door zijn toedoen onder andere Gerrit van Roij het veld ruimen. Op 12 juni 1798 vond al weer een tegencoup plaats, waardoor de rol van Coolen in het zuiveren van de besturen uitgespeeld was. Hij werd er hierna van beschuldigd dat hij zou meewerken aan een complot om Bataafs Braband over te geven aan de Franse republiek.

 

In 1806 werden mensen met een bedrijf verplicht een patent aan te vragen. Op 13 maart 1806 werd Willem Francis Coolen gepatenteerd als ‘doctor in de medicynen’. Hij betaalde daar 4 gulden voor.

 

Op vragen van de landdrost van Brabant over de dokters die in Veghel  werkzaam waren, antwoordde het gemeentebestuur van Veghel op 31 augustus 1809:

-        dat binnen deze gemeente zyn twee medicine doctoren met name Willem Francis Coolen en Cornelis van der Wielen, benevens een chirurgyn en vroedmeester met name Hendricus Schippers.

-        dat Willem Francis Coolen  als dorpsdoctor uit de plaatselyke kas jaarlyks 70-0-0, en uit de arme kasse jaarlijks 30-0-0 geniet. Dat aan Cornelis van der Wielen geen tractament is toegestaan. Dat Hendricus Schippers uit de plaatselyke kas geniet als chirurgyn 30-0-0 en als vroedmeester 150-0-0

-        dat de gemelde medicine doctor W. F. Colen en den chirurgyn vroedmeester Hendricus Schippers daar voor verpligt zijn binnen deze gemeente te wonen, de inwoners derzelve daar toe verzogt wordende tegens betaling en de arme en onvermogende gratis in hunne respectibe qualiteyt als doctor, chirurgyn of vroedmeester te bedienen en aan de laastgenoemde voor rekening der arme kasse de nodige medicynen en medicamenten zoo als die hun zelve kosten te leveren.

 

Tot en met 1809 wordt het jaarlijkse tractament uit de dorpskas aan Willem Francis Coolen betaald. Hij overleed in 1810. In 1810 werd een deel van het tractament betaald aan zijn weduwe en een deel aan zijn opvolger.

 

De armenrekening van 1790-1793 is verloren gegaan. In een deel van deze period eheeft hij een jaarijks tractament van 30 gulden uit de armenkas ontvangen. Hij ontving dat tractment tot en mei 1808, dat is tot aan het einde van de door ons onderzochte periode.

 

Armenrekeningen:

-        1793-1796: Aan W.F. Coolen voor medicijnen aan arme persoonen, 12-1-0

-        1793-1796: Aan den medicine doctor W.F. Coolen sijn tractament voort bedienen der arme persoonen, 3 jaren, 90-0-0

-        1796-1799: 25-4-1797 aan medicine doctor W. F. Colen voor geleverde medicijnen aan arme persoonen, 11-14-0

-        1799-1802: Doctor W.F. Coolen, 3 jaren, 90 gulden

-        1802-1805: Aan W F. Colen medicine doctor voor medicynen aan arme persoonen, 44-17-0

-        1805-1808: Doctor W.F. Coolen, 3 jaren, 90 gulden

 

 

A. van den Dries

 

Armenrekening:

-        1799-1802: Aen A. Van den Dries, medicine doctor

 

 

Cornelis van der Wielen

 

Cornelis van der Wielen wordt genoemd in bovengenoemde brief van 31 augustus 1809 van het gemeentebestuur van Veghel aan de landdrost van Braband.

-        Dat binnen deze gemeente zyn twee medicine doctoren met name Willem Francis Coolen en Cornelis van der Wielen. Dat aan Cornelis van der Wielen geen tractament is toegestaan.

 

 

Om de vaccinatie tegen de pokken te bevorderen ordonneerde koning Lodewijk Napoleon op 25 november 1808 dat alle armen die een uitkering uit de armenkas kregen, verplicht ingeënt moesten worden tegen de pokken. In Veghel was dat een klus voor doctor Cornelis van der Wielen, die in de eerste drie maanden van 1809 in Veghel 257 inwoners vaccineerde.

 

Het resolutieboek schrijft op 5 augustus 1810: Door het overlijden van de Heer Willem Francis Coolen is de plaats als dorpsdokter vacant gekomen. Dat dezelve tijdelijk door de medceyne doctor de heer Cornelis van der Wielen, wonende alhier, is waargenomen. Van der Wielen wordt voor een tractament van 100 gulden als dorpsdoctor aangesteld.

 

De dorpsrekening van 1810: ‘Betaelt aan de wedue van den overleden doctor Willem Francis Coolen en aan desselfs succorsens (= opvolger) C. Van der Wielen’ een tractament van 70 gulden. Cornelis van der Wielen kreeg daarnaast nog 30 gulden uit de armenkas.