‘Chirurgijns’ en ‘medicine doctors’ in Veghel (1537-1810)
Martien van Asseldonk
9 mei 2014
(Onder embargo. Dit is een voorstudie voor een boek over
Veghel. Verboden te gebruiken zonder toestemming van de autheur.)
Zieken werden eertijds veelal behandeld
door zelfstandig werkende chirurgijns of door ‘dokters in de
medicijnen’. De laatste hadden een medicijnenstudie aan een universiteit
gevolgd.
Chirurgijns deden in de vijftiende en zestiende eeuw ervaring op als
leerling van een volleerde barbier-chirurgijn. Chirurgijn waren vaak ook
kapper (haarsnijder, baardscheerder). De eerste chirurgijn in dienst van
de stad of dorp treffen we aan in 's-Hertogenbosch. In een ordonnantie
uit 1477 is sprake van een dokter en chirurgijn met een salaris van
stadswege. Santvoort vermeldt in zijn
Manuaal drie plaatsen op het
platteland van de Meierij van 's-Hertogenbosch waar in de periode
1736-1741 een chirurgijn betaald werd uit de dorpskas: Boxtel,
Sint-Oedenrode en Tilburg. In de tweede helft van de achttiende eeuw
wordt in meer plaatsen een dorpschirurgijn vermeld. Naast de chirurgijns
en dokters in de medicijnen waren ook kwakzalvers actief.
In Veghel was vanaf 1742 een
chirurgijn in dienst van het dorp en sinds 1782 ook een ‘medicine
doctor’. Ze kregen een jaarlijks tractament van het dorp, naast wat ze
van hun patienten kregen.
Een voorbeeld van een betaling door
een klant: Op 18 oktober 1732 verklaarden
Claas Donkers en Lambers Claasse
Raijmakers op verzoek van Theodorus de Vos, meester chirurgijn te
Veghel, dat zij op 8 september in het huis van Theodorus Vos waren
geweest. Daar waren ook Herman van Drunen, ‘molder tot Nistelroij’, en
zijn knecht Norbertus Hoefnagel, die daar ‘swaar gequets’ op bed lag. Ze
hadden Herman van Drunen toen tegen Theodorus Vos horen zeggen:
“Doet u best met mijn knegt, ik
sal u wel betalen. Ik ben den man die ’t u betalen sal,” ‘en met
eene de hand op zyn borst slaande.’
Wat
betreft de verpleging van armen werd de chirurgijn door de armenkas
betaald. De instructie voor de
armmeesters van 1690 schrijft hier over:
‘Geen chirurgijns en sullen van
meester loon over gedaene cuure en geneesinge ofte van geleverde
medicamenten betaelinge mogen pretenderen als die zij hebben gedaan en
geleverd ende met voorgaande kennisse van de regenten en armmeesters,
die de patienten dan daar op de minste penningen zullen aanbestellen.’
Namen van
chirurgijns en medicine doctors in Veghel
We vonden de volgende namen van chirurgijns en medicine doctors in Veghel.
De chirurgijns
Uit de datums blijkt dat er soms één, maar in andere
perioden ook wel eens twee of drie chirurgijns tegelijk in Veghel
werkten.
De medicine doctors
De chirurgijns
De oudst gevonden naam van een chirurgijn in Veghel dateert
uit 1537. Hij zal wel niet de eerste geweest zijn. Zorg voor de
gezondheid en mensen die speciale kennis op dit gebied hebben zijn ‘van
alle tijden’.
Peter soene wylen Hanric Horcx
Op 8 februari 1535 pachtte ‘Peter soen wylneer Horcxsoen,
cirurgyn’, voor 20 jaar van de kek van Veghel een stuk land genoemd ‘den
Scoelkerckhoff metten houtwasse ende willige rontom staende, gelegen in
Veghel ‘by den kerckhoff der kercken’. Peter mocht op deze grond een
woonhuis bouwen. De acte is doorgestreept. Dat kan betekenen dat de
pacht niet door ging, of vroegtijdig beëindigd is.
Op 25 mei 1537 beloofde Hanrick soen wylen Gerit Houbrakens
heeft beloofd 71 Carolus gulden te betalen aan ‘meester Peteren soene
wylen Hanrick Horx, cirurgyn’, en Geritden Meeussoen als voogden van de
kinderen van Jans soen Willems vander Moest.
Op 3 november 1537 gingen de schepenen en vorster van Veghel
met een priester en
‘meester Peter soene wylen Hanric Horcx, cirurgyn’, naar
het huis van de stervende Lambert Lucas Donckersse omdat die een
verklaring af wilde leggen om zijn ziel te redden.
Op 5 september 1539 machtigde Thonis zoon van wijlen Hanrick Danelssoen
meester Peteren soene wylen Hanricx Hoircx ‘cirurgyn’ gemachtigd om
namens hem op te treden voor zijn aanspraken op ‘enen huyse, hostat ende
hoff’, dat hij gekocht had van Loeyen soene wylen Jans soene wylen Jan
Geritssoen, en dat vernaarderd werd door Elysabeth dochter wylen Jan
Geritssoen
Op 25-6-1543 heeft heer Jan soen wylen Dirck Hanricxs, priester,verkocht
aan meesteren Peter soene wylen
Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’, ‘een huys, hostat ende hoff’ met toebehoren,
gelegen in Veghel in die Boegaert straet
Heylwich dochter wylen Ariaen Blaffarts we(duw)e wylen Hanrick Dirck Thyss,
met haar tegenwoordige man meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx,
‘cirurgyn’, heeft op 25 januari 1544 een erfcijns van 5 Bossche ponden
payment opgedragen en overgegeven aan haar dochter Gertrude, dochter van
haar eerste man. Hanrick soene wylen Dirck Thyss had beloofd deze
erfcijns te betalen uit ‘enen huyze, hostat ende hoff’ met toebehoren,
gelegen in Veghel aent Havelt
Meester Peter, ‘cyrurgyn’, soene wylen Hanrick Horcx heeft op 1 april 1544
opgedragen en overgegeven aan zijn dochters Katherynen, Geertruden en
Anna, en Ariaen soene wylen Ariaen Danelss man van Elysabeth, en
Wautgeren soene wylen Delis Wautgerssoen man van Henrice, beiden
dochteren meester Peters voirs(yet) en van meester Peteren vrouw wijlen
Heylwigen dochter wylen Vriens vander Moest, en zijn dochters Hanricxken
en Barberen en zijn zoon Willemen de ½ van ‘enen aabempt’, waarvan de
andere ½ van Beerten de wedu)e Jan Martenss is, hooiende met twee andere
beemden, die van Hanrick Geritss, Jan Denen, en Beerten weduwe wylen Jan
Martenss zijn, gelegen in Veghel in die Donckers bempden
Jacop soene wylen Meeus Jacopss heeft op 1 februari 1546
beloofd 36 Carolus gulden te betalen aan meester Peteren soene wylen
Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’, ten behoeve van zijn zonen Hanricken en
Willemen en zijn 2 dochters Anne en Barbare.
De schepenen van Veghel verklaren dat op 17 februari 1546
voor hen verschenen zijn Thys Gerit Thyssoen, Willem soene wylen Willem
Jans Vriesen, Jan Ariaen Blaffartss die auwe en meeste)r Peter Henrick
Horcxs, ‘cyrurgyn’, gedaagd door Aernden Hanrick Aernts, ‘onse
medescepen’, namens de vorster en op verzoek van Jannen soene wylen
Ariaen Blaffarts des jongen.
Hanrick soene wylen Jan Loeniss man van Jutte, en Dirck
soene Willem Luybartss man van Ka(thery)ne, beyde dochteren Hanrick
Danelt Deliss, mede optredend voor de nagelaten kinderen van Jannen
soene wylen Hanrick Danelden en wijlen Heylwigen dochter wylen Jan
Willemss van Woenssel, namelijk Anna, Willen, H(..), Jaspar en Lysken,
hebben op 7 maart 1547 een erfcijns van 3 Carolus gulden opgedragen en
overgegeven aan meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx, ‘cyrurgyn’.
Aernt Dircks had beloofd deze erfcijns te betalen aan Thonissen soene
wylen Hanrick Danelssoen uit ‘enen aabempt’, hooiende met ‘een stuck
bemps’ dat van Jan Goessen Jan Lucas is, gelegen in Veghel ter plaatse
genoemd Aakart.
Gerit soene wylen Claeus Gerit Graets heeft op 27 mei 1547
een erfcijns van 3 Bossche ponden payment opgedragen en overgegeven aan
meester Peteren soene wylen Hanricx Horcx, ‘cyrurgyn’. Voornoemde
meester Peter, man van Heylwigen dochter wylen Vriensen vander Moest,
had deze erfcijns eerder verkocht aan meester Claeus Kuysten ten behoeve
van Claeussen soene wylen Gerits van Middegael. De erfcijns wordt
betaald uit ‘enen bempt’, groot ca. 3 ‘voeyer hoeymaets’, gelegen in
Veghel, ter plaatse genoemd die Donckersbempden en uit ‘enen huyse,
hostat ende hoff’ met toebehoren, groot ca. 1 ‘maldersschen lants’,
gelegen als voor int Keseler
Hanrick soene wylen Jan Claeus Vriezen heeft op 6 juli 1549 beloofd 30
Carolus te betalen aan meester Peteren soene wylen Hanrick Horcx,
‘cyrurgyn’.
Jan Peterssoen
Jenne, dochter van wijlen Jans vander Moest des jongen, weduwe van wijlen
Jans Aert Vrancken, met meester Jannen Peterssoen, 'cirurgyn’, haar
aanstaande man, heeft op 3 december 1537 voor 3 jaren ‘enen huyse,
hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel in die Vuytcampen
aen die Heye’ verpacht aan Gerit zoon van wijleb Meeus Janss voor 17
Carolus gulden per jaar.
Gerit, zoon van wijlen heer Danels die Lew
Meester Gerit soene wylen heer Danels die Lew, ‘cyrurgyn’,
met anderen hebben op 14 februari 1542 verkocht aan diverse
personen diverse stukken kland op het Havelt en Akart.
Ghysbert soene wylen Joris Ghysbertss heeft op 14 april 1548
opgedragen en overgegeven aan Aernden soene wylen Loenis vander Horst
‘een stucxken bemps’ groot ca. 1 ‘voeyermaet’, gelegen in Veghel
int Akart en ‘een stuken
bemps’ gelegen aldaar. Ghysbert, had deze 2 ‘bemptkens’ gekocht van
meester Geritden soene wylen heer Danels die lew, ‘cyrurgyn’, mede
optredend voor de zussen Jutten, Elysabeth en Joesten, dochteren wylen
Ghysberts soene wylen Aernts van Lent en voor hun broer Thyssen zoon van
dezelfde Ghysberden en Dircxken dochter wylen hee) Danels die Lew, en
voor de minderjarige broers Herberden, Joesten en Jannen, soenen Jans
soene wylen herbert Peterssoen (van Jannen en wijlen zijn vrouw
Margrieten dochter wylen heer Danels die Lew), en van Jannen soene wylen
heer Danels die Lew, mede optredend voor Jorissen Parys, man van
Heylwigen dochter wylen heer Danel.
Meester Jan Winnen, zoon van wijlen Jan
Meester Jan Winnen,
‘cyrurgyn’ heeft op 17 juni 1555 opgedragen en overgegeven aan
Loenissen soene Ariaen heer
Loenis vander Horst ‘een huys, hostat ende hoff mitten halven
erffenissen daer toebehoirende soe die affgepaelt liggen by henne
paelsteden tusschen desen erffenissen ende den anderen erffenissen
meester Jans voirs(creven) binnen der prochien van Vechel ter stede
geheyten aen die Straet byder
kercken’
Meester Jan Winnen soon wylen Jans, ‘cyrurgyn’, heeft op 24 februari
1558 beloofd 20 gulden te betalen aan Jannen soon wylen Gerit Claeussoon
van Middegael.
Jan Jansen van Meurs
-
In 1636-1637 werd door het dorp 5 gulden
betaald aan Jan Jan van Muers ‘als dat hij heeft verdient met meesteren
aen verscheyde gequesten’. Dat was tijdens de Tachtigjarige oorlog.
-
In 1638-1639 werd aan meester Jan van
Meurs 3 gulden betaald voor ‘sijne dienste van sijne meesterschap gedaen
aen verscheijde quetsuere’
-
In 1646-1647 aan meester Jan van Meurs,
chirurgijn, 8 gulden voor ‘verdient meester loon aen verscheyden
persoonen gedaen volgens ende blyckende by de specificatie daer van
sijnde’
-
In 1647-1648 aan Jan Jansen van Meurs,
chirurgyn, 8 gulden, voor ‘verdient meesterloon aen ruyter ende soldaten
verdient volgens sijn specificatie’
Anthony van Meurs
Armenrekening:
-
1650-1652: Betaelt aen Anthonij van Meurs, 8 gulden, van meesterloon aen
den schemelen Hans verdient, die welcke seer swaerlyck gequest was aen
sijns, zoo wel negen dagen vuyt syn kennis synde, door ’t loopen van de
peerde.
-
1650-1652: Aen Anthonij van Meurs betaelt dat hij Heylken Geryt Coenen
eenen drinck ende twee poyerkens hadde gegeven in haer sieckte, tsamen 1
gulden
Willem Daverveldt
Armenrekening:
-
1653-1655: Aan meester Willem voor verscheijde drancken ende pillen aen de
armen gedaen, 5-0-0
Onder de lidmaten
van de gereformeerde kerk anno 1659 wordt vermeld: Willem Daverveldt,
chirurgijn, onsen secretaris. Bijschrift: vertrokken in 1660.
Huijbert van Maren
Joncker Johan Prouning, “vendrich van capiteyn Causcroon in
dienste van haer Hoog Mogenden de Staten Generael” heeft op verzoek van
Daniel Rolofs van Kilsdonck op 23 augustus 1661 een verklaring afgelegd.
Hij verklaart “in den maent aug(ust)i 1660, den precisen dach niet
onthouden te hebben, als wanneer Jan Rolofs van Kilsdonck ende Maijken
Daniels Rolofs waeren accorderende met meester Huijbert ten huijse Jan
Rolofs voorscreven over ’t meesterloon verdient aen de quetsure van
Daniels voors(creven) oft een dach oft twee daer nae, alsdoen gegaen te
hebben ten huijse Dilis Rolofs van Liessel ende met den selven
gedroncken ende hem onder andere woorden ende wederwoirden te hebben
voorgehouden, oft men de saecke cost modereren, waer op Dilis
voors(creven) was antwoordende: “Sij hebben dat soo bestelt ende sitten
drincken oft sy meenen dat ick dat sal betaelen, neen bij Godt niet.”
Waer op den deponent antwooirde dat men malcanderen sprack: “Daniel is
soo onbillick niet dat men ’t maecte dat ider de hellicht droech.” Waer
op Dilis voors(creven) antwoorde: “Daer ben ick mede te vreden.” Daer op
den deponent antwoirde: “Wil ick dan daer men beste in doen.” Waer op
Diels voorn(oemt) antwoorde: “Doet dat.”
Civiele dingrollen, op 12 september 1665 werd er voor de
schepenbank van Veghel een proces gevoerd door meester Huijbert van
Maren, chyrurgyn, als aanlegger, tegen Merijken Aerts als gedaagde.
Huijbert ‘verclaert hoe dat den onmundige soone van des gedaegdes
voorscreven is gebeeten geweest van een hondt alhier tot Vechgel ende
dat den voorscreven aenleggere van de gedaegde daer toe versocht aen het
selve te cureeren ende te genesen. Soo ist dat denaenleggere hetselve
been ofte den hondtsbeedt heeft verbonden van den des gedaegde soone
been, ende soo heeft dientvolgens den voorscreven gedaegde van den
verbantte des aenlegger aen haeren soons been niet en willen betalen.’
Armenrekening:
-
1662-1663:
Betaelt aen meester Huijbert, chirurghijn, van het heelen
ende curen van eenen patient alhier, 12-0-0
-
1667-1668:Betaelt aen meester Huijbert,
chirurghijn, van het heelen ende curen van eenen patient alhier, 12-0-0
Op 10-12-1667 voerde Huijbert van Maren, chyrurgyn, een
proces tegen Jan Janssen Leesten en op 18-2-1668 tegen Ariaen Goossens,
wiens zoons been hij genezen had, wat nog niet betaald was. Op 1-12-1673
voerde meester Huijbrecht van Maren een proces tegen Roeloff Dielissen
vanwege niet betaald ‘meesterloon aen des gedaeghdens been gedaen’. Op
20-1-01674 het zoveelste proces tegen Symon Jan Symons die hij ‘in synne
crancke gecureert’ had.
Francis
Armenrekening:
-
1668-1671: Aan meester Francis voor
meesterloon, 7-10-0
Michiel Gunster
Meester Michgiel Gunster, inwoner van Veghel, oud ongever
51 jaren heeft op 5 oktober 1667 op verzoek van Peter Wielms, pastoor
van Liberge, een verklaring afgelegd. Hij verklaart “dat Arien Henrick
Jan Dierckx by hem deponent was comende ende den selven affvragende hoe
veell den voorscreven meester Michgiel Gunster aen Pauwels Niclaessen
van Gerwen hadde verdintt van wegen hett meester loon datt den
voorscreven meester Michgiel Gunster aen den voorscreven Pauwels van
Gerwen hadden verdintt, angesien den voorscreven meester Gunster voer
verschyden quetsuren van den voorscreven Van Gerwen hadde gecureert ende
genesen, waer over naer doot ende afflivicheytt van den voorscreven
Pauwels van Gerwen is gecomen bij den voorscreven meester Gunster
andermaell ende verschyden rijssen den voorscreven Arien Henrick Jan
Dierckx ende heeft aen voornomden Gunster affgevracht ende geeyst
verificatie vuytt syn manuaell boeck hoeveel datt hij meester Gunster
aen voorscreven quetsure hadden versintt, belopende ter somma van seven
ende twintich gulden tien stuyvers, de welcke specificatie den
voorscreven Gunster aen voornomden Arien Henricx heeft overgelevertt,
waer op den voorscreven Arien antwoorden ende seyden tegens den
voorscreven Gunster: “Wij sullen alle de schultt briefkens bijeen
trecken van wegen den voorscrevenPauwels van Gerwen, ende soo draij wij
de reckeninge mett Andries Lamberts hebben gedaen, dan sullen wij u ock
voldoen.” Den voorscreven Gunster comende ten huijssen van Dries
Lamberts ende vragende aen de huijsvrouw van den voorscreven Dries:
“Waer sall ick mijn betaling hallen van den cuere van den voorscreven
Van Gerwen?” Waer op Crijstina, huijsvrouw Dries Lamberts antwoorden:
“Daer schiett genoch over van wegens Pauwels van Gerwen om de schult te
betalen ontrent acht dagen naer de doot van de voorscreven Pauwels van
Gerwen.”
De oudst gevonden vermelding van Michiel de Gunster komt uit de
dorpsrekening van 1674-1675: ‘betaelt aen Magiel de Gunster, suergijn
in Vechel’ de somme van 34 gulden.
Tussen 1680 en 1709 vonden we vijf
acten waarin hij optrad bij visitaties van gewonden en overledenen. De
laatste acte dateert van
10 november 1709. In
deze akte wordt hij genoemd: Mighiel de Gunster, chirurgijn van Veghel.
Armenrekeningen:
-
1673-1677: Aan meester Michiel voor
meesterloon, 1-8-0
-
1679-1681: Aan Michielde Gunster voor
meester loon, 1-5-0
Op 11-11-1679 had Michiel de Gunster, chirurgijn, Willem Jacobs de
Timmerman voor de Veghelse schepenbank gedaagd:
Den aenbrenger
verklaert als dat den gedaegde is te sijnen huijse gecomen op den 28
april 1677 ende versogt hem dat dog by synen soon Jan Willens soude
komen, de welcke van een eyckenboon was gevallen en buijten beents op de
kuijt een swaer accident hadde, de groote ontrent den palm van de hant,
waer uijt het seu-water sas vloejende, waarop den gedaegde aen den
aanbrenger versocht dat hij als chirurgijn daer nae soude sien, ’t welck
hij aenbrenger gedaen heeft.
Daerop geappliceert
ende van dag tot dag t’synen huijse gecompareert den tijt van seven
weecken, en den patient naer dato van de seven weecken nog ettelyce
dagen is gekomen ten huijse van den aenbrenger tot voldoeninge der kure
agterblyvende, niet beter wetende of de kuure was volbragt. En over
ettelycke dagen den parient voor bij den aenbrenger dijn deur komende,
siende dat sijn been nog gebonden was, soo dat hij aenbrenger vraegde of
sijn been nog niet genesen was, waerop den patient antwoorde “neen, het
heeft toegeweest, maer het is wederom opgebroocken.” Waerop den
aenbrenger zeijde waerom dat hij niet wederom en quam, want het hem te
wil nog te danck was dat hij t’huijs bleef, van welcke huure den
aenbrenger eyst de somme van tien guldens, en soo den gedaegde hem was
beclaegende te veel sijnden. Soo stelt hij aenbrenger onder advis van
twee onpartijdige chirurgijnen de welcke daer van kennisse hebben, ende
dat op kosten van ongelijck onder appointement van
me. eer. cum expensis.
Jan
Sterckman
Op 3
april 1682 gingen een schepen, vorster en ondervorster naar de
Sluijsbeemt aan de grens met Dinther. Daar hadden kinderen uit Dinther
die eieren aan het zoeken waren, een babylijkje in het water zien
liggen. Het was een meisje ‘het welck bijnae geheel is verrott.’ Het
lijkje werd meegenomen en naar de kerk van Veghel gebracht. De acte
schrijft verder ‘oock is het selve kint volgens advis
van meester Jan Sterckman, chirurgijn, het hooft ingeduwt ofte gestooten
ende de borst opt hart seer blauw is.’ Dit is de enige gevonden vermelding van Jan Sterckman als chirurgijn in
Veghel.
Jan Sterckman was een zoon van de Veghelse schoolmeester Aelbert Sterckman.
Hij was in 1652 uit Veghel naar Beverwijk vertrokken. In 1678 keerde hij
in Veghel terug. Hij was enige tijd adjunct schoolmeester als vervanging
van zijn vader, en volgde die op 28 april 1678 op. Op 21 december 1682
verongelukte Jan Sterckman.
Armenrekening:
-
1681-1683: Aan meester Jan Sterckman van
meesterloon van Aert Jan Deenen, 3-3-0
Philip Gerling
Armenrekening:
-
1683-1685: Aan Philips Gerling,
chirurgijn voor meesterloon van Jenneken Gijsberts en een arme soldaete
vrou, 7-0-0
Anthony Spierincx
De
oudst gevonden vermelding van ‘Anthoni
Spirincx, chirurgijn te Veghel’ komt uit een akte van 25 mei
1686.
In een
overzicht van 25 oktober 1688 van inwoners van Veghel die belasting op
drank betaalden wordt hij genoemd: ‘meester
Anthony Spierincx, chirurgijn en herbergier.’
De dorpsrekening van 1704-1705 vermeldt: ‘betaalt aan meesters van den Brouk
en Spierinx, chirurgijns, voor verbanden van de soldaeten ten huijse van
de president van der Hagen gequest’, 9 gulden en 12 stuivers. En in
1705-1706: aan ‘Antonij Spierincx chirurgijn van medicamenten aan
soldaeten en vertering’ 6 gulden en 18 stuivers.
Behalve in de rekening van 1705-1705 vonden we chirurgijn Van den Brouk
nergens vermeld mogelijk woonde en werkte hij niet in Veghel, maar in
een van de naburige plaatsen.
Behalve herbergier had Anthony Spierincx nog meer bijbaantjes. Op 16
oktober 1710 nam hij de collecte van de verponding in Veghel aan voor
een beurloon van 3,45 %.
We vonden ‘meester
Anthonij Spierincx, chirurgijn en inwoner van Veghel’ 18 keer vermeld in
aktes van visitaties van gewonden en overledenen. Voor het laatst op 5
mei 1718.
In de periode 1709-1721 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas
voor het genezen van de armen (alleen in de periode 1717-1721 was dat 11
gulden).
Armenrekening:
-
1685-1687: Aan Antonij Spierincx,
chirurgijn, voor meesterloon en medicamenten aen eenige persoonen
geëmploijeert, 24-0-0
-
1707-1709: Aan meester Anthonij
Spierincx, chirurgijn, voor twee jaeren meesterloon bij accoordt,
18-18-0
-
1719-1721: Aen den chirurgijn Antonij
Spierincx een jaar tractament voort bedienen der arme persoonen, 11-0-0
Gerard Vermeulen
Op 20 juni 1696 wordt ‘meester
Gerridt Vermeulen, chirurgijn van Veghel’ genoemd. Hij wordt vier keer
genoemd in akten van visitatie van gewonen en overledenen. Voor het
laatst op 21 juni 1706.
Armenrekeningen:
-
1685-1687: Spesificatie voor meester
Gerard Vermeulen, chirurgijn deser plaetse, tot lasten der armme
taeffelen
o
Gecureert ende gemeestert de blinde oogen van Handersken de dogters
dogter van Hendrik Huijberts, voor medicijnen en cureren 12-0-0
o
Gecureert ende gemeestert Mecke Porttiens van seeckere 2 quetseuren die
sij aent hooft gevallen hadde ende sware accident waeren, comt voor
medicijnen en cureeren, 6-0-0
-
1693-1695: Gerrit Vermeulen, chirurgijn,
voor meester van de vrou van Aart Jan Jobbe en Jan Gijsberts, 5-11-0
-
1699-1701: Gerrit Vermeulen, chirurgijn,
volgens twee specificatien, bij moderatie, 17-0-0
Jacobus Moons
Meester Jacobus Moons, ‘chirurgijn binnen deser plaatse’
wordt voor het eerst vermeld op
5 november 1704. Hij wordt zes keer vermeld in akten van visitaties van
gewonden en overledenen. Voor de laatste keer gebeurt dat op 1 oktober
1725.
Het beeld van doctoren als redelijk welgestelde lieden rijmt niet met het
beeld dat opdoemt uit een akte van 4 november 1722.
Jacobus Moons,
meester chirurgijn alhier, bezat het vruchtgebruik van ‘een placxken
lant’, gelegen in ‘Vechel aen de oude pastorije’, ‘op welckers gront den
selven Moons altans timmerende is een huijske voor hem, sijn vrou ende
zyn voorkinder te bewoonen, dog alsoo geheel en all arm, magteloos is,
desselffs timmeragien te connen voltrecken sonder onderstant off eenige
penningen van zijne voorkinder opte ligten.’
Armenrekeningen:
-
1701-1703: Aan Jacobus Moons, chirurgijn
voor het meesteren van arme persoonen voor 2 jaren volgens accoort 6-6-0
-
1709-1711:
Aen meester Moens, chirurgijn, door ordre van officier en schepenen, 5
gulden verdient met te cureren der armen
-
1723-1725: meester Moons, chirurgijn, wegens twee jaren tractament, 24-0-0
-
1727-1729: Aan chirurgijn Moons voor ’t
cureeren van arme persoonen jaarlycx voor tractament 12 gulden
-
1733-1736: Aan Jacobus Moons, chirgijn
voort genesen van den beenbreuck van Hendrik Tony Lamberts, 10-0-0
In de periode 1721-1733/6
ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de
armen.
Van de Sande
Armenrekeningen:
-
1719-1721: Aen den chirurgijn Van de
Sande voor cureeren van Peter Huybers, 7-10-0
Theodorus Vos
Voor schepenen van Veghel verschenen op 17 maart 1721
Roovert van de Groenendael en Maria, weduwe van Daniel van de Laar,
inwoners van Veghel. Ze stellen zich borg voor een bedrag van 300 gulden
voor de Armen van Veghel, voor het geval Theodorus Vos, chirurgijn,
geboren in Brussel, en zijn vrouw Pietronella Cornelis, geboren in
Nistelrode, kinderen zouden krijgen die tot armoede zouden komen te
vervallen en door de armenkas onderhouden zouden moeten worden.
Theodorus Vos, meester chirurgijn alhier wordt voor als
chirurgijn vermeld vanaf
16 augustus 1721. Hij wordt 19 keer vermeld in akten van visitaties van
gewonden en overledenen. Voor de laatste keer gebeurt dat op 25 juni
1737.
De dorpsrekening van 1723-1724 vermeldt: een uitgave van 3 gulden en 10
stuivers betaald aan ‘meester Vos, chirurgijn, over verdienste
aen de Cort’.
Armenrekeningen:
-
1723-1725: In den maant julius 1723 heeft meester Vos, chirurgijn, verdient
ende verschooten in de
siekte van Lijneken Voesten, 3-6-0
-
1723-1725: Op 10 december aen den selve voor ’t cureeren van de persoon van
Hendrik Jan Tonissen wegens gesieckt van been, etcetera, 6-6-0
-
1733-1736: Aan meester Moonen en
Theodorus de Vos, chirurgijns, tot tractament voort cureren van de arme
persoonen, voor 3 jaren, 36 gulden
-
1736-1739: Aan den chirurgijn Vos tot
tractament voort cureeren aan de arme personen, jaarlycx 12 gulden
-
1736-1739: Den chirurgijn Vos overleden
wesende, nog aen de weduwe voort verscheene gegeven, 1-0-0
In de periode 1733/6-1736/9
ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de
armen.
Leonardus Moons
Leonardus Moons, ‘chirurgijn alhier’, wordt één keer vermeld en wel in
een akte van 20 maart 1738.
En in de armenrekeningen:
-
1736-1739: Aan den chirurgijn Leendert
Moons voor een jaar tractament 12-0-0
-
1739-1742: Aen den chirurgijn Leendert
Moons het tractament voort cureren van de arme persoonen jaarlykx 12
gulden
In de periode 1736/9-1739/42
ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de
armen.
Pieter Schippers
In de dorpsrekening van 17429-1743 worden er voor het eerst een
tractament uit de dorpskas vermeld voor een chirurgijn: ‘betaalt aan de
nu aangenomen dorps chirurgijn Pieter Schippers zyn tractament hem om
gedane diensten geaccordeert’, 30 gulden.
In de volgende
rekening staat het tractament ook vermeld, maar nu slechts 13 gulden. De
Leen- en Tolkamer die de rekeningen controleerde, vroeg om opheldering.
Het dorpsbestuur antwoordde: ‘soo
gelieven Haar Edel Agtbaar te weeten dat den voorige chirurgijn was
coomen te overleyden en dat in dien tyt swaare accedenten onderhanden
waren en daaromme genootsaakt voor dat jaar met den jegenwoorigen te
accordeeren soo goed als doenelyck was en dus eenmaal aen hem de aldaar
ingebragte 30 gulden goedt gedaen.’
Tot aan 1755-1756 werd het jaarlijkse tractament uit de
dorpskas aan Pieter Schippers betaald. Hier na werd het tractament
betaald aan Pieter Lega,totdat Pieter Schippers op 31 februari 1760 weer
werd aangesteld, nog steeds voor hetzelfde tractament van 13 gulden per
jaar (het resolutieboek schrijft 31 februari, dat is een niet bestaande
datum). In de tijd dat het tractament aan chirurgijn Pieter Lega betaald
werd, bleef Pieter Schippers actief als chirurchijn in Veghel. Hij trad
in de periode enkele keren op bij visitaties van gewonden en
overledenen. Waarom het tractament niet aan hem maar aan Lega betaald
werd, vermelden de bronnen niet. Heeft het te maken met het volgende
incident?
Op 17
oktober 1754 kreeg Pieter Schippers in de herberg van Gerit van de
Leemput ruzie met Bastiaen van Kilsdonk over ‘de pelleweverije’. Advocaat
Gijsbert de Jong had bemiddeld, had een besluit genomen en was daarna
vertrokken, omdat hij geroepen werd om te komen eten. Pieter Schippers
had er geen vrede mee en zeurde er over door. Ritmeester Thielen zei
tegen Schippers om er over op te houden, omdat de Jong een besluit had
genomen. Hij zei: “Scheijter nu
van uijt, het heeft eens lang genoegh geduert.” Maar Schippers ging
door. De ritmeester zei hem weer om op te houden. Schippers zei:
“Ik wil goddomme voor u niet
swygen, of gij hoeft voor mijn niet te swygen.” Hij sprong van zijn
stoel op en taste naar zijn mes. Cornet Thielen, zoon van de ritmeester
sprong ook op. Hij nam eerst een stoel en daarna een tang in zijn hand,
zeggende: “Honsvot, sout gij uw
mes trecken tegens mijn vader.” Ook Schippers pakte een tang.
Hendrik van der Linden en de vrouw van Gerit van de Leemput trokken de
vloekende en razende Schippers weg naar achteren. Ze probeerde hem door
de achterdeur het huis uit te zetten. Schippers zei:
“Ik salder goddomme den ritmeester
en den cornet allebij uijt steecken.” Hij kwam al vloekende en
razende weer binnen, zeggende: “Ik
heb lang gesien dat het op mij gemunt is.” En hij daagde vader en
zoon Thielen uit om buiten te komen vechten:
“Komt
maer uyt op den deegen, off waer mede gijlieden wilt. Ik ben altyt to
ulieden dienst.” Ritmeester Thielen zei kalm:
“Ik leg dit in kennis.”
Hendrik van der Linden leidde Schippers weer naar buiten. Wat
later kwam Schippers nogmaals binnen. Hij zei:
“Ik kan soo wel met den degen
speele als de heere.Ik wou wel tegen de heere stooten, maer daen moest
ik ook soo een dinck hebben, daer men met stooten kan. Ik wou wel tegen
den ritmeester of den cornet stoote. Ik verstae de floret ook. Waer dat
de heere wilde op de kerckhof, of op een andere plaets Ik salder naer
toe gaen en eyser allebij uijt.” Uiteindelijk gaf Benjamin de Jong
hem het advies: “Schippers gaet naer huijs toe, dan sult gij veel beter doen, en gij
sult seggen dat ik u wel geraden heb.” Waar op Schippers zei:
“Dat sal ik dan doen.”
In 1748 was Pieter Schippers aangesteld als schepen. Op
30-1-1755 werd hij als schepen
vervangen. Dat was een politieke beslissing, die verband hield met ruzie
tussen Sint-Oedenrode en Veghel over de afvoer van water van Jekschot.
Wat Schippers betreft kan bovengenoemde vechtpartij ook tegen hem
gewerkt hebben. In de loop
van 1755-1756 werd hij ook als dorpschirurgijn vervangen door Pieter
Lega. Het gaat wellicht te ver om alles op dit ene incident te schuiven,
maar het is wel een mogelijke verklaring. Pieter Schippers bleef na zijn
vervanging gewoon zijn practijk als chirurgijn in Veghel uitoefenen
totdat hij in
februari 1760 weer werd aangesteld als dorpschirurgijn.
Op 10 mei 1770, 16 mei 1771 en 18 juni 1772 werd de
aanstelling van Pieter Schippers telkens met een jaar verlengd.
Pieter Schippers trad in de periode 1742-1763 in totaal 27
keer op bij een visitatie van een gewonde of dode. Voor de laatste keer
was dat op 20 augustus 1763. Het tractament wordt in 1773-1774 voor de
laatste keer aan hem betaald. In 1774-1775 aan zijn zoon Gerard
Schippers, omdat Pieter Schippers overleden was.
Na het overlijden van Pieter Schippers in 1774 werd er
enige tijd geen jaarlijks tractament uit de dorpskas betaald aan een
chirurgijn.
In de periode 1742-1755 en
1760-1781 ontving hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het
genezen van de armen.
Armenrekeningen:
-
1742-1745: Aan chirurgijn Peter Schippers
het tractament, 36-0-0
-
1754-1757: Aan Peter Schippers,
chirurgijn, van geleverde medicijnen aan N. Cruijbuller, 5-8-0
-
1754-1757: Chirurgijn Peter Schippers,
12-0-0 en P. Lega 24-0-0
-
1760-1763: Aan Pieter schippers, meester
chirurgijn 36-0-0
-
1769-1772: Aan P. Schippers, chirurgijn,
voor extra medicynen en geneesing van een quaedt been van Johanna Dirx
van der Heijden, 10-0-0
-
1778-1781: Aan Pieter schippers, meester
chirurgijn 36-0-0
Peter Lega
In de dorpsrekeningen van 1756-1757 tot en met 1760-1761
wordt het jaarlijkse tractament van 13 gulden per jaar aan chirurgijn
Pieter Lega betaald, in plaats van aan Pieter Schippers.
Pieter Lega was geen alias van Pieter Schippers want op 24
september 1754 treden ze allebei naast elkaar op in dezelfde akte als ze
ondervorster Martinus Tielemans lichamelijk onderzoeken.
In de periode 1755-1760 ontving
hij jaarlijks 12 gulden uit de armenkas voor het genezen van de armen.
Armenrekeningen:
-
1754-1757: Chirurgijn Peter Schippers,
12-0-0 en P. Lega 24-0-0
-
1757-1760: Aan de chirurgijn Lega volgens
ordonantie voor verschotte van medicijnen aan arme persoonen en wegens
een armbreuk, 7-8-0
-
1757-1760: Aan den heer doctor Adriaan de
Laure voor medicamenten aan arme persoonen, 6-2-0
-
1757-1760: Chirurgijn PieterLega 36-0-0
J. Rietman
Armenrekeningen:
-
1772-1775: Aen J. Rietman, meester
chirurgyn voort cureren van Hendrik van der Heyden, 7-10-0
Gerardt Schippers
In oktober 1779 brak er een besmettelijke ziekte uit in
Veghel die ‘de rode loop’ werd genoemd, omdat er bloed in de ontlasting
zat. Om de zieken te verzorgen werden Jacop Kopp,
medicine doctor wonende te Uden en
Gerardt Schippers, chirurgyn, ingehuurd.
De dorpsrekening van 1779-1780 schrijft:
-
‘alsoo in de maendt october den rode loop
alhier ontstoken was by een man en vrouw, ieder wel oudt de 80 jaeren en
seer arm mensche wesende, en digt by de parochie woonde en onder de
mensen en men vreesde dat sig verder soude verspreyden, en maer eene
dogter in huys was en alle drie daer aen laboreerde, hebben regenten
nodig gedagt een doctor chirurgeyn en oppassingen en ook het een en
ander te doen besorgen’.
-
Betaald aan Gerardt Schippers, chirurgyn,
‘van meesterloon leverantien etc.’ 10 gulden en 18 stuivers
Roedolph Schippers
Roedolph Schippers, ‘chirurgyn, practiserende alhier tot
Veghel’, wordt voor het eerst vermeld in een akte van 21 mei 1785 en
voor de laatste keer op 5 november 1799. In die periode trad hij vier
keer op bij het visiteren van gewonden of overledenen.
In 1795 werd hij door het dorp betaald voor een specifieke dienst:
‘betaalt aan Rudolph Schippers, meester chirurgyn, de somme van twaelff
gulden tien stuyvers verdient wegens het curere van Dirk van Rijsingen
die in de tijd der attacque alhier tussen de France en Engelse troupes
een wond bekomen had’.
Hij ontbreekt in de lijst van 26 maart 1797 van bewoners
van Veghel boven de 18 jaar.
Armenrekeningen:
-
1778-1781: Aen Roelof Schippers voort
genesen van een beenbreuk van Jan Tonis, 15-0-0
Hendrikus Schippers
Hendrikus Schippers wordt op 21 mei 1785 genoemd. Hij
treedt dan samen op met Roedolph Schippers (ook voor het eerst genoemd)
en een medicine doctor bij de visitatie van een drenkeling. Hendrikus
Schippers treedt acht keer op in akten die visitaties van gewonden en
doden beschrijven.
Op 19 juni 1788 werd Hendricus Schippers aangesteld als ‘dorps
chirurgeyn’ voor een tractament van 30 gulden per jaar. Daarnaast kreeg
hij ook een tractament uit de armenkas.
In de lijst van 26 maart 1797 van bewoners van Veghel boven
de 18 jaar wordt genoemd: Hendrikus Schippers, 38 jaar, gehuwd, van
beroep ‘chirurgyn en vroedmeester’.
Vanaf 1 maart 1798 was hij tevens vroedmeester voor een jaarlijks
tractament van 100 gulden. Gezien zijn vermelding als vroedmeester op 26
maart 1797 functioneerde hij mogelijk al eerder als vroedmeester uit
hoofde van zijn functie als chirurgijn, maar dan zonder voor die extra
rol betaald te worden.
In 1804 had Hendrikus Schippers een schuld aan borgemeester
Hendricus Verhoeven. Hij verzocht de schout-civiel en schepenen om een
deel van zijn tractament aan Verhoeven te betalen, maar die wezen dat
verzoek van de hand, ‘als zynde ter deezer vergadering niet competent.’
In 1806 werden mensen met een bedrijf verplicht een patent
aan te vragen. Op 13 maart 1806 werd Hendrik Schippers gepatenteerd als
‘chirurgijn en vroedmeester’. Hij betaalde daar 3 gulden voor.
Het jaarlijkse tractament van 30 gulden werd tot en met het
einde van de door ons onderzochte periode, 1810, aan Hendrikus Schippers
betaald. Het resolutieboek schrijft op 31 augustus 1809 dat Hendricus
Schippers daarvoor verplicht was om in Veghel te wonen, ‘de inwoners derzelve daar toe verzogt wordende tegens betaling en de
arme en onvermogende gratis in hunne respective qualiteyt als doctor,
chirurgyn of vroedmeester te bedienen en aan de laastgenoemde voor
rekening der arme kasse de nodige medicynen en medicamenten zoo als die
hun zelve kosten te leveren.’
Armenrekeningen:
-
1784-1787: 11 augustus 1785 aen Hendricus
Schippers, chirurgijn alhier, van verdienste aen Jan Houbrake en vrouw,
10-8-0
-
1787-1790: Aen H. Schippers, chirurgijn,
voor verdienste aen arme luyde
-
1793-1796: Aan Hendricus Schippers,
meester chirurgijn, voor geleverde medicamenten aan arme persoonen,
5-6-0
-
1796-1799: Aan Hendricus Schippers,
chirurgijn
Bodestaf
Armenrekening:
-
1802-1805: 10-6-1805: Aan Bodestaf, chirurgijn, voor
verdient meesterloon en geleverde medicamenten aan arme personen
N. J. Posterterk
Armenrekening:
-
1805-1808: N. J. Posterterk, chirurgijn
De medicine doctors
Petrus van Gestel
Armenrekening:
-
1707-1709: Aen heer doctor Van Gestel
voor besoeck ende geleverde medicijnen, 2-14-0
-
1711-1713: Betaelt aen de heer doctor Van
Gestel, twee gulden wegens geneesmiddelen gedaen Aert Jan Willens en
Lamert van der Linde, dus, 2-0-0
-
1719-1721: Aen de heer Petrus van Gestel,
medicine doctor, voor verdienste, 0-4-0
Adriaen de Laure
Doctor Adriaen de Laure is twee
jaar in dienst geweest als extra kracht, omdat er toen veel zieken waren
in Veghel. De dorpsrekeningen vermelden:
-
1760-1761: Mits de veelheijt der sieke
onder de arme persoonen vermeende oficier en regenten het profitelyk te
weesen om den jaren aen de doctor Adriaen de Laure te accorderen, soo
als dan met de selven een accordement is aangegaan voor het bedienen van
de arme persoonen te leveren de medicijnen etc. op een jaarlyx
tractament van vyftig gulden waar mee van wegens dese arme soude werden
betaalt twintig gulden en de 30 gulden door de gemeente.
-
1761-1762: Aen den doctor Adriaen de
Lauwre sijn provisoneel toegestaande tractament 30 gulden.
Armenrekening:
-
1757-1760: Aan den heer doctor Adriaan de
Laure voor medicamenten aan arme persoonen, 6-2-0
-
1760-1763: Item hadden heeren regenten
als doctor omme alle arme persoonen te bedienen met het leveren der
medicynen aangenomen de heer Adriaan de Lauwre op een tractament van 20
guldens wegens desen armen jaarlycx, alles tot weder seggens toe,
hebbende den voorschreven heer doctor dit bedient den tyt van twee jare,
te weren van dene ersten maart 1760 tot een maart 1762, dus te samen
40-0-0. Zijnde hy here doctor alsdoen bedankt.
Theodorus Henricx
Armenrekening:
-
1769-1772: Aen de heer Theodorus Henricx
voor medicynen etcetera van Gertruy, dogtere Maria Francis Smits
Armenrekening:
-
1775-1778: Aen Fredrik E. J. Snauber voor
medecyne en visite van Jennemie van den Broek, 10-10-0
J. Van Praat
Armenrekening:
-
1775-1778: Aen J. Van Praat voor
geleverde medicynen en curere van Jan Philips Heesackers, 11-12-0
-
1775-1778: Aen J. Van Praat voor
leverantie van medicyne en curere van arme personen, 24-0-0
Jacob Kopp
In oktober 1779 brak er een besmettelijke ziekte uit in
Veghel die ‘de rode loop’ werd genoemd, omdat er bloed in de ontlasting
zat. Om de zieken te verzorgen werd Jacop Kopp,
medicine doctor wonende te Uden
ingehuurd. Hij werd speciaal voor deze klus ingehuurd. Ook werd voor
datzelfde doel in 1779 Gerardt Schippers, chirurgyn, ingehuurd.
De dorpsrekening van 1779-1780
schrijft:
-
‘alsoo in de maendt october den rode loop
alhier ontstoken was by een man en vrouw, ieder wel oudt de 80 jaeren en
seer arm mensche wesende, en digt by de parochie woonde en onder de
mensen en men vreesde dat sig verder soude verspreyden, en maer eene
dogter in huys was en alle drie daer aen laboreerde, hebben regenten
nodig gedagt een doctor chirurgeyn en oppassingen en ook het een en
ander te doen besorgen (..) en welk ook soodanig van effect is geweest
sig niet verder heeft verspreydt, en is dese somme betaelt aen J. Kop,
medicine doctor wonende te Uden voor vacatie en medicynen 22 gulden en
18 stuivers
-
Betaald aan Gerardt Schippers, chirurgyn,
‘van meesterloon leverantien etc.’ 10 gulden en 18 stuivers
In 1781 stak de
rode loop weer de kop op. Op 8 juni 1781 werd door de officier en
schepenen
de Heer Jacop Kop, ‘medicine doctor’, aangesteld, voor een jaarlijks
tractament ‘als doctor deeser gemeente’ van 70 gulden. Dit bedrag werd
in 1782-1783 eenmalig aan hem uitbetaald.
Van 10 september 1781 tot 16 oktober 1781 bezocht Jacob Kop
dagelijks patienten. Aan de epidemie van 1781 overleden 50 inwoners van
Veghel.
Vanaf 1781 werd er uit de armenkas een jaarlijks tractament
van 30 gulden betaald aan de medicine doctor. De armenrekening vermeldt:
-
1781-1784: Op de .. 24 juny .. de heer
[Jacob Kopp] medicine doctor .. syn tractament [voor cureren en]
medicinen [der arme per]soonen [volgens] aenstelling van 8 juny 1781 tot
8 juny 1782 betaelt met
30-0-0
Heer Georgius van der Burght
Op 9 juli 1782 werd
Georgius van der Burght, medicine
doctor, door de schepenen van Veghel aangesteld voor een tractament van
70 gulden per jaar. Hij bleef tot zijn overlijden, ruim twee jaar later,
in dienst. De dorpsrekeningen vermelden:
-
1783-1784:
‘betaelt aen
de Heer Georgius van der Burght, medicine doctor by
tractament volgens aanstelling van schepenen dato 9 july 1782’ 70
gulden.
-
1784-1785:
‘betaelt aen de weduwe Georgius van der Burgt alhier, synde geweest
aengestelde medicine doctor, syn tractament, vermits het overleyden van
den selve een derde van het tractament tot de somme van 23 gulden en 6
stuivers, synde geweest tot den 5e november 1784’
Armenrekening:
-
1781-1784: Ingevolge en .. ingaande 24
juny .. aen de .. G. van der Burght, medincine doctor, syn tractament
voor het cureren der arme persoonen volgens aanstelling dato 9 july
1782, vervallen 9 july 1783, betaelt tot 30-0-0
-
1781-1784: Volgens de leyst ingegaen 24
juny 1783 is aen voorschreven G. van der Burght, medicine doctor syn
tractament voort cureeren der arme persoonen vervallen 9 july 1784
betaelt tot 30-0-0
-
1784-1787: 16 december 1784 betaelt aen
de weduwe Doctor van der Burgt van medicijnen etcetera aen armen,
11-16-0
-
1784-1787: Op de leyste ingegaen 24 juny
1784 is aen de wedue van de heer doctor van der Borght vermits syn
overleyden maer betaelt 10 gulden
G.
Beelen:
Armenrekening:
-
1784-1787: 31 mei 1785 betaelt aen G.
Beelen, doctor voor medicynen en crere van Jan Habraken en vrouw, 6-14-0
Nicolaas Ligois
Op 8 april 1785
besloten de regenten ‘op ’t goed raport ons gedaan, aan te stellen als
medicine doctor deeser gemeente van Veghel de heer N. Ligois, althans
woonende tot Gorinchem, voor het ordinair tractement’.
In de dorpsrekeningen van 1785-1786 tot en met 1788-1789
wordt het jaarlijks tractement voor de ‘medicine doctor’ betaald aan
Nicolaas Ligois.
Hij wordt op 21 mei 1785, 20 juni 1785 en op 19 mei 1789
ook vermeld bij de visitaties van gewonden en overledenen.
Armenrekeningen:
-
1784-1787: 6 mei 1786 aen den doctor
Ligois voor medicijnen voor arme persoonen, 10-9-0
-
1784-1787: Volgens de leyste ingegaen 24
juny 1785 is aen de heer doctor Ligois betaelt syn tractament 30 gulden
-
1784-1787: Aen den selve doctor betaelt
de leyste ingegaen 24 juny 1786, 30 gulden
-
1787-1790: Aen doctor Ligois voor
medicijnen aen arme luyden gelevert
-
1787-1790: Aen de medicine doctor N.
Ligois volens de lijst anno 1787 30 gulden
Lonis Johan van der Lisse
Op 11 april 1789 treedt Lonis van der Lisse, medicyne
doctor, practiserende alhier tot Veghel’, op bij de visitatie van een
dode. Op 24 juli 1788 werd hij als medicine doctor aangesteld voor een
tractament van 70 gulden per jaar. De dorpsrekening van 1789-1790
vermeld:
‘Betaelt
aen Lonis Johan van der Lisse, medicine doctor voor een jaer tractament
als doctor deeser plaatse, aangestelt synde den 24 july 1788’, 70 gulden
Het tractament werd drie jaar lang aan hem uitbetaald, van
1789-1790 tot en met 1791-1792.
Armenrekeningen:
-
1787-1790: Aen de doctor L. J. Van der
Lisse, tractament anno 1789, 30 gulden
De armenrekening van 1790-1793 is verloren gegaan. In een
deel van deze period eheeft hij een jaarijks tractament van 30 gulden
uit de armenkas ontvangen.
Willem Francis Coolen
Willem Francis Coolen, ‘medicine doctor’, werd op 26
januari 1792 aangesteld ‘als doctor alhier’ voor een tractament van 70
gulden per jaar.
Hij wordt tussen 1793 en 1803 zes keer vermeld in aktes van
visitaties van gewonden en overledenen.
In de lijst van 26 maart 1797 van bewoners van Veghel boven
de 18 jaar wordt genoemd: Willem Francis Coolen, 32 jaar, gehuwd, van
beroep ‘medicine doctor’.
De Veghelse dokter Willem Francis Coolen was politiek
actief. Hij steunde de staatsgreep onder leiding van Pieter Vreede op 22
januari 1798 en hij had een speciale commissie voor het zuiveren van de
plaatselijke besturen, hij was ‘agent ter reorganisatie van de
municipaliteiten’. In Veghel moest door zijn toedoen onder andere Gerrit
van Roij het veld ruimen. Op 12 juni 1798 vond al weer een tegencoup
plaats, waardoor de rol van Coolen in het zuiveren van de besturen
uitgespeeld was. Hij werd er hierna van beschuldigd dat hij zou
meewerken aan een complot om Bataafs Braband over te geven aan de Franse
republiek.
In 1806 werden mensen met een bedrijf verplicht een patent
aan te vragen. Op 13 maart 1806 werd Willem Francis Coolen gepatenteerd
als ‘doctor in de medicynen’. Hij betaalde daar 4 gulden voor.
Op vragen van de landdrost van Brabant
over de dokters die in Veghel werkzaam
waren, antwoordde het gemeentebestuur van Veghel op 31 augustus 1809:
-
dat
binnen deze gemeente zyn twee medicine doctoren met name Willem Francis
Coolen en Cornelis van der Wielen, benevens een chirurgyn en
vroedmeester met name Hendricus Schippers.
-
dat
Willem Francis Coolen als
dorpsdoctor uit de plaatselyke kas jaarlyks 70-0-0, en uit de arme kasse
jaarlijks 30-0-0 geniet. Dat aan Cornelis van der Wielen geen tractament
is toegestaan. Dat Hendricus Schippers uit de plaatselyke kas geniet als
chirurgyn 30-0-0 en als vroedmeester 150-0-0
-
dat
de gemelde medicine doctor W. F. Colen en den chirurgyn vroedmeester
Hendricus Schippers daar voor verpligt zijn binnen deze gemeente te
wonen, de inwoners derzelve daar toe verzogt wordende tegens betaling en
de arme en onvermogende gratis in hunne respectibe qualiteyt als doctor,
chirurgyn of vroedmeester te bedienen en aan de laastgenoemde voor
rekening der arme kasse de nodige medicynen en medicamenten zoo als die
hun zelve kosten te leveren.
Tot en met 1809 wordt het jaarlijkse tractament uit de
dorpskas aan Willem Francis Coolen betaald. Hij overleed in 1810. In
1810 werd een deel van het tractament betaald aan zijn weduwe en een
deel aan zijn opvolger.
De armenrekening van 1790-1793 is verloren gegaan. In een
deel van deze period eheeft hij een jaarijks tractament van 30 gulden
uit de armenkas ontvangen. Hij ontving dat tractment tot en mei 1808,
dat is tot aan het einde van de door ons onderzochte periode.
Armenrekeningen:
-
1793-1796: Aan W.F. Coolen voor
medicijnen aan arme persoonen, 12-1-0
-
1793-1796: Aan den medicine doctor W.F.
Coolen sijn tractament voort bedienen der arme persoonen, 3 jaren,
90-0-0
-
1796-1799: 25-4-1797 aan medicine doctor
W. F. Colen voor geleverde medicijnen aan arme persoonen, 11-14-0
-
1799-1802: Doctor W.F. Coolen, 3 jaren,
90 gulden
-
1802-1805: Aan W F. Colen medicine doctor voor medicynen
aan arme persoonen, 44-17-0
-
1805-1808:
Doctor W.F. Coolen, 3 jaren, 90 gulden
A. van den Dries
Armenrekening:
-
1799-1802: Aen A. Van den Dries, medicine
doctor
Cornelis van der Wielen
Cornelis van der Wielen wordt
genoemd in bovengenoemde brief van 31 augustus 1809 van het
gemeentebestuur van Veghel aan de landdrost van Braband.
-
Dat
binnen deze gemeente zyn twee medicine doctoren met name Willem Francis
Coolen en Cornelis van der Wielen. Dat aan Cornelis van der Wielen geen
tractament is toegestaan.
Om de vaccinatie tegen de pokken te bevorderen ordonneerde
koning Lodewijk Napoleon op 25 november 1808 dat alle armen die een
uitkering uit de armenkas kregen, verplicht ingeënt moesten worden tegen
de pokken. In Veghel was dat een klus voor doctor Cornelis van der
Wielen, die in de eerste drie maanden van 1809 in Veghel 257 inwoners
vaccineerde.
Het resolutieboek schrijft op 5 augustus 1810: Door het
overlijden van de Heer Willem Francis Coolen is de plaats als
dorpsdokter vacant gekomen. Dat dezelve tijdelijk door de medceyne
doctor de heer Cornelis van der Wielen, wonende alhier, is waargenomen.
Van der Wielen wordt voor een tractament van 100 gulden als dorpsdoctor
aangesteld.
De dorpsrekening van 1810: ‘Betaelt aan de wedue van den
overleden doctor Willem Francis Coolen en aan desselfs succorsens (=
opvolger) C. Van der Wielen’ een tractament van 70 gulden. Cornelis van
der Wielen kreeg daarnaast nog 30 gulden uit de armenkas.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||