Religie en genezing van ziekten
Martien van Asseldonk
26 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Er nu nog zoeken mensen hulp en steun in hun geloof om
te genezen van ziekten, vooral als het om ziekten gaat die de dokters
niet kunnen genezen. Deze behoefte of neiging om hulp van hogere machten
te zoeken om te genezen bij een ziekte zal wel heel oud zijn. Het
eenvoudigste dat men kan doen is bidden voor genezing. Veel zieken gaan
nog steeds op bedevaart naar Lourdes en andere plaatsen.
Antoon Vissers vertelde het
volgende verhaal:
Mijn moeder was een echte heiligenvereerster. Zat ze in
moeilijkheden, dan zocht ze haar toevlucht bij haar favoriete heiligen.
Dat was niet steeds dezelfde. Stelde zo'n heilige haar teleur, dan werd
hij door mijn moeder verstoten en zag ze naar een nieuwe om. Ze heeft er
wel enkele versleten. In het begin van de Tweede Wereldoorlog, het zal
in 1941 geweest zijn, was Antonius van Padua zeer in de gunst bij mijn
moeder, wat wel blijkt uit het volgende verhaal.
Pastoor Johannes Houbraken
De Veghelse pastoor Johannes Houbraken tekende recepten
voor medicijnen tegen de pest en andere eigentijdse kwalen op in het
parochieregister waarin ook de dopen en huwelijken uit de periode
1651-1675 opgetekend zijn. De recepten staan aan de achter- of keerzijde
van het register en zijn ondertekend met ‘anno 1652, pastoratus’.
‘Probatus est’ schreef de pastoor onder de meeste recepten, ofwel ‘de
werking ervan is bewezen’. Deze recepten zijn - voor zover ze nog
leesbaar zijn - getranscribeerd en in een apart opstel samengevat. Een
van de recepten bevat de ingrediënten goud, wierook en mirre: de
offergaven van de Drie Koningen na de geboorte van Jezus. Dit geeft het
betreffende medicijn het karakter van een offer aan God, in de hoop dat
God daar iets voor terugdoet.
Brief van de kwartierschout van Peelland aan de Staten
generaal op 26 juni 1648
Soo en
is mij te voren gecomen als dat tot Vechel den paep misch gedaen heeft
ende besich is geweest om beseten menschen (soo sij die noemen) uyt te
werpen, maer veel van de gemeijnten beginnen te seggen, dat den paep
tooveren can ende de menschen betoovert om gelt te crijgen.
Rijksarchief 's-Gravenhage, toegang 1.01.04, Archief van de
Staten-Generaal, inv. nr. 4987.
Bijeenomst van de Classis van den Bosch in de periode
juli-december 1648:
Er
worden nog enige mededelingen gedaan zoals bv. het weren van papen die
in veel dorpen in de Meierij nog aanwezig zijn en het volk van de
predikanten en hun diensten afkerig proberen te maken en hen tegen de
nieuwe religie ophitsen, vooral één paap die men beschouwt als een
‘duyvelbander’, die zich in de omgeving van Veghel ophoudt.
BHIC, toegang 254,
Archief van Claissis van 's-Hertogenbosch,
inv. nr. 1, folio 418v.
Hanewinckel
Dominee Stephanus Hanewinckel beschrijft een aantal
plaatsen die de inwoners van de Meierij bezochten om te steun aan God of
heiligen te vragen, of waar heilig water en dergelijke werd verkocht.
-
Aarle. 's Avonds en zelfs bij dag vind
men hier veel volks, ook van andere dorpen, die om deeze kapel onder het
prevelen van Pater-nosters en Avé-Maria's op hun knieën rondkruipen.
-
Nunen. Aan bijgeloovigen word door den
priester ook nog het zoo genoemd St. Quiryn's water verkocht, hetzelve
zou zeer goed weezen voor zeere hoofden en kwaade beenen.
-
Ommelen. Het domme volk zit hier thans
geduurig voor die kapel te knielen en te kruipen, prevelende intusschen
eenige Pater-nosters en Ave-Maria's. (..) Ook bid men dikwijls onder
deezen boom, en kruipt er geduurig op de knieën rond, gelijk men
duidelijk kan zien; elke Roomsche, die deezen heiligen boom voorbij
gaat, neemt zijnen hoed eerbiedig voor densekven af.
-
Eersel. Ik moet U ook net vergeten te
melden, dat niet ver van de kerk in de akkers een zoo genoemde heiligen
lindeboom staat, werwaards de Roomschen zich begeven, om, al knielend en
rondom denzelve kruipend hun Pater-Noster en Ave-Maria te prevelen.
-
Op een heuveltje in de heide tussen
Osch en Nitelrode langs den weg naar een eikenboom, aan welke voet men
een gat ziet, dat slechts weinige voeten breed en diep is, en waarin nu
en dan eenig water staat; bij dit gat ligt een steenhoop, kegelvormig
opgehoopt, dit zouden de overblijfselen zijn van een kapel, die hier ter
eere van St. Willibrordus, den beschermheilige van Osch, zou gesticht
zijn, omdat hij hier met zijnen bisschoplijken staf eene put of bron
geslagen heeft, welke water wonderen verricht en waarvan dit gat een
overblijfsel is. Veel roomschen, vooral zij die de koorts hebben, doen
naar deze heuvel, welke ook St. Willibrord genoemd word, beedevaarten,
kruipen op hunne knieën met eenen roozenkrans in den hand, onder het
uitboezemen van pater-nosters en Avé-Maria's, rondom dien steenhoop,
smijten geoonlijk eenige steenen om denzelven in wezen te houden, op
denzelven, drinken van het water uit die wonderbron of wasschen zich met
dezelve, en dan gaat de koorts weg.
-
Veelen die zich verbeelden door eenen
dollen hond (hoe veele honden worden niet voor dolle honden gehouden,
die echter nooit dol geweest zijn) gebeeten te zijn, doen bedevaarten
naar St. Hubert-lil, een dorp in Luikeland, bijzonder aan evengenoemde
heiligen gewijd, om zich daar te laaten branden;
worden zij dan niet dol, gelijk natuurlijk volgen moet, als zij
van geenen dollen hond maar van eenen anderen hond, gelijk zulks bjna
altijd het geval is, gebeeten zijn, dan heeft St. Hubertus wonderen
verrigt.
-
In Westerhoven ziet men een putjen,
het heilig putjen genoemd. Het water uit hetzelve is heilzaam voor
onderscheiden ziektens, vooräl voor de koorts, men bezoekt hetzelve op
eene jaarlijksche bedevaart, en ook op andere tijden,
zeer vlijtig; kruipt op de knieën rondom hetzelve; en men ziet
rondöm hetzelve een paadjen, veröorzaakt door het rondkruipen.
-
Berg-Eik is het middenpunt van
bitterheid, bijgeloof en spookerijën. In oude tijdenwoonden hier veele
heksen. Het gebruik van bijgloovige middelen tegen ongemakken des
ligchaams is hier onbegrijplijk: heeft kwaade beenen, men geneest die
met wijwater; heeft men den kinkhoest, men loopt naar Kasteren om uit
een gewijd hoorentjen te drinken; is men baguits (een Kempenlandsch
woord betekenende: de Engelsche ziekte), men begeeft zich naar Riethoven
of nog neter naar Meerveldhoven, hebben de kindern de daauw-worm, men
laat hen te hoogeloon beleezen, heerscht er de roode loop, men spoed
zich terstond naar Steensel. Men bezit hier een afbeelding van de H.
Bernardus, werwaarts jaarlijks bedevaarten geschieden.
Kruipt men thans op helderen dag
om den heiligen lindeboom (eertijds deed men dit 's avonds), men gaat
ook wel zachtjens rondom denzelven, staat nu en dan stil, in den bast
steekt men ook wel spelden, op dat de geenen die de koorts hebben, er
door zouden geneezen worden; alles geschied biddende en prevelende.
Frank. C.
Meijneke, Op reis door de Meierij
met Stephanus Hanewinckel. Voettochten en bespiegelingen van een
dominee, 1789-1850 (Tilburg 2009), 169, 171, 184, 242, 273, 274,
299, 341, 342.
|