Religie en genezing van ziekten

Martien van Asseldonk

26 november 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

Er nu nog zoeken mensen hulp en steun in hun geloof om te genezen van ziekten, vooral als het om ziekten gaat die de dokters niet kunnen genezen. Deze behoefte of neiging om hulp van hogere machten te zoeken om te genezen bij een ziekte zal wel heel oud zijn. Het eenvoudigste dat men kan doen is bidden voor genezing. Veel zieken gaan nog steeds op bedevaart naar Lourdes en andere plaatsen.

 

Antoon Vissers vertelde het volgende verhaal:

 

Mijn moeder was een echte heiligenvereerster. Zat ze in moeilijkheden, dan zocht ze haar toevlucht bij haar favoriete heiligen. Dat was niet steeds dezelfde. Stelde zo'n heilige haar teleur, dan werd hij door mijn moeder verstoten en zag ze naar een nieuwe om. Ze heeft er wel enkele versleten. In het begin van de Tweede Wereldoorlog, het zal in 1941 geweest zijn, was Antonius van Padua zeer in de gunst bij mijn moeder, wat wel blijkt uit het volgende verhaal.

In die tijd hadden we in de schuur een varken om vet te mesten voor de slacht. Het slachten deed mijn vader altijd zelf, het was zijn beroep. Nu brak er vlekziekte uit onder de varkens en dat was niet zo gunstig. Als ook ons varken ziek werd zouden we later het spek en de worst missen, maar ook zou dan mijn vader vanwege het besmettingsgevaar zijn beroep niet meer uit mogen oefenen. Reden voor mijn moeder om in te grijpen. Het beeld van de Heilige Antonius werd in de varkenstal geplaatst en Antonius kreeg de opdracht het varken gezond te houden. Dat was een zware opdracht voor Antonius en gezien haar eerdere twijfelachtige ervaringen met Heiligen zocht mijn moeder een zwaardere toevlucht. Ze toog naar de paters Damianen in Sint-Oedenrode. Daar vroeg ze of ze de prior kon spreken. Dat mocht. Mijn moeder stak meteen van wal en zei tegen de prior: "Ik kom een mis bestellen en wel voor ons varken." De prior had alle begrip voor mijn moeders vraag en stemde in een mis op te dragen voor het varken. De mis werd gelezen en het varken bleef gezond.

 

 

 

Pastoor Johannes Houbraken

 

De Veghelse pastoor Johannes Houbraken tekende recepten voor medicijnen tegen de pest en andere eigentijdse kwalen op in het parochieregister waarin ook de dopen en huwelijken uit de periode 1651-1675 opgetekend zijn. De recepten staan aan de achter- of keerzijde van het register en zijn ondertekend met ‘anno 1652, pastoratus’. ‘Probatus est’ schreef de pastoor onder de meeste recepten, ofwel ‘de werking ervan is bewezen’. Deze recepten zijn - voor zover ze nog leesbaar zijn - getranscribeerd en in een apart opstel samengevat. Een van de recepten bevat de ingrediënten goud, wierook en mirre: de offergaven van de Drie Koningen na de geboorte van Jezus. Dit geeft het betreffende medicijn het karakter van een offer aan God, in de hoop dat God daar iets voor terugdoet.


Dat de Veghelse pastoor Johannes Houbraken zich ook bezig hield met exorcisme, blijkt ook uit enkele andere bronnen (met dank aan Henk Beijers):

 

Brief van de kwartierschout van Peelland aan de Staten generaal op 26 juni 1648

 

Soo en is mij te voren gecomen als dat tot Vechel den paep misch gedaen heeft ende besich is geweest om beseten menschen (soo sij die noemen) uyt te werpen, maer veel van de gemeijnten beginnen te seggen, dat den paep tooveren can ende de menschen betoovert om gelt te crijgen.

 

Rijksarchief 's-Gravenhage, toegang 1.01.04, Archief van de Staten-Generaal, inv. nr. 4987.

 

Bijeenomst van de Classis van den Bosch in de periode juli-december 1648:

 

Er worden nog enige mededelingen gedaan zoals bv. het weren van papen die in veel dorpen in de Meierij nog aanwezig zijn en het volk van de predikanten en hun diensten afkerig proberen te maken en hen tegen de nieuwe religie ophitsen, vooral één paap die men beschouwt als een ‘duyvelbander’, die zich in de omgeving van Veghel ophoudt.

 

BHIC, toegang 254, Archief van Claissis van 's-Hertogenbosch,  inv. nr. 1, folio 418v.

 

 

Hanewinckel

 

Dominee Stephanus Hanewinckel beschrijft een aantal plaatsen die de inwoners van de Meierij bezochten om te steun aan God of heiligen te vragen, of waar heilig water en dergelijke werd verkocht.

 

-        Aarle. 's Avonds en zelfs bij dag vind men hier veel volks, ook van andere dorpen, die om deeze kapel onder het prevelen van Pater-nosters en Avé-Maria's op hun knieën rondkruipen.

 

-        Nunen. Aan bijgeloovigen word door den priester ook nog het zoo genoemd St. Quiryn's water verkocht, hetzelve zou zeer goed weezen voor zeere hoofden en kwaade beenen.

 

-        Ommelen. Het domme volk zit hier thans geduurig voor die kapel te knielen en te kruipen, prevelende intusschen eenige Pater-nosters en Ave-Maria's. (..) Ook bid men dikwijls onder deezen boom, en kruipt er geduurig op de knieën rond, gelijk men duidelijk kan zien; elke Roomsche, die deezen heiligen boom voorbij gaat, neemt zijnen hoed eerbiedig voor densekven af.

 

-        Eersel. Ik moet U ook net vergeten te melden, dat niet ver van de kerk in de akkers een zoo genoemde heiligen lindeboom staat, werwaards de Roomschen zich begeven, om, al knielend en rondom denzelve kruipend hun Pater-Noster en Ave-Maria te prevelen.

 

-        Op een heuveltje in de heide tussen Osch en Nitelrode langs den weg naar een eikenboom, aan welke voet men een gat ziet, dat slechts weinige voeten breed en diep is, en waarin nu en dan eenig water staat; bij dit gat ligt een steenhoop, kegelvormig opgehoopt, dit zouden de overblijfselen zijn van een kapel, die hier ter eere van St. Willibrordus, den beschermheilige van Osch, zou gesticht zijn, omdat hij hier met zijnen bisschoplijken staf eene put of bron geslagen heeft, welke water wonderen verricht en waarvan dit gat een overblijfsel is. Veel roomschen, vooral zij die de koorts hebben, doen naar deze heuvel, welke ook St. Willibrord genoemd word, beedevaarten, kruipen op hunne knieën met eenen roozenkrans in den hand, onder het uitboezemen van pater-nosters en Avé-Maria's, rondom dien steenhoop, smijten geoonlijk eenige steenen om denzelven in wezen te houden, op denzelven, drinken van het water uit die wonderbron of wasschen zich met dezelve, en dan gaat de koorts weg.

 

-        Veelen die zich verbeelden door eenen dollen hond (hoe veele honden worden niet voor dolle honden gehouden, die echter nooit dol geweest zijn) gebeeten te zijn, doen bedevaarten naar St. Hubert-lil, een dorp in Luikeland, bijzonder aan evengenoemde heiligen gewijd, om zich daar te laaten branden;  worden zij dan niet dol, gelijk natuurlijk volgen moet, als zij van geenen dollen hond maar van eenen anderen hond, gelijk zulks bjna altijd het geval is, gebeeten zijn, dan heeft St. Hubertus wonderen verrigt.

 

-        In Westerhoven ziet men een putjen, het heilig putjen genoemd. Het water uit hetzelve is heilzaam voor onderscheiden ziektens, vooräl voor de koorts, men bezoekt hetzelve op eene jaarlijksche bedevaart, en ook op andere tijden,  zeer vlijtig; kruipt op de knieën rondom hetzelve; en men ziet rondöm hetzelve een paadjen, veröorzaakt door het rondkruipen.

 

-        Berg-Eik is het middenpunt van bitterheid, bijgeloof en spookerijën. In oude tijdenwoonden hier veele heksen. Het gebruik van bijgloovige middelen tegen ongemakken des ligchaams is hier onbegrijplijk: heeft kwaade beenen, men geneest die met wijwater; heeft men den kinkhoest, men loopt naar Kasteren om uit een gewijd hoorentjen te drinken; is men baguits (een Kempenlandsch woord betekenende: de Engelsche ziekte), men begeeft zich naar Riethoven of nog neter naar Meerveldhoven, hebben de kindern de daauw-worm, men laat hen te hoogeloon beleezen, heerscht er de roode loop, men spoed zich terstond naar Steensel. Men bezit hier een afbeelding van de H. Bernardus, werwaarts jaarlijks bedevaarten geschieden.  Kruipt men thans op helderen dag om den heiligen lindeboom (eertijds deed men dit 's avonds), men gaat ook wel zachtjens rondom denzelven, staat nu en dan stil, in den bast steekt men ook wel spelden, op dat de geenen die de koorts hebben, er door zouden geneezen worden; alles geschied biddende en prevelende.

 

Frank. C. Meijneke, Op reis door de Meierij met Stephanus Hanewinckel. Voettochten en bespiegelingen van een dominee, 1789-1850 (Tilburg 2009), 169, 171, 184, 242, 273, 274, 299, 341, 342.