De spijnden
Martien
van Asseldonk
18 juni 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Een spijnde was en uitdeling aan de armen. Het woord is
verwant aan het Engelse ‘to spend’ = uitgeven. Ook de gave zelf werd wel
spijnde genoemd. De bedelingen aan de armen door de de Veghelse Tafel
van de Heilige Geest (ofwel armentafel) vielen uiteen in twee delen.
-
De spijnden op bepaalde dagen van het jaar. Deze dagen en de giften waren
aanvankelijk door de schenkers vastgesteld, vaak met de bepaling dat de
armen op die dag aangemoedigd moesten worden om voor de ziel van de
schenker te bidden.
-
Daarnaast waren er ook bedelingen die het gehele jaar door plaats vonden.
Deze kwamen voort uit de schenkingen gedaan aan de Tafel van de Heilige
Geest, zonder dat daar bijzondere voorwaarden aan verbonden werden.
De schenkingen werden altijd gedaan in de vorm van
erfcijnsen of erfpachten. Dat waren jaarlijkse betalingen, meestal in
geld of in rogge, verbonden aan bepaalde huizen of landerijen. Als men
een dergelijk goed in bezit had of kreeg, dan hoorde daar ook de plicht
bij om die jaarlijkse last aan de armentafel te betalen.
1. De spijnden op vaste dagen
Er is een lijst bewaard gebleven van 25 maart 1515 waarin
deze spijnden opgesomd zijn, zoals ze op dat moment bestonden:
1.
In den yerste opten Korsmesse met den vercken voor heer Aert die Roevers
siel, fundatoer des tafelen voirscreven, 3 mud roggen
2.
Item den anderen op Sint Thomes dach voor Jan Wautgers siel sal men spinen
die weerde van 12 ponden
3.
Item ten derden opten groeten vastelavont voer Dirck Joris ende Hanrick
Joris sielen, 2 ½ mud rog
4.
Item op donderdachs voor Lichtmis sal men spinen Lonis van Erp spindt, te
weten dat gelt van den Ossencamp
5.
Item omtrent halff vasten sal men den olij geven
6.
Item opten goeden vridach sal men spinen voer Claeus Janssen siel 28 vaten
roggen
7.
Item des maendachs nae Beloeken Paesschen sal men spinen voer heer Jans van
der Horst ziel 3 mud ende
8.
Item op ten Pincxteravont een spine vuyt graenen
9.
Item op Onser Vrouwen Avont Visitatoris voer Luytgart Beatricx siel 32
vaten rog
10.
Item op Sente Jacops avont sal men spynden
voer heren Rombouts ende Art Janssen van de Ryt 2 ½ mud
11.
Item op onser Vrouwen avont Assumptionis voer Aert Daniels siel sal men
spinen 2 ½ mud rog
12.
Item op Sinte Matheus avont sal men spinen voor Lysbeth van Boekelers siel
die weerde van acht ponden
13.
Item op Alre Heiligen avont sal men spinen een spine in grane
14.
Item omtrent Alre Heiligemiss sal men die scoen geven
Uit deze lijst blijkt dat spijnden konden veranderen. Zo
schonk Aert die Rover in 1369 een erfpacht van mud rogge om uit te delen
aan de armen. Die inkomsten waren nog steeds 4 mud rogge, maar de
bedeling aan de armen komt in bovenstaande lijst
voor als een varken en 3 mud rogge. Een ander voorbeeld zijn de
uitdelingen van brood op het kasteel Frisselstein. In de armenrekeningen
worden vermeld:
-
1650: Vuytgegeven aen Jan Gyssen van de
wittebroots spynde gedaen donderdaechs voor Paessen in anno 1650, 28
gulden en 15 stuyvers
-
1662-1663:
Betaelt aen Jan Gijsbers voor de spijne, gespijnt op den
Witten donderdach naer ouder gewoonte van den jare 1663, 37 gulden en 6
stuyvers
-
1663-1664:
Betaelt aen Jan Gijsen van de Wittendonderdaechse spijnde
aen de naegeburen kinderen uijtgereijckt, 33 gulden
Deze jaarlijkse uitdeling van brood aan de Veghelse
kinderen op het kasteel gebeurde op witte donderdag. In 1623 wist men al
niet meer waar dat gebruik vandaan gekomen was:
Alzoe dat te verwonderen is waer vuyt ende waerom de
jaerlycxe prouffyten van den voorscreven twee bunders [Ossencamp]
voortscomen, nu veele ende lange jaeren zyn gespynt opt huys van der
heere van Vechel, nyet aen den armen alleen in broot oft vlees (gelyc de
voorscreven fundatie ende wille des testateurs vuytdruckelyc medebrengt)
maer sonder eenich bynaest aen den geheele jonxkheyt van Vechel, ryck
ende arm, ende dat in wittebroot.
De Veghelse kinderen kwamen in grote getalen op het gratis
brood af, het was kennelijk ondoenlijk geworden om arm en rijk uit
elkaar te houden. Een aantal van hem liep door de Aa of zwom er overheen
naar kasteel Frisselstein toe. Op
26 februari 1665 ordonneerden de schout en schepenen:
Dat niemandt van de nagebueren kinderen sullen moghen hen
begeven om door de Aa ofte ander water te moghen waijen ofte te swemmen
en dan alleen door de brugge staende voor mevrouwe van Erp huijs, om
alsdan een idereen sijnen wegge [= brood] te haelen opten witten
donderdagh naer ouden gewoonte.
De armenrekening van
1654-1655 beschrijft ook een jaarlijkse tractie aan de schoolkinderen op
vastenavond:
-
Te vastelavont doen de schoolingers teerden daert toe naer ouder gewoonte
gegeven, 3 gulden, 11 styvers en 4 penningen
-
Tot de schoolingers teeren verbacken 3 vaten rogge
In een overzicht van
de renten van de armentafel uit de zestiende en zeventiende eeuw (inv.
nr. 882) worden naast de hierboven genoemde spijnden in rogge, brood,
olie, schoenen en een varken ook nog spijnden genoemd in lakens.
In de
armenrekeningen die vanaf 1650 bewaard bleven vinden we de bedelingen in
varkensvlees, olie, schoenen, lakens en dergelijke ook nog vermeld, maar
dat gebeurde toen op individuele basis het hele jaar door, niet meer op
bepaalde momenten in het jaar. Wel waren er toen nog op vaste dagen
spijnden in brood.
De spijnden in brood
In de armenrekening
van 1515-1517 worden al spijnden in brood vermeld:
-
In den yerste gespint in dese twe jaren voirscreven tot datum huyden des
daechs toe den armen tot Vechel 61 mud roggen 7 vaet (= 739 vaten)
-
Item den 22ten dach maij anno 1517 gerekent met Danelt Daniel
Goeijarts hebben wij hem gegeven van twe jaren te backen, 9 ½ Rijns
gulden 1 stuver
In de
armenrekeningen die vanaf 1650 bewaard bleven worden de brood spijnden
ook nog vermeld. Elk jaar werden 110 tot 130 vaten rogge tot brood
gebakken en aan de armen uitgedeeld. Vanaf 1688 vermelden de
armenrekeningen ook de datums van deze bedelingen, die gebeurden 10 tot
12 keer per jaar.
De armenrekening van
1802-1805 vermeldt de ‘leverantie van 81 broden, zijnde 27 vat’, waaruit volgt dat met het meel
gemalen uit een vat rogge drie broden gebakken konden worden.
In 1723 werd er voor
het laatst op vaste dagen 10 tot 12 keer per jaar gespijnd.
Aan het einde van de
achttiende eeuw werd er om de drie maanden gespijnt.
De armmeesteren van Veghel verklaarden
op 9 december 1797 dat zij bij het opmaken van de armenlijsten, dat elke
drie maanden gebeurde, of bij het tussentijds helpen van een arm
persoon, men hen meestal naar iemand toestuurde van wie de armentafel
nog rogge tegoed had. En in
oktober 1798 verklaarde de municipaliteit dat de armmeesters de
‘uijtdeeling aan de arme inboorlingen doen, ’t sij met vierendeel jaers,
of dagelijks wanneer de nood het vereijst’.
De ruimten
Het koren werd
bewaard op een zolder, en gezien de vermelding van reparatie aan leien
weten we dat het een zolder in de kerk was. De vermeldingen van
uitgaven:
-
1515-1517: Item gegeven Aert Janszoen van Hees den Leijdecker van twee
dagen 6 stuvers van den dachueren ende 3 stuvers voer den cost
-
1652-1653:
Aen Jasper den Leijdecker, 58 gulden, soo van leijen,
nagels, dachuren verdient, boven den H. Geest solder
-
1695-1697: Reparatie van de arme solder,
13 stuyvers
En onder de inkomsten:
-
1650-1652: Ontfangen van Dirck Geryts, woonachtich tot Uden voort gebruyck
van den H. Geest solder in tyde van de Lodtringers, 2 gulden en 10
stuivers
En als saldo:
-
1515-1517: Item die heiligegeestmeesters voirscreven laeten opten solder
enen scoenen hoep rogs ende in den buydel 6 Ryns gulden
-
1652-1653: Overgemeten ende noch bevonden
opten armen solder aen Tijs Jan Tyssen overgelevert 8 vaten rogge
In 1662-1664 is sprake van een kast voor het brood en in
1718-1719 van een aparte spijnkamer:
-
1662-1664: Aen Willem den Smit vant slot
van de casse daer men broot in leyt in de kercke betaelt, 5 stuyvers
-
1718-1719:
In meij 1718 hebben de rendanten gegeven aen Huijbert van
Puiffelen, glaesmaeker, voor nieuwe glaesen in de spijncaemer, 7 gulden
en 15 stuyvers
Voor het opmeten van het koren had de Tafel van de Heilige
geest een eigen vat:
-
1695-1697: Betaalt voor een coornvat, 4
gulden
Een register van inkomsten van de kerk (inv. nr . 829, fol.
74) vermeldt in de zestiende eeuw: Het testament van heer Loenis van der
Horst, met daarin een erfpacht van 1 Bosch pond payment voor zijn
jaargetijde, ‘dair dat testament aff berust in des heiligen Geest brieff
cofferen’. En op fol. 75v
Het testament van heer Johan van der Horst van 1 mei 1541
dat berust ‘int cofferen van den brieven des Heiligen Geest’. De
Armentafel had dus een eigen archiefkist.
De gang van zaken bij de spijnden
De instructie voor de armmeesters van 1690 beschrijven hoe dat spijnden in
zijn werk ging:
-
Geen brooden zullen mogen worden
gespijnt als op den behoorlijcken tijt, ende dat des sondag naar de
voormiddag predicatie naet naar ouder gewoonte, ende sulcks ten
overstaen ende bijwesen van den heere predicant, indien present is.
-
Ende sullen ten dien eijnde alle
de brooden des sondags smorgens voor het laatste geluijde door den
backer moeten worden in de kerck gebragt.
-
Ende sal van alle luijden die aan
de spijnde komen een register worden gemaackt, ende op ider spijntdag
die worden opgelesen, ende naer proportie van hare familie en armoede de
uijtreijcking worden gedaen.
-
De armmeester zal de ses
wintermaanden moeten spijnden volle koopbrooden ten gewigte van dartien
ponden ende een half ider, en de ses soomermaanden verdeelen in vier
spijnden, op sodanigen tijt als hij dat het bequaamste sal oordeelen,
ider reijse spijndende volle koopbrooden ten gewigte als boven.
Vorster Harmen Bijmans trad in 1689 verschillende keren op voor de
armentafel, Hij declareerde onder andere de volgende kosten:
-
Aen de weduwe Jan Gijsberts als backer
van het spijnbroot geïnssinueert als dat er precies op sondags sijnde
spijndags het broot souden hebben te brengen in de kerck int koor op de
voorste banck ende dat voor het laeste geluyyt, omme aldaer door de
armmeester uijt gespeijnt te werden, 3 stuyvers
-
Opden 27 november 1689 tegens de weduwe
Jan Gijsberts daer bij geprotesteert bij aldien dat se gemelt ordre door
last van den heer officier ende predicant gegeven niet agtervolgen, het
backgelt niet goet gedaen soude werden van soo menige spijnen alser
gebacken sijn ende niet in de kerck gebragt en is, 3 stuyvers
2. De uitdelingen het hele jaar door
Naast de uitdelingen op vastgesteld dagen ondersteunden de
armmeesters ook armen, zieken en gebrekkigen het hele jaar door. Hierbij
kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
-
Ondersteuning van armen die op een goedgekeurde lijst van armen stonden.
-
Ondersteuning of noodhulp bij bepaalde gebeurtenissen, zoals een bevalling,
ziekte, overlijden en hulp aan arme passanten
Voor schepen verklaarden de armmeesters op 16 december 1694 dat zij bij de
hoofdlijsten die ze op de verpachting van maart aan de heer van Nuland
hadden overhandigd, hadden doen opstellen de personen die van de
armentafel aalmoezen genieten, dat wil zeggen dat ze deze families
iedere maand een roggebrood van dertien ponden overhandigen, en onder
hen degene die de meeste armoede lijden somwijlen twee of drie maal per
jaar enig geld, koren, wollen en linnen lakenen, hoosen, sokken,
clompen, etcetera, na dat iders noot vereijst, sonder dat eenige
personen, familie of huijsgesinnen weeckelijks op een vaste somme zijn
gestelt of weeten hoeveel sij des weecks genieten.
De lijst met armen
De armenrekening van 1733-1736 vermeldt:
-
dagelyxen vijtgaaff aan de hier
nagenoemde arme persoonen ende familiens die bij officier, predicant,
regenten en armmeesters werden geformeert met het extraordinaor op ordre
aan de selve arme persoonen toegereijkt
Dit betekent dat er enerzijds armen geholpen werden die op
een lijst stonden, en dat er daarnaast ook nog hulp geboden werd als dat
nodig was. Daarvoor was de toestemming van de schepenen nodig.
De Vehelse keuren en breuken 1785 geven een beperking voor
de armen op de lijst:
Item dat niemandt
van de arme taefel genietende geen honden off duyven sal mogen houden op
peene van versteken te werden van haere aelmoese.
De reden van deze beperking zal wel zijn geweest dat het
houden van houden of duiven geld kostte, die beesten moesten ook eten.
Soorten hulp:
De hulp aan de armen die het hele jaar door gegeven werd,
viel uiteen in twee categorieën:
-
Verleende diensten, met name onderwijs, medische hulp en hulp bij
bevallingen. Deze diensten worden apart besproken.
-
Materiële bijstand, met name in geld, rogge, broden, kleren en klompen dan
wel schoenen.
Enkele voorbeelden van hulp met kleren.
Armenrekening 1515-1517:
-
voor laken daer men blind kintken enen tabbart aaff gemaict heeft ende die
ander arm luijden hoesen, 5 Rynsgulden ende 8 stuvers
-
voer die cousen te maken gegeven, 4 ½ stuvers
-
die maeckhuer van Geert Boeykens tabbart, 1 stuiver
-
voor scoen gegeven, 12 Rijns gulden ende 5 stuvers
-
voer dwaes Henneken te cleder ende die cledere te maken, 27 ½ stuvers
Armenrekening 1671-1673:
-
Een paer coussen voor ’t cleyn Jantjen,
0-12-8
Armenrekening 1713-1715:
-
Aen Jan Willen Jan Geerlincx doen hij hem
beseert hadde over het vallen van de balcken, uijgereijckt in gelt en
hembtlaecken, 13-5-12
Enkele voorbeelden van hulp met eten en drinken
Armenrekening 1515-1517:
-
Item den armen op alre heiligen avont gegeven een ton biers, 14 stuvers
-
Item voer vercken gegeven met alle den cost daer op loepende, 14 Rijns
gulden ende ene bras
Armenrekening 1650-1652:
-
Gecocht van Geryt Stoven een vedt vercken wegende 134 pont, van Willem den
Smidtt een vedt vercken van 142 pont. Deselve vrijdaechs voor paessen
aen den armen vuytgereyckt anno 1650
De aankoop van varkens wordt voor de laatste keer vermeld
in rekening van 1657-1661. Daarna werd er geen vsarkensvlees of spek
meer uitgedeeld.
Armenrekening
1657-661:
-
Alnoch gehadt ende betaelt van den
voorscreven Jan als hij was te bedde liggende van sijn been soo in
boter, broot, boeckweyt, eijeren, vlees als andersints, 9-4-0
Ondersteuning met brandstof:
Armenrekening 1757-1761:
-
Voor Lambert Hendrik Smits, sinneloos ,
om een kar torff, 1-8-0
Daarnaast werden er ook bedragen in geld gegeven en werd
ondersteund met het uitdelen van rogge.
De armmeesteren van Veghel betoogden
op 9 december 1797 aan de municipaliteit dat er aan de Veghelse armen
elk jaar een grote hoeveelheid rogge
uitgedeel wordt. Deze rogge wordt door een aantal particulieren
als een jaarlijkse verplichting op verschillende tijden geleverd. Wat er
gebeurde is dat de armmeesters bij het opmaken van de armenlijsten, dat
elke drie maanden gebeurde, of bij het tussentijds helpen van een arm
persoon, men hen meestal naar iemand toestuurde van wie de armentafel
nog rogge tegoed had. De arme mensen kregen allerlei soorten rogge
toegestopt, goede en slechte. De armmeesters stelden voor dat er
voortaan op een vaste dag de rogge geleverd wordt, zodat zij de
kwaliteit van het geleverde kunnen beoordelen. Die rogge zou dan
verbakken kunnen worden en als brood uitgedeeld kunnen worden. In plaats
van 1 vat rogge kan een arme persoon dan bij een aan te stellen bakker
drie broden halen. Dit voorstel werd goedgekeurd.
Leveranciers
Er waren mensen die kleren maakten, klompen maakten, brood
bakten of bier verkochten, waar de armen deze waren konden halen. Het
was natuurlijk wel zaak dat deze leveranciers wisten aan wie ze wel en
aan wie ze niet mochten leveren. Enkele voorbeelden:
Bier:
-
1515-1517: die armen hebben gehaelt tot Rutgers in die vasten in suijcten
ende cramen, te weten Heyn Driessem 28 quarten, Gerit Thonijs 7 quarten,
Engel Aert Deenen 16 quarten, Erke van Rullen, 20 quarten, Geert
Boeykens gegeven alle weken een stoepken biers van Bamis tot Paesschen
Brood:
-
1689-1692:
Aan Theunis de Smit voor gehaalde brooden, 14-8-8
Kleren:
-
1650-1652: betaelt aen Anthonij van Meurs, cleermaker, 12 gulden en 4
stuivers, van twee jaren werckens voor de armme mensschen gedaen in
wollen halen ende lijnen te wercken
-
1653-1655: Aen Gerardt Gerartss Roefs, laecken cooper, voor wullen laeckens
tot sijnen huijse gehaelt voor de arme menschen in drie jaren, 263-9-8
Klompen:
-
1707-1709:
Aan Hogard Amelis van Diepebeeck, 48-17-0, voor leverantie
van clompen
De bestellingen
Armen die langdurige
zorg nodig hadden, zoals
mensen met een geestekijke beperking, bedlegerige of heel oude mensen,
werden door de armentafel aan bepaalde mensen uitbesteed of ‘besteld’.
Enkele voorbeelden:
Armenrekening 1650-1652:
-
Betaelt aen Henrick Goordt Tysen voor de bestellinge Dirck Ariens voor
ettelycke tyt, 8 vaten
rogge; noch twee vaten voor sijn dootkyst
-
Tot een kermis aen syn vrouwe, 1 vadt rogge, omdat sij den voorscreven
Dirick in syn sieckte hadde gepleeght, waer van den selven is gestorven
-
Geryt den Schutter miserabel kynt connende gaen noch staen, bestelt by de
weduwe Jacop Wouters, twee jaren, elck jaer 40 gulden
-
aen meester Handrick Cuijck tot onderhout
van sijn onnosel kijnt, 11-0-0
Armenrekening 1657-1661:
-
Aen Tonis Han Tonis betaelt voor een half
jaer huijshuer ende montcost van Lijsken Melters, 11-9-4
Armenrekening 1662-1663:
-
Aen Cornelis Marcelissen voor ¾ jaers
montcost, wassen ende slaepen etcetera van Meriken Jan Deenen, blint
wesende, 37-10-0
Armenrekening 1679-1781:
-
Aan Jan Hendrick Jan Delissen voor
huijshuur, vuur en ligt en dienst gedaen aen Anneken Jan Martens tot
haeren sterfdag toe, 14-7-0
-
Leijn Denissen met de armmeesteren van
Erp tesaemen bestelt ende voor een jaer een wooning gehuurt van Willem
Peter Teunis cum suis, des jaers voor 10-0-0
Armenrekening 1725-1727:
-
Aen Antonij van Eeck voor twee jaren
onderhout van sijne dogter beset met de vallende sieckte, 50-0-0
Armenrekening
1727-1729:
-
Aen Lijsbeth Antonij van Eek tot
onderhout van haar onnoosele dogter den tijt van twee jaren, 40-14-8
-
Voor twee jaren onderhout van Marten Jan
Deenen, een stockout arm man, 40-0-0
Hulp aan kraamvrouwen
Armenrekening
1515-1517:
-
Eerken van Rutten in hoeren craem in eyer ende boeter gegeven, 2 stuvers
-
Jen Claeus Foriters gegeven in hoeren craem 40 quarte biers, betaelt met 8
stuvers
-
Goeijart van Helmont in sinen craem, een halff ton biers
Armenrekening
1693-1695:
-
Diliana Paulussen van krame, huur en
onderhoudt, 24-19-10
-
Leijsbet Evert Rutten, kraame en huur en
onderhoud, 13-11-0
Armenrekening
1707-1709:
-
Voor gehaelt bier in de kraem van Aert
Franssen vrouw, 2-1-0
Armenrekening 1711-1713:
-
Aen Aert Francen in de kraem van sijn
vrou, 5-13-4; voor haer dootkist, 2-10-0
Na rond 1700 worden
de vermeldingen van steun aan kraamvrouwen zeldzaam. In plaats daarvan
verschijnen rond die tijd in de armenrekeningen uitgaven gedaan aan
vroedvrouwen voor hulp bij bevallingen.
Hulp aan zieken
Armenrekening
1515-1517:
-
Item Jan van Gasselt voor eyer, boeter ende ander dingen in suyct bedde
gegeven, 5 stuvers
-
Item noch den armen gegeven in suyctbedden ende andere nootsaecken in eyer,
boeter, kerssen, roeggen ende andere dingen, 2 rijns gulden
Armenrekening
1652-1653:
-
Betaelt aen Anthonij van Meurs, 8 gulden, van meesterloon aen den schamelen
Hans verdient, die welcke seer swaerlyck gequest was aen sijns, zoo wel
negen dagen vuyt syn kennis synde, door ’t loopen van de peerde.
Armenrekening
1657-1661:
-
Aen Tonis Jan Tonis gegeven dat Jan
Ariens daer thien weecken ende drie dagen heeft geweest om opsicht op
hem te draghen als hy most gecureert worden van syn gebroocken been, 3
stuyvers daechs, 10-10-0
-
Noch voor bier, boter, eijeren etc.
betaelt, 7-4-0
-
Noch gecocht lijnen doecken tot syn been
van nodde, 0-7-0
-
Nog voor den voorscreven Jan gecocht
boeckweyt, broot, boter etcetera, tsamen, 3-4-0
-
Betaelt aen den chirurgijn vant cureren
des voorscreven been 12-0-0
-
Alnoch gehadt ende betaelt van den
voorscreven Jan als hij was te bedde liggende van sijn been soo in
boter, broot, boeckweyt, eijeren, vlees als andersints, 9-4-0
Vanaf de armenrekening van 1662-1663 worden daarnaast
uitgaven aan dokters vermeld voor het genezen van armen. In de
achttiende eeuw wordt er geleidelijk minder aan zieken betaald voor
verpleging en steeds meer direct aan de verplegende dokters. Deze
uitgaven voor dokters worden apart besproken.
Hulp bij overlijden
Armenrekening
1515-1517:
-
Aan Danelt Aert Lambers gegeven voor een dootkistken, 4 stuvers
-
Aan Hanrick Danelts gegeven voer twee dootkisten, te weten Jan Vermoest
ende Cornelis Camparts, 13 ½ stuvers
Armenrekening
1650-1652:
-
Op 18-7-1650 de nageburen van Dirick Arien Dircx ende de nageburen van Jan
de Voerman tsamen verteert int begraven der selvene, 4-6-2
-
Voor een dootkyst van een schamel meysken opt Sontvelt gestorven
Armenrekening
1652-1653:
-
Aen heer Handrick opte begraeffenisse van
sijn onnosel kijnt, byer voor 0-14-0
-
Aen Thonis Hendrick Jacobs voor een doot
kist dat hij voor het schutters kynt gemaekt had 0-25-0
Armenrekening 1718-1719:
-
Aen Faes Hendricx wegens het kint van
Peeter Steenbackers voor een maent costgelt en voor het maken van een
dootkist voor dit kind, 2-17-0
Hulp bij de reparatie of bouw van een huis
Enkele voorbeelden uit de armenrekeningen:
-
1657-1661: Jacob Gielens int maken van
sijn huijs voor hout gegeven, 2-10-0
-
1657-1661: Jan Jan Joosten een aelmoes
tot sijn huijs het welck was omgewaeyt en wederom op te timmeren 6-10-4
-
1657-1661: Om een huijs op te bouwen door
last van den predicant, 1-10-0
-
1713-1715: Aen Jan Ariens Versteegden tot
optimmeringe van sijn huijs met consent van de regenten, 5-11-0
-
1713-1715: Aen Marij weduwe wouter Dirck
Jans in het tot optimmeren van haer huijsie, 6-0-0
-
1731-1733: Gegeven aen Matijs Dirck
Tyssen die het ongeluk gehadt heeft syn huys ende meubilen anno 1733
door de brant te verliesen 35-0-0
-
1751-1754: Volgens ordonantie in dato 20
junij 1750 gegeven Jan Jan Willems welcke het ongeluk had gehadt zyn
woonhuijsinge door den brant te verliesen, 30-0-0
-
1757-1761: Volgens een ordonantie dato 21
junij 1759 betaalt aan de weduwe Jacobus van Orten, wegens een schuurke
vercogt aan Dielis Geerit Peepers, een arm persoon, om daar voor een
huysje off onder ondercruijp voor hem en vroue en kinder re hebben,
15-0-0
-
Nog volgens een ordonantie aen
voorschreven Dielis Geerits gegeven, 7-0-0
-
1796-1799: op 28 februari 1798 betaalt
aan Hendrik Spierings voor eenige tyd huyshuur en kost en drank op
ordonantie van regenten gegeven aan Johannes Waggelmans met desselve
vrou en kinderen welke in verlede maand january waren afgebrandt
-
1796-1799: op 28 april 1799 aan Kobus
Joost Peter Huybers voor huijshuur van het huysgesin van Johan
Waggelmans, 4-10-0
Alsoo Jan Hendrik Hacken, inwoonder alhier, op maendag sijnde geweest den
23 april 1742, het ongeluk heeft gehadt zijn woonhuysinge en schuur
geheel door den brant te verteeren sonder iets nog van inboel, hoij off
stroij te hebben connen salveeren, als alleen sijn hoornbeeste, waer
door den selven met sijne huijsvrouw en familie is gecomen tot de
uijterste armoede, dat hij niets anders in de werelt in eygendom is
besittende als het landt waer op de affgebrande huijsinge heeft gestaen,
gelegen alhier ter plaets op Ham, groot ontrent vier à vyff loopense. De
grond is belast met een erfrente van 8 gulden aan de armenkas van
Veghel, 7 gulden aan de H. Geest te Den Bosch, 4 gulden aan juffrouw N.
van den Heuvel, en 1 gulden en 10 stuivers aan de heer Tijbos. Dat hij
niet in staet is om de jaarlijkse lasten te betaelen, dat de gemeene
naburen deses dorps wel aan hem presenteeren de behulpsaeme handt te
reijken om weder stoff, d’ eene hout, d’ander stroij en wat verder tot
opbouw van een wooninge op de affgebrande plaetse vereijst,
gratieuselijk te offereren en uijt medogentheijdt als stok oude lieden
synde te assisteren, waer toe den ongelukkigen geheel soude inclineren,
dog egter vermits schoon al weder een woonhuijs hadt, vreest als geen de
minste inboel hebbende niet in staet te sullen wesen de jaarlijkse
lasten te voldoen. Daarom verzocht Jan Hendrik Hacken dat de officier,
schepenen, predikant en armmeesters als provisoiren van de armentafel
hem een jaarlijkse uitkering uit de armenkas van 8 gulden per jaar
zouden willen geven, of aan hem de schuld van 8 gulden per jaar aan de
armenkas kwijt te schelden. Dit werd toegestaan.
Hulp aan passanten
Armenrekening
1650-1652:
-
Aen eenen schamelen passagier tot een aelmisse
Armenrekening
1655-1657:
-
Aen eenen soldaet van den cuervorst van
Brandenborgh toonende sijn pasceel tot een aelmisse gegeven om over wech
te comen 0-6-0
-
Aen eenen arme dienstmacht sieckelyck
sijnde om over wech te passeren, 0-6-0
-
Aen eenen gereformeerden vendrich
hebbende by hem een crancke vrouw tot een aelmisse gegeven, 0-6-0
Armenrekening
1657-1661:
-
Een passant met die kinderen dewelck
afgebrant was gegeven een aelmoes van 0-10-0
Armenrekening
1685-1687:
-
Aen dominee Schaerenberg, predicant, van
aelmoessen aen passanten gegeven, 9-0-0
Armenrekening
1699-1701:
-
Aan twee refugen die goede attestatie
vertoonden, 2-3-0
Armenrekening
1725-1727:
-
Aan eenen passant gesonden door den
predicant gegeven, 0-8-0
Armenrekening
1739-1742:
-
Gegeven aen een vreemdeling die sijn
vrouw siek lag bij Marte van Doorn, 2-0-0
In de oudste rekeningen van kort na 1650 wordt hulp aan
passanten vaker vermeld dan in de armenrekeningen van rond en na 1700.
Men had veel last van bedelaars die vaak ook van diefstal verdacht
werden. Enkele voorbeelden van ordonnaties tegen vreemdelingen en
bedelaars:
Armenrekening
1652-1653:
-
Noch betaelt aen Jan van Heessel voor een
request te schrijven dat alle vuijttlantsche beedelaers soude
vertrecken, 0-6-0
-
Noch verteert tot (vorster) Hendrick
Denissen, 0-8-0, doen het vonnis geroepen worden dat de vremde arme
lieden souden vertrecken
Op 28 januari 1663 schreef de secretaris in het resolutieboek dat voortaan
door de rotten ‘s nachts wacht gehouden zal worden, ‘alsoo veelvoudighe
clachten comen van de ingesetenen naegeburen over het vervremden en
heijmelijck ontstelen van henne goederen door vremde lantloopers ende
bedelaers.’ Dergelijke nachtelijke wachten door de rotten of wijken
zouden tot in de negentiende eeuw voortduren.
Op 13 juli 1660 werd alle inwoners
van Veghel bevolen ‘dat se geen vremde uijtheijmse bedelaers en sullen
huijsen, nogh hoven, ofte eenige bedelaers itwes te geven aen de
deuren.’ Op 11 juli 1690 werd het volgende verbod afgekondigd: Men had
ondervonden ‘dat de goede nabuuren en ingesetenen des nagts ende bij
ontijde van hare bestialen, winckel waeren ende andere hare goederen
worden ontrooft ende ontstoolen waartoe dat veele occasie wort gegeven,
door dien de bedelarie binnen desen dorpe, niettegenstaande voorgaande
verbodt, van leeggangers, rolsangers, speelluijden, lantlopers etcetera
soo opentlijck wort gepleegt, meer daarop uijt sijnde omme de
gelegentheijt van de huijsen te verspieden, als wel omme een noodruft te
versoeken.’ Andermaal werd
verboden om aan buitendorpse bedelaars iets te geven.
Op 26 november 1678 ordonnoeeerden de schepenen ‘dat alle de getrouwde
persoonen van wederzyden vreemt ende geen inboorlinge sijnde, ofte die
voor den tijt van ses jaeren haar met de wooning binnen dese dorpe
hebben ter nedergeset ofte naar publicatie deses koomen sullen, gehouden
sullen sijn van de plaatsen daar zij laast hebben gewoont te brengen
goede attestatie ende verklaringe van haar eerlijck leven, handel ende
ommeganck’, en voor 300 gulden borgen moeten stellen.
Hulp bij
het betalen van belasting
Ook hulp aan armen om belasting te
betalen kwam voor. Enkele voorbeelden:
-
1699-1701: Betaalt voor den bier accijns
van Jennken Gijsbert keijen, 0-7-8
-
1799-1701: Betaalt aan Jacob Boor
verpondingbeurder wegens de verponding van Jan Teunis van den Oever,
6-10-0
-
1703-1705:
Een aantal personen: cortingen der Franse contributie
-
1709-1711:
Voor contributij (aan verscheidene armen)
Over het algemeen betaalden armen minder belasting dan rijke inwoners,
omdat de hoogte van de belasting veelal afhankelijk was van iemands
bezit. Ook bij de betaling van het hoofdgeld werden cde armen voor een
lager tarief aangeslagen. Rond 1800 werden de armmeesters herhaaldelijk
geraadpleegd om aan te geven welke inwoners ontzien dienden te worden
bij de verschillende belastingen van overheidswege.
Hulp als een investering
Soms handelde de armmeesters in de geest van het gezegde:
‘het is beter om iemend te leren om te vissen dan om vis geven’. Enkele
voorbeelden.
-
1657-1661:
Aen Jan den Smit gegeven voor een seijsen voor Gerit
Gijsberts om den cost mede te winnen, 2-5-0
-
1657-1661: Jan Jan Joosten een aelmoes om
een coeij te coopen, 3-12-0
-
1657-1661: Goort Peter Roeffen soon omdat
hij sijn ambagt soude leeren door last van den predicant, 10-0-0
-
1667-1668: Een aelmoese aen Aert Jan
Ruelen voor eenen sight te copen, 1-16-0
-
1667-1668: Aen een jonghen van Den Bos
betaelt een aelmesse om sijn ambaght te leren, 4-0-0
-
1728-1730:
Betaelt aen Jan Lambert Ariens voor reeckeninge Marten
Jansen Raijmakers die lange met zijn familie siek had gelegen ende de
vrouw verlooren tot aencoop van een hoornbeest om voetsel voor zijne
kinderen, 28-18-4
-
1739-1742:
Betaelt aen Hendrik Geerits voor montcost vant soontje
Antonij Leunisse en voort copen van een koij (= koe) en hoij te samen,
72-0-0
-
1739-1742:
Aen Adriaen Cornelis Boeren tot sijn onderhout voort cope
van een paert te samen gegeven, 36-15-0
-
1739-1742:
Aen Willem Panhuijsen voor sijn landhuur en sijn onderhout
gegeve, 65-5-14
Hulp aan elders wonende maar in Veghel geboren armen
De plaats van geboorte was eertijds bepalend voor het recht op geldelijke
onderstand van armlastige autochtone inwoners die zich elders gevestigd
hadden. Veel plaatsen eisten van lieden die zich in die plaats wilden
vestigen een schriftelijke borgstelling van de geboorteplaats. In enkele
plaatsen was het recht om een borgstelling van nieuwe inwoners te eisen
vastgelegd in de keuren. In Eindhoven bepaalde de heer in 1541 dat men
slechts aanspraak kon maken op de Tafel van de Heilige Geest als men
zeven jaar in de stad had gewoond. De jaarkeuren van Oirschot van 1619
bepaalden dat lieden die in Oirschot wilden komen wonen, een certificaat
van hun vorige woonplaats dienden te overleggen dat deze zich borg
stelde dat zij de komende acht jaren noch de Tafel van de Heilige Geest
van Oirschot, noch de ‘gemeijnte’ lastig zouden vallen. De
Staten-Generaal hechtte in 1653 zijn goedkeuring aan een Woenselse
ordonnantie, dat nieuwe inwoners gehouden waren borgen te stellen ten
bedrage van 300 gulden.
In de jaren zestig van de zeventiende
eeuw ontstond er een tendens naar uniformiteit. In die periode worden de
eerste van staatswege goedgekeurde dorpsreglementen van kracht, waarin
onder andere bepaald werd dat nieuwe inwoners van onbesproken gedrag
dienden te zijn en een borg dienden te stellen. In 1685 trachtten de
Staten-Generaal een regeling vast te stellen voor de gehele Meierij van
's-Hertogenbosch. Zij bepaalden dat eenieder die zich in een bepaalde
plaats wilde vestigen, een borg van 100 gulden moest stellen. De
regeling werd echter vrijwel overal genegeerd. De plaatselijke
autoriteiten vaardigden ordonnanties uit waarin hogere bedragen werden
genoemd. In 1731 vaardigde de Staten-Generaal een ‘Generaal Reglement’
uit, dat algemeen toegepast werd en later verder verfijnd werd. In veel
plaatselijke archieven zijn borg- en ontlastbrieven bewaard gebleven.
Enkele voorbeelden uit de Veghelse armenrekeningen van
betalingen aan elders wonende personen:
-
1655-1657: Aen Henrick Jan Wouters
dochter woonende tot Gemert tot een aelmisse, 0-6-0
-
1657-1661:
Aert Sijmons wonende tot Eesteren, van hier geboortich,
clagende dat sijne peerden waren gestorven, gegeven voor een aelmoes,
2-8-0
-
1665-1666: Van huijshuer tot Roij van
Merij Melters, 6-0-0
-
1667-1668: Aen Adriaen Jan Liebaerts
wegens een bestellinghe van twee jaren van de huijsvrouw Aert Rulens tot
Rode, 90-0-0
-
1711-17113: Aen Peter Jans tot Boeckel,
voor 2 jaren huijshuijr, 10-0-0
Soms ontstonden er problemen tussen de dorpen over de vraag
wie bepaalde armen diende te onderhouden. Zo was
Francis Hendrik Joosten van de Raam in Veghel geboren. In of kort voor
1759 verhuisde hij met zijn drie kinderen, waaronder zijn zoon Johannes,
naar Erp. Hij vroeg en kreeg van het dorpsbestuur van veghel voor
zichzelf een ontlastbrief, niet voor zijn kinderen. Johannes woonde
jarenlang bij zijn vader in Erp. Volgens een resolutie van 7 september
1731 voor personen die zonder ontlastbrief vertrokken zijn na één jaar
en zes weken de nieuwe plaats van vestiging veratwoordelijk voor het
onderhoud, in dit geval dus Erp.
Johannis Francis Hendrik Joosten van de Raam woonde
later als knecht in Schijndel. Toen hij ziek werd, is hij naar Veghel
gegaan, en daarna naar Erp gebracht, om daar door de armenkas
onderhouden te worden. Maar het gemeentebestuur van Erp weigerde hem te
onderhouden, omdat hij in Veghel geboren was, en stuurde hem terug naar
Veghel. Om te voorkomen dat Johannes van armoede en gebrek zou omkomen,
was de armentafel van Veghel genoodzaakt hem te helpen. Zij vroegen in
1805 de armentafel van Erp om dat geld te restitueren. Erp bleef dat
weigeren.
Samenvatting:
De armentafel kreeg giften zonder dat daar voorwaarden aan
verbonden waren, en giften waarbij bepaald werd dat er op een
vestgestelde dag elk jaar armen met een bepaalde gave bedeeld moesten
worden en voor de ziel van de schenker moesten bidden.
Aanvankelijk voldeed men aan die bepalingen, maar
geleidelijk werden daar veranderingen in aangebracht. Rond 1650 was
daarvan alleen nog een ongeveer maandelijkse spijnde van 10 vaten rogge
(goed voor ongeveer 30 broden) van over. De laatste van deze
smaandelijkse spijnden vond in 1723 plaats.
Daarna werd alleen nog hulp op willekeurige momenten door
het jaar heen geboden. De gebeurde onder andere in geld, olie van
raapzaad, varkensvlees, kleren en schoenen. De aankoop van varkens wordt
voor het laatst vermeld in 1657-1660. Er was hulp aan een lijst van
armen. Deze lijst werd door de regenten, predikant en armmeesters
samengesteld. Daanaast was er ook hulp als de nood aan de man was, zoals
bij een branden, bevallingen, ongelukken, ziekten en begrafenissen.
Mensen die langdurige hulp nodig hadden, zoals mensen met een
verstandelijke beperking, bedlegerigen en ouden van dagen werden
uitbesteed. De Veghelse armentafel steunde ook geboren Veghelaren die
elders woonden.
In de achttiende eeuw neemt de directe hulp aan
kraamvrouwen en zieken af, en in plaats daarvan verschijnen steeds meer
betalingen aan een vroedvrouw of dokter in de armenrekeningen. De hulp
aan passanten nam in de loop van de zeventiende eeuw af, omdat men deze
‘vreemde bedelaars’ wantrouwden en van dieftstal verdacht. Hulp zou hen
alleen maar aanmoedigen om naar Veghel te komen.
Bronnen: inv. nr.
881 en 882 (registers met renten en pachten betaald aan de armentafel)
en 883-945 (armenrekeningen 1650-1808).
|