Functionarissen betaald uit de armenkas
Martien
van Asseldonk
19 juni 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Er werden twee soorten serviceverleners uit de armenkas
betaald:
-
Personen die diensten aan de armen verleenden: de schoolmeester, de
vroedvrouw en de dokter
-
Personen betrokken bij de administratie van het bezit van de armentafel
1. Personen die diensten aan de armen verleenden
De schoolmeester
De bijdrage uit de armenkas voor het onderwijzen van arme
kinderen tot en met 1796
De reeks bewaard gebleven armenrekeningen begint in
1650-1652. In de rekening van 1650-1652 wordt al een jaarlijkse uitgave
vermeld aan de koster-schoolmeester van 24 vaten rogge per jaar voor het
onderwijzen van de arme kinderen.
-
Betaelt aen meester Aelbert Sterckman vyer mudden roggen bedragende voor
twee jaren het leeren der arme kynderen, 48 vaten rogge
Er is een afschrift van één nog oudere rekening bewaard, en
wel van 1515-1517. Daarin komt de volgende uitgave voor.
-
Den coster gegeven voer twee mud, 4 Rijnsgulden 4 stuvers
Twee mud is gelijk aan 24 vaten rogge, zodat het hier wel
om dezelfde bijdrage van de arementafel voor het onderwijs van arme
kinderen zal gaan, temeer omdat de schoolmeester in andere bronnen al in
1538 genoemd wordt.
De volgende schoolmeesters worden met name genoemd in de
armenrekeningen.
Hierna wordt dit
jaarlijkse bedrag van 24 vaten rogge tot en met de armenrekening van
1793-1796 nog wel betaald, maar zonder daarbij de naam van de
schoolmeester te noemen.
De bijdrage uit de armenkas voor het begraven van lijken
tot en met 1796
In de rekening van
1683-1685 wordt schoolmeester Jan Bel voor het eerst genoemd, en dan
verschijnt voor het eerst ook een nieuwe betaling uit de armenkas aan de
schoolmeester:
-
1683-1685: Aan meester Jan Bel,
schoolmeester voor het begraeven en overluijden van arme luijden, 1-16-0
-
1693-1695: Meester Jan Bel voor het regt
vant begraven van dooden die van de armen hebben geleeft, 3-0-0
Hierna komt deze post in elke
rekening terug. De hoogte van het bedrag varieerde naar gelang het
aantal begrafenissen. Uit de rekening van 1693-1695 blijkt dat hij toen
voor het begraven van kinderen 7 stuivers per lijk kreeg.
-
1695-1697: Meester Jan Bel voor de
begraevenis van twee arme kinderen, 0-14-0
In het
resolutieboek dat begint in 1729 worden in een ‘memorie’de inkomsten van
de schoolmeester genoemd. Daaronder wordt ook genoemd:
-
De doden worden
door de nabueren overluijt en begraeven, waertoe den coster niet doet
als de thoorndeur te openen, den priem en het touw daer de leijke mede
int graft wierden gelaeten, dat bij hem berust, ter handt stelt en trekt
daer voor van die geene op de kerkhoff werden begraeven te weeten van
een groot leijk seven stuijvers en van een kleijn lijk drie en een halve
stuivers
Kennelijk was het bedrag dat hij
kreeg bij het begraven van kinderen inmiddels gehalveerd van 7 naar 3 ½
stuivers. Het ‘memorie’ in het resolutieboek dat in 1729 aangelegd werd,
was toen overigens al achterhaald want de regeling was inmiddels al
herzien. In de armenrekening van 1719-1721 staat vermeld:
-
Item comt den schoolmeester voort
begraven der arme kinderen volgens specificatie, 6-13-0 In marge: dese
post wert wederhouden tot dat den officier over is gesproken, vermits
absentie alsoe zijn suster op sterven lag.
Kennelijk vonden de armmeester het
te gortig om de schoolmeester voor begraven lijken te betalen voor de
periode dat hij niet eens in veghel geweest was. Uiteindelijk kwam men
met de schoolmeester een vast bedrag van 1 gulden en 10 stuivers per
jaar overeen. De rekening van 1723-1725 vermeldt:
-
Den schoolmeester en coster Bell heeft volgens accoort jaarlycx 1-10-0
wegens ’t regt van begraven der arme persoonen, en sulx is ten agteren
ses jaren, dus 9-0-0
Dit bedrag werd hierna tot en met
de periode 1793-1796 jaarlijks aan de schoolmeester dit bedrag van
1-10-0 betaald.
De bijdrage uit de armenkas vanaf 1796
Bij de aanstelling van
schoolmeester Lambertus Buel op 27-1-1796 bepaalde het dorpsbestuur dat
hij onder andere zou krijgen:
-
Ten vierden zal de schoolmeester gehouden
zyn van de overledene die begraven worden dood register te houden met
dag en datum wanneer iemand begraven is waer voor aan hem zal betaalt
worden van een groot lyk de somme van 7 stuyvers en 3 ½ stuyvers van een
dito klyne en die van den armen leeven werde door de municipaliteyt
betaalt.
-
Ten zesde zal den schoolmeester ieder
quart jaer een lijst aen de municipaliteyt overleeveren beneevens de
fourniteure van penne, papier en ten school opt t van de kinderen die
niet betaalen en van den armen leeven.
In plaats van een vast bedrag van
24 vaten rogge per jaar voor het onderwijzen van de arme kinderen kreeg
de schoolmeester voortaan een bedrag per kind per maand. In de komende
jaren zou schoolmeester Lambertus van Buel de volgende bedragen
declareren ‘voor het leeren van arme kinderen, leverantie van boeken,
papier etcetera, als mede van ’t begrave van arme persoonen’.
Uit de tabel blijkt dat er in de
zomer meer kinderen naar school gingen dan in de winter. Van de bedragen
moet men een onbekend bedrag voor de kosten voor schoolboeken en de
vergoeding voor het begraven van lijken nog aftrekken, zodat de bedragen
niet evenredig zijn met het aantal kinderen. Als men die extra kosten
schat op 3 gulden dan volgt daaruit dat het aantal schoolgaande kinderen
in de zomer drie tot vier keer zo hoog was als het aantal kinderen in de
winter.
Verder is er in 1803, na enkele
jaren waarin relatief weinig kinderen de dorpsschool bezochten, sprake
van een vrij plotselinge forse toename van het aantal schoolgaande
kinderen. Vermoedelijk heeft dit te maken met de acties die Lambertus
van Buel vanaf 1798 herhaaldelijk ondernam tegen het illegale onderwijs
door particulieren. Dat verminderde zijn inkomsten van het schoolgeld.
Kennelijk hadden zijn protesten vanaf 1803 succes. Dit komt overeen met
de constatering dat de laatste klacht van Van Buel van 30 mei 1801
dateert.
De vroedvrouw
-
Willemken en Jenneken Custers,
vroetvrouwen, voor gedaene diensten 1-16-0
Hierna komen
betalingen aan vroedvrouwen geregeld voor. De vroedvrouwen die vermeld
worden zijn bijna steeds dezelfden als die in de dorpsrekeningen vermeld
worden. Met uitzondering van
Elisabeth, vrouw Geerit Roeloffs van Kilsdonk. Zij wordt
gedurende een lange periode in de armenrekeningen vermeld:
-
1733-1736: Den vroetvrou Lijsbet
huijsvrouw Geerit Roeloffs voor haar assistente in de qualiteyt van te
helpen verligten de huijsvrou van Hendrik Wijnen, item de huysvrouw van
Jan Willem Panhuysen, item de vrou van Willem Hendrix, en van Adriaen
Versteegden, van ider 8 stuyvers, samen 1-12-0
-
1739-1742: Aen Leijs Geerit Roelofs,
vroetvrouw, dat bij verscheyde vrouwe die in baerensnoot waere is
geweest gegeven 3-12-0
-
1751-1754: Aan Elisabeth huysvrouw Gerit
Roeloffs als ordinare vroedt vrouw jaarlycx 15 gulden, samen 45-0-0
-
1754-1757: Aan Elisabeth huysvrouw Gerit
Roeloffs als ordinare vroedt vrouw jaarlycx 15 gulden, samen 45-0-0
-
1757-1760: Aan Elisabeth huysvrouw Gerit
Roeloffs als ordinare vroedt vrouw jaarlycx 15 gulden, 1758-60, samen
45-0-0
-
1760-1763: Aan Elisabeth weduwe van Gerit
Roeloffs als ordinare vroedt vrouw, het eerste jaar 12-0-0. Sijnde comen
te overlyden en tot nog geen andere aangenomen
Gedurende
deze periode kreeg zij alleen in de periode 1741-1751 een uitkering uit
de dorpskas. In andere jaren waren er geen of andere vroedvrouwen of
vroedmeesters in dienst van het dorp, zoals in onderstaande tabel te
zien is.
De dokters
Betalingen aan dokters worden vanaf 1662-1663 vermeld in de
armenrekeningen. In eerste instanties waren het chirurgijns. Vanaf
1707-1709 werden ook doctors in de medicijnen uit de armenkas betaald.
De chirurgijns
Aanvankelijk werden de chirurgijns alleen betaald op basis
van hun diensten. Enkele voorbeelden uit de tweede helft van de
zeventiende eeuw:
-
1650-1652: Betaelt aen Anthonij van Meurs, 8 gulden, van meesterloon aen
den schamelen Hans verdient, die welcke seer swaerlyck gequest was aen
sijns, zoo wel negen dagen vuyt syn kennis synde, door ’t loopen van de
peerde.
-
1650-1652: Aen Anthonij van Meurs betaelt dat hij Heylken Geryt Coenen
eenen drinck ende twee poyerkens hadde gegeven in haer sieckte, tsamen 1
gulden
-
1653-1655: Aan meester Willem voor verscheijde drancken ende pillen aen de
armen gedaen, 5-0-0
-
1683-1685: Aan Philips Gerling,
chirurgijn voor meesterloon van Jenneken Gijsberts en een arme soldaete
vrou, 7-0-0
-
1685-1687: Specificatie voor meester
Gerard Vermeulen, chirurgijn deser plaetse, tot lasten der armme
taeffelen
o
Gecureert ende gemeestert de blinde oogen van Handersken de dogters
dogter van Hendrik Huijberts, voor medicijnen en cureren 12-0-0
o
Gecureert ende gemeestert Mecke Porttiens van seeckere 2 quetseuren die
sij aent hooft gevallen hadde ende sware accident waeren, comt voor
medicijnen en cureeren, 6-0-0
In 1699-1701 werd betaald aan:
-
Gerrit Vermeulen, chirurgijn, volgens
twee specificatien, bij moderatie, 17-0-0
-
Antonij Spierinx, chirurgijn, ter saacke
als boven, bij moderatie, 6-0-0
Dat ‘bij moderatie’ wijst er op dat er overlegd was over
deze declaraties. In de marge staat geschreven:
-
is goet gevonden en verstaan bij de
heeren auditeuren deser reeckening, dat na desen geen chirurgijn tot
lasten van den armen sal hebben te declareren, oft dat alvoorens ende
voor het aenvaerden van de patienten een acte zal hebben bij de
armmeesters geteeckent, inhoudende auctorisatie tot het cureren ende de
somme die haer daer voor gelooft is, welcke bij de reeckening sal worden
vertoont op peine van roijering
In de jaren daarna staat bij de afrekening soms expliciet vermeld dat de
behandeling accoord was verklaard. Enkele voorbeelden:
-
1701-1703: Aan Jacobus Moons, chirurgijn
voor het meesteren van arme persoonen voor 2 jaren volgens accoort 6-6-0
-
1707-1709: Aan meester Anthonij
Spierincx, chirurgijn, voor twee jaeren meesterloon bij accoordt,
18-18-0
-
1709-1711:
Aen meester Moens, chirurgijn, door ordre van officier en schepenen, 5
gulden verdient met te cureren der armen
Vanaf 1709 betaalden de armen 12
gulden per jaar aan een chirurgijn voor
het behandelen van de armen. Dat tractament werd uitbetaald aan:
Naast dat tractament werden ook
andere chirurgijnen betaald voor het behandelen van armen, ook werd wel
eens betaald als de chirurgijn met een tractament extra kosten maakte.
Enkele voorbeelden:
-
1719-1721: Aen den chirurgijn Van de
Sande voor cureeren van Peter Huybers, 7-10-0
-
1723-1725: In den maant julius 1723 heeft meester Vos, chirurgijn, verdient
ende verschooten in de
siekte van Lijneken Voesten, 3-6-0
-
1733-1736: Aan Jacobus Moons, chirgijn
voort genesen van den beenbreuck van Hendrik Tony Lamberts, 10-0-0
-
1736-1739: Nog aan de selve (chirurgijn
Vos) voort genesen aant gebrooken been van Hendrik Tonij Laurenssen,
7-10-0
-
1736-1739: Aen de weduwe Vos voort
cureeren vant been van Jan Jacobs betaalt, 10-10-0
-
1754-1757: Aan Peter Schippers,
chirurgijn, van geleverde medicijnen aan N. Cruijbuller, 5-8-0
-
1769-1772: Aan P. Schippers, chirurgijn,
voor extra medicynen en geneesing van een quaedt been van Johanna Dirx
van der Heijden, 10-0-0
-
1778-1781: Aen Roelof Schippers voort
genesen van een beenbreuk van Jan Tonis, 15-0-0
De doctors inde medicijnen
Uitgaven voor doctors in de medicijnen komen vanaf
1707-1709 in de armenrekeningen voor.
-
1707-1709: Aen heer doctor Van Gestel
voor besoeck ende geleverde medicijnen, 2-14-0
-
1711-1713: Betaelt aen de heer doctor Van
Gestel, twee gulden wegens geneesmiddelen gedaen Aert Jan Willens en
Lamert van der Linde, dus, 2-0-0
-
1719-1721: Aen de heer Petrus van Gestel,
medicine doctor, voor verdienste, 0-4-0
-
1757-1760: Aan den heer doctor Adriaan de
Laure voor medicamenten aan arme persoonen, 6-2-0
In 1760 werd Adriaen de Laure voor
twee jaar voor een tractament van 20 gulden per jaar in dienst genomen:
-
1760-1763: Item hadden heeren regenten
als doctor omme alle arme persoonen te bedienen met het leveren der
medicynen aangenomen de heer Adriaan de Lauwre op een tractament van 20
guldens wegens desen armen jaarlycx, alles tot weder seggens toe,
hebbende den voorschreven heer doctor dit bedient den tyt van twee jare,
te weren van dene ersten maart 1760 tot een maart 1762, dus te samen
40-0-0. Zijnde hy here doctor alsdoen bedankt.
Vanaf 8 juni 1781 werd er een
jaarlijks tractament van 30 gulden per jaar betaald aan de volgende
doctors in de medicijnen:
Naast dit tractament waren en nog
aanvullende betalingen voor andere medicinale doctors en voor
medicijnen. Enkele voorbeelden:
-
1784-1787: Op 31 mei 1785 betaelt aen G.
Beelen, doctor, voor medicynen en curere van Jan Habraken en vrouw,
6-14-0
-
1784-1787: 6 mei 1786 aen den doctor
Ligois voor medicijnen voor arme persoonen, 10-9-0
-
1787-1790: Aen doctor Ligois voor
medicijnen aen arme luyden gelevert
-
1802-1805: Aan W F. Colen medicine doctor voor medicynen
aan arme persoonen, 44-17-0
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||