De financiën van de armentafel
Martien
van Asseldonk
22 juni 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De situatie tot 1796
De inkomsten:
De volgende tabel geeft een overzicht van de totale inkomen
en uitgaven van de Tafel van de Heilge Geest, ofwel armentafel van
Veghel in enkele perioden (afgeronde bedragen).
In 1650-1652 werden veel achterstallige betalingen geïnd.
De variatie tussen de verschillende jaren werden deels veroorzaakt door
slechte betalingen of juist het innen van achterstallige betalingen. In
de achttiende eeuw waren er ook extra inkomsten doordat de armentafel
een deel van haar vemogen in geld tegen een jaarlijks te bedragen rente
uitleende. Er werd geld uitgeleend aan het eigen corpus of dorp Veghel,
maar ook aan indiviuen en men kocht obligaties ten laste van het kantoor
van de bede en de Staten van Braband.
In de oudst bewaarde rekeningen staan verschillende soorten
inkomsten door elkaar heen vermeld. In de latere rekeningen(bijvoorbeeld
die van 1685-1687) wordt een onderscheid aangebracht in categorieën.
-
Inkomsten betaald in guldens, stuivers en penningen
-
Inkomsten te betalen in ponden payment, omgerekend in in guldens, stuivers
en penningen
-
Inkomsten te betalen in rogge, omgerekend in in guldens, etc.
-
Inkomsten te betalen in gerst, omgerekend in in guldens, etc.
-
Inkomsten van ‘rogge in de zak’
-
Inkomste van het verpachten van landerijen en verkoop van schaarhout, deels
betaald in guldens, etc., en deels in rogge
Hiernaast worden soms beperkten inkomsten vermeld van 1 vat
raapzaad, betaald met 3 kannen olie (1685-1687) of enkele vaten
boekweit. Ook is er sprake van incidentele inkomsten, zoals:
-
Op 19-4-1804 besloot het gemeentebestuur om de
nalatenschap van Catharina Vogels, weduwe van Johannis Hack, alhier
overleden, welke zedert lange tijd uit de amecasse was bedeeld en nu op
koste van de armen begraven, ten behoeve van de arme casse te verkoopen.
-
En op 1-7-1804: Is besloten de nagelaten kleding van
Geertruij Dirk Sloots welke alhier uit de gemeene arme casse verschyde
jaaren is gealimenteerd , nu onlangs ten huizen van Johannis Joost van
der Landen overleeden, aanstaande donderdag 5-7-1804 publiek ten behoeve
van de armen te verkopen.
-
Is mede besloten de nagelaten kleederen van zeeker
vreemd manspersoon alhier int begin van november 1803 aan de Heyde ten
huize van Johannis H. van Rybroek overleeden, welke volgens by zich
hebbende papieren scheen genaamd te zijn Peeter Vermeulen en van
Groeninge geboortig, ten behoeve van de armen te verkopen. Op de brief
naar Groningen is tot nog toe geen andwoord bekomen.
-
Op 16-4-1805: Is mede besloten de nalatenschap van
klederen en meubelen van Anneke van de Laarschot sins lange tyd uit de
arme cas onderhouden, publiek te verkopen.
De verpachtte ‘erfgronden’ worden in de rekening van
1650-1652 als volgt opgesomd:
-
Een halve bunder gelegen achter Peter Ariens
-
De Groote ende Cleyne Ossencampen
-
Twee stucken lants gelegen int Akert
-
Een stuck lants aent Cruys gelegen
-
Drie stucken lants aent d’Eert
-
Den Knokert
-
Een stuck lants op Hennenbergh
-
Een slecht hoyveldeken
-
Een bunderveldeken gecomen van Aert Delissen
En in 1670-1671
-
De eerste, tweede, derde en vierde Ossencamp
-
Halve bunder achter Peter Willen Driessen
-
Twee stukken land
-
33 roeden int Russelt
-
Een stuck lants
-
Drie stucken lants
-
Den Voortacker
-
Den Bosacker
-
Den Vincken vlucht’
-
Den Knockert
-
Een stuck lants in den sevenbagh
-
Een heijveltien in de Bunders
-
Een Bundervelt
In de rekening van 1515-1517 staat vermeld:
-
Ontfangen van erven die te gelt pachten staen, 8 Ryns gulden min 4 stuvers
Een voorbeeld van 8-11-1706:
-
Verpachting ten behoeve van de
armentafel voor een periode van 8 jaar van een groesakker aan het Havelt
in de Hoogbockse tienden.
Ook in de oudere bewaard gebleven registers komen
verpachtingen voor:
-
7 januari 1401: Verpachting van
een huis met toebehoren gelegen in die Davelaersche hoeve, grenzen aen die
Ballinge hoeve
-
11 maart 1404:
Verpachting van een huis in Herberswyc en land genaamd Diepenbroek
-
3 april 1489:
Vonnisbrief van twee stukken land in de parochie Rode aen dat Eerde, ter
plaatse genoemd Boven Rode
-
21 mei
1492: Schenking van een huis met toebehoren aen dat Vranckevoert,
grenzend aan het erf van de Tafel van de Heilige Geest van Den Bosch
Het grondbezit van de Armentafel werd soms uitgebreid door
nieuwe schenkingen. Bijvoorbeeld:
-
9 november 1573: Peter Hanrick Heijmanss en zijn vrouw Anna Loijen schenken
grond aan de Armentafel, op hun beider jaargetijde dienen de armen van
de inkomsten gespijnd worden en gemaand worden voor hun ziel te bidden
-
15 juni 1600: Tafel van de Heilige Geest heeft het kindsdeel geërfd van
Peter, zoon van Henrick Tielens, ‘sinneloos’.
Anderzijds
verminderde het grondbezit als er grond verkocht werd of ingeteerd werd
op het vermogen in geld. Een voorbeeld:
-
Resolutieboek 15-12-1663: De
afgelopen jaren zijn de armen door gebrek en grote nood rijkelijk door
de armmeesters bedeeld, zodanig dat de armmeesters de kapitale goederen
met 150 tot 200 gulden hebben moeten verminderen. De tijd begint te
beteren en het brood is beter te verkrijgen, en de schout en schepenen
waarschuwen de armmeesters dat zijn niet meer mogen uitgeven dan de
inkomsten.
De uitgaven:
De meeste uitgaven
werden gedaan voor bedelingen (ofwel spijnden) aan de armen.
Gedeeltelijk gebeurde dat ook in de vormen van diensten geleverd door de
schoolmeester, vroedvrouw en dokter die voor hun diensten aan de armen
vanaf een bepaald moment direct door de armentafel betaald werden. Ook
de administratie en het beheer van de armengoederen bracht onkosten met
zich mee. Er waren onkostenvergoedingen voor de armmeesters, en ook de
vorster, secretaris, officier en schepenen kregen vergoedingingen of
werden vanaf een bepaald moment betaald voor hun diensten. Af en toe
werd een bode betaald om een brief weg te brengen, of waren er onkosten
voor een deurwaarder of advocaat. Deze uitgaven worden in een apart
opstel besproken.
Hier volgen enkele
voorbeelden die gemaakt werden voor het onderhoud en beheer van de
landerijen in bezit van de armentafel.
1515-1517:
-
Voer een hecken te doen hangen aen den Ossencamp, 16 stuvers
-
Van den graeff aen den selve camp op te graven, 5 stuvers
-
Voer crammen ende gehende aen de hecken, 3 stuvers
-
Vriessoen Pegen in dachuere gegeven den Ossencamp te vreden, 9 stuvers
-
Den kerckmeesteren van Vechel gegeven van de pene die die kerck in die
gerst heeft met anderen pachten ende met wat tuyn ryss daer men den
Ossecamp mede gevreedt heeft, 3 peters
1650-1652:
-
Op 26-7-1650 de armmeesters met schepenen een belijninge gedaen van een
graeff in de Buunders
1653-1655:
-
Voor 1500 elsen potsel, 2-5-0
-
Voor 88 pooten 4-8-0
-
Nog meer poten en ook voor poten zetten
1655-1657:
-
Pooten te vaeren aen de Ossecamp
-
Aen eenen meter die H. Geest Ossencamppen
hadden gemeten om te setten die verponding, 0-15-0
-
Opgraven der armen eussels, 5-2-0
1657-1661:
-
Ontvangen van willigen, te laten hoijen
ende een heghken aent Cruijs ende aen d’ Eerde, tsamen 5-15-0
1668-1671:
-
Aen Jan Denissen voor het graven aen de
Watersteeghde met sijne mede hulpers, 7-10-0
1701-1703:
-
Betaalt voor eenige pooten aant amen lant
met den arbeijtsloon, 3-3-0
-
Betaelt voor hout tot het schoor aant
Eeusel met het arbeijtsloon, 2-0-0
1713-1715:
-
Voor een nieu hecken voor het heijlige
geest eusel, 1-10-0
-
Voor een niew schoor tot hetselve eusel,
7-10-0
1742-1745:
-
Aan Marten Jan Rat voor ’t graven van den
Beekgraaff, 0-6-0
1748-1751
-
Wegens ’t graven aan de Arme Eusell op de
Watersteegt, 1-15-0
De situtatie vanaf rond 1796
De uitgaven waren
tot rond 1795 steeds volgens voorschrift in lijn met de inkomsten. Met
andere woorden de armenkas ‘hield haar eigen broek op’en werd niet
gesubsidieerd. Dat verandere kort na 1796. Tijdens een vergadering van
het
het gemeentebestuur op 26-6-1807 werd gesteld
‘dat de arme kasse dezer gemeente reeds meer dan 20 jaren
onvoldoende geweest is om daar uit aan de publieke armen alhier den
allernodigste onderstand te doen. Dat het steeds toenemende getal der
armen tans ruim 260 bedragende en de vermeerderende armoede derzelve de
arme kasse al meer en meer bezwaard en tans zo ontoereikend gemaakt
heeft’.
In
oktober 1798 verklaarde de municipaliteit dat er doorgaans door de
armmeesters meer wordt uitgegeven wordt dan ontvangen. Dat tekort werd
dan aangevuld door buitengewone personele omslagen. Met andere woorden
vanaf rond 1798 werd de armenkas door de dorpskas gesubsideerd.
Op 20
januari 1799 werd er voor dit doel gecollecteerd bij de rijke inwoners::
‘Noodsakelyk vindende dat in deese tijd aan de armen menschen een
buijtengewoone giften worden meedegedeelt, de casse daer toe niet
toereykende zynde, is geresolveert op morgen voor dezelve bij alle
gegoede ingesetenen alhier een generaale collecte de doen.
Bij het slot van de arme rekening, gesloten op 14-10-1799, door Lambert
Verhoeven en Jan Tonij van de Ven, armmeesters geweest over den jaare
1796-1799, blijkt dat 194-10-2 meer is uitgegeven dan ontvangen, welke
somme met geen mogelijkheid door de volgende armmeesters kan worden
opgebracht, werd besloten dit bedrag uit de dorpskas te betalen.
Op 18-12-1800 besloot het gemeentebestuur de armenkas met 300
gulden te subsidieren, omdat ‘den winter voor handen synde den duure
tijd als andersinte voorsiening behoorde te geschieden.’
Vergadering van de municipaliteyt op 15-1-1802. Is bij de
vergadering geresolveert dat, ‘mits de harde en lange sterke winter de
duurte van levensmiddelen als andersints de armoede onder verscheyde
onser inboorlinge ten hoogste is gesteegen, een extra ordinaire
uytdeeling van brood en gelt te doen’. Er
werd voor 150 gulden aan brood en 50 gulden aan geld uitgedeeld aan ‘die
geene die op de arme leyste bekent zyn als aan andere die het in deese
tijd benodigt mogte hebben’.
Op 8-7-1802 vergaderde het gemeentebestuur over ‘de
menigvuldige en grondige klagten der arme lieden wegens hunne behoeftige
toestand en armoede die door de excessive duurte der noodwendige
levensmiddelen dag aan dag vergroot’. Men besloot een extra uitdeling
aan de armen te doen en daarvoor een subsidie van 211-6-4 uit de
dorpskas aan de armenkas te verstrekken.
In de daarop volgende winter was het nog erger. Op 31-1-1803
vergaderde het gemeentebestuur over het feit dat door ‘de enorme duurte
der levensmiddelen en de langduurigheid van dezen felle en harden
winther veele onzer inboorlinge in een jammervolle toestand van armoeden
en gebrek gedompeld heeft’. De gewone uitdeling door de armenkas is
ontoereikend, en er wordt een subsidie van 300 gulden uit de dorpskas
aan de armenkas verstrekt voor het doen van een extra uitdeling. Voor
die 300 gulden zal een extraordinaire personele omslag gedaan worden.
De winter duurde lang. Vergadering van het gemeentebestuur op
8-3-1803. ‘Alsoo de voortduuring van dezen harde winther en de onmatige
duurte der levensmiddelen de armoede dermate vergrooten en dagelyks
toeneemd’. Er werd besloten om weer voor 150 gulden een extra uitdeling
te doen.
De financiele
toestand van de armenkas was precair. Er was in die periode al voor
1.100 gulden aan de armen uitgedeeld, Daar kwamen deze 150 gulden nog
bij. Bovendien hadden de armmeesters een negatief saldo van 295-16-2 van
de vorige armmeesters gekregen. Men verwacht dat er nog voor 400 gulden
bedeeld moest worden, wat de totale uitgaven op 1.944-16-2 zou brengen.
Daar stonden slechts 630 gulden aan inkomsten plus de al eerder
verleende subsidie van 300 gulden tegenover. Men verwachte aan het einde
van de periode op 24 juni 1803 een negatief saldo van 1.014-16-16 zullen
bedragen.
Dit geld kan niet
door de inwoners pgebracht worden, ‘welke door het misgewasch vant
voorgaande jaar veelal buijten staat geraakt zijn de ordinaire veel min
daar en boven swaare extra ordinaire lasten te voldoen’. Daaom besloot
het gemeentebestuur om aan het departementaal bestuur van Braband
toestemming te vragen om 1.000 gulden te lenen. Die toestemming wordt
gtegeven en de gemeente leende vervolgens 1.000 gulden van Peter
Sleegers in Oisterwijk.
In 1805 herhaalde de
geschiedenis zich. Op 16 februari 1805 bracht de president in de
vergadering van het gemeentebestuur in dat ‘het getal der arme lieden in de behoeftigheid in elk
derselve welke ten lasten deeser arme casse staan dermate is vergroot en
gevoeglyk eene vermeerderede bedeeling noodzakelyk gemaakt, dat de
gewoone inkomsten van den armen alhier in verre niet toereykend zyn daar
meede de noodzakelyke bedeeling geheel en al te kunnen doen.’ Er was
door de armmeesters al 400 gulden meer uitgegeven dan de verwachtte
inkomsten zullen bedragen, en er is nog een bedeling van 150 gulden
noodzakelijk. Er was 200 van de dorpskas gereserveerd om de lening van
1.000 gulden deels af te lossen. Dat bedrag zal nu in de armenkas
gestort worden.
Het gemeentebestuur
overwoog het tekort aan te vullen met een extra personele omslag.
Maar de oogst was de afgelopen jaren voor de boeren niet al te
best, en ze konden ook niet de extra personele omslag om de geleende
1.000 gulden af te lossen opbrengen.
Daarom besluit het gemeentebestuur om gemeentegronden te verkopen en het
departementaal bestuur te vragen om van de opbrengst 1.000 gulden voor
de subsidiering van de arme casse te mogen gebruiken, en om de lening
van 1.000 gulden daar mee te mogen aflossen. Het verzoek werd onder
voorwaarden ingewilligd.
In 1805 en ook in 1807 werden er percelen van de
gemeentegrond verkocht om daarmee de armenkas te subsidiëren.
Op 29 juni 1806
verstrekte het gemeentebestuur de volgende informatie aan de landdrost:
Dat de bevolking dezer plaats uit ruim 2.900 inwooners
bestaat, waar onder meer dan 600 armen gevonden worden. Dat van die
armen 260 publieke of H. Geest armen zijn, alle tot het Roomsche
Catholoek kerkgenoodscap behorende. Dat de waarschynlyke proportie
tusschen de armen die vermogend zyn om te werken en de zodanige die daar
toe omgeschikt zijn word getabuleerd gelijk één tot vier, ofwel van
ieder vyf één tot den arbeid bekwaam.
Dat de bedeeling der armen door de armmeesters daar toe
gesteld op ordonnantie of lysten voor dit bestuur geformeerd van tyd tot
tyd in brood of geld geschied. Dat het onderhoud van ieder arme door
elkanderen gereekent jaarlijks omtrent tien gulden kost. Dat geene
etablissementen van werkzaamheid van dezelve alhier voorhanden zijn.
|
||||||||||||||||||||||||