De financiën van de armentafel

Martien van Asseldonk

22 juni 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

De situatie tot 1796

 

De inkomsten:

 

De volgende tabel geeft een overzicht van de totale inkomen en uitgaven van de Tafel van de Heilge Geest, ofwel armentafel van Veghel in enkele perioden (afgeronde bedragen).

 

 

Jaar of periode

Inkomsten in geld per jaar

Inkomsten in rogge per jaar

 

1650-1652

646 gulden

213 vaten

1670-1671

343 gulden

155 vaten

1685-1687

361 gulden

207 vaten

1713-1715

532 gulden

235 vaten

1729-1730

787 gulden

212 vaten

1757-1760

627 gulden

197 vaten

1798

616 gulden

194 vaten

 

 

In 1650-1652 werden veel achterstallige betalingen geïnd. De variatie tussen de verschillende jaren werden deels veroorzaakt door slechte betalingen of juist het innen van achterstallige betalingen. In de achttiende eeuw waren er ook extra inkomsten doordat de armentafel een deel van haar vemogen in geld tegen een jaarlijks te bedragen rente uitleende. Er werd geld uitgeleend aan het eigen corpus of dorp Veghel, maar ook aan indiviuen en men kocht obligaties ten laste van het kantoor van de bede en de Staten van Braband.

 

In de oudst bewaarde rekeningen staan verschillende soorten inkomsten door elkaar heen vermeld. In de latere rekeningen(bijvoorbeeld die van 1685-1687) wordt een onderscheid aangebracht in categorieën.

 

-        Inkomsten betaald in guldens, stuivers en penningen

-        Inkomsten te betalen in ponden payment, omgerekend in in guldens, stuivers en penningen

-        Inkomsten te betalen in rogge, omgerekend in in guldens, etc.

-        Inkomsten te betalen in gerst, omgerekend in in guldens, etc.

-        Inkomsten van ‘rogge in de zak’

-        Inkomste van het verpachten van landerijen en verkoop van schaarhout, deels betaald in guldens, etc., en deels in rogge

 

Hiernaast worden soms beperkten inkomsten vermeld van 1 vat raapzaad, betaald met 3 kannen olie (1685-1687) of enkele vaten boekweit. Ook is er sprake van incidentele inkomsten, zoals:

 

-        Op 19-4-1804 besloot het gemeentebestuur om de nalatenschap van Catharina Vogels, weduwe van Johannis Hack, alhier overleden, welke zedert lange tijd uit de amecasse was bedeeld en nu op koste van de armen begraven, ten behoeve van de arme casse te verkoopen.

-        En op 1-7-1804: Is besloten de nagelaten kleding van Geertruij Dirk Sloots welke alhier uit de gemeene arme casse verschyde jaaren is gealimenteerd , nu onlangs ten huizen van Johannis Joost van der Landen overleeden, aanstaande donderdag 5-7-1804 publiek ten behoeve van de armen te verkopen.

-        Is mede besloten de nagelaten kleederen van zeeker vreemd manspersoon alhier int begin van november 1803 aan de Heyde ten huize van Johannis H. van Rybroek overleeden, welke volgens by zich hebbende papieren scheen genaamd te zijn Peeter Vermeulen en van Groeninge geboortig, ten behoeve van de armen te verkopen. Op de brief naar Groningen is tot nog toe geen andwoord bekomen.

-        Op 16-4-1805: Is mede besloten de nalatenschap van klederen en meubelen van Anneke van de Laarschot sins lange tyd uit de arme cas onderhouden, publiek te verkopen.

 

De verpachtte ‘erfgronden’ worden in de rekening van 1650-1652 als volgt opgesomd:

-        Een halve bunder gelegen achter Peter Ariens

-        De Groote ende Cleyne Ossencampen

-        Twee stucken lants gelegen int Akert

-        Een stuck lants aent Cruys gelegen

-        Drie stucken lants aent d’Eert

-        Den Knokert

-        Een stuck lants op Hennenbergh

-        Een slecht hoyveldeken

-        Een bunderveldeken gecomen van Aert Delissen

 

En in 1670-1671

-        De eerste, tweede, derde en vierde Ossencamp

-        Halve bunder achter Peter Willen Driessen

-        Twee stukken land

-        33 roeden int Russelt

-        Een stuck lants

-        Drie stucken lants

-        Den Voortacker

-        Den Bosacker

-        Den Vincken vlucht’

-        Den Knockert

-        Een stuck lants in den sevenbagh

-        Een heijveltien in de Bunders

-        Een Bundervelt

 

In de rekening van 1515-1517 staat vermeld:

-        Ontfangen van erven die te gelt pachten staen, 8 Ryns gulden min 4 stuvers

 

Een voorbeeld van 8-11-1706:

-         Verpachting ten behoeve van de armentafel voor een periode van 8 jaar van een groesakker aan het Havelt in de Hoogbockse tienden.

 

Ook in de oudere bewaard gebleven registers komen verpachtingen voor:

-        7 januari 1401: Verpachting van een huis met toebehoren gelegen in die Davelaersche hoeve, grenzen aen die Ballinge hoeve

-        11 maart 1404: Verpachting van een huis in Herberswyc en land genaamd Diepenbroek

-        3 april 1489: Vonnisbrief van twee stukken land in de parochie Rode aen dat Eerde, ter plaatse genoemd Boven Rode

-        21 mei 1492: Schenking van een huis met toebehoren aen dat Vranckevoert, grenzend aan het erf van de Tafel van de Heilige Geest van Den Bosch

 

Het grondbezit van de Armentafel werd soms uitgebreid door nieuwe schenkingen. Bijvoorbeeld:

-        9 november 1573: Peter Hanrick Heijmanss en zijn vrouw Anna Loijen schenken grond aan de Armentafel, op hun beider jaargetijde dienen de armen van de inkomsten gespijnd worden en gemaand worden voor hun ziel te bidden

-        15 juni 1600: Tafel van de Heilige Geest heeft het kindsdeel geërfd van Peter, zoon van Henrick Tielens, ‘sinneloos’.

 

Anderzijds verminderde het grondbezit als er grond verkocht werd of ingeteerd werd op het vermogen in geld. Een voorbeeld:

-         Resolutieboek 15-12-1663: De afgelopen jaren zijn de armen door gebrek en grote nood rijkelijk door de armmeesters bedeeld, zodanig dat de armmeesters de kapitale goederen met 150 tot 200 gulden hebben moeten verminderen. De tijd begint te beteren en het brood is beter te verkrijgen, en de schout en schepenen waarschuwen de armmeesters dat zijn niet meer mogen uitgeven dan de inkomsten.

 

 

De uitgaven:

 

De meeste uitgaven werden gedaan voor bedelingen (ofwel spijnden) aan de armen. Gedeeltelijk gebeurde dat ook in de vormen van diensten geleverd door de schoolmeester, vroedvrouw en dokter die voor hun diensten aan de armen vanaf een bepaald moment direct door de armentafel betaald werden. Ook de administratie en het beheer van de armengoederen bracht onkosten met zich mee. Er waren onkostenvergoedingen voor de armmeesters, en ook de vorster, secretaris, officier en schepenen kregen vergoedingingen of werden vanaf een bepaald moment betaald voor hun diensten. Af en toe werd een bode betaald om een brief weg te brengen, of waren er onkosten voor een deurwaarder of advocaat. Deze uitgaven worden in een apart opstel besproken.

 

Hier volgen enkele voorbeelden die gemaakt werden voor het onderhoud en beheer van de landerijen in bezit van de armentafel.

 

1515-1517:

-        Voer een hecken te doen hangen aen den Ossencamp, 16 stuvers

-        Van den graeff aen den selve camp op te graven, 5 stuvers

-        Voer crammen ende gehende aen de hecken, 3 stuvers

-        Vriessoen Pegen in dachuere gegeven den Ossencamp te vreden, 9 stuvers

-        Den kerckmeesteren van Vechel gegeven van de pene die die kerck in die gerst heeft met anderen pachten ende met wat tuyn ryss daer men den Ossecamp mede gevreedt heeft, 3 peters

 

1650-1652:

-        Op 26-7-1650 de armmeesters met schepenen een belijninge gedaen van een graeff in de Buunders

 

1653-1655:

-        Voor 1500 elsen potsel, 2-5-0

-        Voor 88 pooten 4-8-0

-        Nog meer poten en ook voor poten zetten

 

1655-1657:

-        Pooten te vaeren aen de Ossecamp

-        Aen eenen meter die H. Geest Ossencamppen hadden gemeten om te setten die verponding, 0-15-0

-        Opgraven der armen eussels, 5-2-0

 

1657-1661:

-        Ontvangen van willigen, te laten hoijen ende een heghken aent Cruijs ende aen d’ Eerde, tsamen 5-15-0

 

1668-1671:

-        Aen Jan Denissen voor het graven aen de Watersteeghde met sijne mede hulpers, 7-10-0

 

1701-1703:

-        Betaalt voor eenige pooten aant amen lant met den arbeijtsloon, 3-3-0

-        Betaelt voor hout tot het schoor aant Eeusel met het arbeijtsloon, 2-0-0

 

1713-1715:

-        Voor een nieu hecken voor het heijlige geest eusel, 1-10-0

-        Voor een niew schoor tot hetselve eusel, 7-10-0

 

1742-1745:

-        Aan Marten Jan Rat voor ’t graven van den Beekgraaff, 0-6-0

 

1748-1751

-        Wegens ’t graven aan de Arme Eusell op de Watersteegt, 1-15-0

 

 

 

De situtatie vanaf rond 1796

 

De uitgaven waren tot rond 1795 steeds volgens voorschrift in lijn met de inkomsten. Met andere woorden de armenkas ‘hield haar eigen broek op’en werd niet gesubsidieerd. Dat verandere kort na 1796. Tijdens een vergadering van het het gemeentebestuur op 26-6-1807 werd gesteld

 

‘dat de arme kasse dezer gemeente reeds meer dan 20 jaren onvoldoende geweest is om daar uit aan de publieke armen alhier den allernodigste onderstand te doen. Dat het steeds toenemende getal der armen tans ruim 260 bedragende en de vermeerderende armoede derzelve de arme kasse al meer en meer bezwaard en tans zo ontoereikend gemaakt heeft’.

 

In oktober 1798 verklaarde de municipaliteit dat er doorgaans door de armmeesters meer wordt uitgegeven wordt dan ontvangen. Dat tekort werd dan aangevuld door buitengewone personele omslagen. Met andere woorden vanaf rond 1798 werd de armenkas door de dorpskas gesubsideerd.

 

Op 20 januari 1799 werd er voor dit doel gecollecteerd bij de rijke inwoners::

 

‘Noodsakelyk vindende dat in deese tijd aan de armen menschen een buijtengewoone giften worden meedegedeelt, de casse daer toe niet toereykende zynde, is geresolveert op morgen voor dezelve bij alle gegoede ingesetenen alhier een generaale collecte de doen.

 

Bij het slot van de arme rekening, gesloten op 14-10-1799, door Lambert Verhoeven en Jan Tonij van de Ven, armmeesters geweest over den jaare 1796-1799, blijkt dat 194-10-2 meer is uitgegeven dan ontvangen, welke somme met geen mogelijkheid door de volgende armmeesters kan worden opgebracht, werd besloten dit bedrag uit de dorpskas te betalen.

 

Op 18-12-1800 besloot het gemeentebestuur de armenkas met 300 gulden te subsidieren, omdat ‘den winter voor handen synde den duure tijd als andersinte voorsiening behoorde te geschieden.’

 

Vergadering van de municipaliteyt op 15-1-1802. Is bij de vergadering geresolveert dat, ‘mits de harde en lange sterke winter de duurte van levensmiddelen als andersints de armoede onder verscheyde onser inboorlinge ten hoogste is gesteegen, een extra ordinaire uytdeeling van brood en gelt te doen’.  Er werd voor 150 gulden aan brood en 50 gulden aan geld uitgedeeld aan ‘die geene die op de arme leyste bekent zyn als aan andere die het in deese tijd benodigt mogte hebben’.

 

Op 8-7-1802 vergaderde het gemeentebestuur over ‘de menigvuldige en grondige klagten der arme lieden wegens hunne behoeftige toestand en armoede die door de excessive duurte der noodwendige levensmiddelen dag aan dag vergroot’. Men besloot een extra uitdeling aan de armen te doen en daarvoor een subsidie van 211-6-4 uit de dorpskas aan de armenkas te verstrekken.

 

In de daarop volgende winter was het nog erger. Op 31-1-1803 vergaderde het gemeentebestuur over het feit dat door ‘de enorme duurte der levensmiddelen en de langduurigheid van dezen felle en harden winther veele onzer inboorlinge in een jammervolle toestand van armoeden en gebrek gedompeld heeft’. De gewone uitdeling door de armenkas is ontoereikend, en er wordt een subsidie van 300 gulden uit de dorpskas aan de armenkas verstrekt voor het doen van een extra uitdeling. Voor die 300 gulden zal een extraordinaire personele omslag gedaan worden.

 

De winter duurde lang. Vergadering van het gemeentebestuur op 8-3-1803. ‘Alsoo de voortduuring van dezen harde winther en de onmatige duurte der levensmiddelen de armoede dermate vergrooten en dagelyks toeneemd’. Er werd besloten om weer voor 150 gulden een extra uitdeling te doen.

 

De financiele toestand van de armenkas was precair. Er was in die periode al voor 1.100 gulden aan de armen uitgedeeld, Daar kwamen deze 150 gulden nog bij. Bovendien hadden de armmeesters een negatief saldo van 295-16-2 van de vorige armmeesters gekregen. Men verwacht dat er nog voor 400 gulden bedeeld moest worden, wat de totale uitgaven op 1.944-16-2 zou brengen. Daar stonden slechts 630 gulden aan inkomsten plus de al eerder verleende subsidie van 300 gulden tegenover. Men verwachte aan het einde van de periode op 24 juni 1803 een negatief saldo van 1.014-16-16 zullen bedragen.

 

Dit geld kan niet door de inwoners pgebracht worden, ‘welke door het misgewasch vant voorgaande jaar veelal buijten staat geraakt zijn de ordinaire veel min daar en boven swaare extra ordinaire lasten te voldoen’. Daaom besloot het gemeentebestuur om aan het departementaal bestuur van Braband toestemming te vragen om 1.000 gulden te lenen. Die toestemming wordt gtegeven en de gemeente leende vervolgens 1.000 gulden van Peter Sleegers in Oisterwijk.

 

In 1805 herhaalde de geschiedenis zich. Op 16 februari 1805 bracht de president in de vergadering van het gemeentebestuur in dat ‘het getal der arme lieden in de behoeftigheid in elk derselve welke ten lasten deeser arme casse staan dermate is vergroot en gevoeglyk eene vermeerderede bedeeling noodzakelyk gemaakt, dat de gewoone inkomsten van den armen alhier in verre niet toereykend zyn daar meede de noodzakelyke bedeeling geheel en al te kunnen doen.’ Er was door de armmeesters al 400 gulden meer uitgegeven dan de verwachtte inkomsten zullen bedragen, en er is nog een bedeling van 150 gulden noodzakelijk. Er was 200 van de dorpskas gereserveerd om de lening van 1.000 gulden deels af te lossen. Dat bedrag zal nu in de armenkas gestort worden.

 

Het gemeentebestuur overwoog het tekort aan te vullen met een extra personele omslag.  Maar de oogst was de afgelopen jaren voor de boeren niet al te best, en ze konden ook niet de extra personele omslag om de geleende 1.000 gulden af te lossen opbrengen.  Daarom besluit het gemeentebestuur om gemeentegronden te verkopen en het departementaal bestuur te vragen om van de opbrengst 1.000 gulden voor de subsidiering van de arme casse te mogen gebruiken, en om de lening van 1.000 gulden daar mee te mogen aflossen. Het verzoek werd onder voorwaarden ingewilligd.

 

In 1805 en ook in 1807 werden er percelen van de gemeentegrond verkocht om daarmee de armenkas te subsidiëren.

 

Op 29 juni 1806 verstrekte het gemeentebestuur de volgende informatie aan de landdrost:

 

Dat de bevolking dezer plaats uit ruim 2.900 inwooners bestaat, waar onder meer dan 600 armen gevonden worden. Dat van die armen 260 publieke of H. Geest armen zijn, alle tot het Roomsche Catholoek kerkgenoodscap behorende. Dat de waarschynlyke proportie tusschen de armen die vermogend zyn om te werken en de zodanige die daar toe omgeschikt zijn word getabuleerd gelijk één tot vier, ofwel van ieder vyf één tot den arbeid bekwaam.

 

Dat de bedeeling der armen door de armmeesters daar toe gesteld op ordonnantie of lysten voor dit bestuur geformeerd van tyd tot tyd in brood of geld geschied. Dat het onderhoud van ieder arme door elkanderen gereekent jaarlijks omtrent tien gulden kost. Dat geene etablissementen van werkzaamheid van dezelve alhier voorhanden zijn.