De schuilkerk en school op Udens grondgebied
Martien van Asseldonk
16 mei 2014
(Onder embargo. Dit is een
voorstudie voor een boek over Veghel. Verboden te gebruiken zonder
toestemming van de autheur.)
De
schuilkerk
Na de val van Den Bosch in 1629 werd de uitoefening van het
katholieke geloof verboden. In Veghel werd dat verbod aanvankelijk
genegeerd en dat leidde in 1635 tot problemen. De dorsprekening van
1635-1636 vermeldt de volgende uitgaven:
-
Alnoch hebben Gerit Ariens ende Anthonis Gysberts ten Bos geweest bij
den hoogen schoutent om met hem te sprecken vant accoort vant kercken
gaen ende als doen geschoncken twee haessen, daer voor betaelt 3 gulden.
-
Ende als doen weest beraden myn heer voorscreven ende hem
daer van gegeven 1 gulden, 11 stuivers en 8 penningen. Ende als doen
vertert in twee reysen die somme van 1 gulden en 19 stuivers.
-
Item hebben de selve borgemeesteren geweest ten Bos bij mijn heer den
hoogen schoutent binnen de stadt Tshertogenbosche, met hen was als doen
Gerit Ariens, prijssedent, ende als doen met den voorscreven schoutent
geaccordeert nopende het kecke gaen van dat de gemeijnt daer op was
bevonden in de kercke, daer van ghegeven 300 gulden
-
Ende als doen noch een hoet haveren geschoncken aenden
selven hooghen schoutent ende daer voor betaelt 32 gulden
-
Item alnoch betaelt aen Dirck Willem Handerickx voor sijn vaceeren van
twee rijssen dat Dirck in sijnen leeven voor onsen dorpe van Vechel ten
Bos was geweest bij den hoogen schoutent nopende het kercke gaen, voor
syn vacatie compt 1 gulden
-
Item noch soo brengen de selve borgemeesteren voor vuijtgheeven als dat
sij hebben opgenomen die somme van 300 gulden waer van haer bij
scheepenen gelooft is den intreest tegens ieder hondert ses guldens
compt ter somme 9 gulden voor een halff jaer, welcke voorscreven
penningen sijn vuijtgheeven aenden hoogen schoutent nopende het kercke
gaen gelijck voor in de reeckeninge geschreeven staet
Hieruit blijkt dat de inwoners van Veghel gedwongen waren
om een zware boete van 300 gulden te betalen omdat ze de kerk waren
blijven gebruiken. Het jaar erop werd nog met de hoogschout gesproken om
te proberen te kerk toch nog te mogen blijven gebruiken, getuige de
volgende uitgaven:
-
Opten 21 augustus 1636 doen waeren Handerick Jan Dirickx ende Handerick
Dirick Jacobs met meevrou van Erp ende Vechel tesamen ten Bos geweest
bij den heere den hoogen schoutent om hem aen te spreecken ofte mee (=
we) egeenen dienste en soude mogen doen publijck inde kercken ende als
doen vertert 22 stuyvers
-
Gerit Ariens ende Anthonis Gijsberts brengen in van dat
sij twee verscheijden reijssen ten Bos bennen geweest by den Hoogen
schoutent om aldaer getytgenisse der waerheyt te gheeven van ende
hoeveel wij hem gegeven hadde vant kercken gaen daer op wij waeren inde
kercke bevonden ende compt elcken voor haeren solaris des dachts 10
stuyvers ende Thonis voorscreven heeft daer en boven alnoch moeten
betalen den notaris vant getuijck te schrijven 10 stuyvers, compt alsoo
te samen 2 gulden 10 stuyvers
Toen dat niets uithaalde werd besloten een schuilkerk net
over de grens met Udens te beginnen in het huis van Peter Roelofs. Uden
behoorde tot het Land van Ravenstein en daar mocht het katholieke geloof
wel uitgeoefend worden. In 1638 werden daarvoor de eerste uitgaven
gedaan.
-
Item den 31 julij 1638 voor den pastoor van Vechgel gecocht dackstroij
het welck tot Ueden verdeckt is op het huijs daer men den dienst in
dede, voor de somme van 3 gulden
Hierna worden in de dorpsrekeningen reparaties vermeldt aan dit huis,
vooral het onderhoud van het strooien dak. Ook kreeg Peter Roelofs
betaald voor het gebruik van zijn huis.
-
1644-1645: goet
gedaen aen Claes Hendrick Roeffen van gerden gedaen tot het
kerckenhuijs, 16 stuyvers
-
1644-1645: aen
Henrick Goort Thijssen goet gedaen van dat hij vijff daegen heeft
gearbeijt aent kerckenhuijs ende ennige gerden ende wandstaecken gedaen,
te saemen 4 gulden13 stuyvers
-
1645-1646:
vuytgegeven aen Peeter Roelofs van wegen het huys daer den pastoor den
dienst in doett, 21 gulden
-
1646-1647:
vuijtgegeven aen Henric Gerlings dat hij optten kercke huijse met sijnen
soon gedeckt heeft op sijn selfte cost, 25 stuyvers
-
1647-1648: alnoch
betaelt aen Peter Roeloffs 24 stuyvers 2 ort dat hij opt kerckenhuijs
stroo ende nagel heeft gedaen
-
1647-1648: betaelt aen Aert Marcelissen van twee dagen
deckens aent kerckenhuys, dachs negen stuyvers, facit 18 stuyvers
-
1647-1648: Evert Aert
Everts twee dagen helpen sagen tot reparatie van de bovengenoemde,
daechs sess stuyvers, facit 12 stuyvers
-
1648-1649: betaelt
aen Peter Roeloffs dat hij cordt van wegen het huijs waerinne den dienst
in wordt gedaen15 gulden ende van decken opt selve huys 20 stuyvers
Ook betaalde het dorp in die tijd vanwege reiskosten en
verteringen gedaan in verband met het kerckenhuis:
-
1645-1646: optten 20en
december aen de weijlieden vanden heere van Rennen gegeven 26 stuyvers
dat men de kercken soude comen besoecken
-
1645-1646: wordt gestelt voor vuytgeven dat Elias Peeters
metten heere pastoor tot den drossaert van Ravensteyn hadde geweest ende
doen vertertt 14 stuyvers en 1 ortt, voor sijn peert ende kerre 20
stuyvers, ende voor de vrijdom int geschriftt gegeven 26 stuyvers,
blyckende by de pastoors eijgen handtt
-
1648-1649: Op 7 july 1648 betaelt 12 stuyvers dat Goort
Peter Rutten ende Anthonis Henricx hadden verteert om de gemynt te
spreken vant kerckenhuys
-
1648-1649: Optten 9
july 1648 gevaceert tot Ravesteijn om den drossaert te spreken den dorpe
aengaende ende doen verteert 18 stuyvers
Hierna houden die uitgaven door het dorp voor de
schuilkerk op. Die uitgaven waren niet langer toegestaan, want in 1648
werd de uitoefening van de katholieke godsdienst verboden. De rekening
vermeldt nog wel:
-
1649-1650: Den 7en merdt 1649 aen eenen bode gegeven 8
stuyvers dat hij verscheyde aenschryvens was brengende om te publiceren
om de roomsche rectors affgebodt te doen van hennen dienst ende dat oyck
d’ ingesetenen buijten de Meyerye niet te mogen ende soude varen als
oyck datter egeen afflaten ende souden geaffigeert wordden
In
1648 werden alle inkomsten van de kerk geconfisceerd. De schuilkerk zat
nu zonder inkomsten. Op 31 december 1649 machtigde pastoor Johannes
Houbraken Jan Ariaens van Schijndel om namens hem te gaan collecteren
‘binnen s’ Hertogenbossche ende andere steeden off dorpen’. In de brief die
Jan meenam staat:
Dat den
Eerwaarde Heer Johan Houbraken, pastor tot Vechel, gebannen eijlacij
neffens andere priesteren ende pastooren ook berooft van allen sijnen
jaerlijcxe incoomste, mitsgaders cleijnen hoop hebbende van de
restitutie in sijnen ouden staet, genootsaeckt is geweest soo ten
respecte van den goddelycken dienst bequamelijck daer in voor eenen
igelijcke van verre comende te administreeren, als oock sijnne
inwooninge te timmeren, een schoon huijs groot en ampel, nae den eijsch
voorscreven, ende soo ’t meer als notoir is dat ’t selve kerckenhuijs,
staende tot Uden op aengecochte gronde, met consent van den heer van den
lande en heerlijckhyt Ravensteijn, tot hoogen prijs beloopt, ende van de
omliggende dorpen luttel daer toe gegeven wort, ende
oversulx volgens dese sijnne commissie versoeckende om Goidtswille
assistentie, hulp ofte bijstandt, ten eynde voorscreven nae dat Godt een
ider int herte geven sal, bidden wij requiranten eenen ijgelijcken den
voorscreven Janne Ariens volle geloove hierinne te willen geven en
geensints aen zijnne bevonde trouwen te twijfelen, U Lieden almissen
sullen wel besteet worden ende van de almogende, tot wiens eere die
gegeven ende geïmploijeert sullen worden, rijckelijck beloont ende
vergolden worden.
De brief is ondertekend door: ‘Joannes Houbraken, pastor
tot Vechel’, en’ Godefridus Verhofstadt, medehulp ende ingeseeten van
Vechel’. Hij was – zo schrijft Meuwese - een zwager van de pastoor.
Meuwese schrijft in
Veghel in de loop der tijden, 56-57: De inwoners van Sint-Oedenrode
en Schijndel hebben van 1649 tot 1658, in welk jaar Schijndel een eigen
kerk stichtte, gebruik gemaakt van de Veghelse kerk. In het Veghelse
doopboek komen in de periode 1652-1658 de namen voor van kinderen uit
Sint-Oedenrode, die in de Veghelse kerk gedoopt werden. In mei 1658
werden in de veghelse kerk 3 kinderen gedoopt door de pastoor van
Schijndel. In de huwelijksregisters tot 1658 komen 12 paren voor uit
Sint-Oedenrode en 1 uit Schijndel.
De pastoors van Veghel in die dagen, Johannes Houbraken en
Johannes Wernerus Toten, noemden zich dikwijls: pastoor van Veghel in
ballingschap, levend in Uden. Zij hebben in die jaren geen kapelaan
gehad. Wel hadden ze zo nu en dan, zoals uit de doopboeken blijkt,
assistentie gehad van regulieren (de Kruisheren uit Uden, de
Minderbroeders uit Megen, de Predikheren uit Mechelen en de Augustijnen
uit Herentals.
Maar de meeste hulp hebben zij gehad van een
wereldpriester? die woonde onder Uden dicht bij de grens met Veghel,
Joannes Verrijth (ofwel van der Rijt, of de Riedt). Zijn naam komt zeer
dikwijls voor in de kerkregisters van 1652 tot 1671. Hij doopte vaak in
de kerk van Veghel, was dikwijls getuige bij huwelijken, en tijdens de
gevangenschap van pastoor Toten in de laatste maanden van 1669 was hij
het, die geregeld doopte.
Dezelfde Joannes Verrijth heeft in 1658 bij zijn woonhuis
een kerkhuis laten bouwen door Schijndel, maar ook voor die van Veghel
en Sint-Oedenrode, terwijl dit kerkhuis tevens zou dienen voor school
voor de jeugd van Veghel en Schijndel (aldus Brock, deel I, p. 195).
De schuilkerk is tot 1672 in gebruik
gebleven. Na de inval van de Franse troepen in dat jaar werd het
katholieke geloof tot op zekere hoogte weer gedoogd. Toen werd er op de
plaats van de huidige Sint-Lambertuskerk aan de markt te Veghel een
nieuwe schuurkerk gebouwd. Pastoor Toten schrijft in het doopboek dat de
katholieken van Veghel hun sschuilkerk op 10 juli 1672 hebben verlaten.
Tot zover Meuwese.
De
periode 1638-1648
In
1638-1648 werden er geen katholieke diensten meer gehouden in de kerk
van Veghel, maar er mocht in die periode nog wel school gehouden worden
door een katholieke koster-schoolmeester. Koster-schoolmeester waren in
deze periode.
De Veghelse dorpsrekeningen vermelden in die periode
uitgaven vanwege taken verricht door de koster.
-
1638-1639: ‘betaelt aen meester Peter van
Beeck soo van verschoote gelt van sijnen diensten van den Heijlige
Sacraments misse te singen ende meer andere diergelijcke, compt te
samen’ 15 gulden en 6 stuivers
-
1642-1643:
‘aen den custer (Franciscus Wouters) over bedienen van ‘t
schoelmeesters ampt, over t’ catechiseren ende t’ cloeck stellen in
alles gegeven de somme van’ 76 gulden en 2 stuivers
Hieruit blijkt dat toen de schuilkerk gebouwd werd, de
taken van de koster in de kerk in de Straat niet ophielden. Het uurwerk
en de klok moest bijvoorbeeld nog steeds onderhouden worden en de klok
moest nog steeds dagelijks geluid
worden. In 1642 werd er ook nog steeds door de koster-schoolmeester
katechismusles gegeven aan de kinderen.
Tegelijkertijd zal er ook behoefte zijn geweest aan
ondersteuning door een koster in de schuilkerk. Mogelijk werd daarover
in 1642-1643 overlegd. De dorpsrekening van dat jaar vermeldt de
volgende uitgave:
-
toen ‘de schepenen byden pastoir geweest
hadde om de saecken vande custer, als doen in twee reysen verteert’ 10
stuivers
In 1648 of 1649 werden de taken van de koster en schoolmeester overgenomen
door de gereformeerde Aelbert Sterckman. Het is onduidelijk of hij in
1649 arriveerde en dat Franciscus Wouters er op dat moment mee ophield.
Of dat Sterckman in 1648 arriveerde en dat Wouters in 1648-1649
nog enige tijd als schoolmeester in de schuilkerk gediend heeft.
Om
onderwijs door de protestante schoolmeester te ontlopen werd er in elk
geval vanaf 1649 in de
schuilkerk school gehouden door een katholieke schoolmeester.
De Katholieke bijscholen
Dit past in de
bredere ontwikkeling van die dagen. Vanaf 1648 werden de katholieke
schoolmeesters in de Meierij vervangen door gereformeerde collegae. Veel
inwoners van de Meierij stuurden hun kinderen echter liever naar een
katholieke bijschool. De geringe bekwaamheid van de gereformeerde
schoolmeesters speelde daarbij ook een rol.
Op 11 november 1663 notuleerde de
Veghelse kerkenraad: ‘Wat
aengaet Vechel zijn veele clachten gementioneerdt die de naburen
voortbrengen tegen den schoolmeester.’
Als de afstand niet te groot
was, stuurde men de kinderen naar een katholieke school buiten de
Meierij. Volgens berichten uit 1658 en 1710 stuurde een aantal inwoners
van Erp hun kinderen naar Boekel en werden in 1658 kinderen uit
Schijndel en Nistelrode naar een school in Uden gestuurd. Vanuit Berghem
en Nistelrode gingen kinderen naar Ravenstein. Ook waren veel katholieke
schoolmeesters actief in de Meierijse dorpen. In het kwartier Maasland
met Den Dungen hadden dertien dorpen tussen 1649 en 1725 min of meer
regelmatig een katholieke bijschool naast de plaatselijke school, waar
de gereformeerde meester les gaf. In het kwartier Oisterwijk was van
1648 tot 1740 in negentien dorpen min of meer geregeld een katholieke
schoolmeester. In Kempenland worden achttien katholieke scholen genoemd
tussen 1670 en 1730. Het kwartier Peelland werden in 24 dorpen tussen
1649 en 1740 paapse schoolmeesters vermeld. Daarnaast hielden in een
aantal plaatsen katholieke kwezels school.
In 1710 klaagde de
Erpse schoolmeester dat er in Boekel een paapse school was gevestigd,
waar kinderen uit Erp en Veghel naar toe gingen. (Roosenboom, 62.)
Na circa 1740 worden
geen katholieke bijscholen meer vermeld. Roosenboom vermoedt dat vanwege
een proces van wederzijdse aanpassing tussen protestanten en katholieken
het minder bezwaarlijk gevonden werd de kinderen naar de reguliere
plaatselijke school te sturen. (Roosenboom, 74 e.v.)
De school in de schuilkerk
Petrus Verputten was van 1649 tot 1658 schoolmeesteren
koster in de schuilkerk. Zijn
naam komen dikwijls voor in de kerkregisters, hij doopte soms in
afwezigheid van de pastoor en was ook vaak getuige bij huwelijken.
Meuwese vermeldt in Veghel in de loop
der tijden, 113, als protestante schoolmeesters: Petrus Boorten,
overleden in 1706, Rudolphus Aegidii, overleden in 1715, en Odulphus van
Hasselt was ludi magister
(schoolmeester) omstreeks 1731.
Het is onwaarschijnlijk dat het protestantse schoolmeesters waren, want ze
worden niet genoemd in de dorpsrekeningen.
In de katholieke begraafboeken vonden we vermeld:
-
Begraven op 7 november 1706: ludi magister Petrus Boorten, vulneratus et
subito extinctus. (onderwijzer Petrus Boorten, plotseling oveleden aan
een verwonding)
-
Begraven op 19 mei 1715: ‘Rudolphus Agidij, viduus, instructor
parvulorum in Zijtard’. (Roelof Gielissen, onderwijzer van kinderen in
Zijtard.)
Onderwijzer Odolphus van Hasselt vonden we nog niet terug, waarschijnlijk
vond Meuwese ook zijn naam in een van de katholieke doop-, trouw- of
begraafregisters.
Het waren dus alle drie katholieke schoolmeesters. Waar is onduidelijk,
omdat er in 1715 behalve de katholieke bijschool over de grens met Uden
ook een onderwijzer in Zijtaart vermeld wordt. Vermoedelijk werd daar
door Roelof Dielissen als particulier onderwijzer in een particulier
huis les gegeven, en was er geen schoolgebouw, zoals in de schuilkerk
over de grens met Uden. Zijn vader woonde in de Straat en noemde zich
Dielis Roeloffs van Liessel.
We nemen onder enig voorbehoud aan dat Peter Boorten en Odolphus van Hasselt
les eggeven hebben in de voormalige schuilkerk. Mogelijk zag Meuwese er
protestantse schooolmeesters in, omdat de schuilkerk in 1672 vervangen
werd door de schuurkerk in het centrum. Ten tijde dat dit drietal
genoemd wordt, was de schuilkerk dus al opgedoekt. Maar er zijn
aanwijzingen het school houden op Udens grondgebied
hierna nog doorgegaan is.
We vonden de school genoemd in 1719 en 1725. Een perceel
(in de reconstructie van Veghel, perceel Udense Dijk, nr. 4) grensde op
29 maart 1719 “aen de school” en op 29 december 1725 aan “het
schoolhuijs”.
Hierna worden geen schoolmeesters in de schuilkerk meer genoemd. Het
werd in de meierij over het algemeen vanaf rond 1740 minder bezwaarlijk
gevonden om de kinderen naar de reguliere plaatselijke school te sturen.
Op
onderstaande kaart zijn de plaatsen van de voormalige schuilkerk, de
huidige kerk van Mariaheide en ook van een Heijs capelleke aangegeven.
|
||||||||||||||