De persoon van Veghel
Martien
van Asseldonk
5 juli 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Inleiding
De aanstelling van
de pastoor in Veghel was in de Middeleeuwen een soort meertrapsraket.
-
Op het hoogste niveau was er het patronaatschap. Het patronaatschap van de
kerk van Veghel was verbonden aan het eigendom van de Laarakker. De
patroon was de rechtsvolger van de stichter van de kerk. De patroon van
de kerk had het zogenoemde ‘collatierecht’, ofwel het begevingsrecht van
het personaat, hij mocht een ‘persoon’ aanwijzen. De kerkelijke overheid
moest een kandidaat uitdrukkelijk toestemming geven om het beneficie in
bezit te nemen en hield zo controle over de kerkelijke organisatie.
-
De persoon (persona, investitus)
was de eigenlijke zielzorger van de kerk van Veghel. Hij genoot de
inkomsten van het personaat ofwel zielzorgbeneficie, waaronder een deel
van de tienden, in Veghel de Persoonstienden genoemd. In de regel
oefende hij de zielzorg niet zelf uit, maar stelde hij een
plaatsvervanger of vicarius aan (het Latijnse woord
vicarium betekent plaatsvervanger).
-
De vicaris genoot de inkomsten van het vicariaat. Dat waren de inkomsten
van schenkingen gedaan door inwoners van Veghel, meestal aan ‘de kerk,
vicaris en koster’. Soms liet de vicaris zich op zijn beurt weer
vervangen door een plaatselijke dienstdoende priester.
-
Een vicaris die wel aanwezig was en de plaatselijke zielzorg verzorgde had
soms een of meer helpers, de
coadiutor, later meestal kapelaan genoemd.
Het woord ‘pastoor’
verschijnt pas kort voor 1500 in de Veghelse bronnen. Het duidt dan
steeds de plaatselijke zielzorger aan, in de regel was dat de vicaris of
diens plaatsvervanger, maar het kon ook de persoon zijn. Als het de
plaatsvervanger was, dan werd die ook wel ‘kapelaan’ genoemd.
De persoon van
Veghel had ook het recht om enkele benefecies of ambten te vergeven,
zoals het kosterambt in Veghel en het beneficie voor de rector van het
Onze Lieve Vrouwe altaar.
De namen
De volgende personen
zijn vanaf 1340 persoon geweest in Veghel.
Roverus of Roelof (1340)
-
1340:
Heer Roverus, persoon (investitus)
van Vechghel (cijnsboek Hertog)
-
1358: wijlen heer Roeloff persoen van Vechel (Meuwese, 32), Roelof, Roef en
Rover waren synoniemen
In 1412-1413 wordt vermeld:
Gertruud van
Buekelaer, weduwe van Jan natuurlijke zoon van wijlen heer Rover,
investiet van Vechel, en haar zoon Roelof van Buekelaer
BP-1188 (1412-1413), fol. 399v.
Arnoldus
Roverus (1346-1369)
-
Ca. 1346
Arnoldus Roverus, persoon (investitus) van Vechel (vermeld in het cijnsboek van de Hertog,
Hg-2). Hij woonde toen op de voorloper van kasteel Frisselstein.
In 1382-1387 wordt
in de Bossche protocollen genoemd: De huizinge die heer Art Rover,
investiet van de kerk van Vechel, priester, had verkregen van Jan van
Buekelaer en zijn zuster Liesbeth. In 1382-1387 is dat huis van Jan zoon
van wylen Lucas, zoon van wijlen Jan Lucassoen van Erpe en zijn broer
Geerling. Die draagt het over ten behoeve van de kinderen van wijlen
Goyart van Erpe en Joffrouw Liesbeth, dochter van wijlen heer Goyart van
Os, ridder. (BP-1177 (1382-1387),
fol. 97v)
-
22-2-1359: Heer Aernt die men heyt Roever treedt op bij overdracht van een
erfcijns in Veghel.
-
Op 21-9-1366 koopt Aerd Roever, persoen inde kerck van Vechel, een erfpacht
van 1 mud rogge (register 821)
-
Op 21-3-1369 stichtte Arnoldus, genaamd
Rover, persoon van de kerk van Vechele (Arnoldus
dictus Rover investitus ecclesie de Vechele), de Tafel van de
Heilige Geest te Veghel (register 821)
Heer Art Rover, investiet van Vechel, wordt herhaaldelijk
genoemd in de Bossche protocollen die vanaf 1368-1369 bewaard zijn
gebleven. Hieruit blijkt dat zijn natuurlijke kinderen waren:
-
Art (vermeld tussen 1368-1369 en 1406-407)
-
Ermgart (vermeld in 1368-1369)
-
Jan Rover, verwekt bij Jut, weduwe van Jan Roede (vermeld tussen 1368-1369
en 1387-1390, overleden voor 1400-1401), was getrouwd met Lijsbeth. Uit
dit huwelijk een zoon Jan en dochters Liesbeth en Artken.
In 1406-1421
wordt in het cijnsboek van Helmond vermeld: Elisabeth van Dorhout,
weduwe van wijlen Roverus, zoon van de persoon van Vechel.
BP-1175 (1368-1369),
fol. 218v, 242; BP-1176 (1376-1383), fol. 106v , 172, 327; BP-1177
(1382-1387), fol. 21v, 30, 210, 263, 288; BP-1178 (1387-1390), fol. 62v,
106; BP-1182 (1400-1401), fol. 64; BP-1183 (1402-1403), fol. 92; BP-1185
(1406-1407), fol. 224v; BP- 1189 (1414-1415), fol. 396v; BP-1211,
(1440-1441), fol. 193; BP-1218 (1447-1448), fol. 202; BP-1268
(1499-1500), fol. 261.
In 1416-1417 wordt genoemd: Art, zoon van wijlen Rover
natuurlijke zoon van wijlen Art Persoens van Vechel.
BP-1190 (1416-1417), fol. 384v.
Lonis van Rijsingen (1389-1405)
-
In 1389 wordt genoemd Lonis van Rijsingen priester en ‘persoen der kercken
van Vechel’. In 1391 wordt hij ook kanunnik van Sint-Oedenrode genoemd.
(Meuwese)
-
Op 4-4-1390 wordt Lonis van Risingen, priester, persoen der kercken van
Vechel genoemd bij de overdracht van een erfpacht aan de Tafel van de
Heilige Geest in Vechel (register 881)
-
Op 6-6-1393 wordt heer Leonius genaamd van Risingen, persoon in Vechel
genoemd. In deze akte wordt ook genoemd ‘Rutgerus genaamd van den
Bergelen, alias Persoens Swager’. (register 881)
-
Op 29-5-1396 wordt genoemd:
Leonius van Risingen, persoon van Vechel (register 881)
-
1400-1405: Rector heer Lonis van Risinghen. Betaalt voor zijn afwezigheid
36 groten. (Pouillés)
-
Heer Leunis van Risingen, priester, investiet van Vechel, wordt genoemd in
de Bossche protocollen in 1382-1387 en in 1400-1401. In 1414-1415 wordt
hij wijlen heer Leunis van Rysingen, investiet van Vechel, genoemd. Hij
was toen dus al overleden. BP-1177
(1382-1387), fol. 378v; BP-1182, (1400-1401), fol. 31v-32; BP-1189
(1414-1415) , fol. 396v; BP-1191 (1418-1419, fol. 179v.
-
Leunis van Rijsingen had twee natuurlijke zoons, Leunis en Lucas, verwekt
bij Marie, dochter van Mechelt Mostels
o
In 1420-1422 wordt vermeld: Heer Leunis van Risingen, priester, natuurlijke
zoon van heer Leunis van Risingen, vroeger investiet van Vechel.
BP-1192, fol. 194v.
o
Op 15-3-1425: Heer Jan van Rysingen, priester, natuurlijke zoon van wijlen
heer Leunis van Rysingen, priester.
BP-1195, fol. 88v.
o
In 1446-1447: Wijlen Heer Leunis van Rijsingen, investiet van Vechel, en
zijn natuurlijke zoons Leunis en Lucas, verwekt bij Marie, dochter van
Mechelt Mostels. BP-1217, fol.
30v.
Lonis van Baest (1416-1434)
-
1416-1417: Lonis van Baest, Heer Leunis van Baest, investiet van de kerk
van Vechel (BP-1190 (1416-1417),
fol. 193.)
-
1418-1427: Rector meester Lonis van Baest, die gedurende twee jaren afwezig
was, de afwezigheid van een jaar wordt op verzoek van de hertog van
Brabant voor dubbele afwezigheid gerekend, en daarvoor heeft meester
Nicolaus van Baest 144 groten betaald; in 1419 diende hij de hertog van
Brabant en had hij zijn afwezigheid gratis; in 1421 was hij kapelaan van
het bisdom Luik, dus weer gratis; in 1427 was hij kanunnik te Luik, dus
had hij ook toen zijn afwezigheid gratis (Pouillés)
-
In 1434 wordt van Lonis van Baest gezegd dat hij kapelaan was van de
bisschop van Luik en dat hij daarom zijn afwezigheid in Veghel gratis
had. (Meuwese)
BP-1209 (27-2-1439), 302
Leunis van der Horst, natuurlijke zoon van heer Jan van der
Horst, priester, belooft Daniel Willem Danelss schadeloos te houde van
alle aanspraken in verband met het aanvaarden van een tiend, vroeger van
heer Leunis van Baest (dit waren de persoonstienden). Ook worden
genoemd: Daniel, Henrick, Gerit, zoons van wijlen Willem Danelss van
Vechel en Heylwich. Leunis en Daniel, natuurlijke kinderen van heer Jan
van der Horst, priester en van Lysbeth Danelss van Velpe
Thomas van Baest (voor 1438)
-
Voor 25-10-1438: Thomas van Baest (Pouillés)
Nicholaus van Baest (1438-1464)
-
25-10-1438: Nicholaus van Baest, kanunnik van Luik, krijgt het personaat
van de kerk van Vechel, vacant wezende door vrijwillige afstand van
meester Thomas van Baest, laatste rector. Meester Nicolaus betaalt
daarvoor 28 Rijnsgulden (Pouillés)
-
Meester Claes van Baest, investiet van Vechel, kanunnik in Luik, verhuurt
op 11-7-1443 voor vier jaar vanaf Philippus en Jacobus laatstleden aan
Wille Zuermont, zoon van wijlen Aelbert en Henrick die Vrieze, zoon van
wijen Gerit, de grove en smalle tiend van Vechel met alle landerijen en
pachten in Vechel van de investituur, tot de eventuele dood van meester
Claes van Baest (BP-1213, fol.
237).
-
Op 29-4-1458 verhuurde Heer Claes van Baest, kanunnik te Luik en investiet
van Vechel voor dit jaar een Rutger van Erpe een tiend van de persoon
van Vechel, met een akker en een kamp land in Vechel
(BP-1229, fol. 180).
-
1441-1464: meester Nicolaus van Baest, kanunnik te Luik, heeft zijn
afwezigheid door een privilege gratis (Pouillés)
Johannes van Oeffel (1470)
-
1470: Rector heer Johannes van Oeffel, student te Leuven in het kerkelijk
recht, dus heeft hij zijn afwezigheid gratis (Pouillés)
-
In 1470-1471 wirdt in de Bossche Protocollen genoemd: Heer Jan van Oeffel,
rector of investiet der parochiekerk van Vechel
(BP-1240 (1470-1471), fol. 236v).
Richardus Troncilhon (1473)
-
1473: Rector meester Richardus Troncilhon, vicarius van de bisschop van
Luik en kanunnik te Luik, dus heeft hij zijn afwezigheid gratis
(Pouillés)
Robertus van Erpe (1474-1530)
-
25-8-1474: heer Robertus van Erpe, kanunnik te Luik en subdiaken krijgt het
personaat van de parochiekerk van Vechel, vacant vanwege het overlijden
van heer en meester Richardus van Troncilhon, de laatste rector. Hij
betaalt daarvoor 34 Rijnsgulden, half op Kerstmis en half op St. Servaas
(Pouillés)
-
1475-1530: rector heer Robert van Erpe, kanunnik, wonende te Luik, heeft
zijn afwezigheid door een privilege gratis (Pouillés)
-
1485: rector heer Robertus van Erp (Pouillés)
-
1510-1524: Rector heer Robertus de Erp, kanunnik te Luik, afwezig
(Pouillés)
-
‘Robbregts van
Erpe, persoon tot Vechel’, trad op 13-2-1513 in Veghel met andere
naburen op. Zij hadden eerder gezamenlijk (kennelijk namens het corpus
van Veghel) de watermolen van Dinther gekocht en verkochten die dag de
watermolen op voorwaarden aan Claes zoon van wijlen Gerrit Graets
(Resolutieboeken)
-
In een niet gedateerde acte die in het Veghelse schepenprotocol tussen
aktes van 13 en 15-10-1533 staat, wordt genoemd: heer Gielis van Erpe,
‘priester, persoen tot Maren’,
natuerlycke soene wilneer heren Robbrechs, canonyck Sunte Lambrechs tot
Luydic ende persoen tot Vechel’. Robbrecht was toen dus al overleden en
bovendien blijkt dat hij een zoon had.
-
Hij stichtte twee missen op het Sint-Barbara altaar (Schepenprotocollen,
Register 829)
Heer Robbert van Erpe, priester, kanunnik van St. Lambert
te Luik en persoen van Vechel, wordt in de Bosche Protocollen genoemd
van 1482-1483 tot 1500-1501.
BP-1252 (1482-1483),
fol. 113v; BP-1260-1261 (1491-1492), fol. 187; BP-1264 (1494-1495), fol.
90v; BP-1269 (1500-1501), fol. 299v.
Michael Lombaerts van Enckevoert (1536)
-
1536: Rector heer aartsdiaken van de Kempen, Michael Lombaerts van
Enckevoert (Pouillés)
Godefridus, zoon van Petrus Mathys Stoeters (1549-1605)
-
14-6-1549: Godefridus, zoon van Petrus Stoeters, geestelijke van het bisdom
Luik, krijgt het personaat van Veghel, vacant vanwege het overlijden van
wijlen meester Michael van Enckevort, en betaalt daarvoor, het personaat
brengt 200 Rijnsgulden per jaar op. (Pouillés)
-
1550-1556: Rector Godefridus Stoeters; 1553, student te Leuven in de
kunsten, dus heeft hij zijn afwezigheid gratis; 1556: persoon Godefridus
zoon van Petrus, geestelijke, absent; 1558: student te Leuven in beide
rechten; 1562: student te Orleans, dus heeft hij zijn afwezigheid gratis
(Pouillés)
-
1566: Rector meester Godefridus Stooters, hij betaalt voor zijn afwezigheid
60 groten. (Pouillés)
-
Op 21-6-1566
wordt in een acte in het Veghelse schpenprotocol genoemd: meester Goert
Peter Mathys Stoeters, persoon in de kerk van Veghel.
-
Meester Godefridus Petri Stooters van Enckevoirt, was nog persoon in 1605.
In 1603 deed hij als persoon een voordracht voor het kosterambt in
Veghel en in 1605 de voordracht voor een beneficiant van het O.L.V.
altaar. Hij was geen priester. (Meuwese)
Anthony Henrick van Berchem (1608)
-
Jacqueline van Enckevoirt was in 1585 gehuwd met Joncker Jan van Berchem.
Zij gaf het personaat in 1608 aan haar kind Anthony Henrick van Berchem.
Die was toen omgeveer 9 jaren oud. Het beneficie bracht 200 tot 300
gulden per jaar op. (Meuwese)
De zoon van Anthonij van Berghem
-
In 1620 verpachtte Rogier van Broeckhoven 'de thienden van het
personaetschap van Vechel' voor de zoon van van Anthonij van Berghem.
(BHIC, RvB, inv. nr. 447.135)
Balthasar Siardus
(ergens tussen 1620 en 1623) (Meuwese)
Gregorius Maximiliaan Happart (omsteeks 1623)
-
Aan hem heeft paus Gregorius XV (1621-1623) na een geschil het personaat
van Veghel geschonken. (Meuwese)
De zoon van de heer van Mechelen (1636-1689)
-
In 1658 wordt de laatste persoon de zoon van de heer van Mechelen genoemd.
Toen hij in 1636 het personaat kreeg was hij nog maar 8 á 10 jaar oud.
Hij leefde nog in 1689. Mensen hadden de persoonstienden van hem
gepacht. Nadien werden deze tienden verpacht door de rentmeester der
geestelijke goederen (Meuwese)
Ambrosius van Megen (pretendent)
-
Veel van deze gegevens kennen uit een proces uit 1689 dat Ambrosius van
Megen, wonende te Brussel, voerde tegen de Staat der Verenigde
Nederlanden, omdat deze in 1648 de goederen van het personaat had
aangeslagen. Het zou lekenbezit en geen kerkelijk bezit geweest zijn,
aldus Ambrosius van Megen. (Meuwese)
Joncker Johan Francois van Broeckhoven
Een deel van de persoonstienden werden op op 22-4-1719 te
Veghel getaxeerd (R96, fol. 512).
'Taxatie van de goederen die Joncker Francois van
Broeckhooven, heer van Novion, verplaatst binnen de stadt Antwerpen, aen
zijne erffgenamen bij collaterale succesiie achtergelaten heeft als
volgt'. (De Molenthiende, de Brugthiende, de Dorhoutse thiende, en een
beemd in de Gelijcken Beemt.)
BHIC,
RvB, inv. nr.
788.2490: Vonnisse voor joncker
Ambrosius van Meghem tegens Joncker Jacques Verhoeven in datum 10
october 1676.
(Zie ook de namen bij het patronaat, dat enige tijd in
dezelfde handen is geweest.)
In de saecke, questie ende geschille geresen ende gemoveert
in rechte voor myne heeren amptman, borgemeeester ende schepenen der
stadt Antwerpen tusschen Joncker Jacques Verhoeven, arrestant ende
aenlegger ter eenre, ende Joncker Ambrosius van Meghem, gearresteerde
ende verweerdere ter andere syden, comparerende de selve, te weten
d'aenleggere by den procureur Hollanders, ende de verweerdere by den
procureur Rombouts, naer dien d; aenleggere ende arrestant op den
vierentwintichsten october 1671.
Dienende van redenen van arrest ende conclusie daer by
geseght hadde alvorens te premitteren dat het arrest in questie niet
voorders gedaen en was als om te fonderen de jurisdictie van myne heeren
ten opsichte van de naer te nemene conclusie.
Synde waerachtich niet alleenelyck dat in levenden lyven
waeren geweest Joncker Jan Verhoeven, Raedt ende Rentmeester Generael in
synen leven was van de Domeijnen van hunne Doorluchtige hoocheden
Albertus ende Isabella hoochloffelycken memorien int quartier deser
Stadt Antwerpen, ende de Edele Jonckvrouwe Jacquelina van Berchem syne
huysvrouwe, ende eijgene syster was van Seigneur Anthonius van Berchem,
Riddere ende Buijten Borgemeester was deser Stadt,
maer oock dat de selve te samen in houwelycke hadden
geprocreert verscheyde kinderen ende onder andere .... (niet ongevuld)
sonen, hebbende den voorschreven Joncker Jan Verhoeven gehadt eenen
broeder met naeme Joncker .... (niet ingevuld) Verhoeven.
't Was voorts waerachtich dat by syne Eminente den
Cardinael Ingelfort (= Enkefort) aen den voorschreven Joncker .... (niet
ingevuld) Verhoeven, waer van hy was den
patrinus baptismi, gegeven
ende gegynt was geweest sekere partijen van land, bestaende in
saeylandt, bosschen ende andere, alle oft ten meeste deele gelegen
binnen de heerlyckheyt van Wechel onder de Mayrye van den Bossche off
daer ontrent.
Hebbende syne eminentie by deselve gifte geaddeert dat
deselve goederen (maeckende daer van een perfect personaet) souden
blijven onder het maeghschappe van den voorschreven donataris, Joncker
.... (niet ingevuld) Verhoeven, de mannelycke hoir ende hunne
desendenten altijt geprefereert voor de vrouwen, achtervolgens de
conditie ende nature van het personaet.
Den voorschreven Joncker Verhoeven, getrouwt geweest synde
met .... (niet ingevuld) hadde achtergelaeten een eenick kindt, eenen
sone in wiens hoofde het voorschreven personaet perfectelyck was
gestruijckt geworden, den welcke gestorven synde voor syn naeste
maeghschap hadde achtergelaeten onder andere twee moijen dochters van
den voornoemde Joncker Jan Verhoeven ende den arrestant ende aenleggere
in desen hove ende neve respective van denselven Joncker Jan Verhoeven
ende Joncker Anthonius Verhoeven.
Synde waerachtig dat naer de doodt van dese Emerentiana
seckeren Joncker Longin, wesende alleenlijck in de administratie van de
voorschreven goederen aen den arrestant emmers raeckende eenighe deelen
vant voorschreven personaet tot verscheyden reysen reckeninge hadde
gedaen, ende ghesupponeert dat de voorschreven Emerentiana Verhoeven
waerelyck tot het voorschreven personaet hadde gerechticht geweest, ende
dat sy daer van oock hadde gehadt de waere possessie, des beyde neen,
soo souden evenwel de voorschreven landen ende personaet aen den
arrestant ende aenleggere toecomen, aengesien den eenigen sone ende kint
van dese Emerentiana met name ... (niet ingevuld) a Castro was
geprofessit binnen de ordre van de minnebroeders ende
civiliter mortuus ende onbequaem tot het voorschreven personaet,
ende dat soo aen de voorschreven Emerentiana als desselffs eenich kint
den naesten in successie was den arrestant ende aenleggere in desen.
Allen den welcken nochtans niet tegenstaende ende dat den
gearresteerde nochte aen de voorschreven Emerentiana oft haeren sone,
nochte oock aen den voorschreven Joncker .... (niet ingevuld) Verhoeven
oft desselfs eenighen sone, int minste nijet en bestonde, emmers op
verre naer niet als den arrestant,
uti ex supra deductis habebatum, quod ipse arrestans in successione erat
proximus, soo hadde hij hem nochtans,
quo titulo aut fiducia nescitur,
tegens recht en redene in absentie des arrestans de voorschreven landen
ende personaet geinvadeert, raeckende de naeckte defructeringhe van
deselve,
ende gemerckt allen 't selve niet en conde bestaen, maer
dat den gearresteerde schuldich was daer van te doen afstant met bewijs
ende reckeninghe van de vruchten, baeten ende profijten van deselve
landen by hem genoten oft connen worden genoten, ten tyde hy deselve als
voorschreven stont tegens recht hadde gedefructueert met oplegginge van
het reliquum.
Concluderende soo sustineerde den arrestant ende aenleggere
ten eynde den gearresteerde ende verweerdere schuldich sal syn ende des
noot synde by vonnisse van mijne heere worden gecondemneert van de
voorschreven landen ende personaet van Wechelen voorschreven, in de
voorschreven landen consisterende, ten behoeve des arrestants ende
aenleggers te doen affstant, ende allen tselve aen den aenleggere te
doen ende laeten volgen met de vruchten, baeten ende proffyten daer van
genoten oft hebbende connen worden genoten t'sedert syne onbehoorlijcke
occupatie.
Vervolgens dat den arrestant ende aenlegger daer van soude
worden verclaert te wesen eygenaer ende proprietaris, emmers ter
exclusie van den voorschreven gearresteerde ende verweerdere, ende
subordinatelijck ten eijnde het arrest in questie ten effecte
voorschreven op den persoon des gearresteerde geintericteert, soude
verclaert worden wel ende te rechte gedaene te syne ende over sulcx
soude stadt grypen oft dat andersints etcetera
sub clausula salutari
maeckende heijsch van costen.
Hebbende d'arrestant ende aenleggere voorts gedient van
amplicatie ende correctie van redenen van arrest ende conclusie, ende
daer by geseght waerwachtig te syn dat in levende lyve waeren geweest
Joncker Anthonius buijten Borgemeester was binnen dese stadt, Engelbert
van Berchem ende Jonckvrouwen Jacquelina, Margarita ende Anthonis van
Berchem, susters ende broeders waeren ende kinderen van Engelbert van
Berchem,
waerachtig wesende niet alleenlyck dat den eenigen sone van
Joncker Anthonis canonick was in syn leven ende genaempt Joncker van
Berchem, het goet oft personaet by de redenen van arrest naerder
aengevoert hadde beseten gehadt in vollen eijgendom, maar oock dat
hetselve naer de doodt van den voorschreven canonick was gesuccedeert op
den voorschreven Joncker Engelbert van Berchem synen oom, die het selve
ook tot synen sterffdach toe hadde beseten, ende naer desselffs doot was
het gecomen op syen eenighen sone Joncker Engelbert van Berchem, den
welcken seventhien jaeren oudt synde, ende tot den selven tyde beseten
hebbende de questieuse landen oft personaet was comen afflijvich te
worden, hebbende geene naerdere erffgenaemen bequaem om int questieuse
personaet te succederen, achterghelaeten, als de kinderen van joncker
Cornelis Verhoeven in syn leven Raet ende Rentmeester was van hunne
hoogheden Albertus ende Isabella int quaertier van Antwerpen ende de
voorschreven jonckvrouwe Jacquelina van Berchem desselffs Verhoeven
huysvrouwe ende outste dochter was den voornoemde Joncker Anthonis van
Berchem,
sijnde dijenvolgens naer de doodt van den voorschreven
Joncker .... (niet ingevuld) van Berchem, gestorven in den ouderdom van
seventhien jaere als voorschreven stont, int meergeseyt personaet of
landen gesuccedeert jonckvrouwe Emerentiana Verhoeven vrouwe was van Don
Rodrigues de Castro ende een van de kinderen van de voorschreven
Jacquelina van Berchem, niet tegenstaande het selve hadde moeten van als
doen aff comen op Joncker Jan Anthonis Verhoeven haeren eijghen broeder,
off desselffs sone den arrestant ende aenlegger in desen, naer de doodt
van Jonckvrouwe Emerentiana soude moeten comen op haeren eenigen sone
ende kindt Joncker Augustino de Castro, gelyck het oock metterdaet
ipso jure op den selven Castro
moeste worden verstaen gesuccedeert te syn in cas syne moeder te rechte
hadde gesuccedeert ende alsoo desen a Castro was gegaen int clooster van
de minnebroeders ende aldaer geprofessit, mitsgaders dat de voorschreven
jonckvrouwe Emerentiana die te voren vuijt gedruckt stont, was
gestorven.
Soo quame daer mede te verscheijnen dat het questieus
personaet oft landt aen den aenleggere als naeste erffgenaem van den
voorschreven Emerentiana ende Joncker a Castro haeren sone, bequaem tot
het selve wederom ex eo capito
soude gedevolveert sijn, al waert oock soo dat het op hem als
representerende den oudsten sone van joncker Cornelis Verhoeven te
voorens niet en hadde gesuccedeert geweest by afflijcicheijt van den
voorschreven joncker Engelbert van Berchem gestorven in den ouderdom van
seventhien jaeren, wes nochtans het contrararie daer boven quaeme te
blycken,
welcken nochtans niettegenstaende den gearresteerde ende
verweerdere hem vervoorderde de landen ende questieus personaet
qua fiducia nescitimus te
occuperen met defructueringhe van t'selve wesende geen ander pretet voor
te wenden dan dat syne grootmoeder soude hebben geweest Jonckvrouwe
Margareta van Berchem, waer van daer vorens was gementioneert ende
gemerckt vuijt het voorschreven gededuceerde opentlyck conde worden
geoordeelt dat het questieus landt oft personaet, waer van mette
voorgaende schrifture meerder vermelt stont
nulla tenus aen den verwerdere
toe en quamp, maer dat hetselve toebehoorde aen den arrestant ende
aenleggere, concluderende soo persisteerde den arrestant ende aenleggere
alnoch wel vuijterlyck by de conclusie int eynde van syne redenen van
arrest genomen, maeckende heysch van costen,
waer tegens de gearresteerde ende verweerdere van antwoorde
op de redenen van arreste ende apliatie ende correctie van dien, daer by
geseght hadde al vooren nopende den eersten articule t'accepteren, de
bekentenisse daer by gedaen, belangende de tweeden, derden ende vierden
articulen syden den gearresteerde deselve te gelooven
salua impertinentia ende den vijffden ende sesten wel expresselyck
t'ontkennen, op den sevensten articule seyde den gearresteerde dat den
arrestant syne eygene voorouders oft henne naemen niet en kende,
ontkennende niettemin de gearresteerde dat het personaet ende patronaet
naeder in de aanspraecke vermelt soude gestruyckt geweest sijn in de
familie van Verhoeven, ende daer omme quaeme te blijcken dat den achsten
articule was impertinent, den negensten articule wort absolutelyck
ontkent, gelyck oock ontkent worden gelijck die waeren liggende, de
thiensten ende elfsten articulen op den twelfsten, derthiensten,
vierthiensten ende vijfthiensten articulen seyden den gearresteerde dat
hij uijtten hoofde van den Augustijn de Castro ende Zerbellon opden
tweeden junij vanden jaere sesthienhondert eenensestich vercregen hadde
allen 't recht ende actie d'welck den selve tot het patronaet ende
personaet in questie hadde gehadt, in conformiteijt van de acte van
donatie inter vivos daer mede
gaende, in der vueghen dat daer vuijt quame besloten te worden, dat den
arrestant vuijt den hoofde van Don Augustijn de Castro tot het
voorschreven patronaet ende personaet int minste gheen recht oft actie
en conde pretenderen, des te meer gemerckt dat de voorschreven donatie
inter vivos geschiet was voor
ende aleer den voorschreven Don Augustijn de Castro hem begeven hadde in
de religie van de minnebroeders,
waer vuijt quaeme te blycken dat de resterende articulen
van de voorschreven redenen van arreste ende conclusie getrocken waeren
vuijt abusive presuppositien, ende daer mede ter handt nemende de
ampliatie ende correctie van redenen van arreste, de vijff eerste
articulen der selve te gelooven
salua impertinentia, ontkennende den gearresteerde ten respecte van
den sesten articula dat den arrestant oft die van de familie van
Verhoeven soude wesen ende gheweest syn de naeste om te succederen aen
Engelbert van Berchem, deser weivelt afflijvich geworden synde in synen
ouderdom van seventhien jaeren,
des te meer geconsidereert dat Jacquelina van Berchem
aldaer genaempt, was hebbende eene suster van hoogeren ouderdom, getrout
met heer Anthoni de Longin ende moederlycke grootmoeder van den
gearresteerden, waer uijt hunne solutie van den sevensten, achsten,
negensten, thiensten, elffsten, twelffsten ende dertiensten articulen,
op den veerthiensten seyde den gearresteerde notoir te syn
quod is qui jure suo ubitur nemini
faciat in juriam, den vijffthiensten articule wort gelooft,
behoudelyck dat daer toe alnoch considerabel was het transpoort d'welck
den voorschreven Don Augustijn de Castro tot sijnen behoeve (gelijck te
voorens was geseght) hadde gedaen, ende midts aldijen ende dat den
sesthiensten wesende den lesten articule was getrocken vuijt
onwaerachtige presuppositien, ende dat andersints in cas van voorder
debath aen den gearresteerde niet en soude ontbrecken en soude synen
titel tot het voorschreven patronaet ende personaet naerder te connen
bewijsen.
Soo concludeerde den gearresteerde ende verweerdere ten
eynde het arrest op synen persoon van weghens des arrestants ende
aenleggers gedaen soude verclaert worden quaelyck ende onbehoorlyck
ghedaen te syn, ende dat den selven om geageert ende geconcludeert te
hebben, soo ende tot alsulcken eynde als hy dat hadde gedaen, soude
verclaert worden niet gefondeert nochte ontfanckbaer te sijn, maeckende
heijsch van costen.
Ende d'arrestant verstecken wesende van replique waere
geappointeert dat partes souden furneren d'welck mits den gebrecke des
arrestants van wegen des gearresteerde
ab utra que parte geschiet
synde, soo waere by mijne heeren met hunnen vonnisse
inter locutoir van den
twintichsten meert sesthien hondert sessentseventich geseght, dat
partyen hinc inde van hun
geposeerde souden commen en thoon, statuerende de costen tot voordere
decisie van de saecke,
welcken volgende hadde de gearresteerde ende verwerdere op
den vyventwintichsten augusti daer naer gedient van emploij in forme van
thoon, ende in plaetse van personelen thoon geseght t'employeren in
forme van thoon het testament van wijlen vrouwe Jacquelina van
Enckevoort, huijsvrouwe was van wylen heer Jan van Berchem, in date
derthien september eenduijsent vijffhondert vyffentachtentich, voor soo
veele daer by bleeke dat sy beseten hadde het patronaet ende
personaetschap van Vechel unde
questio, waer by boven dien consteerde dat sy hetselve
personaetschap hadde gemaeckt aen haeren sone Jonckheer Engelbert van
Berchem.
Item employeerde den
gearresteerde in forme van thoon de genalogie met d'attestatie daer
onder staende, voor soo vele daer vuijt bleeke dat de voorschreven
vrouwe Jacquelina van Enckefort als voren getrouwt geweest hebbende met
wylen heer Jan van Berchem, hadde achter gelaeten Jonckheer Engelbert
van Berchem, naerderhant getrouwt met vrouwe Maria de Smidt, aen den
welcken sy als voore het voorschreven personaetschap hadde gemaeckt,
dat denselven
Jonckheer Engelbert van Berchem hadde achter gelaeten synen sone
insgelycx genaempt Engelbert, den welcken het voorgemelt patronaetschap
hadde beseten, dat mits d'afflyvicheijt van den selven sonder kinderen
het voornoempt personaetschap was gesuccedeert
ab intestato op vrouwe
Margarite van Berchem, getrouwt met Anthoni Longin, syne grootmoeder,
dat deselve vrouwe
Margarite hadde achter gelaeten vrouwe Jaecquelina Longin, getrouwt met
jonckheer Anthoni Martin van Meghem, item Jonckheer Philippus de Longin,
getrouwt met vrouwe Cattarina de Schrappere, ieder voor de helft, als
erffgenaeme ab intestato van
de voorgemelde vrouwe Margarita van Berchem, inder vuegen dat het
voorschreven patronaetschap te dijer tyt toequam aen de voorschreven
Jacqueline Longin voor d'eene helft, ende aen Joncker Philippus de
Longin voor d'andere helft,
dat het voorschreven
personaatschap mits d'afflyvicheyt van de voorschreven vrouwe Jacqueline
Longin voor de helft was gesuccedeert by gebreck van andere kinderen op
Jonckheer Ambrosius de Meghem, gearresteerde in desen.
Item employeerde den
gearresteerde alnoch in forme van thoon seekere acte van transport in
dato den sevensten september sesthien hondert sevensestich gepasseert
voor den notaris Martinus van de Sande, waer van bleecke dat Joncker
Philippus de Longin, sone van den voorschreven Joncker Philipps de
Longin ende vrouwe Cattharina de Schrappere, d'andere helfte vant
meergemelt personaetschap cedeerde ende transporteerde aen den
gearresteerde, sulck dat den gearresteerde was toecommende het
voorschreven personaetschap int geheel,
mits allen den
welcken concluderende persisteerde den gearresteerde alnoch
prout alias et ante cum expensis, daer mede sluijtende,
presenterende eedt in supplementem, daer ende alsoo, ende d'arrestant
verstecken synde thoon mitsgaders van reproche, waere eijntelijck
geappointeert dat partes souden furneren, d'welck den gearresteerde mits
den gebreeke des arrestants ab
utra que parte gedaen hebbende met versueck van recht ende expeditie
van justitie.
Soo is ten
naebeschreven daeghe gesien proces van partijen ende op alles ende
rijpelijck geleth ter manisse des voorschreven amptmans by de voornoemde
wethouderen gewesen voor een vonnis, dat den arrestant ende aenleggere
omme geageert ende geconcludeert te hebben, soo ende gelyck hy dat heeft
gedaen, niet en is gedondeert, noch ontfanckbaer, ende dat het arrest op
den persoon van den verweerdere gedaen is quaelyck ende t'onrechte
geschiet, ende dat selve dijen volgens sal worden gerepareert costeloos
ende schaedeloos, den aenleggere daer inne condemnerende mitsgaders in
de costen van den processe ter behoorlycke taxatie ende moderatie.
Aldus gedaen ende
uijt gesprocken in collegio den thiensten october sesthienhondert
sessentseventich. Ende as ondeteeckent A. Snijers. Onder stont wy
borgemeesteren, schepenen ende raedt der stadt Antwerpen certificeren by
dese dat meester Hendrick Snijers, die het bovenstaende vonnis heeft
onderteeckent, is gesworen Raedt ende Greffier der selve stadt.
Des t'oirconde
hebben wij den segel ter saelen der selve stadt Antwerpen op dese
letteren den drucken op den 20 octobris van den jaere 1676, ende was
onderteeckent A. van Valckenisse, ende besegelt met de stadts segel op
groen ostie.
Conordant cum suo originalis quod attestor,
B. Jansens, notaris, 1686.
Heer Antheunis van Berchem, riddere, teghenwoordelijcke
schepenen ende oudt borghemeester der stadt van Antwerpen, Jonckher
Engelbert van Berchem, capitain van een vendel voetknechten ten dienste
van hunne hoochheden, Joncker Anthoenis de Longi, ghetrout hebbende
Jouffrouwe Margriete van Berchem, Seigneur Cornelis Verhoeven, als man
ende momboir van Jouffrouwe Jacquelina van Berchem, 't samen kinderen
van wijlen heer Jan van Berchem, riddere, heer Jan van Diest, voor hem
ende sijne consoorten, allegader descendenten ende mediate erffgenaemen
van wijlen Jonckheer Anthonis van Berchem ende Jouffrouwe Margriete van
Liere syne huysvrouwew was,
ghesien ende communicatie gehadt hebbende van de requeste
van Joncker Aelbrecht van Dachverlies, als man ende momboir van
Jouffrouwe Margriete van Liere, alhier te hove ghepresenteert den
negenthienden junij anno sesthienhondert seventhien lestleden, hier aene
met met meer andere stucken annex synde,
tenderende ten eijnde omme midts den redenen daer inne
verhaelt te moghen belasten het leenhoff Terloo, geleghen onder de
heerelyckheydt van Casterle ontrent Heerenthals metten pachthoeven ende
andere toebehoorten met tweeduysent oft tweeduijsent vyffhondert guldens
eens op rente, ende dat voor de wederopbouwinge, reparatien ende
melioratien bij den suppliant aen de voorschreven goederen ghedaen.
Seggende dat naer de mael de voorschreven bouwinghen ende
reparatien bij den suppliant ghedaen sijn sonder voorwete, raedt ende
advijs van de rescribenten, daer nochtans 't voorschreven hoff in
conformiteyt van den testamente van wijlen Joncker Willem de Begge, sone
van Vrouwe Odilia van Liere, op hen rescribenten met exclusie van alle
andere moet succederen naer de doodt van de voorschreven Margriete van
Liere, des suppliants huijsvrouwe, bij soo verre sij sonder kinderen
compt te sterven, gelijck naer cours van de nature gescapen is te
geschieden, sy lieden niet gheerne en souden gedooghen dat de
voorschreven goederen voor de voorschreven ghepretendeerde reparatie
soude worden belast.
Niettemin de rescribenten willende den suppliant met alle
redelyckheyt bejegenen, souden te vrede sijn ende consenteren, midts
desen ingevalle van acceptatie ende anderssints nijet, dat de suppliant
indijen hij de lancxstlevende sij naer de doodt van sijne voornoempde
hujsvrouwe voor recompense van den voorschreven reparatien ende
timmeringhen aent voorschreven hoff Terloo ghedaen, ende noch te doen,
't selve hoff met de pachthoeven ende toebehoorten sal blijven
gebruijcken ende besitten tochtsgewijse syn leven langh, gehduerende
midts deselve goederen naer syne doodt de reschribenten laetende
volghen, sonder eenighe becomeringe off belastinghe daer op van sijnen
t'weghen te doene tot ijmants anders behoeve, met welcke presentatie de
reschribenten meynen ende verstaen den suppliant ghenoech ghedaen te
hebben.
Quare etcetera,
ende was onderteeckent A. Berchem, Engelbert van Berchem, Anthoine
Longin ende Cornelis Verhoeven.
Onder stond: gecollationeert tegens syn originele is dese
copie daer mede bevonden t'accorderene dese derden martij anno
sesthienhondert achthien, bij mij ondertekent
J. de Witte, notaris
publicus.
Op de omslag: In desen contract blijck dat Jouffrouwe
Margriete van Berchem, getrout met Joncker Anthonis Longin is oudt
dochter als Jouffrouwe Jacquelina van Berchem getrout met Seigneur
Cornelis Verhoeven. Actum den 3 meert 1618.
|