De pastoors en kapelanen
(1383-1571)
Martien van Asseldonk
5 juli 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Inleiding
De aanstelling van
de pastoor was in de Middeleeuwen een soort meertrapsraket.
-
Op het hoogste niveau was er het patronaatschap. Het patronaatschap van de
kerk van Veghel was verbonden aan het eigendom van de Laarakker. De
patroon was de rechtsvolger van de stichter van de kerk. De patroon van
de kerk had het zogenoemde ‘collatierecht’, ofwel het begevingsrecht van
het personaat, hij mocht een ‘persoon’ aanwijzen. De kerkelijke overheid
moest een kandidaat uitdrukkelijk toestemming geven om het beneficie in
bezit te nemen en hield zo controle over de kerkelijke organisatie.
-
De persoon (persona, investitus)
was de eigenlijke zielzorger van de kerk van Veghel. Hij genoot de
inkomsten van het personaat ofwel zielzorgbeneficie, waaronder een deel
van de tienden, in Veghel de Persoonstienden genoemd. In de regel
oefende hij de zielzorg niet zelf uit, maar stelde hij een
plaatsvervanger of vicarius aan (het Latijnse woord
vicarium betekent plaatsvervanger).
-
De vicaris genoot de inkomsten van het vicariaat. Dat waren de inkomsten
van schenkingen gedaan door inwoners van Veghel, meestal aan ‘de kerk,
vicaris en koster’. Soms liet de vicaris zich op zijn beurt weer
vervangen door een plaatselijke dienstdoende priester.
-
Een vicaris die wel aanwezig was en de plaatselijke zielzorg verzorgde had
soms een of meer helpers, de
coadiutor, later meestal kapelaan genoemd.
Het woord ‘pastoor’
verschijnt pas kort voor 1500 in de Veghelse bronnen. Het duidt dan
steeds de plaatselijke zielzorger aan, in de regel was dat de vicaris of
diens plaatsvervanger, maar het kon ook de persoon zijn. Als het de
plaatsvervanger was, dan werd die ook wel ‘kapelaan’ genoemd.
De namen
Wautger
BP-1195 (1424-1425), fol. 63v vermeldt: Yda, dochter van
wijlen Wautger, natuurlijke zoon van heer Wautger, vicaris perpetuus van
de kerk van Vechel. Yda's grootvader was dus vicaris in Veghel. Als we
30 jaar per generatie rekenen dan wasa Wautger rond 1385 vicaris.
Johannes van der Horst
-
Op 25-8-1393 kreeg heer Jan van der Horst,
vicaris in de kerk van Vechel, een erfpacht van 1 malder rogge uit
goed te Uden. Jan zal de ene helft beuren zolang ‘hy vikerys is tot
Vechel’, en na hem zijn opvolgers, en de andere helft zie zullen ‘die
kerckemeyster des dorps van Vechel die nu syn inder tyt off naemaels
wesende heffen ende bueren totter timmeringen der kercken voirscreven te
helpen.’ (Register 829)
-
In 1400-1405 wordt als plaatsvervanger van de rector van het St.
Agatha-altaar genoemd heer Johannes van der Horst,
vicaris te Veghel (Pouillés)
-
Op 4-9-1420 kreeg Johannes van der Horst,
perpetui vicarii in de kerk van Vechel en daar residerende, een
schenking uit het testament van Agneta Boerman (Register 881)
-
Ook op 4-11-1429 wordt Johannes van der horst, priester,
perpetui vicarii van de kerk
van Vechel genoemd (Register 881)
-
Hij woonde in Veghel en bleef daar nog enige tijd de zielzorg uitoefenen
toen Dirck van der Horst, die elders woonde, als vicarius werd
aangesteld.
-
BP-1209 (1438-1439), fol. 192: Heer Jan van der Horst, priester en zijn
natuurlijke zoon Leunis bezaten een hoeve op Ham
-
Op 3-4-1440 maakte heer Jan van der Horst zijn testament op (Register 882)
Volgens vermeldingen in het Bosch Protocol had priester Jan
van der Horst, vicaris van de kerk van Vechel, de volgende natuurlijke
kinderen:
-
Jan (vermeld in 1400-1401 en 1414-1415)
-
Dirck (vermeld van 1400-1401 tot 22-11-1423). Dirck volgde zijn vader op
als vicaris in Vechel.
-
Liesbeth, verwekt bij Geertruud, dochter van wijlen Jan van Vranckenvoert
(vermeld van 1400-1401 tot 1416-1417)
-
Jenneke, verwekt bij Geertruud, dochter van wijlen Jan van Vranckenvoert
(vermeld van 1414-1415 tot 1416-1417). Jenneke trouwde met Daniel Willem
Deenkens, uit welk huwelijk Heylwich, die trouwde met Jan Aerts van der
Steen.
-
Leunis (vermeld van 22-11-1423 tot 1444-1445), verwekt bij Lysbeth Danelss
van Velpe. Leunis trouwde met Heylwich, dochter van wijlen Jan van den
Kelre, uit welk huwelijk: Leunis, Dirk en Jenneke, non van Coudewater te
Roesmalen
-
Daniel (vermeld op 22-11-1423 en 27-2-1439), verwekt bij Lysbeth Danelss
van Velpe
BP-1186,
(1400-1401), fol. 361v; BP-1189 (1414-1415), fol. 118, 167v, 353v;
BP-1190 (1416-1417), fol. 39v, 193, 364v, 382; BP-1193 (11-2-1423), fol.
374v; BP-1194 (22-11-1423), 267; BP-1199 (1428-1429), fol. 315v; BP-1200
(1429-1430), fol. 242; BP-1201 (1430-1431), fol. 192; BP-1202
(1431-1432), fol. 11v; BP-1205 (8-1-1435), 27v; BP-1208 (1437-1438),
fol. 404; BP-1209 (1438-1439), fol. 192; BP-1210 (1439-1440), fol.
334-334v; BP-1211 (1440-1441), fol. 159v; BP-1215 (1444-1445), fol. 233v
BP-1226 (1455-1456), fol. 115, 380-381.
BP-1209 (27-2-1439), fol 302: Leunis van der Horst,
natuurlijke zoon van heer Jan van der Horst, priester, belooft Daniel
Willem Danelss schadeloos te houde van alle aanspraken in verband met
het aanvaarden van een tiend, vroeger van heer Leunis van Baest (dit
waren de persoonstienden). Ook worden genoemd: Daniel, Henrick, Gerit,
zoons van wijlen Willem Danelss van Vechel en Heylwich. Leunis en
Daniel, natuurlijke kinderen van heer Jan van der Horst, priester en van
Lysbeth Danelss van Velpe.
Dirck van der Horst, natuurlijke zoon van Jan van der Horst
-
Op 27-10-1440 trad Theodoricus van der Horst, priester,
vicarus in Vechel, op als
getuige bij het testament van Arnolda Boertman (Register 881)
-
1438-1479: rector heer Theodoricus (ofwel Dirck) van der Horst, 1438-1442,
betaald voor zijn afwezigheid 1 schelling en voor zijn plaatsvervangers
ook steeds 1 schelling; in 1474-1479 woonde hij in Veghel (Pouillés)
o
1438: dienstdoende priester heer Johannis van der Horst, wereldlijk
priester
o
1441: dienstdoende priester heer Rutgerus Vos, wereldlijk priester.
(BP-1232, fol. 428 (1462-1463) vermeldt te Veghel: Heer Rutger Rutger
Vos, priester.)
o
1442: dienstdoende priester heer Johannis Blaerthems, priester
o
1475-1479: kapelaan heer Arnoldus van Doeren, wereldlijk priester, zijn
helper ofwel kapelaan (Dirck van der Horst oefende in die periode zelf
de zielzorg uit in Veghel)
-
Dirck van der Horst was gegoed in Veghel (schepenprotocollen)
Heer Dirck van der Horst, priester, viarius perpetuus der
kerk van Vechel, wordt in de Bossche protocollen vermeld van 1448-1449
tot 1467-1468. Hij volgde als vicaris in Veghel zijn vader op: BP-1237
(1467-1468), fol. 214.
BP-1219 (1448-1449), fol.
17v; BP-1221 (1450-1451), fol. 297, 323; BP-1222 (1451-1452), fol. 281v;
BP-1223 (1452-1453), fol. 32v, 128v; BP-1224 (1453-1454), fol. 258;
BP-1217 (1456-1457), fol. 260; BP-1230, (1459-1460), fol. 257v, 306v;
BP-1231 (1460-1461), fol. 182v;
BP-1235 (1465-1466), 63v, 163; BP-1237
(1467-1468), fol. 176v; BP-1242, fol. 200v (1472-1473).
BP-1219 (1448-1449), fol. 17v: Heer Dirck van der Horst,
priester, natuurlijke zoon van heer Jan van der Horst, priester, heeft
opgedragen aan Ghijsbert Beerthe van den Velde, natuurlijke zoon van
heer Godevart van den Velde, het deel van Daniel Willem Deenkens, man
van Jenneke, dochter van heer Jan van der Horst, priester, in het goed
en de hoeve Tillaer, en het deel van Daniel in het goed en de hoeve op
Hamme, vroeger van Henrick van den Hamme. Heer Dirck had dit deel
verkregen van Daniel.
Dirck had een natuurlijke zoon Leunis, die ook priester was
te Vechel, en in 1490-1492 als Heilige-Geestmeester in Veghel vermeld
wordt. Deze Leunis nam als kapelaan de zielzorg in Veghel waar onder
vicaris Willem van Erp (zie hierna).
Willem van Erp
-
1485: rector heer Wilhelmus van Erp, afwezig, hij betaalde 16 mud rogge
voor zijn plaatsvervanger (Pouillés)
o
De zielzorg werd in 1485 bediend door heer Leunis van de Horst.
-
Heer Wilhelmus van
Erp, priester, pastoor van de parochiekerk van Vechel, verwierf tussen
1465 en 1498 een huis aan de Bolken in Veghel dat later gebruikt zal
gaan worden als pastorie. Na hem zijn zijn zonen meester Adam en
Wilhelmus eigenaren van dit huis (cijnsboek van de heer van Helmond).
Adam was een geestelijke, hij was in 1497 rector van het HH. Maria en
Barbera altaar in de Veghelse kerk. Er zijn geen aanwijzingen dat ook
hij vicaris of pastoor is geweest.
Leunis, natuurlijke zoon van wijlen de vicaris van Vechel,
heer Dirck van der Horst wordt in de Bosche Protocollen genoemd in
1452-1453, en als priester van 1479-1480 tot 1491-1492. Vermoedelijk
volgde hij in 1479-1480 zijn vader op als zielzorger in Veghel. In
1490-1492 was hij Heilige-Geestmeester in Veghel.
In de Veghelse schepenprotocollen worden een aantal
buitenechtelijke kinderen van priester Leunis van der Horst genoemd,
namelijk Adriaan, en drie dochters: Anna, Gertruda en Gebula; zijn zonen
Henrick en Aert worden nooit als buitenechtelijke zonen vermeld.
BP-1223 (1452-1453), fol.
107v; BP-1249 (1479-1480), fol. 287v; BP-1250 (1480-1481), fol. 65v,
229v; BP-1251 (1481-1482), fol. 379; BP-1253 (1483-1484), fol. 35v;
BP-1254 (1484-1485), fol. 295; BP-1260 (1490-1491), fol. 180; BP-1261
(1491-1492), fol. 497.
Johannes Coex
-
1502: rector heer Johannes Koks, 1 schelling groten (Pouillés)
-
1510: rector heer Johannes Coex, met 4 missen om te dienen 16 mud rogge
(Pouillés)
-
Heer Johannes Coex
is de eerste van een onafgebroken reeks pastoors die een cijns aan de
heer van Helmond uit het huis aan de Bolken dat later als pastorie
bekend stond. Vermoedelijk was het huis door (een van) de kinderen van
pastoor Willem van Erpe aan het vicariaat geschonken en sindsdien als
pastorie in gebruik, waarbij de cijns aan Helmond door de vicaris
betaald werd. Dat die vicaris niet noodzakelijk in Veghel resideerde en
dat huis bewoonde blijkt uit de volgende cijnsbetaler: Johannes van
Harff, waarvan bekend is dat hij niet in Veghel woonde.
-
Op 28-2-1519 verkocht Delis, zoon van wijlen Dirck Jan Dircxs, Jan Coex,
priester, vicarius van de
kerck van Vechel, ten behoeve van de ‘kercken, vicarien ende costeren’
een erfcijns van 2 pond payment, te betalen uit twee beemden int Vorste
Aebroeck; hiervan waren 16 schellingen voor de kerk, 16 voor de vicarius
en 8 voor de coster (register 829)
Adrianus Johannis
-
1523-1530: rector meester Adrianus Johannis, afwezig (Pouillés)
o
1523-1530: dienstdoende priester Wilhelmus Daniels, priester, Adrianus
Johannis betaalt voor deze plaatsvervanger 2 schellingen per jaar
(Pouillés)
o
Op 3-6-1532 was Wilm Daniels, ‘priester ende cappelaen te Vechel’ getuigen
bij een fundatie op het altaar van H. Kruis in Veghel (register 829)
o
Op 20-11-1545 verklaarde heer Willem Danelssoen, priester, ‘eertyts
capellaen der kercken van Vechel’is geweest (register 829)Johannes van
Harff
-
1536: rector heer Johannes van Harff, kanunnik te Luik, dus heeft hij zijn
afwezigheid gratis. (Pouillés) Hij betaalde een cijns aan de heer van
Helmond voor de pastorie op de Bolken.
o
1536 dienstdoende priester heer Reynerus
Marcelius, De vicaris vetaald voor deze plaatsvervanger jaarlijks
1 schelling (Pouillés)
Reyner soene wylen Marcelis van Stakenborch
o
Op 3-11-1537 verscheen heer Reyner soene wylen Marcelis van Stakenborch,
‘priester, vicarus der kercken van Vechel’, voor de schepenen van Veghel
(schepenprotocollen). Omdat hij 'vicarius' genoemd wordt, nemen we aan
dat hij van kapelaan (vermeld in 1536) pastoor geworden is.
o
Jan, zoon van Aerts van Hilvoirt en zijn vrouw Gebel, natuurlijke dochter
van wijlen heer Loenys van der Horst, priester, heeft op 25-2-1538
verkocht aan Reyner, zoon van wijlen Marcelis Reynerss van Stakenborch,
priester, een erfcijns van 1 Bosch pond ten behoeve van de ‘vicarien,
kercken ende costerien’ tot Vechel, ‘te deylen nae der auwer costumen’,
voor het jaargetijde van Mechteld, dochter van wijlen Ghysbert
Willemssoen, te betalen uit 2 stukken land int Russelt, grenzende met
een zijde ‘neven den Laeracker toebehoirende den persoenscappen van
Vechel, en een einde aan de Aa (register 829)
Wouters Ghysbrechssoen van der Assdonck, alias Wouter van
Aerle (kapelaan in de parochiekerek)
Op 7 juni 1544 werd verklaard dat Wouter van der Assdonck
kapelaan in de parochiekerk van veghel was, en dat hij ongeveer een jaar
geleden in Veghel was komen wonen. Hij kreeg een relatie met de vrouw
van Goerd van Erp, die op 7 juni 1544 de volgende verklaring af liet
leggen. Op 21 juni 1544 liet de kapelaan door de schepenen een
tegenverklaring afleggen. Niet dat hij die relatie ontkende, maar de
schepenen verklaarden dat hij zijn diensten als kapelaan goed waarnam.
Het is onduidelijk onder wele vicaris Van der Assdonck gediend heeft,
onder Johannes van Harff, of onder diens opvolger Adrianus van Grynsven.
De schepenen van Veghel verklaarden op 7 juni 1544 dat voor
hen verschenen zijn
-
‘die kerckmeesteren’ Jaspar Surmonts soene wylen Jans en Peter Hanrick
Heymanss
-
‘heylige geestmeesters’ Hanrick Willem Roeverssoen en Goessen vander
Aelsfoert met zijn vrouw joffvr(ouw)e Elysabeth
-
Willem Surmonts soene wylen Loenis, Goert Jan Willem Goertss, en Hanrick
Jan Hanricxsoen’ als naebueren Goerts van Erpe’
Allen gedagvaard voor Goerden van Erpe soene wylen Rutgers
om te verschijnen in een rechtzitting waar de stadhouder van de schout
van Peellant aanwezig was.
-
de ‘gemeyn scepenen tot Vechel, kerckmeesteren ende heyilige geestmeesteren
tot Vechel ende Goessen vander Aelsfoert, Willemen Surmonts, Goert Jan
Willem Goertss en Hanrick Jan Hanricxs als naebueren van Goerts van
Erpe’verklaren dat Goert van Erpe Rutgerssoen, getrouwd is met joffvrouw
Sophia sochter van Claeus Spierincx. Zij hebben in Veghel gewoond en
daar verschillende ‘kynderkens’ gekregen, ‘levende tsamen in minnen ende
vrientscappen, houdende nae hueren staet eerlycken huys in sulcker
vuegen dat die selve worden gehouden ende geacht voor eerlycke luyden,
staende tot goeden name, fame ende geruchte.’
-
‘Nae den mael heer Wouter van Aerle tegenwoerdelyck cappelaen tot Vechel
gecomen was mitter woen, dat sekeren tyt daer nae dat nu omtrent een
jair geleden is, die selve heer Wouter en Joffvrouwe Sohia, Goerts
huysvrouwe voirsyet, malcanderen zeer vernoechden om in herbergen ende
andere heymelycke suspecte plaetsen by malcanderen soe by dage ende
nachte te verkeeren, in sulcker vuegen dat die gemeyn naebueren daer
zeer op sagen, ende een quade suspicie van oneerlicheyt daer van
vermoeden, doer den welcken zeer groete twist ende ongenuecht tusschen
den voirseyt Goert van Erpe ende Joncfrouwe Sophia syn huysvrouwe
opstont ende daerom van malcanderen waren.’
-
‘Ende om welcke twist ende ongenuechte ter neder te leggen ende dat
joffvrouwe Sophia wederom by haren man wesen soude verscheyden goede
vriende mans ende joncfvrouwe tusschen beyde soe wel arbeyden dat heer
Wouter joncfrouwe Sophiam voirseyt nyet meer vervolgen en soude ende sy
joncfrouwe Sophia soude hair voertaen eerlycken by haren man houdnee,
regerende haer huys, doende als een eerlyck vrouwe toebehoert, d’welck
die voirseyt joncfrouwe Sophia den goeden luyden alsoe geloeft heeft,
ende syn alsoe die voerseyt Goert ende syn joncfrouwe verenicht ende
byeen weder om mitter woen gecomen.’
-
‘Desen nyet tegenstaende en heeft heer Wouter, cappellaen voirseyt ter
eenre, noch joncfrou Sophia, Goerts van Erpe huysvrouwe ter andere, nyet
gelaten, noch hen vermyet, sy en hebben wederom hoe langer hoe meer
openbaer malcanderen vervolcht in herbergen ende andere suspecte
plaetsen, den enen mael Ten Bosch ten anderen mael buysten sdorps synde,
somtyden twee off drie dagen tsamen vuyten dorp van Vechel, hanterende
by dage ende by nachte sulcke plaetsen mit alsulcke lichte manieren dat
alle man daer voer waert gescandalizeert ende tselve mit quaden ogen
aensagen, doer den welcken een oepenbaer faem is onder alle goede luyden
end den gemeynen naegebueren van Vechel dat heer Wouter en joncfrouwe
Sophia voerseyt oneerlycken mit malcanderen leven in sulcker vuegen dat
Goert van Erp hair man, syne kynderkens ende die vriende dair scande en
verdriet doer lyden.’
-
‘Dat egeen luyden van eeren om geen goet en souden willen lyden off
verdragen dat huere huijsvrouwen doer enige priesters ofte cappellanen
alsoe souden veracht, befaemt off onteerdt worden, gelyck joncfrou
Sophia door heer Wouteren voirseyt is befaemt, ontacht ende onteerdt als
sy tselver consten gebeteren, ende om tselve te remedieren souden by
alle behoerlycke wegen solliciteren om den selven heer Wouteren van
Vechel te doen vertrecken, gemerct hij daer nyet langer en behoert
mitter woen te blyven om te scouwen vanden periculen van dootslage.’
-
‘Dat heer Wouter over veel jaeren heeft gehadt een meysken daer hy by
geseten heeft die nu doot is van d’ welcker hy heeft behouden byff off
sess kynderen doer den welcken blyct heer Wouter is altoes geweest van
enen oneerlycken leven.’
-
‘Dat een gemeyn faem ende gerucht is dat joncfrou Sophia naeder tyt heer
Wouters meysken afflivich is worden aen hare live dagelycx gedragen
heeft ende noch mach dragen enen rock van tenyter verwen gecomen van dat
meysken.’
-
‘In dyen dat geboerden (dat God beteren moet) dat ower luyden huysfvrouwen
befaeme waren, off enige van dyen, soe die huysfvrouwe Goerts van Erpe
befaemt is mit heer Wouteren den cappellaen, off ghy luyden off enige
van ow solde willen lyden dat heer Wouteren voerseyt tegen owen wille
ende danck soude bliven wonen binnen den dorpe van Vechel.’
De schepenen van Veghel verklaarden op 21 juni 1544 dat
voor hen in ‘eenre gebannenre vierscharen’, waar de stadhouder van
Peelland aanwezig was, verschenen zijn:
-
‘die kerckmeesteren’ Jaspar Surmonts soene wylen Jans en Peter Hanrick
Heymanss
-
‘heylige geestmeester’ Hanrick Willem Roeverssoen
-
Willem Jan Willemss, Dirck Wouter Aernt Hanricxs en Jan Hanricx Janss,
‘gesworen des dorps van Vechel’
-
Andries vanden Horck, Goert Hanricxs, Jan Hanricx Joriss, Willem Jans
Vriezen, Jan Roever Segerssoen en Thys Gerit Thyss ‘mit ons scepenen int
gemeyn daer toe versocht’
allen gedagvaard door vorster Joris Hanrick Jorissoen voor
heeren Wouters Ghysbrechssoen vander Assdonck, ‘tegenwoerdige cappelaen
tot Vechel’. Zij verklaren onder ede dat heer Wouter Ghysbertss vander
Asdonck, tegenwoordig ‘cappellaen vander prochiekercken tot Vechel, die
kerck eerlycken hevet bedient ende synen dienst gedaen van missen ende
sermonen ende elcken dat heilige sacramenten aen hen versuekende
geadministreert ende noch met synen sienst wael tevreden syn en dat
selver heer Wouter noeyt misdient en hevet ter tyt hy aldaer dienaer is
geweest’.
Adrianus van Grynsven
-
1550-1551: rector heer Adrianus van Grynsven, in 1550 afwezig (Pouillés)
o
1550-1551: dienstdoende priester heer Andreas van Boert, de
vicarius betaalt voor zijn
afwezigheid en voor zijn plaatsvervanger samen 2 schellingen per jaar
Wilhelmus Aerts van Beek
-
Op 28-7-1554
beloofde heer Willem soene wylen Aerts, priester,
vicarius der kercken van Vechel,
50 Carolus gulden te betalen aan
Thijssen soene wylen Gerit
Thyssoen. (Schepenprotocollen van Veghel)
-
1556: rector heer Wilhelmus van Beek, in dezelfde dienende, met 4 missen
waard 16 mud rogge
-
Op 14-5-1555
verkocht Margriet dochter van wijlen Willem Wouterssoen van Coelen
een erfcijns van 10 stuivers aan
heer Willemen soene wylen Aernt Willemssoen, ‘priestere, vicaris
der prochie kercken ter tyt tot Vechel’ ten behoeve van die ‘vicarien’,
voor het jaargetijde van heer
Loeyen Aertssoen, ‘priestere’ (Schepenprotocollen van Veghel)
-
Heer Willem soone wylen Aernt Willems,
‘priester, pastoer (of ook wel
vicarius) inder kercken
tot Vechel’ wordt in de Veghelse schepenprotocollen vermeld op
19-5-1557, 26-10-1557, 1-4-1558, 9-8-1558, 2-11-1558, 19-4-1559,
7-8-1560 en 7-11-1564 bij transacties van goederen en twee keer bij
verzoeningen.
Op 29-10-1560 legde
Joris Dachverlies, zoon van wijlen Hanricx Dachverlies voor schepenen
van Veghel een verklaring af. Hij verklaart dat hij in een onbezonnen
bui ‘Willemen Aertss van Beeck, vicaris
der prochienkercken van Vechele ende Anna syn nichte, dochter wylen Jan
Peeters Sluyters’ met woorden beledigd had, ‘treffende den selven heer
Willemen ende Anna synere nichten voirgenoemt aen hen fame, eere ende
name’. De pastoor daagde Joris vervolgens voor de schepenbank. Joris
verscheen voor schepenen ‘int hoechchoer binnen der kercken van Vechel’
en heeft daar de pastoor ootmoedig om vergiffenis gevraagd, en gezegd
dat hij van de pastor en zijn nicht niets anders weet te zeggen dan eer
en deugd, en dat hij hen nooit meer zal beledigen. Daarna gaven ze
elkaar de hand.
Op 14-5-1569 werden op verzoek van
Gerit Jacops, pachter van de impost van Veghel, verklaringen voor de
schepenen afgelegd. De vorster verklaarde dat hij in den kelder van heer
Willem Aertss van Beeck, 'pastoer van Vechel' vier vaten met bier had
aangestroffen, 'ende daer by stont een cuypken daer wat biers in was.'
Gerit Jacops bekeurde toen de pastoor hiervoor en liet de vaten door de
vorster in beslag nemen. Toen kwam heer Adam, substituur van de pastoor,
'ende maecten eenen oploep ende stieten hem aen off hy die inpostuers
had willen slaen'. Enkele bijstaanders zagen dat heer Adam 'synen
opsteker off eedtmes nam ende woude den substituyt van Geritden den
impostmeester voirseyt daer mede toe alst scheen om te slaen'.
Op 25-7-1571 legden inwoners van
Veghel een verklaring af voor de bisschop van Den Bosch over hun pastoor
Willem Aertss van Beeck, die te kennen had gegeven weg te gaan De
Veghelaren wilden hem graag houden. Ze verklaren:
-
We kunnen ons er niet genoeg over
verwonderen waarom hij dit doet, aangezien niemand van de naburen hem of
zijn goederen zodanig lastig gevallen heeft, dat hij hen dat kwalijk zou
kunnen nemen
-
Als zijn opvolger is vandaag als
zielbewaarder een zekere heer Roeloff Willem Janss van der Hagen
afgevaardigd naar ons dorp dat wel 1100 communicanten telt.
-
De bisschop heeft hier meer verstand van
dan wij ‘simpele ende ongeleerde menschen’. Als de bisschop hem geschikt
acht vanwege zijn goed leven en ‘duechdelycke conversatie van leeringe
om sermonen te preken om die crancke menschen int leste van hennen leven
raet te geven van hen testament te maecken’ an de andere sacramenten toe
te dienen, dan willen wij hem wel ontvangen.
De
zielzorgers (1393-1571)
Wie waren de eigenlijke zielzorgers in Veghel tussen 1393 en 1571? Zover
is te overzien hebben de persoons van Veghel in die periode in Veghel
nooit zelf de zielzorg bediend. Hun plaatsvervanger, de vicarius noemen
we hier pastoor. Een aantal pastoors genoten wel de inkomsten van het
vicariaat, maar lieten op hun beurt het werk weer door een
plaatsvervanger opknappen. De plaatsvervanger of helper van de pastoor
noemen we kapelaan. Dat woordgebruik is in lijn met de door ons
geraadpleegde bronnen. (Het woordgebruik volgde in de Middeleeuwen
overigens geen stricte regels.)
Als er zowel een pastoor als kapelaan aanwezig was, dan vermelden we
alleen de pastoor. Als de pastoor afwezig was, dan vermelden we de
vervangende kapelaan. Dat levert ---het volgende rijtje op:
Van de 90 jaren waarvan we de situatie kennen, werden er 75
door een pastoor bediend en 15 door een kapelaan. Het gaat om 5 pastoors
en 8 kapelanen. Een kapelaan was meestal maar één of enkele jaren in
functie, de pastoors meestal voor veel langere perioden.
(Meuwese, blz. 39, schrijft dat Jan van der Straten in 1519 pastoor was
in Veghel. Deze bewering wordt niet bevestigd door de door ons
geraadpleegde bronnen. Hij stichtte met zijn broer Gielis het altaar van
het heilige kruis in de kerk van Veghel.)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||