De Veghelse dominees (1648-1810)
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Bij de Vrede
van Munster in 1648 werd de uitoefening van de katholieke eredienst
verboden. De kerkgebouwen werden overgedragen aan de Protestanten.
Van 1648 tot 1663 vormden Veghel samen met Uden een
gereformeerde kerkgemeente. Erp had van 1648 tot 1659 een eigen
kerkenraad en andere dominees dan Veghel. In 1659 werd Erp bij Veghel en
Uden gevoegd. In 1663 splitsten Veghel met Erp zich van Uden af en
werden een zelfstandige kerkgemeente met een eigen kerkenraad.
De gereformeerde kerkgemeente Veghel werd in 1805 uitgebreid
met Beek en Lieshout. Na 1810 volgen nog verschillende
kerkelijke herindelingen.
Tussen 1648 en
1823 had Veghel de volgende dominees:
Hiena volgen meer details over deze dominees.
Petrus Plancius (1648-1649)
Volgens de 'acten van de kerckenraedt tot Vechel' werd op
9-8-1648 'de eerste Christelijcke woordts in de kercke alhier tot Vechel
gedaen' door dominee Franciscus de Wael, predikant te ’s-Hertogenbosch.
Hierna werd op 18-10-1648 dominee Petrus Plancius 'naer
voorgaande Christelijcke beroepinge van dominee Johannes Aelsis,
predicant tot Oorschot in de H. Kerckendienst alhier bevestight, ende
heeft den 1sten november daer nae sijne eerste predicatie
alhier in de kercke gedaen.'
Veghel vormde aanvankelijk samen met Uden een gereformeerde
kerkgemeente.
Arnoldus van Laren (1649-1651)
Uit een aantekenboek van de gereformeerde kerk:
-
Dominee Plancius, op sijn versoeck van de Conventie Ecclesiastico binnen
‘s-Hertogenbosch van hier verplaetst zijnde naer Helvoort ende
Cromvoort, is hem gesuccedeert in den dienst alhier dominee Arnoldus van
Laren, ende daer in geconfirmeert van dominee Joannes Wichelhuisen,
predicant tot Gemert den 20sten juni 1649.
-
Wederom anno 1651 dominee Arnoldus Larenius van de Engelsche gemeente
binnen Vlissinghen beroepen zijnde, is den 30sten augustus
1651 alhier gedimitteert.
Raad van State (regesten Henk Beijers): Arnoldus van Laren
predikant te Veghel, verklaart op 18 mei 1649 bij rekest dat het
pastoriehuis van Veghel klein en geheel ‘ontstelt’ is en dient het
vezoek in om van hetzelfde een behoorlijke predikantswoning te mogen
maken. Men bepaalt dat hij zich moet wenden tot rentmeester Schuijl om,
volgens de authorisatie van 22 oktober 1648, de nodige reparaties te
laten uitvoeren tot een bedrag van ongeveer 100 gulden.
Johannes van Broeckhuijsen
(1652-1683)
Aantekenboek van de gereformeerde kerk:
-
Ende op ’t instantelijck versoeck deser gemeente heeft de eerwaarde classis
Kempo-Peellandica hier wederom den 26sten september 1651 daer
aen volgende beroepen ende gesonden Johannes à Broeckhuijsen, staende
tot Ourle. Dewelcke dienvolgens anno 1652 den 18den februari
van dominee Romberto Vogelsangh, predicant tot Son ende Breugel, in
sinen aengenomen dienst alhier bevestight is.
De dorpsrekening van 1652-1653 vermeldt:
-
de vacatien gedaen met halen vanden
predicant ende hebben vuyt geweest twee dagen op hen selfs cost' (hierna
volgen 11 namen van inwoners van Veghel de naar Oerle waren gegaan om de
predikant te gaan halen, ze kregen daar ieder 4 gulden voor.)
In 1659 werd Erp bij Veghel en Uden gevoegd.
Aantekenboek van de gereformeerde kerk:
-
Den 22sten augustus anno 1660 de nieuwen predickstoel op ‘t choor geset
zijnde is aldaer eerst begonnen gepredight te worden daer men te vooren
op de ouden predickstoel in de kerck predickte.
In 1663 werd door enkele leden van de gereformeerde kerk
voorgesteld om een eigen kerkrenraad op te richten. Hiemee splitsten
Veghel met Erp zich van Uden af en werden een zelfstandige kerkgemeente
met een eigen kerkenraad. Op 11-4-1663 vroeg en kreeg de dominee daar
toestemming voor bij de classis Kempen-Peelland. Op 24-4-1653 kwamen de
predikanten van Sint-Oedenrode en Schijndel, dominee Nicolaus Vogellius
en dominee Henricus Blanckert, naar Veghel om de kerkenraad te
installeren.
'Dewelcke dan ten daghe ende jaere voorschreven zijn gecompareert alhier
in de kercke gelijck oock de meeste ledmaten deser gemeente, te weten de
manspersonen. Also dan
tesaemen vergadert zijnde in de vrese des heeren, heeft de predicant
alhier dese bijeencomste met den gebede geheijlight ende God Almachtigh
ootmoedelijck gebeden om sijnen godlijcken zegen die dese handelinge
daer na het voorgenomen werck beginnende, is in deliberatie genomen of
men soude een halve ofte geheele kerckenraedt verkiesen. Bij een halve
kerckenraedt verstaende maer eenen ouderlingh ende diaconus, neffens den
predicant, maer eenen geheelen kerckenraedt oordeelt men te wesen alser
neffens den predicant ten minsten zijn twee ouderlingen ende twee
diaconen. Hier op is besloten dat men soude formeren eenen geheelen
kerckenraedt, ende dienvolgende verkiesen twee ouderlinghen ende twee
diaconen.
Waer op
men tot de verkiesinghe derselver voortgaende met meerdere stemmen der
presente ledematen geapprobeert werdende van de voornoemde predicanten
vercoren zijn tot ouderlinghen:
-
Joncker Jacob Aelbert Prouningh, stadhouder tot Vechel, Erp ende Schindel,
ende
-
Dirck Gerrijtsen Roefs, woonende tot Ujen
Diaconen:
-
Theodorus à Ravenswaeij, ende
-
Aelbert Sterckman, schoolmeester alhier
De ouderlingen en diakens werden op 13 mei 1663 in hun
functies bevestigd.
Dominee Johannes van Broeckhuijsen heeft in zijn periode de
vergaderingen van de kerkenraad genotuleerd. Hierna volgen enige
aantekeningen uit deze acta
consistoriala:
-
Op de eerste vergadering op 20-5-1663 bespreekt men 'hoe dat van de
paepsche gilden van St. Teunis, Geertruijdt, Katalijn en andere
onverdraechlijcke ijdelheden geschieden, niet alleen op die gilde
daegen, maer oick op eenige sondaegen daer ontrent, met op te trecken
met haere vaendelen, scharpen, trommen, oock dickwils pijpen ende fiolen
van ontrent dese kercke nae de paepsen huisen, ende dan soo wedercomen,
daerna op de openbaere strate trommen, dansen, rasen ende tieren, selfs
dickwils onder den godsdienst, oock droncken drincken etcetera, dan oock
wat insolentie geschieden te nieuwe jaer, meij kermis, in sonderlyc te
vastenavondt met gansen, hoenderen etcetera te moorden'. Joncker
Prouningh vertelt dominee Costius in Helmond van de Staten Generaal een
zeer goede resolutie voor zijn plaats heeft weten te verkrijgen 'tegen
die ende diergelijcke enormiteijten'. De predikant zal naar Costius
schrijven om het origineel of een kopie van die resolutie. Die kopie
kwam niet en in de komende jaren bleef dit punt op de agenda staan,
zonder dat er ook maar enige vooruitgang werd geboekt en zonder dat men
er nog veel woorden aan vuil maakte'.
-
Op 14-10-1653 besuit men om voortaan vier maal per haar het Heilig
Avondmaal te vieren, en wel op de eerste zondagen van november,
februari, augustus en te Paesschen. In de kerkrekeningen, bewaard vanaf
1655, komen elk jaar uitgaven voor wittebrood en Spaanse wijn die
tijdens deze vieringen genuttigd werden,
-
Het prediken te Erp is in september 1653 weer begonnen en wel op
vrijdagvoormiddag. Vanaf movember 1653 zal er in Veghel ook
woensdagmiddags gepreekt worden. Er is een kasboek van de diakens van
1659 bewaard gebleven, met daarin ook de inkomsten van de collecten per
mis. Daaruit blijkt dat men in de zomermaanden op zondagen naar de kerk
ging om naar de preek te luisteren, en tussen november en maart op
zondagen en woensdagen. Met een deel van de opbrengst van de collecten
werden armen onderhouden.
-
Op 14-10-1653 ‘is noch voorgestelt hoe dat het luijen over ende het
begraven van de dooden alhier op onfatsoenlijcke tijden geschiet, alsoo
dat somtijts daer door verwerringe ontrent den godsdienst comen te
gebeuren, dat dienvolgens daer toe eenen vasten tijdt dient beraemt te
werden. Is verstaen dat de predicant hier toe per requeste de magistraet
alhier sal versoecken.’
Voorlopig zonder resultaat.
-
Op 11-11-1663 bespreekt men het slechte schoolbezoek door de katholieke
kinderen te Veghel en Erp (die gingen veelal naar katholieke
bijscholen). 'Waer op verhaelt is dat meester Dirck tot Erp beloofft
hadde met clockenslagh de lieden te willen door den vorster versoecken
dat se toen haeren kinderen souden ter scholen senden. Wat aengaet
Vechel zijn veele clachten gementioneerdt die de naburen voortbrengen
tegen den schoolmeester, waerom sij wel souden willen trachten eenen
bequaemen substituut met ordre van hoogh macht te mogen stellen. Is daer
op bij ons verstaen dat meester Sterckman oock door den vorster by
publijcke aenbiedinge sijnen vereijschten dienst tot het school houden
sal presenteren, ende dat gedaen zijnde, dat dan de leden des
kerckenraets als er school gehouden wert, daer over sullen vigileren tot
contentement van een ijeder, soo veel mogelijck is.’
-
Acta consistoriala tot Veghel op 11 mei 1664: ‘alsoe beschout werdt dat het
trouwen der menschen bij de paepsche schepenen seer onfatsoenlijck en
bespottelijck toe gaet, en daer in niet gehouden en werdt de ordre van
haere Hoog Mogenden in ’t egtreglement beraemt. Werdt voorgestelt of
daer in niet in soude connen voorsien werden.' De officier zal een
commissie aanstellen met als taak hier speciaal op te letten.
-
Volgens de voorschriften moet de kerkenraad jaarlijks vervangen worden. Op
11-11-1664 besloot men de bestaande kerkenraad te handhaven, omdat men
weinig leden heeft 'en sijn de bruederen alsnoch gewilligh in haere
diensten te verblijven.’
-
Op 24-5-1665 komt men weer terug op het begraven door de katholieken. Er is
een brief naar de regenten gestuurd. Als er iemand gestorven is wordt de
klok geluid, 'd’ een comt ’s morgens, sommige ontrent den middagh,
andere tegen den avondt luijen'. Ook wordt er geluid als men 'nae de
begraeffenisse sal maeltijdt of maeltijden houden' en ook nog 'als de
doede eenigen tijdt begraven sijn geweest'. Dit luiden gebeurde 'op een
heidensche wijse en gantsch ongevoeglijck.' Ook werd er wel eens geluid
tijdens de preek van de dominee, wat als zeer storend werd ervaren. De
gereformeerden vroegen het dorpsbestuur om een vast tijdstip voor het
luiden vast te stellen en wel om 11 uur 's morgens.
De schepenen gaan hiermee acoord,
het luiden moet voortaan tussen 11 en 12 uur gebeuren.
-
Op 28-5-1666 besloot men om de kerkenraad nog te handhaven. Diaken
Ravenswaaij is 'van wegen de troubelen des voorledenen winters van hier
geretireert ende tot Cuilenborgh ter woone vertrocken'. In zijn plaats
wordt Gerijt Gerijtsen Roefs als diaken gekozen.
-
Tijdens de kerkvergadering van 18-7-1666 kijkt men naar de rekening van de
diaken. Verder heeft Willem Andriessen heeft in 1664 goed geschonken aan
de diaconie. De predikant zal een Bossche advocaat om advies vragen . Er
werd besloten ‘noch eenige bibelkens en psalmboecken’ te kopen en in de
kerck te leggen.
-
Op 29-4-1668 wordt vermeld dat men had aangekocht: octavo bibelkens, een
psalmenboeck in quarto, een mediaen bibel voor de voorleser, en een
foliant bibel den predickstoel, tot de bedieninge des H. Dienst een
tinnen becker, een taeffellaecken, een servet, een tinnen schotel, twee
tinnen tellioren, een witte kan met een decksel, een groene kan, en
eenen silver beecker. Ook besloot men de kerkenraad nog één jaar te
handhaven.
-
Vergadering van de kerkenraad op 19-5-1669: Uit de oudelingen sal Dirck
Gerijtsen Roefs afgaan en ook beide diaconen te weten Gerijt Gerijtsen
Roefs en Aelbert Sterckman. Tot ouderling is verkozen Gerijt Geerijtsen
Roefs en tot diaconen Christiaen Jansen Maes en Adriaen Hendricks.
Ouderling joncker Jacob Aelbert Prouningh blijft in functie. Op tweede
pinksterdag zullen zij in hun functie gesteld worden.
-
Op 15-11-1671 heeft men het over spanningen tussen gerformeerden. Het was
afgelopen maandag en vrijdag bijna op vechten uitgelopen. De schuldige
wordt niet met name genoemd. Pas na drie keer oproepen verschijnt hij
voor de predikant en kerkenraad. Hij betuigde spijt, beloofde beterschap
en zich te verzoenen.
-
Op 29-5-1672 bespreekt men dat ouderling joncker Jacob Aelbert Prouningh
verleden jaar door kwartierschout Crommon van sijn stadhouderschap is
ontslagen, 'en nu ten dienste van het vaderlandt lieutenant geworden is
om een companie te voet te werven, en also hier niet langer en sal
woonen.’ Men besluit hem te
ontslaan van het ouderlinghschap, en in zijn plaats wederom Dirck
Gerijtsen Roefs tot ouderling te benomen. Van de diaconen zal Corstiaen
Jansen Maes afgaan, en in zijn plaats wordt Herman Jansen Beijmans
aangesteld. Ze zullen na gewonelijke proclamatie in hun diensten
ingezegend worden. ‘Overmits den verwoestende oorlogh der Francoissen in
de meijerije veel vluchtens heeft vernootsaeckt is dit werck voor een
tijt lanck moeten opgeschort werden en uijtgestelt. Daer na den 6en
november is Herman Beijmans in zijn diaconie voir de gemeente tot Vechel
bevestight, ende Dirck Gerijtsen Roefs te vooren als oudelingh zijnde
bevestight geweest, wert op dit fundament wederom genomen tot
ouderlingh.’
-
1679: 'also de ouderlinghen deser gemeinte in de voorleden jaere overleden
zijn, is verstaen dat men wederom voor eerst eenen anderen aenstellen
sal, ende daer op is verstaen dat men aennemen sal onsen tegenwoordige
secretaris en stadhouder Jacob Boor'. Hij wordt op 7-5-1769 bevestigd.
In het doopboek van
de gereformeerde gemeente Veghel worden de volgende geboorten vermeld:
-
20-2-1653, Katharina, dochter van Johannes van Broekhuijsen, pastorus tot
Vechel, en Anthonia
-
6-12-1654, Gerhardus, zoon van Johannes van Broekhuijsen, pastorus, en
Anthonia
-
29-9-1658, Johannis, zoon van Johannes à Broekhuisen, pastorus alhier
Uit de
schepenprotocollen van veghel:
De schepenen in Veghel en vorster
Harmen Bijmans verklaarden op 20-5-1682 op verzoek van de hoogschout
dat ze op die dag naar het huis van 'Johan Brouckhuijsen,
predicant van Vechel ende Erp' waren gegaan. De vrouw van de predikant,
Anthonia Soermans, oud ongeveer 65 jaren, was overleden 'door ’t
invallen ofte instoeten in water in de graeff voor aen haer huijs,
alwaer de Joffer Brouckhuijsen doende was met het wassen ende
schoonmaecken van eenen stoel van gelijck het huijs was
schoonmaeckende'. De dominee was 'int water bij sijn huijsvrouw
gesprongen om haer leven te salveren ende haer opgehaelt hebbende
doenmaels nog eenen tijt bewegentheijt van leven daer in gesien hebben,
waeromme de selve haer met heette servetten hebben afgedroogt, ende sij
haer aengesigt doen nog beweegden ende vertreckende was, is daernaer
komen te overleijden.'
Op 21-12-1682 heeft
‘de Christelijke gemeente tot Helmont onse predicant van hier beroepen
om haer te dienen in den Evangelio Christi, waer op gevolght zijnde
approbatie van de Edel Mogenden is de bevestinge benoemt te sullen
geschieden den 21sten februari anno 1683, so dat hij
Brouckhuisen in den Envangelio onder ons Christo gediendt heeft even 31
jaeren.
De kerkenraad gaf Broekhuijsen op 15-2-1683 een goed
getuigschrift:
De ijverigheid van dominee Johannes van Broekhuijsen wordt
bevestigd door het feit dat hij altijd bij het sluiten van de
kerkrekeningen aanwezig is geweest, iets wat van geen van zijn opvolgers
gezegd kan worden. Josselin scoort ook hoog. Het zijn ook Broekhuijsen
en Josselin geweest die de wederwarigheden van de gereformeerde gemeente
optekenden, wat hun ijver bevestigt.
Acten van de kerkenraad:
'Ende
nae dat dominee Johannes A. Broeckhuijsen eenen ruijmen tijdt was
vertrocken geweest nae Helmont die gemeijnte aldaer in den wegh des
saligheijts uijt Godes Heijligh woort te onderrichten, soo was het ten
hoogsten noodigh dat men uijtsagh nae den bequaem man om de kudde
Christi te weijden, ten eijnde dat se van die grijpende wolven des
pausdoms niet mochten misleijdt worden'. De kerkenraad 'hebben tot haren
herder en leeraer verkooren dominee Henricus van Schaerdenburch,
predicant tot Gameren, in de eerwaerde classis van Bommel'. Dit werd
door de classis en de Staten Generaal goedgekeurd.Op 21-11-1683 werd de
nieuwe dominee door xijn voorganger Broeckhuijsen 'in den kerckendienst
tot Vechel ende Erp bevestight'.
-
kerkenraadvergadering op 21-7-1687. Jacob Boor was ouderling en diakens
waren Harmen Bijmans en Arien Hendrick Jan Dircks. De rekeningen van de
diakens werden goedgekeurd.
In 1686 werd het slotje op de Bolken, waar de dominee
woonde, door het land verkocht. Waar de dominee hierna woonde is
onduidelijk.
Uit het schepenprotocol:
Op 2-10-1691
verklaarden Jacob Boor, Harmen Bijmans, Jacob van Geelkercken en Teunis
Jan Geijssen, op verzoek van Jan Joorden Donckers 'dat op sondag
lestleden des na middags, sijnde den 30 der verlede maant althier in de
kercke nae de predikatie door dominee Johannes van Zutphen,
licenta theologie candidatus,
predikende in de plaatse van de heer Henricus van Schaardenburg,
predicant deser plaatse, sijn geproclameert ende afgeroepen voor de
tweede maal Jan Hendrick Thijssen, jongman, en Marij Jan Joorden
Donckers, omme nae publicatie inden huwelijcken staat als na gewoonte
ende costuijme bevestigt te worden.'
In het doopboek van
de gereformeerde gemeente Veghel worden de volgende dopen vermeld:
-
16-1-1684, ‘hebbe ick dominee Henricus van Schaerdenburch, predicant tot
Vechel, mijn dochter gedoopt, ende is genaemt Helena, de moeder is
Jacomina Margareta van Hooff’
-
2-1-1686, ‘den 2 januari is gebooren ende den 6 januari gedoopt het soontje
van dominee Henricus van Schaerdenburch, predicant tot Vechel en Erp,
ende Jacomina van Hooff, ende is genaemt Willem’
De vrouw van de dominee overleed.
Kerkrekening 1689-1693:
-
Komt voor de begraaff plaats van juffrou Schaardenberg (geen bedrag
ingevuld)
Na het
overlijden van zijn vrouw raakte dominee Schaardenburg in 1694 in
opspraak vanwege gescharrel met zijn dienstmeid, waarmee hij wat later
zou trouwen.
Op 1-2-1696 verklaarden Herman
Bijmans en zijn vrouw Jacomijna, Jan Bel en zijn vrouw Petronella,
Geraert van Ortten, Jan Moninxhoff, Jan Dirx van Tiel en zijn vrouw
Jenneken dat zij bij de in
december 1694 en april 1695 gegeven verklaringen 'raeckende den
oneerbaren ende onbetamelycken handel van den here Henricus
Schaardenburch, predicant deser plaetse, ende Zibilla synne meijt altans
zijnne huijsvrouwe' blijven. De verklaringen zelf zijn niet in het
protocol te vinden. In maart 1695 raakte Zibilla zwanger van de dominee,
gezien de verklaringen die in april 1695 afgelegd werden, was de dominee
toen nog niet met haar getrouwd. Zij trouwden daarna. Dat was dus een
'moetje'.
In het doopboek van
de gereformeerde gemeente Veghel worden de volgende geboorten vermeld:
-
18-12-1695, Johan, zoon van Henricus van Schaerdenburgh en Sibilla Broeus,
gedoopt door Henricus Molemaecker, predicant tot Udenroij. Bijschrift:
‘ende is dit kindt gestorven den 7 januari 1696’
-
Op 2-11-1696 geboren en op 4-11-1696 gedoopt, Joris, zoon van Henricus van
Schaerdenburch en Sibilla Broeus
-
Op 25-12-1699 geboren en op 27-12-1699 gedoopt, Gerardus, zoon van Henricus
van Schaerdenburch, predicant tot Vechel, en Sibilla Broeus
Verder zagen we dat
de dominee maar de helft van
de tijd aanwezig was bij het sluiten van de kerkrekeningen en ontbreken
er na 1687 notulen en aanwijzingen voor kerkenraadsvergaderingen. Al met
al lijkt zijn staat van dienst in Veghel minder vlekkeloos verlopen te
zijn dan die van zijn voorganger Broekhuijsen. Zijn opvolger Craijenhoff
zou het nog bonter maken.
Cornelis Kraijenhof (1700-1729)
Dorpsrekening 1700-1701:
In de verwisselinge van dominee Schaardenburg, predicant
van Vechel, tegens dominee Craajenhoff, predicant van Baackel, hebben de
ledematen van Vechel verschooten ende betaelt, te weten Jacob Boor
volgens specificatie 102 gulden en 13 stuijvers, komt voor twee darde
parten tegens die van Erp 68 gulden en 8 stuijvers (Erp betaalde dus
eenderde van de kosten)
Het gedoe om de woning van de predikant tussen 1700 en 1704
Toen Cornelis Craijenhof in 1700 naar Veghel
kwam, nam hij geen genoegen met het huis waar zijn voorganger Henricus
Schaerdenburch gdewoond had. Na eerst tien maanden in de kerk gewoond te
hebben, betrok hij het huis naast de kerk.
De volgende verklaring werd op
24-2-1703 op verzoek van dominee Cornelis Craijenhoff afgelegd door de
leden van de gereformeerde gemeente: 'hoe zijn eerwaerde in den jaere
1700 eerst in een kaemer afgelegen van de kerck sigh heeft moeten
behelpen, ende hoe omtrent tien maanden daar naar, konnende niet langer
daar in blyven, genootsaekt is geworden een huijsinge te huuren tot
vijftigh gulden s’ jaars, behalven de lasten, hoewel onbequaam om te
bewoonen ten opsigte van de solderingh boven het voorhuijs, mitsgaders
de vloeren, deuren, vensters, glasen, die alle ongerepareert zijn, ende
de meuren van de voor en agter gevel soodanigh vol reeten en borsten,
dat het perijkle subject is, om bij onweer in te storten, in somma
onbruijkbaar voor een predikant.'
Op
9-3-1702 stuurde
dominee Craijenhof een brief naar de Raad van Staten. Hij wijst op de
resolutie van de Raad van Staten van 15-8-1701 waarin aan de regenten
van de dorpen in de kwartieren Maasland en Oisterwijk wordt gelast om de
predikanten die nog geen bekwame woning te hebben daarin te voorzien, en
dat de dorpen daar 60 gulden per jaar voor ontvangen, welk bedrag de
predikanten als huishuur vergoed krijgen. Hij vraagt om voor de
kwartieren Peelland en Kempenland hetzelfde in te voeren. Dat werd op 9
maart 1702 door de Raad van Staten goedgekeurd.
Ondertussen brak er
oorlog uit. Koning Lodewijk XIV van Frankrijk maakte in 1702 aanspraken
op de erfenis van de Spaanse koning Karel II. De Duitse keizer, Leopold
van Oostenrijk, meende echter dat hij net zoveel rechten had. Op 8 mei
1702 verklaarden de Republiek en Engeland de oorlog aan Frankrijk en
Spanje. In dat jaar trok een groot Frans leger bij Budel de Meierij
binnen en trok via Maarheeze naar Geldrop. Ze legerden zich bij Lieshout
en eisten in de omliggende dorpen voedsel en karren. De oorlog duurde
tot 1713. De Zuidelijke Nederlanden hoorden hierna bij Oostenrijk.
Volgens een verklaring van schepenen van Veghel uit 1705 was dominee
Craijenhof in 1702 met vrouw en kind en een deel van zijn meubelen naar
den Bosch gevlucht, en heeft hij toen enige tijd daar gewoond.
Het huis naast de kerk waar de
dominee voor zijn vlucht woonde werd op 28 of 29-12-1702 voor 4 jaren
verhuurd aan Jan Cornelis Lambers van Dommelen, op dat moment wonende te
Erp. De akte is niet afgemaakt, dus het is onzeker of deze huur
doorgegaan is.
Die regenten wezen het kasteeltje op het Middegaal als woning
voor de dominee aan.
Craijenhof nam daar geen genoegen mee.
Op aandringen van Craijenhoff maande de Raad van Staten op
6-3-1703 de regenten van Veghel weer aan om aan Craijenhof een bekwame
woning beschikbaar te stellen. In januari 1704 klaagde Craijenhof weer
bij de Raad van Staten dat de regenten van Veghel de eerdere resoluties
niet nakomen.
De
Staten-Generaal droegen op 19-1-17004 de rentmeester van de geestelijke
goederen, de heer Van Deurne, op om te zorgen dat de regenten van Veghel
aan de predikant van een bekwame woning beschikbaar stellen.
De regenten antwoordden aan de Raad van Staten dat zij
Craaijenhof ' hadde voorsien met een woninge daar de ritmeester Tielen
heeft gewoont en meer andere heeren, wanneer de voorschreven woninge is
bequaem niet en was als sijn nu is'. Dit was het kasteeltje op het
Middegaal. Bovendien hadden de regenten aan de dominee het huis van heer
Smits aangeboden. Dat huis stond maar drie huizen van de kerk, en ook
nog andere huizen. De oude pastorie op de Bolken was in 1648 door de
staat geconfisqueerd, en men was er niet in geslaagd om die terug te
kopen van de huidige eigenaren. (Het huis was op 4-11-1686 door het land
verkocht aan Hubertus Moons en in 1704 eigendom van diens zoon Jacobus.)
De predikant wilde alleen maar wonen in het huis van stadhouder Jacob
Boor. Voor een nieuw huis 'na der predikant phantasie' is in de buurt
van de kerk geen plaats. De regenten verzochten de Raad van Staten om de
dominee te gelasten om genoegen te nemen met de woning die hij van de
regenten aangeboden krijgt. Op 19-3-1704 keurde de Raad van Staten dit
verzoek goed. Hierna zat er voor Craijenhof niets anders op dan genoegen
te nemen met het kasteeltje op het Middegael.
Interesse voor de oude pastorie in 1707
In januari 1707 stuurde Craijenhof weer een verzoek naar de
Raad van Staten. Hij schrijft dat hij enige jaren geleden geschreven had
over 'de onbeqaamheyt synder wooninge in opsigt van vuijle en stinckent
water, quade weg als alte ver affgelegentheyt, hebbende tot nu toe synen
dienst niet connen waarnemen na behooren'. Hij is geïnteresseerd om de
oude pastorie op de Bolken te betrekken, die in 1648 door het land
geconfisqueerd was. De regenten van Veghel zouden niet ongenegen zijn om
dat gebouw terug te kopen en wat op te knappen. De oude pastorie werd
bewoond door ene De Cospeslaar, en die wilde eventueel wel verhuizen.
Maar 'quade menschen die liever twist en moijte soecken' hebben de
eigenaar opgestookt om de woning aan anderen te blijven verhuren.
Craijnehof verzocht de Raad van Staten om de regenten te gelasten hum te
steunen in zijn voorkeur voor de oude pastorie op de Bolken.
Op 10-1-1707 worden de regenten gelast dat te doen. Deze plannen
zag de dominee niet verwezenlijkt, hij bleef volgens de
verpondingsboeken tot 1722 op het kasteeltje op het Middegaal wonen.
De verhuizing naar de straat in 1722
Begin 1722 kwam het dominee Craijenhof ter ore dat er huizen in de straat
verkocht zouden worden. Hij schreef op 26-3-1722 aan president-schepen
Marten van Kilsdonck dat hij na 'lange jare gewaght
te hebben, naer soo eene gelegenheyt' verzoekt dat een van die huizen
aan hem beschikbaar gesteld mag worden, 'ten eijnde den Godtsdienst niet
meer belemmert ofte de kinderen des requirants belet werden ter school
gesonde te kunnen worden, wegens verre af gelegenheijt, gevaer van
water, weer ende wint, onbruijkbare wegen, enzovoorts.'
Op 29-3-1722 vergaderden de schepenen, achtmannen,
gezworenen en kerkmeesters over dit verzoek. 'De vergadering committeren schepenen om alle moeite aan te
wenden om dit verzoek af te weren, via de Raad van State, maar eerst
zullen van de Tillaer, en borgemeesters Van de Ven en Segers zich
vervoegen bij predikant om hem te vragen ervan af te zien'.
Op 2-4-1722 brachten de
gecommitteerden verslag uit. Ze hadden de predikant gesproken, ‘en met
sagte woorden tragte te beweegen dat daar van gelieffde mits desen
miserabel staat aff te soen, dog seijde door zijn hoogen jaren als
andersints sulx niet te connen doen, en dat alsnog was versoekende een
bequaame wooninge voor den preicant in en ontrent de straat’. De
vergadering besloot een brief aan de Raad van State te sturen. Deze
brief is niet bewaard gebleven. Het volgende wat we weten is dat enkele
maanden later een huis in de straat aangekocht werd om tot pastorie te
dienen.
Aantekening van secretaris Gerard de Jong van 29-6-1722:
mijn huijs vercogt 2.350-0-0 ende vrij van costen. De regenten
over desen coop request om approbatie ende negotiatie in handen van Des
Tombes gestelt zijnde, en tot nog toe niet is berigt, heeft den
secretaris geprotesteert omme de penningen niet wierde gestelt op de
bestemde tijt anders nog een jaar te blijven, waar op Kilsdonk ende
Tillaert als gecommitteerden den supplicant daar van kennis hebben
gegeven en gesegt haer woort om voorschreven redenen met den secretaris
connen houden, derhalven nog een jaer te blijven woonen, actum den 29
juni 1722.
Op 28 december 1722 liet Craijenhof de Veghelse vorster de
regenten formeel aanzeggen ('insinueren')
dat de schepenen het huis met Pinksteren 1723 beschikbaar dienen
te stellen, en de hof op half maart 'na ouder gewoonte'.
Op de achterzijde tekenden de secretaris aan:
'Het relaas van regenten is dat sij haar niet genog connen
verwonderen dat dese insinuatie door de heer predicant Crajenhoff can
werden gedaen dewijle twee schepenen uijt het midden haerden collegie
gecommiteert (voor lange tijt, geinsereert hebbende de voorige ende
nog). De redenen waerom voor dit jaar niet conde geschieden kennise aen
Craijenhoff, predicant hebben gecommuniceert van sig daer naar te
reguleren, dat sij derhalve nog buijten staat zijn'.
De schepenen, borgemeesters,
achtmannen, gezworenen, H. Geestmeesters en kerkmeesters vergaderden op
20-1-1723 opnieuw over de zaak. Er is van de secretaris een huis gekocht
dat tot pastorie bestemd is. De predikant is ermee tevreden. Bij
resolutie van de Staten Generaal van 24-12-1722 is het de regenten
toegestaan om 2.400 gulden tegen 4% te lenen, mits 6 jaar lang ieder
jaar 400 gulden afgelost wordt. Er wordt een commissie ingesteld om dit
te regelen.
In de lijsten van bewoners die vanaf 1736 gemaakt werden,
staan de opeenvolgende dominees vermeld als bewoners van een huis in de
straat (kadaster 1832, G134). In het verpondingsregister van 1722 heet
dit huis: ‘nu de gemeentens pastorije’. Daar is Craeijenhoff in 1723
naar toe verhuisd.
Zijn gezin
-
Geboren op 24-5-1705, Aelexis, zoon van Cornelis Kraayenhof, predikant
alhier, gestorven 26-5-1705
-
20-7-1708, Theodora, dochter van Cornelis Carijenhof en Gerarda van Dungen
Na het overlijden
van zijn eerste vrouw hertrouwde Craijenhof vrij snel.
-
Geboren op 14-11-1709 en gedoopt op 17-11-1709, dochter van Cornelis
Kraijenhof, preedikant alhier, en Sara Kristina Loijmans. Gestorven den
27-5-1710 Ook zijn
tweede vrouw overleed al snel. Hierna duurde het enige tijd, voordat
Craijenhof voor de derde keer trouwde.
-
7-11-1718, Lonijs, zoon van Cornelis Kraijenhoff, predikant alhier, en
Adriana Katharina van Enelo
-
Geboren op 27-3-1720 en gedoopt op 29-3-1720, Lonijs Francijs, zoon van
Cornelis Kraijenhoff, predikant alhier, en Adriana Katharina van Enelo
-
Geboren op 3-1-1722 en gedoopt op 4-1-1722, Cornelis Johannes, zoon van
Cornelis Kraaijenhoff en Adriana Catharina van Enelo
-
Geboren op 19-7-1725, Theodorus Wilhelmus, zoon van Cornelis Kraaijenhoff,
predikant tot Vechel, en Adriana Katharina van Enelo
Van Ingenieur
Cornelis Johannes Craijenhof,
de zoon van de dominee, die op 3 januari 1722 in Veghel geboren is,
wordt gezegd dat hij op Het Hooghuis geboren zou zijn. (A.C.J. van der
Plas, Veghel in Oude Ansichten (vijfde druk in 2003), foto 16;
G.C.W. Wonders, ‘Krayenhoff’, in Van Vehchele tot Veghel (1986)
20-26 en 48-53.) In 1799 werd in de
Reize door de Majorij van
’s-Hertogenbosch door Stephanus Hanewinckel al verhaald dat niemand
in Veghel nog wist waar ingenieur Craijenhoff geboren was. Het gerucht
dat Craeijenhoff op het Hooghuis geboren is, was reden om de straat
naast dit huis ‘Kraijenhofstraat’ te noemen. De man is echter geboren op
het kasteeltje op het Middgeaal en groeide op in de Straat.
Dominee Craijenhof geschorst
Meuwese (Veghel,
82-83) vermeldt: op 14 juli 1725 is een kind gedoopt door dominee
Hanewinkel, predikant te Gemert, vermits de suspensie van dominee
Craienhof.
Op 6-8-1725 legden de volgende
leden van de gereformeerde gemeente van Veghel en Erp een verklaring af:
Gerardus de Jong, secretaris, Johanna Judith Josselijn, sijne
huijsvrouw, Bastiaan van der Werk, vorster, Helena Nouwens, sijne
huijsvrouw, Jan Bell, schoolmeester alhier, Christina Empelmans,
huijsvrouw van Jeronimus de Cort, David Bell, schoolmeester tot Erp,
'alle leedemaaten van de gemeente van Veghel en Erp, zijnde d’ heer
Matthijs Niekens altans daadelijk crank, Jeronimus de Cort naar Hollandt
en Johanna Zeeland int craambedt, dus dese absent'. Ze verklaren:
-
'dat den heer Cornelis Craijenhoff, predicant alhier,
noijt haren weetens des sondaags off op andere hoogtijden twee mael
predikt'.
De dominee laat een tegenverklaring afleggen:
Off de twee
eerste deponenten in de huijsbesoeking gedaen in de jare 1724 op
vrijdagh voor paeschen eenige dronkenschap aan den requirand gesien
hebben? De ondergetekende scheepenen ende secretaris hebben heeden haer ten huijzen
van de heer Niekens begeeven en versogt van de huijsvrouw getuijgenisse
op dese articul, dog door de huijsvrouw geantwoordt dat hare man
zoodanig ziek is, ende alsoo buijten om altans te connen antwoorden,
gelijk sij huijsvrouw insgelijx door de droeffheijt verclaerd niet te
connen doen.
Off sij
deponenten in de huijsbezoekinge voor paasschen van dese loopende jare
1725 meester Bell, schoolmeester alhier, die den requirant in de
huijsbesoeking assisteerde, denselven meester Bell niet en hebben hooren
seggen van de saake van den requirant spreekende bij het affleggen van
den eedt: “Mijn heer, wat kreegh ik dreijgement nae mijn gat van den
heer officier.” Meester Bell, derden deponent, sustineert ongehouden dese articul te
beantwoorden. Immers voor als nog niet.
Off de drie
laeste deponenten, te weeten M. van Kilsdonk, Peeter van den Horck, ende
Jan Daniels, als president en scheepenen van Veghel beneffens den
secretaris Gerard de Jongh ten huijze van den predicant van Veghel
ontbooden sijnde om soodanige ampliatie van inventaris ten behoeve van
den requirant, sijn voordogter en Theodore Kraaijenhoff te maken. Als
ook nog eens ontbooden over aengetelden penningen, om daer van kennisse
te dragen, ende selve voordogter ende haren man Rodolphus Munts, off sij
drie laeste bovengenoemd ten mijnen huijse ontbooden zijnde neffens den
secretaris met mijne huijsvrouw eenige vegterijen off handgemeenschap
gesien hebbe?
Martten van
Kilsdonk, president, verclaerd bij de amplicatie van inventaris present
te sijn geweest, dogh als doen geen questie gehoort, maer verclaert
buijten dat twee à drie maalen met den secretaris daer onder eens Jan
Daniels, ook nogh met den verleeden Van den Tillaar, scheepen, ten
huijze van den requirant te sijn geweest ende geroepen over de questie
die tusschen den requirant ende sijn vrouw was, want sij wilden
malcanderen, zijnde een daer onder dien dagh als d’ heer Munts daer was,
ende aldaer coomende, gelijck ook de andere voorige reijze, groote
questie van scheld ende andere onbetaemelijke woorde ende kijvasie als
andersints tusschen haer gehoort.
1. Antonij Joosten, timmerman, out ontrent 32 jaren
Den 1en, 2, 3 en 6 deponenten verclaren als in textu, de
andere deponenten waaren dan nog niet present, als alleen dat de 9
deponente ook verclaart dat zij den heer predicant en sijn vrou aldaar
bij de plancken hebben sien staan.
Off zij alsdoen den heere
predicant niet hebben hooren seggen: “Dat moet daar van daen. Ik wil
dat niet toegemaakt hebben. Men sou daer huijkesocken daar op
ordonneeren.” Den 1 deponent die doen ter tyt als timmerman bij hem
heere predicant arbijde aff te slaen?
Den 1 en 2 deponenten verclaren als in den articul en
het woort huijkesocken beschijden te te hebben gehoort.
Off evenwel den heere preicant
niet met force sulx woude hebben en selver een planck met gewelt daar
aff trock, ende die opligte, dreigde daar mede den derden requirant te
slaan, dien sulx beleefdelijk antwoorde, seijde sagt: “Domenij siet
wat gij doet, en in allen geval soo hetter all op aencomt maer voor de
helft sulx soude vermogen te doen.”
Den 1en deponent verclaart dat hij op ordre van den
heere predicant de planck heeft losgeslagen en verders bij den heere
predicant daer is affgetrocken. Dat Willem Engelenberg, derden
requirant, seijde sagt: “Mijn heer, immers niet verder dan maar voor
de helft.”
Off alsoen niet gehoort en
gesien hebben, dat de huijsvrouwe van den heere predicant haaren man was
opstoockende om voort te vaaren, en dat daar op bij den 2en requirant,
wesende de huijsvrouwe Joannes Hellincx niet wiert geantwoort ende
gesegt: “Ik weijt het u niet mijn heer, maar u vrouw, die dat quaat
rat.”?
Den 1, 6 en 8 deponenten verclaren gehoort ende gesien
te hebben dat de huijsvrouw van den heere predicant haren man aensette
om maar voort te vaaren, ende dat de tweede requirante, staande aen haer
deur, daer op seyde: “Ik weijt het u niet mijn heer, maar u vrouw,
die dat quaat rat.”
Off den heere predicant, daer op
niet quam toeloopen, seggende tegens de tweede requirante: “Sout gij
mijn vrou voor een cats uijtschelden, gij canaalje, gij fots, ik sou u
met eenen voet onder u kont stooten.” Ende oft daar op den
heere predicant de 2en requirant, welcke in haar deur stont appelen
schellende, naarderde en met eenen voet naar haar stiet en haar een slag
aen haar hooft gaff, waar op de tweede requirante haar ontdoende van de
appelen ende alsoo genootsaakt was te deffendeeren, tegens den heere
predicant ende te samen vogten?
Den 1, 2 en 3 deponenten verclaren dat den heere
predicant seijde tegens de tweede requirante: “Ik sou u met eenen
voet onder u kont stooten.” Dat hij heeren predicant naar de
requirante die in haar deur stont, appelen schellende, toeging, ende met
eenen voet naar haar stiet. Dog niet raakte.
Off den heere predicant naar het
scheijden vant gevegt niet aenstonts het sack, daar bij de planck had
affgebroocken, door den 1 deponent als sijnen timmerman, met latten liet
toemaken, en alsdoen seijde: “Daar connen de boeven nu haar cullekens
doorsteecken”?
Den 1 deponent, op ordre van den heere predicant, latten
geslagen hebbende, daar de planck was affgebroken, verclaert dat den
heere predicant daar voor ging staan, hebbende sijn hant evenals imant
die sijn water maackt ende alsoen eenige woorden seijde, dog niet te
regt con seggen wat gesprooken heeft. De andere seponenten verclaren
daar niet van te weten.
Wert gevraagt aen den vijffden,
agtsten en thiende deponenten off mede dien selven dag des avonts
ontrent thien uren niet gehoort en hebben, dat de huijsvrouw van
opgemelte heere predicant den laatsten requirant, die over sijn halve
deur lag een pijp rookte, uyt maakte, voor een "canaalje, Jan Hagel,
moordenaars volck, deserteurs" ende andere scheltwoorden. Ende oft
hij daar op niet antwoorde: “Gij moogt selver Jan Hagel en Canaage
wesen.”
Den 5 deponent, met name Geerit Stooven, verclaart dat
dien avont eenige woorden waaren tusschen de huijsvrouwe van den heere
predicant, ende den 3 requirant. Dat hij de huijsvrouwe van den here
predicant heeft hooren seggen: “Ik sal u in Veghel te cleijn maken.”
Hoe lang Cornelis Craijenhof
geschorst is geweest is niet bekend. Hij was nog dominee in Veghel toen
hij op 20-9-1729 overleed. Uit bovenstaande verklaringen blijkt dat hij
alcoholist was, wat wel bijgedragen zal hebben aan zijn slappe bediening
van zijn ambt. Hij ruziede vaak met zijn derde vrouw en schijnt wat
heetgebakerd te zijn geweest. Hij maar de helft van de tijd aanwezig bij
het sluotenn van de kerkrekeningen en er zijn in zijn tijd ook geen
kerkenraadvegaderingen gehouden.
Petrus Godefridus Josselin (1730-1765)
De
schepenen van Veghel verklaarden op 16-2-1734 op verzoek van heer Petrus
Godefridus Josselin, 'predicant deser plaatse', dat zijn eerwaarde op
den derde januarij des jaer 1731 alhier overgecomen is met vier kinder,
zijn eerwaarde naargelaten bij wijlen juffrou Elisabeth Regoot, zijn
wettige huysvrouw overleden, soo ons gebleken is, tot Asten voorscreven
ende aldaar op den 21 September 1729 begraven en dat de selve vier
kinderen met name Charlotta, Hester Elisabeth, Pietronella Francoise
ende Eduard alle nog in leven sijnde.'
Dominee Josselin was een zwager van de Veghelse secretaris Gerardus de
Jong, die met zijn zuster Judith Josselin was getrouwd.
Register van gereformeerde
lidmaten bijgehouden door dominee Josselin:
Op den 7
januarij 1731 ben ik Petrus Godefridus Josselin uit Asten (daer ik anno
1721 van Lommel gekomen was) overgebragt zijnde, in den H. Dienst des
Evangelium ter dezer plaetse bevestigt door dominee Hendrik Jacob
Peijper v. d. m. tot Schijndel en Liempde met de woorden Rigteren 14 :
14. Als waneer ook ter intrede gebruikt hebbe de woorden Psalm 122: 8. 9
te vinden. Dus ik gesucceedeert ben op dominee Cornelius Craijenhof die
dezer wereld was overleden, september 1729.
In 1744 is dominee
Josselin als aalmoezenier met de Staatse troepen meegeweest naar het
buitenland. Hij schrijft in het boek der lidmaten:
-
Is terwijl ik met de VIen mars staetse troupen naer Engeland en
Vlaenderen was (deze post heb ik onder den luitenant generaal Smisaert
bekleed op ordre van de Raad van State dato 13 maert 1744) door dominee
Petrus Grootveld, predikant van Schijndel en Liempde aldaer, tot lidmaad
aengenomen Hendrik Rijstelborg voorschreven en met kerkelijke attestatie
de dato den 1 october 1744 voorzien.
President en schepenen van Veghel verklaarden op 10-4-1752 'ons heden
morgen tusschen agt à negen uren ten versoecke van den Heer Petrus
Godefridus Josselyn, predicant alhier, aan desselffs woonhuijsinge
staande in de straat te hebben begeven en aldaar op de poort van
voorscreven wooninge uytcomende op de straat bevonden dat met creijdt
seer duijdelijk met een italiaantse handt stond geschreven dese woorden
Den Domine is Gues, nog
staande in den hoeck ter syde de poort naast Jacobus van den Tillaar,
een weijen kort, dog niet heel dick, lank circa drije en een halve
voet.'
Op
21-4-1742 verklaarde de katholieke pastoor Hendricus Biedicx, dat hij
aan dominee Petrus Godefridus Josselin zijn leedwezen betuigd heeft,
'dat door een opschrift op de poort van zyne pastorale wooninge onlangs
was beleedigt en gesmaadt en voor een geus uijtgescholden. Dat voorts in
alle opregtighijdt betuijgde miets deesen aengaende te hebben geweeten,
voor en aleer sulx hem van scheepen alhier was verhaalt, en dat dit
onbehoorlyk feijt ten hoogsten verfoijelijcx was.' Hij verzocht om de
zaak te laten rusten, 'te meer als hy Rooms priester beloofte in vervolg
van tijt alle moogelijke vermaening en pooging te sullen int werk
stellen, soo int openbaer als in de huijsen,dat nog int gemeen, nog int
bijsonder, de Gereformeerde Religie, nog hy predikant, nog iemant van
zyne Gemeente, in haere persoonen off huijsen eenige molest off injurie
geschiede, maer elk en een iegelijk aen hem heere predikant en ook de
leeden van zyne gemeente, alle behoorlyk respect en agting werde
toegedraegen, en alles wat hun eenig schandaal off ergernis soude konnen
geeve te sullen voorkoomen en doen voorkoomen.'
Dominee Josselin heeft een aantal wederwarigheden opgetekend uit zijn
ambtsperiode. Notulen van de kerkenraadvergaderingen ontbreken. Die
vergaderingen zijn onder zijn twee voorgangers Schaerdenburch en
Craijenhoff in onbruik geraakt.
-
Op 15-4-1745 had dominee Josselin de mannelijke ledematen van de
gereformeerde gemeente bij elkaar geroepen en hen ten overstaan van de
officier en schepenen medegedeeld dat juffrouw Biemans, in leven weduwe
van den heer Adriaen van de Werk, op 15-9-1744 aen de diacone armen van
Veghel een legaat van 200 gulden eens geschonken had, en dat dit bedrag
uitgezet moest worden en dat met de opbrengst de gereformeerde armen
bedeels moesten worden.
-
Het ontvangen van dat legaat en de belegging van het geld stuitte op wat
problemen, die Josselin beschrijft. Op 20 april 1745 werd Gillis de
Bruin, ‘coster en schoolomeester alhier’ gevraagd om in Den Bosch het
legaat van juffrouw Jacoba Bijmans, weduwe van heer Adriaen van de
Werck, ten behoeve van de gereformeerde armen in ontvangst te gaan
nemen. De volgende dag ontving hij het geld uit handen van heer
professor Monbach. Met de 200 gulden werd een lening van het corpus van
Dirck Jan Donckers uit Gemert afgelost, wat Dirck in eerste instantie
weigerde.
-
Abraham Luttringhausen woonde in Den Bosch en vertrok naar Mulheim bij
Keulen. De diakonie nam in 1746 een schuld van 39 gulden van hem over,
die door de vrouw van Jan Clerks, hoefsmit, bij hem gemaakt was, en
daarna geleidelijk afgelost werd.
Josselin nam zijn hoofdtaak, het preken, serieus. Hij
maakte er aantekeningen van en liet er verschillende drukken.
‘Memorie nopens eenige predikatiën bij bijzondere en
merkwaerdige gelegentheden door mij P. G. Josselin ter dezer plaetse
gedaen.
-
Anno 1748. Ter viering van het hondertjarig eeuwfeest der bediening van ’t
H. Evangeli te Veghel en Erp zedert op den 30 januari 1648 getroffene
Munsterse Vrede heb ik op den 1 december 1748 (loco 1 november wegens
onpasaselijkheid) verhandelt rigt. V : II in ’t middden over de woorden
“Spreekt aldaer t’ samen van de geregtigheden des HEEREN van de
geregigheden (bewezen) aen zijn dorpen in Israël, welke predikatie
naderhand te Gorinchem en wel in ’t jaer 1750
by Goetzee heb doen drukken onder den tijtel van Peter Godfried
Josselin, Kerkel. Redevoer. enz.
-
Op den algemeenen dank- en bededag van 11 junij 1749 ter viering van de
vrede op den 18 oktober 1748 te Aken gesloten heb ik verhandelt de
woorden De HEERE is VREDE, zoo die voorkomen Regt. VI : 24, in ’t
midden, en bezorgt dat die ook in ’t jaer 1750 voornoemt door den
zelfden drukker zij uitgegeven geworden, mede in quarto onder den tijtel
van (volgen enkele Hebreeuwse tekens), dat is de HEERE is VREDE enz.
-
Alnog heb ik op den 28 december dezelfden jaeren het Roomsch en
Anti-Christisch Jubilé (tegen ’t jaer 1750 door Paus Benedictus den XIV
uitgeschreven en afgekondigt) bestreden met eene leerrede over de
woorden onzen heeren jezu Christi, die voorkomen Luk. XXIV : 46-48, die
ook anno 1751 in ’t zelfde formaat ibidem van de perse is gekomen onder
de tijtel van: “’t Christelijk Jubelfeest tegen het Antichristisch over
en tegengesteld, enz.”
-
1757, op den 14 februari ’s avonts om half thien de HEERE ons bezogt
hebbende met brand die den toren van de kerk door een donderslag
getroffen, en tot het steenwerk toe vernielt heeft, als ook de 3 daer in
hangende clokken versmolten, heb ik 2 dagen daer aen (juist dank-, vast-
en bedendag wezende) verklaert de plaetse Mal. 3 : 6.7., dog in de
school, alzoo de kerk zeer vuijl en nat was geworden door het loopen
heen en weer der menigte van menschen die met de brandspuijten van
Gemert gehaald, weer deden, met succes onder Godts zegen, ter
behoudenisse van de zelve, en van de Straat.
Dominee Josselin verhaalt over de afgang van de
gereformeerden wat betreft de ondervorsters. In 1752 was op verzoek van
de gereformeerde gemeente in Veghel de gerformeerde Joannes Kruijbuller,
39 jaren oud en geboren in Bern, aangesteld als bedeljager en
ondervorster, volgens artikel 2 van het reglement op de Politieke
reformatie. De gereformeerden waren er blij mee, want de kerkgemeente
werd uitgebreid met twee volwassenen en twee kinderen. Kruijbuller had
eerder het land gediend 'als soldaet, als fuselier en canonier in alle
getrouwigheid, welke ook getoont heeft in die 2 jaren dat te Berchem
voor sauvegarde (als door de heere hoogschout der stad den meijerij van
’s Bosch uijt kragte van U Hoog Mogende resolutie van den 8 september
1750 nevens andere daer toe aengestelt geweest zijnde) den predikant en
gereformeerden aldaer tegen d’ insulten van ’t pausdom heeft verstrekt.'
Het verzoek werd op 13-10-1752 door de Staten Generaal
ingewilligd, en het besluit van de Staten Generaal werd door de regenten
van Veghel opgevolgd. Maar Kruijbuller overleed al op 4-3-1753. Hiena
werd in zijn plaats Martinus Thielemans, geboren in Den Bosch,
aangesteld. Hij en zijn vrouw Sophia Lagaart waren beiden gereformeert.
Tielemans kwam in de problemen: 'Edog deze, met wat regt of op wat grond
betigt wezende van eenige mutsaert of kluppels uit zekere hoop mutsaert
in zijne nabuurschap te hebben gestolen en bange gemaekt wezende, door
het hooge officie van ’s Bosch dat men dreijgde hier van kennisse te
zullen geven, is van hier vertrokken en zoo (gezegt wierd) naar Indiën.'
Na dese Sax zig geabsenteert had, heeft men niet meer
gesproken van een gereformeerde ondervorster of schutter bedeljager en
had er geen vrijmoedigheid daer toe, vermits deze last op dorps armen
stond, en is de vorster Math. van Heinsbergen met die ampt gebeneficeert
en het bedeljagerschap dat er onderen bij was, heeft men aen een
paapschen kunnen confereren, genaamt Quen of Kuenen, tegen haer Hoog
Mogende resolutie, zoo dat daer eensklaps de geheele reformatie lagt,
daer zommige zoo voorschreven geijvert te hebben.’
In 1765 ging Josselin op emiraat:
Op
18-9-1765 ben ik op mijn verzoek verklaert
Emeritus salvo honor at stipenode
(predikant in ruste met een uitkering) door apostille van de raad van
State, dat op advies van doctoren, ‘wegens sware krankheid’. De classis
is ook gevraagd een adjunt in mijn plaats aan te stellen. ‘Eenige
tijd bevorens had de schoolmeester Gillis de Bruijn wegens swakheid en
onvermogen om verder zijnen sschool- en kosterdienst waer te nemen
request aen den Raad van Staate gepresenteert om een adjunct te
mogen aenstellen. Dat hem toegestaen is, tot zijne eijge kosten,
en met aggreatie van officier en predikant. Dus heeft hij Hendrik
Gerbrants aengesteld, die op voorschreven wijze zijnde voorgesteld en
geaggreert werkelijk met lof fungeert.'
Dominee de Kuyper tekende in 1776 aan:
Den 6
may ontfing men hier berigt dat dominee P. G. Josselin, weleer predikant
in dese gemeente, dog zedert den 18 september 1755 emiritus, te Schiedam
in den ouderdom van 84 jaren en 2 maande was overleden. Soodra het
ontzielde lyk den 9 daer aen volgende begraven was, heb ik den 12 dito
ter nagedagtenis van den overledene verhandelt Jes. 57 : 2.
Petrus Molengraaff (1765-1771)
Uit de aantekeningen van dominee Josselin:
Hierop
werd beroepen dominee Petrus Molegraaf, adjunct te Asten en Ommel, die
op 8 december door mijn zwager dominee Cartijn van Selun, predikant te
Someren en Lierop, is bevestigd geworden als predikant van Veghel en
Erp, of wel die van Erp een bijzonder predikant voor haer bij haer Hoog
Mogenden verzocht hadden.
Dorpsrekening 1765-1766:
Den heer Petrus Molegraaff den 8 december 1765 alhier als
adjunct predicant bevestigt. Dien heer van Asten, alwaar adjunct was en
gedient in syn huyshouding aldaar sittende, met twaalff karren is
affgehaalt
In de doopboeken van de
gereformeerde gemeente staan de volgende geboortes opgetekend:
-
5-7-1767, Johan Hendrik, zoon van Petrus Molengraaf en Cornelia Maria
Lozecaat
-
27-7-1770, Jacoba Antonetta, dochter van Petrus Molengraeff en Cornelia
Maria Losecaat
Hendrikus Engelbertus Kuijpers (1771-1801)
Dorpsrekening 1771-1772:
-
Betaelt aen verscheijde persoonen welke
hebben weesen halen de meubelen etc. van den nieuwen beroepen adjunct
predicant H. E. Cuypers van (..) in Gelderlandt op 18 november 1771
Ook dominee Kuijpers maakte aantekeningen over wat er in de
gereformeerde gemeente gebeurde.
In 1773 was Catherina Hijnsbergen, 'jonge dogter, lidmaet
onzer kerke', zwanger gemaakt door een getrouwde katholiek, ene
Hendrikze, die in Veghel woonde en zich uitgaf voor medicine doctor. Ze
is met hem meegegaan naar 'een paepsche bodem'. Op de vergadering van de
classis te Helmond op 22-6-1773 vroeg de dominee om advies. De meeste
dominees vonden dat hij de zaak
omni meliori modo diende te behandelen.
Een jaar later, op de vergadering van de classis op
21-6-1774 kon Kuijpers mededelen dat Catharina teruggekeerd was naar
Veghel. Ze werd gevraagd om op 26-9-1774 voor de classis te verschijnen,
'dog zig niet vrijmoedig genoeg kennende om selfs in persoon te
verschynen op gemelde citatie heeft sy een seer ootmoedige brief aen de
vergadering gesonden, waerin sy aen de eene kand de onmogelyk te kenne
geeft waerom sy niet in persoon heeft konnen verschijnen, en aan andere
zijde na gedaene schultbelydenis sig onderwerpt aen al ’t geene de E.
Classis na kerke ordre haer sulle gelieve op te leggen. Waer op is
goedgevonden my te gelasten gelyk geschied is haer uit namen der E.
Classis het welverdiende censuur aen te segge. Egter bepaelt hoe lange
en onder myn nauwkeurig opzigt aen te beveele, welke classicale last ik
by het doen der huisbesoekinge op den 3 october des jaers 1774 heb
uitgevaert met een hartelijke vermaning tot opregt berouw en een
aensporing tot een godvrugtig gedrag, aen al ’t welke sy sig na het
uiterlycke heeft onderwerpten'. Op 23-4-1776 werd de censuur van
Catharina opgeheven.
De kerkenraad heropgericht
In 1779 werd de kerkenraad opnieuw opgericht. Er was in de
zeventiende eeuw al een kerkenraad geweest, maar het laatste teken van
leven van die eerdere raad dateert uit 1687.
Op 12 oktober 1779 werd een dubbel aantal ouderlingen
genomineerd:
-
Den Wel Edel Gestrenge Heer Pieter de Jong, drossaart van Vlierden,
erfsecretaris van Veghel
-
Den Wel Edel Gestrenge Heer Benjamin de Jong, heer van Frisselsteyn,
erfsecretaris van Erp
-
H. Gerbrands, president schepen van Veghel
-
L. C. Van Dyk, schepen van Veghel
En tot diaconen:
-
Den Wel Edel Gestrenge Heer Johan de Jong, drossaard van Beek en Donk,
vice-president van Veghel
-
De Wel Edele Heer Hendrik de Jong
-
Bastiaen van de Werk, preesident-schepen en procureur te Erp
-
M. S. van Heynsbergen, schepen van Veghel
Uit deze dubbeltallen werden 2 ouderlingen en 2 diaconen
gekozen.
Ouderlingen gekozen:
-
Den Wel Edel Gestrenge Heer Pieter de Jong, drossaart van Vlierden,
erfsecretaris van Veghel
-
H. Gerbrands, president schepen van Veghel
En tot diaconen:
-
Den Wel Edel Gestrenge Heer Johan de Jong, drossaard van Beek en Donk,
vice-president van Veghel
-
Bastiaen van de Werk, preesident-schepen en procureur te Erp
Op 31 oktober 1779 in hun bediening ingezegend.
Hierna volgen enkele notitties uit de notulen van de nieuwe
kerkenraad. Regelmatig werden de rekeningen opgenomen. Niet alle
gegevens zijn overgenomen.
Handelingen van de kerkenraad op 31 oktober 1779
-
De bedegezang voor de predicatie te verschuiven naar achter de rijmpsalmen
en lofzangen, wordt goedgekeurd, te beginnen op 7 november 1779
Handelingen van de kerkenraad op 14 maart 1780
-
Of er iets op de leden van de gemeente aan te merken is?
Er zijn er enkelen die wat traag ware in het bywonen van den
openbaren godsdient, waarover de dominee bij zijn huisbezoek diende te
spreken.
Handelingen van de kerkenraad op 19 april 1781
-
Of het niet nodig was seker lidmaet onzer kerke genaamt Adrianus Plomp,
schepen alhier, welke meer dan 2 jaaren hier gewoont hebbende, in die
tijd noyt het H. Avondmaal des Heeren had bijgewoont, voor dese onze
vergadering te citeren en hem te ondervragen. Hij was alleen afgelopen
eerste Paasdag in de kerk geweest. Plomp antwoordde: ‘Dat hij gedurende
den 2 jaaren welke hy hier gewoont had, noyt die ruimte in sijn gemoet
gehad heeft dan nu om tot het H. Avondmaal te deesen naderen’. Met welk
antwoord de vergadering genoegen heeft.
Handelingen van de kerkenraad op 3 juli 1781
-
Lidmaat Johannes Rietman uit Erp klaagt ‘dat alle den regenten van Erp,
uitgenomen syn soon ook schepen aldaar, een resolutie genome hadden, dat
voortaan geen anderen als schepen vrouwen in
de schepensvrouwenbank der gereformeerde kerk aldaar by de
verrigting van de openbare godsdienst soude mogen gaan sitten. Dat
nogtans des selfs vrouw oordelende daar toe so wel regt te hebben als
vrouw Van de Werk, omdat haar mans so wel schepen is geweest, als haar
lang overledene man en haar soon thans so wel schepen is, als de soon
van de voornoemde vrouw Van de Werk de vryheid heeft genome de
voornoemde sitplaats bij de laaste openbare godsdienst der heeringen
aldaar, synde geweest den 17 juni, nevens vrouw Van de Werk mede in te
nemen. Dat daarop de 6 regenten van Erp door den vorster aldaer de vrouw
van voornoemde Rietman hebben laten aanseggen dat sy sig voortaan van
gemelde sitplaats moest onthouden, of andersins moest afwagten wat er
van kwaam, sonder dat diergelijke aanzegging aan vrouw Van de Werk
gedaan is.’ De vergadering besluit af te wachten.
Handelingen van de kerkenraad op 8 october 1781
-
Wordt bij de verandering van kerkenraad op de nominatie van ouderling
gebragt den Wel Edele Gestrenge Heer Benjamin de Jong, heer van
Frieselstein, erfsecretaris van Erp, en Pieter Josselin; op die der
diaconen de heer Lodwijk Carel van Dyk, schepen alhier, en de heer
Adrianus Plomp, schepen alhier,
-
en is in plaats van den afgaande ouderling, den Wel Edel Gestrenge Heer
Pieter de Jong, drossaart van Vlierden, erfsecretaris alhier, tot
ouderling verkooren den Wel Edele Gestrenge Heer Benjamin de Jong, heer
van Frieselstein, erfsecretaris van Erp
-
en tot diaken in plaats van den Wel Edel gestrenge Heer Johan de Jong,
drossaard van Beek en Donk, de heer Lodwijk Carel van Dyk, schepen
alhier
-
Op 11 november 1781 in hun diest bevestigd.
Handelingen van de kerkenraad op 24 october 1782
-
In plaats van de afgaande ouderling H. Gerbrands wordt tot ouderling
verkoren de diaken Lodewyk Carel van Dijk.
-
In plaats van Van Dyk wordt tot diaken gekozen Anthony Hendrik Gerbrands
-
In plaats van de afgaande diaken Sevastiaan van de Werk wordt Cornelis
Rietman gekozen
-
Zijn op 10 november 1782 in hun dienst ingezegend
Handelingen van de kerkenraad op 21 november 1782
-
De armrekening van diaken Sebastiaan van de Werk over de periode van
4-11-1781 tot 10-11-1782 wordt opegnomen. Totaal ontvangen 143-17-8;
uitgaven 107-10-0 uitgezet op de beden, en over 36-7-8, welk bedrag aan
diaken A. H. Gerbrands is overgegeven.
Handelingen van de kerkenraad op 3 november 1783
-
Wordt besloten om het kiezen van een nieuwe ouderling en diaken een jaar
uit te stellen, ‘niet alleen omdat de stof tot verkiesing wat schraal
is, maar ook omdat by de laast voorgaande verandering behalve een nieuwe
ouderling ook twee nieuwe diaconen waaren aangekomen’.
Handelingen van de kerkenraad op 12 december 1783
-
Verder wierd besloten om Johannes Neomagus en des selfs vrouw Arnolda
Loonen van onse leden deser gemeinte geweest zynde, dog nu na Nunen
vertrocken, om haar veelvuldige nalatigheid omtrent den openbaare
godsdienst en daar onder ook bysonder omtrent het gebruik van ’t H.
Avondmaal, alleen een bepaalde en geen volledige kerke attestatie te
geven in dese bewoordinge: ‘dat zy by den ledematen zijn van onze waare
hervormde kerk, regtzinnig omtrent onze geloofsbelydenis en ook wel
onbesproken van gedrag, dog niet omtrent een getrouw waarnemen van den
openbare godsdienst en daar onder ook niet omtrent het gebruik van het
H. Avondmaal wegens veelvuldige nalatigheid, al waarom wij hun beide aan
het nauwkeurig opsigt van P. Broeder gezonden der gemeente J. Christus
te samen ge..en en willen aanbevolen’.
Handelingen van de kerkenraad op 25 october 1784
-
In plaats van de afgaande ouderling Benjamin de Jong wordt tot ouderling
verkoren de Wel Edel Gestrenge Heer en Meester Gerard de Jong, doctor in
de beide regten en daarbij
goedgevonden dat wegens schraalheid van genoegzame stof den nog
fungerende diaken Anthony Hendrick Gerbrands zo lan het zyn gelegentheid
toeliet hier te blijven woonen als diaken provisioneel te laten
continueren.
-
Voortaan wordt voormiddags voor de predicatie het in rym gestelde morge
gebed, en wel de drie laatste verzen, daar van in plaats van het
bedezang dat alleen snamiddags in gebruik zal blijven, bij onze openbare
godsdienst oeffening sal gesongen worden.
-
G. de Jong wordt op 14 november 1784 in zijn dienst bevestigd.
Handelingen van de kerkenraad op 14 april 1785
-
De Wel Edel gestrenge heer Pieter de Jong, drossaard van Vleirden en
erfsecretaris alhier, wordt tot ouderling gekozen in plaats van de
overleden ouderling L. C. Van Dijk.
-
Hij wordt op 1 mei 1785 in zijn bediening bevestigd.
Handelingen van de kerkenraad op 27 oktober 1785
-
Sebastiaan van de Werk wordt tot diaken gekozen in plaats van de afgaande
diaken Cornelis Rietman
-
Hij wordt op 13 november 1785 in zijn dienst bevestigd.
Handelingen van de kerkenraad op 30 januari 1786
-
Aan het kantoor van de bede de obligaties overgegeven.
o
150-0-0 in 1765
o
200-0-0 in 1769
o
200-0-0 in 1779
o
250-0-0 in 1781
o
100-0-0 in 1782
o
100-0-0 in 1784
o
100-0-0 in 1785
Handelingen van de kerkenraad op 5 november 1786
-
In plaats van de naar Oirschot vertrokken ouderling de Heer en Meester
Gerard de Jong, is tot ouderling verkozen diens broer den Heer en
Meester Gijsbertus de Jong, heer van Beek en Donk
-
Op 26-11-1786 in zijn bediening bevestigt
Handelingen van de kerkenraad op 6 november 1787
-
Theodorus Johannes van Eymeren wordt tot diaken verkoren in plaats van de
afgaande Anthony Hendrick Gerbrands
-
Op 25 november 1787 is de nieuwe diaken in zijn bediening bevestogd
Handelingen van de kerkenraad op 5 oktober 1789
-
In plaats van diaken Theodorus van Eijmeren die is vertrokken naar Ollandt
onder Oedenrode, wordt Johannes Anthonius Kuijpers tot diaken gekozen.
Hij wordt op 15 november 1789 in zijn bediening bevestigd.
-
De predikant stel voor met goedkeuring van de kerkenraad om aan Jacobus
Hermanus van Eijmeren, lidmaat van deze gemeente, wegens zijn onkuis
gedrag met Jacoba Wilmink, toen ter tijd dienstmaagt van hem, predikant,
dog nu de tegenwoordige vrouw
van genoemde van Eijmeren, ook lidmaat, waar aan hij sig reeds
lange tyd voor den trouw had schuldig gemaakt, so als bij de uitkomst
gebeleken is, en daar door gegeven ergernisse vermaant had even voor het
laeste Paesch avondmaal, en sig geduurende een jaar lang van het H.
Avondmaal te onthouden, aan welke vermaaninge hij toen der tijd aannam
sig te sulle onderwerpen, dog naderhant oordeelende veongelijkt te sijn,
te kenne heeft gegeven sig niet langer aan gemelde vermaaninge te sulle
onderwerpen, maar van het eerst komende avondmaal dat den 11 deser stont
gehouden te worden gebruik souden maken. Waarop de vergadering heeft
goedgevonden bovengemelde van Eymeren voor sig te citeeren en in zyne
tegenwoordigheid niet alleen den bovengemelde vermaaninge te bekragtigen
en goedkeuren, maar ook syn voornemen af te raden en alsnog opnieuws te
vermaanen dat hy en syn huisvrouw ten minste hun ditmaal nog van het H.
Avondmaal soude onthouden, hetwelke na eenige tegenkanting eindelijk van
hem met onderwerping wierd aangenomen.
Handelingen van de kerkenraad op 7 november 1792
-
In plaats van de afgaande ouderling, de heer en meester Gysbert de Jong,
wordt tot ouderling verkoren Bastiaan van de Werk
-
In plaats van de afgaande diaken Bastiaan van de Werk wordt tot diaken
verkoren de heer Hendrik de Jong, tweede secretaris van Erp
-
Op 25 november 1792 zijn zij in hun bediening ingezegend.
Na de inval van de
Fransen was het gedaan met de speciale positie van de gereformeerden.
Een nieuwe tijd kondigde zich aan:
Den 1ste januarij 1796 wierden wij hier bij het
waarneemen van onsen openbaare godsdient van roomsch gezinden door het
luiden der klocken, loopen met klompen door de kerk en hart praaten
zodanig verhindert, dat men genootzaakt wierd voor dat de predikatie
half ten einde was, den godsdienst te staken, waar over den volgende
door twee leeden des kerkeraads, den ouderling Pieter de Jong en diaken
J. A. Kuijpers met den predikant by de municipaliteit of regenten alhier
op den raadhuise vergadert, geklaagt wierd, en teffens versogt dat
sodanige ongeregeltheeden voortaan mogte verhindert worden, die daar op
een voldoenende antwoord gaven, en teffens besloten dat er voortaan voor
den aanvang van onzen openaare godsdienst als meede voor die der
roomschgezinden door de van hun daartoe aangestelde luiders niet meer
dan eens tegelijk voor beiden zou geluid worden.
Handelingen van de kerkenraad op 4 februari 1798
-
‘Op heeden den 4 februari 1798, den kerkeraad vergadering zynde, werd
voorgesteld, of het niet nootzakelijk geoordeelt kon worden, ter
instanthouding van het voorlesen en singen by onse openbaare
Godsdienstoeffening en het openen en sluiten der kerk en der
consistorie, om den daar fungeerende en geweesene schoolmeester Jan
Brug, die zedert twee jaaren daar voor niets heeft genoten, en niet
verpligt is die bediening sonder eenige besolding te blijven waarnemen,
voor die dienst een jaarlyks tractament toe te leggen.’ De vergadering
besluit hem jaarlijks 30 gulden te geven uit de diaconie kas, en ook met
terugwerkende kracht 60 gulden over de twee afgelopen jaar. Als hij
hersteld zou worden in zijn functie en in staat is, moet hij het bedrag
terug geven.
Handelingen van de kerkenraad op 14 augustus 1798
-
In plaats van de laatst afgegane diaken de Heer Hendrik de Jong is verkozen
tot twee diaken Cornelis Rietman, die op 2 september 1798 in de
bediening is bevestigt.
Op 29 september 1798 werd door de vorster een plan tot
schikking tot naasting van ons kerkgebouw overgegeven. Kuijpers
overlegde met advocaten Van Breugel en Hopman. Op 12 october werden
Hendrikus Engelbertus Kuijpers, predicant, Petrus de Jong, ouderling en
Johannes Anthoni Kuypers, diacon, gemachtigd om de belangen van de
kerkgemeenschap te behartigen. Men besloot om niet mee te werken.
Op 2 november 1798 werd de predikant door dominee
Hoogeveen, predikant te St. Oedenrode geïnformeerd dat volgens een
besluit van de laatst gehouden extra-ordinaire classicale vergadering te
Eindhoven op 23 october 1798 besloten was dat er van nu voortaan bij de
vergaderde gemeente sal rontgaan een sakje ter collecteering van
penningen tot instanthouding van onze hervormde godsdienst. Bij het
geven van kerke attestaties, dopen en vieringen van het H. Avondmaal zal
een bus staan ter bevordering van verdere collectering. In het vervolg
zullen de overgebleven vacatuur penningen niet meer onder de broeders
uitgedeeld worden , maar in dit fonds gestort worden. Op 11 november
1798 werd er in de kerk voor dit fonds gecollecteerd.
Op 29 juni 1799 kreeg de predicant bericht over zijn
tractament en huishuur ontvangen van de rentmeester der Geestelijke
goederen, en in het vervolg ingevolge de staatsregeling als zijn gewoon
tractament te genieten.
Handelingen van de kerkenraad op 21 november 1800
-
Het jaarlijkse tractament aan ‘den gewesene schoolmeester Jan Brug, voor
het voorleesen en singen by onze openbaare godsdienst, mitsgaders voor
het openen en sluiten der kerk en consistorie, wordt verhoogd van 30
naar 40 gulden per jaar.
Op 12 october 1800 is een extract uit het register der
municipaliteit van Vechel ontvangen van 12 october 1800 kennis gevende
van een besluit van het uitvoerend bewind van 6 september 1800, waarin
gevraagd wordt of wij onze diakonie armen selve kunnen onderhouden of
niet, alsmede de fondsen daartoe. Waaop op 8 december als antwoord is
gegeven: ‘dat wy in sat ook en bereidwillig onze behoeftige
leden selve te onderhouden, dan dat wy het geluk hebben dat de sulken
onder onze gemeente thans niet zijn. Dat onse fondsen tot dat onderhoud
toereikend zijn’
Dominee Kuijpers overleed op 13 juni 1801.
Theodorus Ross (1802-1823)
Handelinge van den kerkenraad van Veghel en Erp tot
beroeping van eene nieuwe herder en leeraaar in plaats van wijlen
Hendrikus Engelbertus Kuypers, overleeden den 13 juni 1801. Er zijn zes
kandidaten:
-
Theodorus Ross, predikant te Eersel en Steensel
-
Jan Hendrik Molegraaf, predikant te Wydenisse
-
Petrus Geijsinus, predikant te Aarle-Beek en Lieshout
-
G. H. van Nouhuijs, predikant te Blarikum en Laaren
-
Antonius H. Ross, predikant te Deursen, Leyssel en Vlierden
-
A. Stingsbie, predikant te Woensel en Tongelre
Na een eerste selectie bleven er drie over:
-
Theodorus Ross, predikant te Eersel en Steensel
-
Jan Hendrik Molegraaf, predikant te Wydenisse
-
Petrus Geijsinus, predikant te Aarle-Beek en Lieshout
Hieruit werd Theodorus Ross gekozen, ‘overtuygt zijnde van
syne bequaamheid en rechtzinnigheid en leer en voorbeeldig in wandel’.
Aldus gedaan op 17 juni 1802.
Op 7 november is dominee T. Ross alhier in zijnen dienst
bevestigd geworden door zijn broer, dominee P. Ross, predikant te Rheden
in de classis van Ouwelande met de woorden van Paulus 1 Cor: ‘want de
liegde van Christus dwingt af’, waarop de bevestigde zyn plechtige
intrede deed met een leerreden over Rom. XIII 10 b: ‘..id dan de liefde
de vervulling der wet.’
In 1802 werd werd de predikant geweigerd om in Veghel te
komen preken, omdat er te veel over zijn gezin geroddeld werd:
Door de
kerkenraad van Veghel en Erp is op 21 januari 1802 besloten om de
volgende brief te schrijven aan C. Van Nimwegen, predikant van Zon: wij
laten u weten ‘dat wij Uw Eerwaarde ontslaan om den predikdienst
aanstaande zondag en in het vervolg alhier te komen waarneemen, om
reedenen dat de gemeente (om de gevallen die er in Uw huijsgezin
exteeren en die hier al te veel bekent zyn) door Uw Eeraarde niet kan
gestigt worden.’
Op 11 mei 1803 werd een nieuwe ouderling gekozen in plaats
van wijlen den Wel Edele heer Pieter de Jong, erfsecretaris van Vegchel,
en een nieuwe diaken in plaats van Antonius Kuipers, van hier met een
kerkelijke attestatie naar Dinther vertrokken. En heeft de vergadering
eenstemmig besloten uit hoofde van gebrek aan bevoegde stoff te Vegchel
in plaatse van den overledenen heer de Jong tot ouderling te benomen
deszelven broeder den Wel Edele Heer Benjamin de Jong, heer van Beek en
Donk en erfsecretaris te Erp, en tot diaken in plaats van de heer A.
Kuipers de Wel Edele heer Kamp, lidmaat bij deze gemeente en wonende te
Veghel.
Kerkevergadering van 20 november 1803.
-
De kerkeraaad vergadert over gebroken ruiten en er zijn stenen en stukken
glas op de grond gevonden.
De gereformeerde kerkgemeente Veghel werd in 1805 uitgebreid
met Beek en Lieshout.
Antwoord op vragen op
6 november 1805 van het
gedeputeerd bestuur van Braband ter beandwoording voorgesteld aan den
kerkenraad der gereformeerde gemeente van Vegchel, Erp, Beek en
Lieshout:
-
De
gereformeerde gemeente in de vier verenigde plaatsen bestaat uit 83
leden, waaronder 47 ledematen
-
1
predicant word bij vier vereenigde plaatsen gevonden
-
Het
tractament van den predicant bedraagd
o
Voor
de hoofdplaats 500-0-0
o
Voor
de combinatie Erp op 350-0-0
o
Voor
de combinatie Beek en Donk en Lieshout 200-0-0
-
Emolumenten:
o
Huishuur 60-0-0
o
Klassikaal 40-0-0
-
Wat
de pastorij aangaat: de pastorij moest naar de wetten van den lande door
de predicant bewoond worden voor de gewone huishuur van f 60,--, die het
land betaalt. Dan het gemeentebestuur der hoofdplaats zich aan die
wetten niet meer gehouden achtende heeft de inwooning van den predicant
op geene andere wijze willen toestaan dan volgens een gemaakte huurceel
voor 6 jaaren met drie jaren optie en met de verhoging der gewone
huishuur met f 20-0-0
-
De
predikant heeft verleden jaare de kerkvisitatie wel gedaan. Dan de
daartoe staande onzuivere gewoone 31-5-0 na alle aangewende moeitens nog
niet kunnen bekoomen
-
Accademie, school en andere kindergelden etcetera zijn hier onbekend
Fondsen en goederen waar uit betaald
worden:
-
Het
tractament klassikaal en huishuur worden betaald op het kantoor der
geestelijke goederen van Peelland in ’s Bosch
-
De
pastorij behoort aan de dorps gemeente of de hoofdplaats Veghel, echter
is de combinatieplaats Erp in deze geïnteresseerd voor de somme van f
1.000, die zij bij de herbouwing opgeschoten heeft
-
De
fondsen der visitatie gelden zijn thans in de war, althans de predicant
heeft op het kantoor der domeinen van den rentmeester Martini te ’s
Bosch de gewone f 125-0-0 voor de vier ordinaire gedep. niet kunnen
bekomen, alhoewel hij door een gunstige resolutie van het departementaal
bestuur van Brabant op zijn request ontvangen tot den ontfangst dier
penningen op hetzelde comptoir verwezen was. Andermaal zich om
voorzieninge bij hetzelfde departementaal bestuur van Braband vervoegd
hebbende, heeft hij geen appointement tot dato dezes bekomen.
-
Geen
fondsen voor academie gelden, schoolgelden, kindergelden, etcetera.
Kerkelijke ambtenaren en bedienden:
-
Op de
hoofdplaats Veghel ontberen wij tot groot omgeriefte van kerkenraat en
gemeente een gesalarieerden koster, voorlezer en vloorzanger, alzoo het
tractament en verdere emolumenten daar toe staande aan onzen voormalige
koster, voorlezer en voorzanger bij dezelve afzetting als schoolmeester
ontnomen, en aan een roomsch man, die hem in den voornoemde post
gesuccedeerd is, gegeeven zijn
-
Op de
combinatie Erp is de oude koster, schoolmeester de voorzanger gelukkig
blijven fungeeren
-
Op de
andere combinatie van Beek en Donk en Lieshout is de germeente ook van
een koster en voorlezer voorzien
Tractamenten en emolumenten:
-
Daar
de voormalig Raad van Staaten de posten van koster, voorlezer en
schoolmeester onverdeeld op één persoon verenigden op een tractament van
f 200-0-0 en de verdere plaatselijke voordeelen onder de namen van
corporeel, lijkgelden bekend, volgende hier in waarschijnlijk de positie
der roomsche tijden voor de reformatie tyden waarin deeze vereenigde
posten door den zogenaamde capellaan bekleed werden, is het moeilijk
te bepaalen wat zodanig een persoon uit het tractament van f
200-0-0 voor koster en voorlezer competeerde. Er zijn echter voorbeelden
waarin een schijding te pas kwam, het kosterambt op f 100 bepaald is.
-
De
gereformeerde koster, vooranger en schoolmeester te Erp geniet voor de
waarneming deezer posten
o
Aan
tractament f 200-0-0
o
Aan
corporeel 36-0-0
o
Voor
het recht van begraaven en doodgelden
§
Van
een groot lijk 0-7-0
§
Van
een klijn 0-3-8
§
Voor
de lijken der armen jaarlijks 1-5-0
o
Nog
volgens zijne oude acte 43-0-0 in plaats van paascheieren ende nieuwe
jaars gelden, en 18 vaten rogge voor het leeren der arme kinderen,
evenwel de emolumenten door het gemeente bestuur der plaats bij
resolutie van 1-5-1798 eigendunkelijk ingetrokken zijn zonder vergoeding
-
De
koster en voorlezer van Lieshout moet de predicant uit zijn tractament
voor die combinatie zelf voldoen volgens resolutie van het
departementaal bestuur
Fondsen en goederen waaruit betaald
worden:
-
Het
tractament van f 200-0-0 word aan de kosters, voorzangers en
schoolmeesters voor dese drie te zame gesmolten posten betaald op het
geestelijk kantoor van Peelland in ’s Bosch
-
Het
corporeel word betaald aan den koster uit dorpskas
-
De
lijkgelden aan hem door particulieren
-
Al
wat arme kinderen om te leren ende voor de lijken der arme gegeven wordt
komt uit arme fonds der respective plaatsen
-
NB.
Alle drie fondsen zijn voor den koster en voorzanger der gereformeerde
gemeente op de hoofdplaats Veghel bij derzelver afzetting als
schoolmeester voor hem gesloten
Emerite predicanten, predicants weduwen
en gepensioneerde bedienden:
-
Daar
wordt voor deeze gemeente een predicants wedue gevonden, woonende elders
-
Ook
een gequalificeert schoolmeester in den jaare 1795 van zijn post ontzet
en bij resolutie van het departementaal bestuur van 10-3-1803 met een
gratificatie tegemoet gekoomen.
Tractamenten en inkomstens:
-
Het
tractament van de predikants weduwe is f 100-0-0
-
De
gratificatie van den afgestelde schoolmeester beloopt insgelijks f
100-0-0
Fondsen en goederen waaruit betaald
worden:
-
En
worden beide betaald op het geestelyk kantoor van Peelland geëtabliseerd
in ‘s Bosch
Op 16 october 1808 is tot ouderling verkozen in plaats van
de heer Benjamin de Jong,
bij gebrek aan stoff te Veghel de heer Kleijn, sergeant op pensioen,
wonende te Erp.
Op 16 oktober 1808 is door de kerkenraad overwogen een
brief van 14 oktober 1808 van het gemeentebestuur aan de predikant, dat
het gemeentebestuur voornemens was de pastorie openbaar te verhuren,
tenzij de predikant binnen 14 dagen een nieuw contract aanging. Als het
gemeentebestuur weer 80 gulden gaat vragen in plaats van de gewone 60
gulden, zal de kerkenraad ter voorkominge van verdere onaangenaamheden
de toelage van 20 gulden als in de gapasseerde 5 jaren bijdragen.
Tijdens de ambtsperiode van Theodorus Ross ging de oude
kerk terug naar de katholieken, en bouwden de gerformeerden een nieuw
kerkje. Op 1 januari 1823 ging dominee Ross met emiraat.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||