De Kerkmeesters en de kerkrekeningen

Martien van Asseldonk

2 juli 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

Van eigenkerk naar parochiekerk

 

De kerken in de Meierij werden als zogeheten eigenkerken gesticht door machtige lieden met zeggenschap over mensen, grond en productiemiddelen. In de elfde en twaalfde eeuw had (de rechtsopvolger van) de kerkstichter de beschikking over de kerk, waaronder de inkomsten van de tienden en het recht om een geestelijke voor te dragen voor de zielzorg. Als voorbeeld uit de Meierij kan een oorkonde uit 1192 dienen. Gijsbrecht, heer van Tilburg en zijn moeder vrouw Alaysa brachten in dat jaar de lieden wonende op hun allodium Helvoirt onder de kerk van Oosttilburg op voorwaarde dat, wanneer op dit allodium een kapel zou worden gebouwd, de pastoor van Oosttilburg of zijn coadiutor of vicaris daar zou celebreren en daarvoor een derde van de tiende van Helvoirt zou genieten. Hier is nog sprake van een domaniale context, waarin de kerk en de tienden van de heer waren en de onderdanen van de grondheer van die kerk gebruik maakten. De kosten voor het beheer en onderhoud van de kerk werden vermoedelijk voornamelijk gedragen door de heer.

Ruim twee eeuwen later probeerden de inwoners van Someren, die toen een langdurig conflict hadden met inwoners van Sterksel over het gebruik van gemene gronden, de inwoners van Sterksel kerkgang op Someren op te leggen. De officiaal van Luik, president van het gerechtshof van de bisschop, bepaalde in 1398 dat de inwoners van Sterksel niet tot de parochie Someren behoorden en niet gedwongen konden worden in een bepaalde parochie naar de kerk te gaan, maar daarin een vrije keuze konden maken. De samenleving was sedert 1192 veranderd. Vanaf de dertiende eeuw stonden de kerkelijke bezittingen onder beheer van de parochiegemeenschap. Het is mogelijk dat de verschuiving van het beheer van de kerk van de heren naar de parochiegemeenschappen samenhangt met het verminderen van het belang van de horigheid. In dit verband is het opmerkelijk dat in deel I van het Oorkondenboek van Noord-Brabant de termen ‘parochie’ en ‘parochianen’ pas vanaf 1256 vermeld worden. Parochianen of ‘lieden van de parochie X’ worden in de oorkonden pas vermeld vanaf 1281. De eerste directe aanwijzing voor betrokkenheid van parochianen bij het beheer van kerkelijke goederen in de Meierij dateert van 24 juli 1307.

 

 

De Kerkmeesters

 

Voor het beheer van de kerkelijke bezittingen werden kerkmeesters (provisores fabricae) aangesteld. De eerste vermelding van kerkmeesters in de Meierij betreft die van de kerkfabriek van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch in 1295. In de tweede helft van de veertiende eeuw en later blijken in een groot aantal parochies in de Meierij twee kerkmeesters te functioneren. De oudste vermelding van kerkmeesters in Veghel dateert uit 1369 (stichtingsacte van de Tafel van de Heilige Geest), terwijl we namen van kerkmeesters kennen vanaf 1378.

 

 

Periode van de rekeningen

 

In de loop der eeuwen waren aan de kerk van Veghel enkele landerijen, en een aantal jaarlijks te betalen erfcijnzen en erfpachten geschonken. De kerkmeesters hadden tot taak die landerijen te verpachten, de erfcijnsen en erfpachten te ontvangen en met de opbrengst het kerkbezit, waaronder met name de kerkgebouw te onderhouden, en andere betalingen te doen namens de kerk.

 

De kerkrekeningen liepen meestal over 2 of 3 jaren, kortere of langere perioden kwamen ook wel voor. Het begin en einde van deze perioden zijn over het algemeen bekend vanaf 1655; vanaf dat jaar zijn de rekeningen van de Veghelse kerkmeesters bewaard gebleven. Het aantal jaren is een benadering, want vaste begin- en einddatums voor de kerkrekeningen waren er niet. Uit deze rekeningen en de resolutieboeken kennen we de volgende lengte van de piode waarover de kerkrekeningen gaan:

 

 

Jaartallen

 

Aantal rekeningen

Aantal jaren van de kerkrekening

1654-1656

1

2

1657-1660

1

3

1661

1

1

1661-1670

3

3

1670-1674

1

4

1674

1

1

1675-1681

2

3

1681-1686

1

5

1686-1689

1

3

1689-1697

2

4

1697-1703

2

3

1703-1707

1

4

1707-1721

7

2

1721-1724

1

3

1724-1730

3

2

1730-1731

1

1

1731-1733

1

2

1733-1741

2

4

1741-1744

1

3

1744-1746

1

2

1746-1805

20

3

1806-1810

1

5

 

 

De lengte van de kerkrekeningen geven tot aan 1746 een wat rommelig beeld. Pas vanaf 1746 tot aan 1805 wordt er vastgehouden aan een regelmatige periode van 3 jaren. Die periode was overigens al in 1734 afgesproken geweest, volgens de volgende notitie in het resolutieboek:

 

Op mondelinge propositie van de stadhouder is op 5-5-1734 goedgevonden dat kerkmeesters en armmeesters in de toekomst zullen worden aangsteld elke drie jaren en dat de rekening van hen na verloop van de drie jaren op 16 maart zal geschieden, tenzij dat die dag op een zondag valt, dan de dag erna.

 

Aan de datum van 16 maart werd niet strict de hand gehouden. Wel werden de rekeningen vanaf 1737 in de regel in de maanden maart-mei gesloten, eerder was dat meer over het jaar verspreid (zie de eerste kolom van de volgende tabel).

 

 

Het sluiten van de rekeningen

 

In de volgende tabel is samengevat wie er bij het sluiten van de kerkrekenignen aanwezig was:

 

 

Datum sluiting van de rekening

Stadhouder

Dominee

Aantal schepenen

Secretaris

 

30-10-1658

 

X

3

X

21-9-1660

X

X

2

X

17-4-1663

X

X

2

X

9-4-1665

X

X

2

X

28-11-1670

 

X

2

X

14-11-1678

 

X

2

X

22-12-1681

 

X

2

X

11-2-1686

 

X

1

X

11-11-1689

 

X

1

X

8-7-1693

X

 

5

X

18-10-1697

X

 

2

X

16-11-1707

X

X

2

X

10-10-1709

X

X

2

X

3-9-1711

X

X

2

X

18-11-1713

X

 

2

X

18-7-1715

X

X

3

X

8-5-1717

X

 

3

X

28-7-1719

X

 

3

X

23-10-1721

 

 

7

X

30-5-1724

X

X

3

X

3-6-1726

 

 

5

X

10-3-1728

X

X

2

X

28-1-1730

X

 

3

X

27-11-1731

X

X

2

X

30-11-1733

X

X

5

X

17-5-1737

X

X

2

X

6-3-1741

 

X

5

X

1-6-1744

X

 

4

X

7-5-1746

X

X

4

X

3-7-1749

X

X

2

X

13-5-1752

X

X

5

X

17-3-1755

X

X

3

X

8-3-1758

X

X

2

X

27-5-1761

X

X

3

X

14-5-1764

X

X

7

X

25-3-1767

X

X

4

X

26-4-1770

X

 

7

X

12-5-1773

X

X

6

X

23-4-1776

X

 

7

X

26-4-1779

X

X

5

X

2-5-1782

X

 

4

X

17-5-1785

X

 

7

X

17-4-1788

X

X

3

X

14-4-1791

X

 

3

X

8-4-1794

X

 

2

X

26-4-1797

 

 

4

X

7-7-1800

X

 

2

X

2-9-1803

X

 

4

X

31-12-1808

 

 

5

X

 

 

De officier (de stadhouder, vanaf de rekening gesloten in 1803 de schout-civiel) was in 38 van de 49 gevallen hoofdelijk aanwezig. Indien hij afwezig was, trad de president-schepen in zijn plaats als officier op. Enkele keren wordt dat expliciet vermeld:

 

-        Op 23-10-1721: M. Kilsdonck als gecommitteerde vant officie ende presendent

-        Op 3-6-1726: M. Kilsdonck, president en als gecommitteerde vant officie

 

De dominees waren lang niet altijd aanwezig bij de rekeningen. De ene dominee was er wat vaker bij dan de andere.

 

 

Dominee in de jaren:

Namen van de dominees:

Aanwezigheid

Aanwezigheid

1651-1683

Dominee Johannes van Broeckhuijsen

 

7 van de 7

100 %

1683-1700

Dominee Henricus van Schaerdenburch

 

2 van de 4

50 %

1700-1727

Dominee Cornelis Craijenhof

 

5 van de 9

56 %

1727-1765

Dominee Petrus Godefridus Josselin

 

12 van de 14

86 %

1765-1771

Dominee Petrus Molengraaf

 

1 van de 2

50 %

1771-1801

Dominee Hendrikus Engelbertus Kuijpers

 

3 van de 10

30 %

1802-1823

Dominee Theodorus Ross

 

0 van de 2

0 %

 

 

De ene dominee zal wat betreft het sluiten van de kerkrekeningen wat ijveriger geweest zijn dan de andere. Met name dominee Broeckhuijsen en dominee Josselin namen deze taak kennelijk serieus. Daarnaast kunnen ook externe factoren een rol gespeeld hebben.

 

De kerkmeesters waren ontgetwijfeld aanwezig bij het sluiten van de kerkrekeningen.  Zij legden immers verantwoording af. Als zodanig tekenden zij tot 1773 niet voor accoord. In de rekeningen gesloten vanaf 1776 tekende kerkmeester Philip van Veghel wel voor accoord. Men kan dat interpreteren als dat hij accoord ging met de voorgestelde qijzingen.

 

Bij het sluiten van de kerkrekeningen was ook altijd een secretaris aanwezig, vanwege het schrijfwerk dat er bij het sluiten van de rekening gedaan moest worden. In de meeste gevallen ondertekende de secretaris ook mee de rekening. Als zijn handtekening ontbreekt, dan moet hij toch aanwezig geweest zijn.

 

Twee keer werd de kerkrekening enige tijd na het sluiten nog door anderen gevisteerd:

 

-        Gevisiteert den 9-6-1725 door B. G. Wolde, Cl. A. T de Wit, J. A. Martinet

-        Gevisiteert bij ons ondergeschreven als gelaste van de classis van Peel en Kempeland den 6-6-1730, P.G. Josselin, Johannes Neomagus

 

 

Waar de kerkrekeningen gesloten werden

 

Aanvankelijk werden de kerkrekeningen in de herberg gesloten. De rekening gesloten op 14-11-1678 vermeldt bijvoorbeeld:

 

-        Aan vrou van der Hagen voor verteringe bij het afleggen van de eed van de kerkmeester, 1-5-0

-        Aan vrou van der Hagen in het doen van de rekening van Aalbert Sterckman, 0-8-0

-        Aan vrou van der Hagen voor vuur en int doen deser reeckening, 1-16-0

 

En de rekening gesloten op 16-11-1707:

 

-        Int doen deser reeckeninge bij de heeren auditeuren en rendanten in vuur en licht, spijs en dranck geconsumeert 5-0-0

 

De onkosten  voor de verteringen bedroegen meestal 4 tot 5 gulden, soms ook meer, en vanaf 1711 steeds 4 gulden. In de rekening gesloten op 18-7-1715 staat haast verontschuldigend:

 

-        Geconsumeert vuur en licht mitsgaders een wijnig verteeringe, 4-0-0

 

En in de rekening gesloten op 8-5-1717:

 

-        Item is in het optellen ende passeren deser reeckeninge in vuijt mitsgaders een weijnigh vertering geconsumeert (geen bedrag ingevuld)

In marge: en is niet voor verteeringh gevalideert ende is desen post vergeten

 

In de volgende rekening gesloten op 28-7-1719 wordt deze uitgave voor de laatste keer goedgekeurd. In de rekening van 23-10-1721 staan de uitgave wel vermeld, maar de post werd geroijeerd, dus afgekeurd. Vanaf toen, te beginnen met de rekening gesloten op 30-5-1724, kwam men ’ter raatcamere’ bijeen om de kerkrekeningen af te horen. Daar viel niets te verteren.

 

 

De verdiensten van de auditeuren

 

De dominees kregen geen vergoeding voor hun aanwezigheid bij het afhoren van de kerkrekeningen.

 

In de kerkrekening gesloten op 16-11-1707 komt voor het eerste een vergoeding aan de officier voor:

-        Den heer officier comt voor het overstaen en teeckenen deser reeckeningh met vacatie en waegenvragt, 5-0-0

 

In de volgende rekening gesloten op 10-10-1709 komt deze uitgave terug. In de rekening gesloten op 3-9-1711 is het bedrag verdubbeld:

-        Compt den heere officiere voor het overstaen ende teeckenen deser reeckening, 5-0-0

-        Noch denselven voor expresse vacatie en paersvracht, 5-0-0

 

Dit dubbele bedrag wordt ook in de drie volgende rekeningen gesloten in 1713, 1715 en 1717 betaald. Daarna was het weer steeds 5 gulden.

 

Vanaf de rekening gesloten op 3-6-1725 kregen ook de schepenen een vergoeding:

-        Heeren schepenen voor haere vacatie off verteeringe ider 0-10-0, beloopt van de schepenen 1-0-0

 

Hoewel de rekening schrijft dat de schepenen ieder 10 stuivers kregen, kregen ze niet per persoon betaald, maar voor alle schepenen samen steeds 1 gulden, ongeacht goeveel schepenen er bij het sluiten van de kerkrekeningen aanwezig waren. Vanaf de rekening geslopten op 2-5-1783 was dat 1 gulden en 10 stuivers.

 

 

De verdiensten van de kerkmeesters

 

Het kerkmeesterschap was aanvankelijk een onbezoldigde functie. Men diende daar de gemeenschap mee. Als er een beloning was, dan was die immaterieel; de functie kan het aanzien van de betreffende personen in de gemeenschap vergroot hebben.


Vanaf de oudt bewaard gebleven rekening over de jaren 1655-1656 worden uitgeven vermeld voor ‘
de kerckmeester voor hare moyten’. De regerende kerkmeester kreeg tot aan 1719 3 gulden per jaar en zijn adjunct 2 gulden en 10 stuivers. In 1719 werd het bedrag verlaagd tot samen 3 gulden per jaar voor ‘haere administratie’. Hoe dat bedrag over de twee kerkmeesters verdeeld werd, vermelden de bronnen niet. Toen het aantal kerkmeesters in 1743 teruggebracht werd van twee naar één, bleef die ene kerkmeester 3 gulden per jaar beuren.

 

 

De verdiensten van andere functionarissen

 

Ook andere functionarissen kregen betaald voor diensten verleend voor de administratie van de kerkgoederen, met name de secretaris en de vorster.

 

De secretaris:

 

Aanvankelijk werd de secretaris per dienst betaald, bijvoorbeeld in de rekening gesloten op 21-9-1660 wordt aan de secretaris betaald:

-        Voor het protocol eens laeten naesoecken 0-12-0, een request aen de dinghbanck ingegeven 0-2-0, een copie van joncker Broeckhoven testament laeten schrijven 0-9-0, laeten copieren eenen kercken brief 0-15-0, samen 1-18-0

 

Vanaf de rekening van 28-11-1670 kreeg de secretaris telkens betaald voor het schrijven van de rekening, van een copie en de zegels, en het schrijven van het collecteboek voor het registreren van de inkomsten. Aanvankelijk varieerden die bedragen. Vanaf 1697 tot 1724 komen telkens dezelfde standaardbedragen voor:

 

-        Aen den decretaris voor het opstellen, schrijven ende apostilleren deser reeckeninge, 6-0-0

-        Voor het duplicaet, 3-12-0

-        Voor de zegels voor het duplicaet, 1-17-0

-        Voor het schrijven van het beurboeck voor wee jaren, 3-12-0

 

Volgens een resolutie van de Staten Generaal van 20-9-1724 kreeg de secretaris voortaan 7 gulden en 10 stuivers per jaar van de kerk. Daar kwam nog een aantal jaren per rekening 1-12-0 bij voor uitgaven voor zegels het copie en papier (in latere rekeningen varieert dit bedrag).

 

 

De vorster


Ook de vorster werd aanvankelijk per dienst betaald, het ging dan in vooral om publicaties en aanmaningen om te betalen en het beslag leggen op de goederen van wanbetalers. Enkele voorbeelden:

 

-        30-10-1658: Noch den vorster Hendrick Denissen van ijet voir de kerck te publiceren, gegeven 0-1-0

-        21-9-1660: Item 4 mael den vorster doen afkondigen het betael van de kerckschulden, eens een arrest doen op ’t geldt van Jan Aert Boukens erfgenamen, ende eens de achterstallige doen sommeren, alles betaelt met 1-8-0

 

Er zijn twee declaraties van vorster Harmen Bijmans aan de kerkmeesters uit de periode 1698-1703 bewaard gebleven. Behalve voor zijn eigen verleende diensten kreeg hij ook vergoed voor andere uitgave namens de kerk gedaan.

 

Declaratie 1:

-        Tussen 20 en 30 october 1698 ingevolge de afgegeven leijsten verscheijden sommatien gedaen, 1-4-0

-        In september 1699 verscheijden malen gepubliceert als dat aan het kerckboeck soude comen betaelen op pene van executie, 0-6-0

-        Aen Jan Ariens van de Sande betaeelt voor nagels en sackbant tot de kerck aen den leijdecker encde den timmerman die de bancken in de kerck gerepareert heeft, 0-15-8

-        Op 1-12-1699 heeft den soon van Hendrick Jan Welten, metselaar, 3 ½ dag, ende des selfs broeder als oeperman 10 dagen in de kerck gewerckt en de doode graven ende vloeren opgemaeckt, 2-15-0

-        Aan den timmerman voor een dag arbeijtsloon vant repareeren der bancken in de kerck 0-8-0

-        Deselve voor kost en dranck, 0-10-0

-        Aan de boden voor het medebrengen van de wijn voor het avondmaal, 0-4-0

-        Op 1-10-1700 heeft den timmerman Antonij Daendels doen het accoort van de bancken in de kerck bestel worden ende met de heer Boor als kerckmeester ’t selve accoort maecken ende doen gemelde timmerman sijn gelt onvong isser tesamen verteert 1-8-0

-        Den 12-8-1700 ende den 25-8-1700 twee half tonnen bier volgens het accoort aen de timmerluijden in de kerck gelevert ende verschooten, 5-0-0

-        Den 17-8-1700 aen de poort ten Bos van 6 wageschotte afgehaelde plancken tot de kerck aen toll verschooten, 0-5-8

-        Aen de gardeijn ringen, lint, stoff en van vragt t’huijs te brengen te saemen, 0-13-0

-        Den 22-8-1700 gepubliceert dat een ider aen de kerck geldende souden comen beaelen op piene van executie, 0-2-0

-        Den 9 september aen Jan Gerrit Jan Goossens verschoten ende betaelt voor het toemaecken vant graft van dominee Schaerdenburgs dogter, 0-5-8

-        Betaelt ende verschooten aan Gallon tot den omloop van den predickstoel en nagels, 0-18-0

-        Verschooten aen catoenlint aen de gardeijnen ende garen om te naeijen, 0-19-0

-        Betaelt ende verschooten voor oolij verff, schuijm van goudt ende leijm tot de stoelle in de kerck te samen 1-4-8

-        Den 17 october  1700 door ordre van de heer Boor als kerckmeester de kerckreeken geleijt ende gepubliceert om gedaen te worden op donderdag den 21en dito, 0-6-0

 

Declaratie 2:

-        Op 24-10-1700 op meer sondagen naer het sluijten van de laasten reeckening in de voorleden weeck gedaen, verscheijde publicatien en aanmaeninge van betaelinge Aen de kerckboecken te comen doen. Gepubliceert, 0-6-0

-        Den 25 october 1701 een blat van een gescript deel gekogt, en verschooten tot een sith ende voetebanck in de kerck met de nagels, oock her leeg maecken van de platte ongerugde bancken, soo aan eenen dag arbeijts loon, kost en dranck aen den timmerman gegeven, teamen, 1-10-0

-        Den 21 december 1701 door Van Orten den weijn tot het avontmael van Den Bos mede laten brengen, aen hem gegeven ende versschooten, 0-4-0

-        Van den eersten maert tot den maent van april 1702 volgens de afgegeven leijsten verscheijde sommatien en renovatien tot betaeinge van de renten aen de kerck ende zalaris daer op ontfangen, uijtgenomen verfscheijden daer onder sijnde, dan de heer Jacob Boor in qualiteijt als kerckmeester over hem heeft genomen, ende aen mijn die in reeckeninge soude valideren, beoopende te samen, 1-4-0

-        Den 16 september gepubliceert van aen de kerck te comen betaelen, 0-2-0

-        Item in den jaere 1703 verscheijde sommatien voor de kerck gedaen tot 12 incluijs, 1-4-0

-        De kerck reeckening tot twee reijse gepubliceert, 0-12-0

-        Beloopt 5-2-0

 

Soms werd er betaald aan de ondervorster, die de vorster in zijn werk bijstond:

 

-        18-11-1713: Aen Jan Eijmberts, ondervorster, bij specificatie, 0-18-0

-        8-5-1717: Aen Jan Eijmberts voor aenmaeningen gedaen, 1-0-0

 

In de rekening gesloten op 28-7-1719 staat geschreven:

 

-        De vorster volgens specificate, 2-16-0

-        In marge: in toecomende jaarlycx voor alle diensten doet oft onbedagt tot tractament eens jaarlycx eene gulden 11 stuijvers 8 penningen

 

Hierna staat in de kerkrekeningen vanaf 1721 tot aan 1756 steeds het jaarlijkse tractament van 0-11-8 aan de vorster namens de kerk vermeld. In 1756 kreeg de vorster voortaan een jaarlijks tractament uit de dorpskas, waarbij afgesproken werd dat hij niets meer ten laste van de armentafel en kerk mag declareren. De rekening gesloten op 8-3-1758 vermeldt:

 

Aan den vorster voor allent geene in qualiteyt als vorster voor de kerk comt te doen en voort aanmaanen der debiteuren sonder iets verders te mogen declareeren jaarlijx 1-11-8, dog vermits by Haar Hoog Mogenden resolutie van den 27 october 1756 niet meer als ’t jaar 1756 tot laste van arme en kerck vermag te declareeren, alsoo het tractament daarbij toegelegt is spreekende, dus dan maar alhier het jaar 1755 ende 1756, 3-3-0

 

Hierna ontbreken de uitgaven aan de vorster.

 

Enkele keren worden boden vermeld. Ze werden vaak ingeschakeld om wijn uit Den Bosch mee te brengen voor het H. Avondmaal. Enkele andere voorbeelden uit de rekening van 1655-1656:

-        Voor eerst eenen bode gesonden na Anthoni van Meurs om bij sijn reekeninge te comen, dien gegeven 0-6-0

-        Noch eenen bode gesonden na Zondvelt bij Peter Petersen, gegeven, 0-2-0

 

 

 

De betalingen aan de koster-schoolmeester


In de oudst bewaard gebleven kerkrekening van 1655-1656 krijgt de koster-schoolmeester 14 gulden per jaar betaald voor het ‘clockstellen’, met nog 1-4-0 voor
‘die olije die hij in twee jaeren aen t cleijn uerwerck versmeert heefft’. Deze betalingen gaan tot 1686 door, vanaf 1670 werd er ook aan de koster-schoolmeester betaald voor bezems. In1655-1656 werd er nog aan Jan Geerlinghs betaald voor bezems en het vegen van de kerk. Vanaf minstens 1670 was dat een van de taken van de koster-schoolmeester.

 

Omdat de verschillende bedragen in de rekeningen vaak opgeteld zijn, is niet altijd duidelijk hoeveel voor dit en hoeveel voor dat was. In 1686 was zijn jaarlijkse vergoeding voor het onderhoud van het uurwerk nog 14 gulden. Volgens enkele bewaard gebleven specificaties was dat in 1698 inmiddels 16 gulden geworden.

 

-        Schoolmeester J. Bel 16-0-0 voor jaarlijks tractament en uitgaven tot aan 24-12-1698 voor wittebroodt 0-16-0, aen beeseme 0-12-8, samen 17-8-8

-        Schoolmeester J. Bel 16-0-0 voor jaarlijks tractament en uitgaven tot aan 24-12-1699 voor drie keer wittebroodt voor het H. Avondmaal, samen 17-4-8

-        Schoolmeester J. Bel voor het jaerlycx tractament per 24-9-1700 en verschooten aen wittebroot, 17-8-8

-        Bekenne ick ondergeschreven schoolmeeste ende coster tot Vechel ontfangen te hebben uijt handen van den heer Jacob Boor als kerckmeester alhier de somme van 16 guldens wegens een jaer tractament ende schoonmaecken vant taffelgoet tot het bedienen H. Avontmael. Item noch verschooten aen wittebroot in vier reijse 16 stuijvers. Item aen beesemen 12 stuijvers 8 penningen, verscheenen den 24-12-1703

 

Zijn tractement was toen niet nader gespecificeerd dan voor het ‘schoonmaecken vant taffelgoet tot het bedienen H. Avontmael’. Volgens een bewaard gebleven rekening van een diaken van de gereformeerde kerk van Veghel kwamen de gereformeerden elke zondag bij elkaar in de kerk om een kerkdienst te vieren en naar de preek van de dominee te luisteren. In de winter was er ook op woensdag een kerkdienst. Daarnaast erd vier keer per jaar in de kerk een Heilig Avondmaal gehouden, waarbij spaansij wijn werd gedronken en wittebrood werd gegeten.

 

In de kerkrekening van 18-11-1713 worden door de auditeuren vraagtekens gezet bij het tractement van de schoolmeester:

 

-        Aen meester Jan Bel sijn jaerlijcx tractement wegens de kercke, 16-12-8

-        In marge: bij quitantie, dan den vogende rendanten moet dese niet betaelen, ten sij blijcke waeruijt dit tractement sijn oorspronck heeft

 

Kennelijk kon de koster-schoolmeester deze declaratie rechtvaardigen want de rekening van 18-7-1715 vermeldt weer:

 

-        Aen meester Jan Bel sijn jaerlijcx tractament voor het bedienen vant H. Avontmael ende 12 stijvers acht penningen aen besemen, 16-12-8

 

De rechtvaardiging voor het tractement was toen al enige tijd verschoven van het smeren van het uurwerk tot het helpen bij het Heilig Avondmaal. Dat is begrijpelijk, want voor het smeren van de klok kreeg de koster-schoolmeester ook al drie gulden betaald vanuit de dorpskas. Hij werd dus door twee broodheren voor dezelfde klus betaald.

 

In de rekening van 30 mei 1724 worden er daarom opnieuw vraagtekens geplaats bij het tractement van de schoolmeester.

-        Meester Bel pretendeert voor twee jaren tractamen als van outs jaarlijcx 16-0-0, samen 32-0-0

-        In marge: de selve by den predikant onderrigt wesende dat dit tractament van alle oude tyden aen den schoolmeester uyt de kercke incomsten is betaelt was, consentere soo veel haar aangaet in de betalinge los van desen post ende die in uytgaaff lijdend.

-        Onder protestatie nogtans dat sulx begrepen mogt wesen onder sijn corporeel tractament off ..rijden weegens tegens eenige ordre oft reglemente .. elck sal werde ondersogt ’t selve weder te mogen repeteere op de schoolmeester die alhier present tselve verclaart te accepteeren. Schepenen sustineeren ongehouden ende persisteeren bij haar voorige appositlle ende daerom ordonneeren den kerckmeester niet te betalen.

 

Hierna was het gedaan met het tractament aan de schoolmeester uit de kerkkas. Wel kreeg hij nog elk jaar 12 ½ stuivers voor de aanschaf van bezems om de kerk te vegen. Met ingang van de rekening van 6-3-1741 verlaagd naar 12 stuivers per jaar. Dit bedrag werd tot aan 1810 aan hem betaald.

 

Een verklaring uit Veghel uit 1729 geeft onder andere de volgende inkomstenbronnen voor de koster-schoolmeester.

-        Het dorpsbestuur van Veghel betaalde de koster-schoolmeester 36 gulden per jaar voor diensten aan de gemeenschap, de zogenoemde ‘corporele diensten’, waaronder het luiden van de klok,

-        en voor olie en het smeren van de klokken nog eens drie gulden per jaar.

-        Uit de inkomsten van de kerk kreeg hij 12 stuivers per jaar voor ‘beesemen’ waarmee hij de kerk veegt.

 

 

Hoe lang de kerkmeesters aanbleven


De kerkmeesters de taken van hun voorgangers over het algemeen over bij het sluiten van de vorige rekening.

 

Net als bij de armmeesters was er een ‘regerende’(of hoofd-) kerkmeester, en een ‘gevoegde’of adjunct-kerkmeester, waarbij de adjunct in de volgende periode regerende kerkmeetser werd. We zien dat patroon bijvoorbeeld in 1583-1589, 1616-1618, 1623, 1653-1674.

 

Hierna wordt het patroon verbroken. Aelbert Sterckman blijft in 1674 als regerend kerkmeester in plaats van zijn fuctie over de dragen aan Geraert Pennings. In 1675 en 1678 worden telkend twee nieuwe kerkmeesters aangesteld. Jacob Boor schuift in 1681 door van gevoegd naar regerend kerkmeester, en krijgt Jan Everts als adjunct. Dit tweetal blijft drie kerkrekeningen achter elkaar in dienst, daarna blijft Boor tot aan zijn dood in 1707 regerend kerkmeester, terwij Jan Everts vervangen wordt door Goort Aert Goorts. Boor wordt opgevolgd door schoolmeester Jan Bel.

 

Tussen 1710 en 1719 is er weer het oude systeem van adjuncts die in de volgende kerkrekening regerend kerkmeester worden. Daarna wordt het systeem weer overboord gezet omdat Matijs Boermans tot aan zijn dood in 1727 regerend kerkmeester blijft. Hierna volgde men tot aan 1743 weer het oude systeem van doorschuivende adjuncts.

 

In 1743 wordt het aantal kerkmeesters teruggebracht van twee naar één, en bovendien blijft die kerkmeester voortaan voor een lange periode in dienst. Het waren:

 

-        1743-1761: Gerrit van Lieshout

-        1761-1773: Hendrik Dirx van Asseldonk

-        1773-1805: Philip van Veghel

-        1805 -1810 (en later): Symen Hurkmans

 

 

 

Aanstelling en beëdiging

 

De kerkmeesters van Veghel werden gekozen door de officier met de schepenen en werden beëdigd door de officier (veelal was dat de stadhouder van de kwartierschout).

 

Op 7-1-1682 legde Jan Everts zijn eed af als kerkmeester. Hij beloofde:

 

der kercken renthen, pachten en rechten neerstelijk te innen en te collecteren, de achterstallige pachten zoo veel doenlijk te doen betaelen, de reparatie aan de kerk met het gene daar van dependeert behoorlijk te doen doen, en alles te bevorderen het gene tot  dienste van de kerke en derselver incomen is streckende, zoals het een goed en eerlijk kerkmeester betaamt, en rekeing, bewijs en reliqua te doen, ende verbant van sijn persoon ende goederen hebbende en vercrijgende.

 

De eedt van de kerckmeesters luidde in 1699. Ick beloove ende sweere

 

-        dat ick de incomsten van de kercke naerstelyck sal ophaelen ende invorderen,

-        ende daer de nootsaeckelycke reparatie doen aen de kercke daer het meest vereijsschen sal

-        dat ik mij sal reguleren soo veel het doenlijk is naer de articulen en poincten die gemaeckt ende myn ter handen gestelt sijn raeckende de administratie van de kerckelijcke goederen

-        dat ik nae verloop van twee jaeren die ick activelijck sal hebben bedient van mijnen ontfanck ende uijtgaeve sal doen goede reeckeninge, bewijs et reliqua,

-        ende mij daerinne, ende in mijne geheele administratie sal gedraegen, soo als een vroom ende eerlijck kerckmeester toestaet en in oprechtigheijt ende trouwe behoort te doen onder verbant van mijn persoonen ende goederen, hebbende ende vercrijgende

 

 

Op 16 maart 1700 werd door de Staten-Generaal een reglement op het kerk- en armbestuur vastgesteld. Volgens het reglement mochten alleen capabele personen die konden lezen en schrijven, als kerkmeester aangesteld worden. In Veghel werd een instructie voor de kerkmeesters opgesteld waarbij naar artikelen in dit reglement verwezen werd.

 

-        De kerkmeesters sullen ten behoeve van de kerck geen penningen uijtsetten als op het corpus ende de gemeijnte van Vechel. Art. 13

-        Alle pagten en renten sullen ten langsten een halff jaer naar de verschyndagh  moeten worden ongemaant off andersints blyven tot laste van de kerckmeesters. Art. 14

-        De kerckmiddelen sullen alleen tot onderhout van de kerk oft fabrieq besteet worden met kennisse van den officier ende niet tot reparatie van de toore, klocken, uurwerck, horologie of schoolmeester. Art. 15, 16, 17 en 18

-        De kerckmeesters sullen niet meer moogen uijtgeven als haeren ontfangh bedraagt. Art. 24

-        Sullen alle drie jaeren moeten rekeningh doen en quitantie toonen van alle posten die in uijtgaaff meerder beloopen als eene gulden en tien stuijvers. Art. 27

-        De kerckmeesteren sullen de schulden van de kerck betaelen buijten executie kosten off andersints die koomen tot haere lasten. Art. 136

-        De kerke reckeningh, registers, quitantien en pampieren sullen in de kerke kist worden opgeslooten. Art. 38

 

 

Niet hoofdelijk verantwoordelijk

 

In de kerkrekeningen noteerden de kerkmeesters (net als de armmeesters) de werkelijke inkomsten, niet wat ze idealiter zouden moeten beuren als iedereen betaalde wat hij of zij moest betalen. Dat betekent dat ze niet hoofdelijk aansprakelijk waren als wanbetalers niet betaalden. In de kerkrekening van 1755-1758 komt een uitzonderlijk geval voor van een kerkmeester die wel voor een wanbetaling op dreigde te draaien, omdat hij dat bedrag al in de rekening had opgenomen en dus als het ware uit eigen zak had voorgeschoten.

 

Geerit van Lieshout, rendant (ofwel kerkmeester), na desen lange jaren herwaarts als kerkmeester de administratie gehadt hebbende telckens van drye tot drye jaaren daar van reeckeninge gedaan, daar in alles, als mede de jaarlijx huur penningen der verpagte goederen verantwoort, even off die hadde ontfangen (’t geene egter niet en was), dat om die te becomen alle devoiren heeft aangewent, dog vrugteloos zijnde zy pagters en borge tot de uytterste, soo wegens disasters en overstroming vant water tot armoede vervallen, soodanig dat van de publiecque aelmoessen is levende.

 

Het ging om eens chuld van Dielis Geerits op het Zondveld (met als borgen Jan Doncquers en Jan Jan Willems). De ‘auditeuren’ (dat waren degene die de rekening afhoorden), noteerden in de marge dat de kerkmeester deze schuld alsnog in diende te vorderen.

 

 

De kerkmeesters als vertegenwoordigers van de gemeenschap

 

Vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw traden kerkmeesters met andere functionarissen op in zaken die de kerk of het algemene belang aangingen, zoals het stichten van een vicariaat, altaar of wekelijkse mis, de verkoop van gemene gronden of het lenen van sommen geld voor de gemeenschap. Enkele voorbeelden:

 

 

Datum en plaats

Aanwezig

Doel

25-10-1532

Kerkhof

-        Schepenen

-        Gezworenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

 

Drie vertegenwoodigers van de inwoners hadden beloofd een erfcijns te betalen aan heer Robrecht van Erp. De vergadering besluit dat het dorp als geheel verantwoordelijk is voor deze belofte en niet aleen deze drie vertegenwoordigers.

 

24-11-1538

Kerkhof

-        Schepenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

Die inwoners worden gemachtigd om op 29-11-1538 met de ‘heeren en raet der stadt van sHertogenbossche’ te onderhandelen.

11-01-1541

Kerkhof

 

-        Schepenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

Vijf inwoners worden gemachtigd om percelen bij Eerde te verkopen om daarmee de onkosten te dekken van de twee processen tegen Hanricken Boeyens.

14-11-1542

 

-        Schepenen

-        Gezworenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

 

Twee inwoners worden gemachtigd samen met andere lieden uit de Meierij het ‘dorp’ te mogen belasten, om geld bijeen te brengen om daarmee ‘die knechten ende andere saecken den orloge aentreffende’ te betalen, volgens het accoord dat op 25 oktober laatstleden gesloten werd tussen voornoemde stad en haar Meyeren.

 

07-06-1544

-        Schepenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

 

Het afleggen van verklaringen over het gedrag van de Veghelse kapelaan Wouters Ghysbrechssoen vander Assdonck, die een relatie had met een getrouwde vrouw.

..-05-1551

-        Schepenen

-        Gezworenen

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

-        Een aantal geburen

 

Een procureur en een advocaat bij de Raad van Brabant en vier inwoners van Veghel worden gemachtigd om voor Veghel op te treden in de zaak voor de Raad van Brabant in Brussel betreffende het geschil met Uden over de rgens van de gemeint.

 

30-01-1655

-        Schepenen

-        Borgemeesters

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

 

Geven een jaarlijkse cijns van het corpus over aan Aert Leijten te Erp

01-08-1661

 

-        Schepenen

-        Borgemeesters

-        Kerkmeesters

-        Armmeesters

 

Machtigen joncker Jacob Albert Proningh om hun in naam in Den Haag bij de Raad van State te verzoeken om de ‘den buijck ende grooten clock aen de kerck tot Vechel’ te repareren, welke reparartie voorheen gebeurde uit de opbrengst van de tiende van de persoon

 

 

 

 

De namen van de kerkmeesters

 

In 1369 werd er in Veghel een tafel van de Heilige Geest, ofwel een armentafel opgericht. Toen werd bepaald dat de kerkmeesters tevens als armmeesters zouden fungeren. De mogelijkheid werd opengehouden om aparte armmeesters aan te stellen. In 1390 waren de kerkmeesters nog tevens armmeesters. In 1491-1492 waren er afzondelijke armmeesters naast de kerkmeesters. De gegevens zijn te fragmentarisch om nauwkeuriger vast te stellen sinds wanneer er aparte armmeesters waren. In de lijst met armmeesters zullen ook armmeesters van na 1390 nog wel enige tijd tevens kerkmeesters geweest zijn, maar onduidelijk is tot wanneer dat het geval is geweest. De volgende personen zijn kerkmeester geweest in Veghel:

 

 

 

Data van vermeldingen en perioden van de rekeningen:

Namen van kerkmeesters

Bronnen:

Vermeld op 11-1-1378

 

Aernd Vriezen

Willem Wauterssoen

 

Inv. nr. 881, fol. 118-118v

Vermeld op 4-4-1390

 

Wouter van den Rullen

Rutger van Berghelen

 

Inv. nr. 881, fol. 115v-117

 

Vermeld op 4-6-1407

 

Rodolphus genaamd van Buekelaer

 

Inv nr. 829, fol. 27v

Vermeld op 3-6-1437

 

Hanrick Joris

Inv nr. 829, fol. 39v

 

Vermeld in 1440-1441

 

Willem Henrick Arts

Rutger Henrix van der Ryt

 

BP-1211. fol. 217v

Vermeld op 19-6-1449

Gerit Janss van Summeraet

 

Inv nr. 829, fol. 55

Vermeld in 21-6-1491

Willem Gerit sGraets
Wouter Janss Donckers

 

BP-1261, fol. 441

Vermeld in 1492-1493

Heer Henrick van der Rullen

 

BP-1262, fol. 154v

Vermeld in 1495-1496

 

Joris Ghysbert Corstiaen

Wauter Jan Donckers

 

BP-1265, fol. 59v-60

 

Vermeld op 18-7-1512

Willem Gerit Graets

 

Inv nr. 829, fol. 54v

Vermeld op 24-5-1518

Jan Claeus Wautgerssoen

 

Inv nr. 829, fol. 21v

Vermeld op 3-6-1532, 30-8-1532, 24 en 25-10-1532, 4-2-1534, 30-1-1535 en 8-2-1535

 

Danelt, zoon van wijlen Danelt Goerts

Jan, zoon van wijlen Claeus Wautgers

 

R23, fol. 100, fol. 107v, fol. 198v,

Inv. nr. 829, fol. 4v, 8, 20, 32 en 70

Vermeld op 29-4-1537, 2-6-1537

 

Jan Claeus Wautgerssoen

Peter Hanrick Heymanssoen

 

R23, fol. 279v; inv. nr. 829, fol. 43

 

Vermeld op 26-4-1539

Vermeld op 20-7-1539

 

Jan zoon van wijlen Claeus Wautgerssoen

 

R24, fol. 6

inv. nr. 829, fol. 2v

 

Vermeld op 29-9-1540, 13-12-1540, 20-12-1540, 24-2-1541, 27-3-1541, 23-5-1541, 28-5-1541, 30-6-1541, 31-7-1541, 3-3-1542, 14-11-1542, 4-1-1544, 7-6-1544, 21-6-1544, 4-7-1544 en 5-7-1544

 

Jaspar Surmonts zoon van wijlen Jan

Peter zoon van wijlen Hanrick Heymanssoen

 

R24 fol. 261, 280, 284, R24, fol. 343,384, 477, 479. 481, 521, 600, 671,

671, 678, 679, inv. nr. 829, fol. 12, 13, 17, 18v, 19, 24, 25v, 43v. 46

Vermeld op 25-1-1547

 

Peter zoon van wijlen Hanrick Heymanssoen

 

R25, fol. 212

Vermeld op 31-5-1547

Vermeld op 21-9-1547

Vermeld op 20-1-1548

Vermeld op 12-3-1548

Vermeld op 28-12-1548

 

Willem Hanricx Houbraken

Hanrick Willem Roeverss van Eenquinckel

 

R25, fol. 266

R25, fol. 276

R25, fol. 283

R25, fol. 321

R25, fol. 368

Vermeld op 18-2-1549

 

Hanrick Willem Roeverss van Eenquinckel

 

R25, fol. 393

 

Vermeld op 31-10-1549

 

Jasper Surmonts, zoon van wijlen Jan

Inv. nr. 829, fol. 3v

Vermeld op ..-5-1551

Vermeld op 29-6-1551

Vermeld op 25-7-1551

Vermeld op 16-11-1551

Vermeld op 4-3-1552

 

Peter Hanricx Heymanss

Hanrick Willem Roeverss van Eenquinckel

 

R25, fol. 590

R25, fol. 599

R25, fol. 603

R25, fol. 620

R25, fol. 644

 

Vermeld op 21-3-1552

Vermeld op 24-2-1553

 

Hanrick Willem Roeverss van Eenquinckel

 

R25, fol. 675

R26, fol. 89

 

Vermeld op 1-4-1558

Anthonis Hanricx Roefss

Hanricken Peter Willemssoen

 

R26, fol. 674

 

Vermeld op 2-12-1570

 

Willem Hanricx Dircx

Claeus Corneliss van Dorren

 

R33, fol. 35

Vermeld op 20-9-1574

Melchior Jan Hanricxs van Tillair en Hanrick Hanrick Goertss

 

R29, fol. 17-19

Vermeld op 17-10-1583 en op 18-1-1586

 

Laureijns Goert Peterssen

Jan Jan Joerdens

 

R29, fol. 859; R30, fol. 286; inv. nr. 829, fol. 121

Vermeld op 20-4-1588 en 1-7-1588

 

Jan Jan Joordens

Jan Willems van de Rijt

 

R30, fol. 843 en 890; inv. nr. 829, fol. 87

 

Vermeld op 30-8-1589 en 17-03-1590

 

Jan Willems van der Rijt

Peter Roeloff Henricx

 

R31, fol. 101 en fo. 183

 

Vermeld op 22-2-1598

Arien Jans Ariens

Jan Daniels

 

Inv. nr. 829, fol. 80

Vermeld in 1598-1600

Jan Daniels van Kilsdonck

Inv. nr. 829, fol. 95v

Vermeld op 17-12-1616

Arien Aert Donckers

Rut Jan Rutten

 

Inv. nr. 829, fol. 91

Vermeld op  5-3-1618 en 17-5-1618

Rut Jan Rutten

Dirck Willem Henricx

 

R41, fol. 112 en inv. nr. 829, fol. 97v

 

Vermeld op 23-2-1623

Vermeld op 23-5-1623

 

Anthonis Jacopss

Anthonis Henrixsen

 

R24, fol. 679

Inv. nr. 829, fol. 81v

 

Vermeld op 30-7-1623, 1625 en 27-2-1626

 

Anthonis Henricx

Jan Fredericx

 

Inv. nr. 829, fol. 97v; R66, fol. 49 en R43, fol. 178

Vemeld op 31-3-1629

 

Dirick Willem Henricx

Anthonis Jacops

 

R44, fol. 256

Vermeld omtrent Lichtmis 1630

Thonis Jacops

 

R43, fol. 178

Vermeld op 6-2-1631

Tonis Jacops

Jan Peter Elis

 

R45, fol. 85

 

Vermeld op 12-2-1647

Thonis Jacobs

Peeter Peter Elis

 

R47, fol. 133

Vermeld op 22-7-1647

 

Thonis Jacobs

 

R47, fol. 218

Vermeld op 3-3-1653

 

Anthoni van Muers

Gerardt Roefs

 

Inv. nr. 857

 

Tot 1654

 

Theunis Jan Hensen

 

Inv. nr. 830

 

Vermeld op 30-1-1655

1655-1656

Gerijt Gerijts Roefs

Aelbert Sterckman

 

R51, fol. 194

Inv. nr. 830

 

1657-1660

Aelbert Sterckman

Peter Claessen van Valderen

 

Inv. nr. 830; R52, fol. 48 (30-1-1658); R65, 335 (24-11-1659)

1661, gesloten op 17-4-1663

Aelbert Sterckman

Peter Claessen van Valderen

 

Inv. nr. 830

Vermeld op 7-11-1662 en 4-4-1663, 1662-1664

Peter Claessen van Valderen

Matijs Peters

 

Inv. nr. 65, fol. 3v en 8; inv. nr. 830

 

Vermeld op 31-10-1665 en 18-10-1666

Matijs Peters

Lambert van der Straten, eed op 22-10-1664

 

Inv. nr. 65, fol. 20, 26v en 36v

 

1667-1669, vermeld op 21-10-1667, 11-2-1669 en 28-10-1669

Lambert van der Straten

Aelbert Sterckman, eed op 16-7-1667

 

Inv. nr. 831, inv. nr. 65, fol. 39, 39v, 45v en 52v

Vermeld op 14-7-1670, op 15-12-1672 en 17-1-1674

Aelbert Sterckman

Geraert Pennings, eed op 14-6-1670

 

Inv. nr. 65, fol. 60v, 74 en 83

 

Vermeld op 30-4-1674, 2-6-1674 en 2-9-1674

Aelbert Sterckman

Gerardt Roeffs, eed op 30-4-1674

 

Inv. nr. 65, fol. 87v, 88v en 92

 

1675-1678, vermeld op 26-2-1676, 23-11-1676, 31-5-1678, tot november 1678

Arie Henricx Smits, eed op 31-5-1675

Jan Gijsberts, adjunct, eed op 31-5-1675

Inv. nr. 832; inv. nr, 65, fol. 124, 129; inv. nr. 66, fol. 7v

 

Van november 1678 tot 22-12-1681, vermeld op 11-3-1679, 3-2-1680, 27-2-1681

Lambert Dirckz van der Straeten, eed op 16-11-1678

Jacob Boor, eed op 16-11-1678

 

Inv. nr. 833; R57, fol. 21; inv. nr, 66, fol. 19, 43

 

Van 22 december 1681

tot 11 februari 1686

Jacob Boor

Jan Everts, eed op 7-1-1682

 

Inv. nr. 834

 

Van 11 februari 1686

tot 11 november 1689

Jacob Boor

Jan Everts, verneld op 10-2-1689

 

Inv. nr. 835; inv. nr, 66, fol. 104v

 

Van 11 november 1689

tot 8 juli 1693

Jacob Boor

Jan Everts

 

Inv. nr. 836; R70, 236 (20-11-1689)

 

Van 9 juli 1693

tot 18 oktober 1697

Jacob Boor

Goort Jan Goorts, alias Goort Klompmaker, vermeld op 12-9-1694 en 2-11-1695

 

Inv. nr. 837; inv. nr, 66, fol. 143bisv en 160v

 

Van 18 oktober 1697

Tot 21 oktober 1700

 

Jacob Boor

Goort Jan Goorts, vermeld op 1-8-1700

 

Inv. nr. 838; inv. nr, 67, fol. 33

Van 21 oktober 1700

Tot 19 november 1703

Jacob Boor

Goort Jan Goorts

 

Inv. nr. 838

 

Van 19 november 1703

tot 16 november 1707

 

De heer Anthonij Martinij bedienaer des goddelijcke woorts, professor der stadt ’s-Hertogenbosch, als curateur over den boedel wijlen de heer en meester Jacob Boor zaliger in syn leven kerckmeester neffens

Goort Jan Goorts

 

Inv. nr. 839

 

Van 16 november 1707

tot 10 october 1709

Meester Johan Bel, eed op 17-9-1707

Goort Jan Goorts, eed op 17-9-1707

 

Inv. nr. 840; inv. nr, 67, fol. 12v

 

Van 10 oktober 1709

tot 3 september 1711, vermeld op 30-1-1711

Meester Johan Bell

Peter Gerit Adriaen, eed op 19-7-1709

Goort Jan Goorts,eed op 1-5-1710

 

Inv. nr. 841; R95, fol. 88; inv. nr, 67, fol. 12v

 

Van 3 september 1711

tot 18 november 1713

 

Goort Aart Goorts

Peter Janssen Verputten

 

Inv. nr. 842

 

Van 18 november 1713

tot 18 juli 1715

Peter Janssen Verputten

Constans Kievits

 

Inv. nr. 843

 

Van 18 juli 1715

tot 8 mei 1717

 

Constants Kievits

Matthijs Boermans

 

Inv. nr. 844

 

Van 8 mei 1717

Tot 28 juli 1719

 

Matijs Boermans

Joannes Kivits

 

Inv. nr. 845

 

Van 28 juli 1719

Tot 23 oktober 1721

Matijs Boermans

Joannes Kivits

 

Inv. nr. 846

 

Van 23 oktober 1721

Tot 30 mei 1724

 

Matiijs Boermans

Mighiel Boumans in plaats van de overledene Johannes Kivits

 

Inv. nr. 847

 

Van 30 mei 1724

Tot 3 juni 1726

 

Mathijs Boermans, regerende kerkmeester

Daniel van Bergyck als gevoegde kerckmeester

 

Inv. nr. 848

 

Van 3 juni 1726

Tot 10 maart 1728

 

Maria, weduwe van Matijs Boermans, regerende kerckmeester

Daniel van Bergijk, gevoegde kerckmeester

 

Jan Willems van de Santvoort in plaats van de overleden Matthijs Adriaen Boermans, eed op 17-11-1727

 

Inv. nr. 849; inv. nr. 68, fol. 11

 

 

Van 10 maart 1728

Tot 28 januari 1730

 

Daniel van Bergijck, regerende kerckmeester

Jan van Santvoort, gevoegde kerckmeester

 

Hendrik van de Boogaert in plaats van Daniel Bergijk, eed op 15-9-1729

 

Inv. nr. 850; inv. nr. 69, fol. 17

 

Van 28 januari 1730

Tot 27 november 1731

 

Jan van Santvoort, regerende kerckmeester

Hendrik van de Boogaert, gevoegde kerckmeester

 

Daniel van Bergijk in plaats van de overleden Hendrik van de Bogaert, eed op 26-7-1731

 

Inv. nr. 851; inv. nr. 69, fol. 17

 

 

Van 27 november 1731

Tot 30 november 1733

 

Daniel van Bergijk, regerende kerckmeester

Aart Peters van Hooft, gevoegde kerckmeester, eed op 26-7-1731

 

Inv. nr. 852; inv. nr. 69, fol. 17

 

Van 30 november 1733

Tot 17 mei 1737

Aart Peters van Hooft, regerende kerckmeester

Daniel van Bergijck, gevoegde kerckmeester

 

Inv. nr. 853

 

Van 17 mei 1737

Tot 6 maart 1741

 

Daniel van Bergijk, regerende kereckmeester

Jan Martens van Kilsdonck, gevoegde kerckmeester,  in plaats van Aert Peter Van Hooff, eed op 24-10-1739

 

Inv. nr. 854

 

Van 6 maart 1741

Tot 1 juni 1744

 

Jan Martens van Kilsdonck, regerende kerckmeester

Gerrit van Lieshout, gevoegde kerckmeester,eed op 5-9-1743 in plaats van Jan Martens Kilsdonk

 

Inv. nr. 855

 

Van 1 juni 1744

Tot 7 mei 1746

 

Geerit van Lieshout, regerende kerckmeester

 

Inv. nr. 856

 

Van 7 mei 1746

Tot 3 juli 1749

 

Geerit van Lieshout, regerende kerckmeester

 

Inv. nr. 857

 

Van 3 juli 1749

Tot 13 mei 1752

 

Geerit van Lieshout

 

Inv. nr. 858

 

Van 13 mei 1752

Tot 17 maart 1755

 

Geerit van Lieshout

 

Inv. nr. 859

 

Van 17 maart 1755

Tot 8 maart 1758

 

Geerit van Lieshout

 

Inv. nr. 860

 

Van 8 maart 1758

Tot 27 mei 1761

 

Geerit van Lieshout

 

Inv. nr. 861

 

Van 27 mei 1761

Tot 14 mei 1764

 

Hendrik Dirx Verasseldonk

 

Inv. nr. 862

 

Van 14 mei 1764

Tot 25 maart 1767

 

Hendrik Dirx Verasseldonk

 

Inv. nr. 863

 

Van 25 maart 1767

Tot 26 april 1770

 

Hendrik Dirx Verasseldonk

 

Inv. nr. 864

 

Van 26 april 1770

Tot 12 mei 1773

 

Hendrik Dirx van Asseldonk

 

Inv. nr. 865

 

Van 12 mei 1773

Tot 23 april 1776

 

Philip van Veghel, aangesteld op 11-2-1773

 

Inv. nr. 866; inv. nr. 70, fol. 83

 

Van 23 april 1776

Tot 26 april 1779

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 867

 

Van 26 april 1779

Tot 2 mei 1782

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 868

 

Van 2 mei 1782

Tot 17 mei 1785

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 869

 

Van 17 mei 1785

Tot 17 april 1788

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 870

 

Van 17 april 1788

Tot 14 april 1791

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 871

 

Van 14 april 1791

Tot 8 april 1794

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 872

 

Van 8 april 1794

Tot 26 april 1797

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 873

 

Van 26 april 1797

Tot 7 juli 1800

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 874

 

Van 7 juli 1800

Tot 2 september 1803

 

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 875

 

Van 2 september 1803

1803-1805

(rekening is gesloten op 31 december 1808)

Philip van Veghel

 

Inv. nr. 876

 

1806-1810

Symen Hurkmans

 

Inv. nr. 877