Het krekelhuisje op het kerkhof

Martien van Asseldonk

29 juni 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

 

Op 17 mei 1804 gelastte het departmentaal bestuur van Braband de gemeentebesturen om te zorgen voor goed toezicht op de kerkhoven. Het gemeentebestuur van Veghel publiceerde hierop onder andere het volgde :

 

-        Dat de schoolmeester deezer gemeente word geconsidereerd als opzigter van den kerkhof en gehouden is over den kerkhof behoorlijk en naukeurig opzigt te houden, te zorgen dat de graften tot het ter aarde besteeden van lijken niet meer het eene hier, het andere daar op eene ongeregelde wijze werden gemaakt.

 

Door de rommelige inrichting van het kerkhof kwam het herhaaldelijk voor dat men bij het aanleg van een nieuw graf menselijke beenderen tegenkwam. (In Sri Lanka waar ik rond 1990 werkte was dat al niet anders. Daar zag ik op een kerkhof een doodgraver botten van benen en voeten naar boven halen. Het vlees was vergaan, maar de nylon sokken van het lijk waren nog goed, nylon vergaat niet zo snel. Die sokken werden door de doodgraver in zijn zak gestoken. Uitwassen en weer gebruiken.)

 

De menselijke beenderen die men in Veghel opgroef werden bewaard in het knekelhuisje. Aanvankelijk lieten de familieleden van de doden, die in de regel het graf dolven, de opgegraven beenderen gewoon op de grond liggen. In de periode 1709-1713 werd Nicolaes Smits door de kerk enkele keren betaald om die botten bij elkaar te rapen en naar het knekelhuisje te brengen. Deze beenderen werden na enige tijd weer opnieuw begraven.

 

In Veghel heeft men het woord ‘knekelhuisje’ verbasterd tot ‘krekelhuisje’. Rond 1700 werd het onderhoud van dit huisje op het kerkhof betaald door de kerk. Uit de bronnen weten we dat het knekelhuisje in die tijd een leien dak had (vermeld in 1681-1686). In 1771-1772 werd het gebouwtje herbouwd op kosten van het dorpsbestuur en daarna nam het dorpsbestuur verantwoordelijkheid voor het onderhoud. Het werd toen herbouwd in steen (of het eerder ook al van steen was is onduidelijk, maar wel aannemelijk). Ook na de herbouw had het knekelhuisje een leien dak (vermeld in 1781-1686, 1802 en 1808) en in 1802 worden rode vorspannen vermeld. We vonden de volgende vermeldingen in de Veghelse bronnen.

 

 

In de kerkrekeningen:

 

Inv. nr. 830, van 1657 tot 21-9-1660

-        Het vermaecken van het dooden beenderen huisken, betaelt met  2-16-0

 

Inv. nr. 834, van 22-12-1681 tot 11-2-1686

-        Voor twee eijckenboomen tot het carbonckelhuijsje met ’t huijs brengen en arbeijtsloon, 7-10-0

-        Den 8 julij betaelt aen leijen tot het carbonckelhuisje, spijckers, loot, 19-5-8

-        Den 17 september 1684 betaalt aan Willem Jacobs van verdiende arbeijtsloon aan de kerck en krekelhuijsje, 10-8-0

 

Inv. nr. 840, van 16-11-1707 tot 10-10-1709

-        Aen Anthonij meester Gerits wegens het ruijmen van het crekelhuijsken ende het begraven der dootsbeenderen, 0-12-0

 

Inv. nr. 841, van 10-10-1709 tot 3-9-1711

-        Den 30 martij 1711 betaelt aen Nicolaes Smits door ordre van den officier die de dootsbeenderen in krekelhuijsken heeft versamelt, 0-2-0

 

Inv. nr. 842, van 3-9-1711 tot 18-11-1713

-        Betaelt aen Nicolaes Smits voor het versamelen int krekelhuijs de doots beenderen van den kerckhof, 0-2-0

 

Hans van den Broek (Deurne) deelde op 29 november 2014 mee: Het medische woord karbonkel is een diminutief van het latijnse -carbon- , een kooltje (voor een kolenvuurtje). Daarvandaan werd het ook gebruikt voor een klontje zwartrode granaten (edelstenen), daar die in zon- of lamplicht op roodgloeiende kooltjes lijken. Door de overeenkomst hiervan met een opengebarsten negenoog [massale steenpuist] is die tenslotte aan zijn medische naam -karbonkel- gekomen.

 

Waarom het knekelhuisje dan karbonkelhuisje genoemd wordt is onduidelijk. Hans van den Broek geeft een mogelijke verklaring: De etterpuisten ten tijde van de pest werden mogelijk ook karbonkel genoemd. Mogelijk is het huisje dan oorspronkelijk bedoeld geweest voor de pestdoden ?

 

 

In de dorpsrekeningen:

 

Inv. nr. 249, 1771-1772

-        Voor vierhondert harde steenen tot het maken van een nieuwe kreekelhuys , 4-6-0

-        Voor het afbreeken van een oudt en wederopmaken van een nieuw kreekelhuys de somme van 19-0-0

-        Voor nagels aent kreekelhuys; voor sandt tot het krekelhuys

 

Inv. nr. 280, 1802

-        Volgens ordonnantie en quitantie betaald aan Philip van Veghel voor leverantie van 500 leyen met vragt en nagels tot reparatie van ’t creekelhuysje 8-6-8

-        Volgens ordonnantie en quitantie betaald Antony van Wyk, meester leydekker voort afbreeken en weder opdekken vant leyen dak voort kreekelhuyske 9-12-0

-        Volgens ordonnantie en quitantie betaald aan G. van Roij voor leverantie van denne planken, rode vorstpannen, tot reparatie van het kreekelhuysje

 

Inv. nr. 284, 1808

-        Leydekker, voor het dekken van het kreekelhuis