Het gebruik en het onderhoud
van het kerkhof
Martien van Asseldonk, 2 augustus 2014
in de zestiende eeuw bestond de openbare weg pal voor de
kerk (waar nu het oude gemeentehuis aan de mark staat) nog niet. Het
kerkterrein was een aaneengesloten perceel, dat zich ook over een deel
van de huidige markt uitstrekt. Er zijn aanwijzingen dat de brug over de
Aa toen iets verder naar het Noorden lag.
Het noordelijk deel van het terein was het Schoolkerkhof.
Het was niet ommuurd, maar lag wel vast tegen de kerkmuur aan. In 1597
werd daar het eerste Veghelse schoolgebouw op gezet.
De kaart geeft de situatie rond 1600. Vanuit de straat
liep men binnendoor achter de school door naar de brug. Het dorp
betaalde daarvoor een jaarlijks bedrag aan de kerk. Het schoolkerkhof is
een latere aankoop van de kerk. In 1597 werd daar de eerste Veghelse
school op gebouwd. Er werd al wel eerder les gegeven op dat terrein, in
de kerk of misschien in het huis van de koster-schoolmeester. Het
eigenlijke kerkhof, waar de doden begraven werden, lag binnen de
kerkhofmuur, en werd aan de westzijde begrensd door de Aa.
De kerk en het kerkhof waren heilige plaatsen. Een ruimte
of voorwerp wordt pas heilig als het gewijd is, waardoor het een
religieuze bestemming krijgt. De wijding heeft een definitief karakter.
Ook een kerhof werd gewijd. Het heilige is iets totaal anders, dan de
rest van de wereld. Het is machtig en maakt indruk. Vandaar dat heilige
plaatsen doorgaans gemarkeerd worden, zodat er geen misverstand kon
ontstaan omtrent de status van het gebied. Een kerkhof of het terrein
van een kerk diende omheind te zijn.
De kerkmuur
Tekening van Hendrik Verhees
uit 1791 met daarop de kerkmuur.
De kerkmuur wordt in de bewaard gebleven bronnen voor het
eerst vermeld op 4 februari 1534.
Jan Ghysbert Floryssoen beloofde de waterafvoer
niet te belemmeren met visgeweren en de tussen zijn erf en het kerkhof
staande ' kerckmuer der kercken van Vechel'
niet te beschadigen. Jan bewoonde
het huis dat aan zuidkant van het kerkterrein aan de kerkmuur grensde.
Op 8 februari 1535 werd een stuk grond genoemd het ‘Scoelckerckhoff’
verpacht. Het perceel wordt dan omschreven als 'een stuck lants genaemt
den schoolkerckhoff metten houtwasse ende willigen daer rontom staende,
gelegen in de prochien van Vechel bij den kerckhoff der kercken
voorscreven, u.l. (= ene zijde) die kerckmuer der voorscreven kercken
ende voort rontom eenen gemeijnen vaerwech gaende'.
In 1623 maakte pastoor Jan Gijssels zich kwaad omdat de
schepenen en borgemeesters van Veeghel van plan waren om de schutskooi
'niet verre vant schoolhuijs, vast neffen ende aen den kerckmuer des
kerckhoffs, bijcans recht tegenover de groote kerckdeure na den noort
zijde' te zetten. Na protesten van de pastoor ging dat niet door.
De kerkmuur wordt ook vermeld in de kerkrekeningen:
-
1667-1669:
o
Betaelt aen Vreyns den metselaer in drij
dagen aen den kerckhoff te metsen, 1-10-0
o
Aen Jan Roeloffs gegeven voort setten van
den pael ende metselen, 0-19-0
o
Voor arbeijdsloon aen de timmerluij,
0-18-0
o
Voort houdt van den pael betaelt, 1-0-0
-
1678-1681
o
Aan Hendrick ende Aart de metselaers tot
Erp voor het opmaecken van de meur vant kerckhoff, 2-11-0
o
De knegt ofte opperman betaalt voor het
afbreken van de steen, 1-0-0
o
Ses karren sants, 0-12-0
o
Eenen paal aant hecken vant kerckhoff
gestelt, 0-14-0
En enkele voorbeelden uit de dorpsrekeningen:
-
1719-1720:
betaelt aen steen en kalck gebruijckt tot de kercke meur
8-1-0
-
1729-1730: Willem Jan Aert Faessen
meester timmerman voor palen aen de kerckemeur en ’t schoor op de dijck
3-10-0
-
1735-1736: betaalt aen Paulus van de
Groenendaal voor vier eycke paalen voor de kercke muur 1-10-0
-
1735-1736: aan Jan Ariens nog voor drije
paalen aldaer 0-18-0
-
1740-1741: Voor een mand kalck gebruijckt
tot de meur van de kerckhoff
-
1758-1759: betaalt aan Jan Baltussen,
meester metselaar, wegens gedane arbeyt aan den schoolhuyse en kerkmuur,
loopende om de kerkhoff 2-5-8
-
1765-1766: Item volgens ordonantie en
quitantie betaalt aan Adriaen Raymakers voort setten van eyke paalen,
soo om den kerkhoff en voort schoolhuys 11-4-0
-
1768-1769: voort afwassen van de mest en
vuijligheyt van de kerckmuur, loopende om de kerckhoff, betaalt 1-10-0
Op 27 maart 1777 werd het
afbreken van de muur van de kerkhof van het raadhuis tot aan de Aa, en
het opmetselen van een nieuwe muur openbaar aanbesteed. Het bestek
schrijft:
-
Den aennemer sal de oude meur staende om het kerkhof als voor moeten
wegbreken tot den laeste en ondersten steen toe, alsdan sal hy alle de
oude steenen moeten suyver maken om weder te konnen gebruyken tot de
nieuwe muur als verder sal worden gesegt.
-
Den aennemer sal, soo haest als hij de oude muur heeft uytgebroken, weder
moeten beginnen met het bewerke van de fondamenten tot de nieuwe muur,
waer toe hy gehouden sal syn om de fondamenten te bewerken soo hem van
de heeren besteeders sal aengewesen werden, alle de fondamenten wel met
een handthey vast stampen, het selve van onderen wel versien met
steenpuyn. Het fondament na vereyste en diepte en in goede orde gelegt
oft bewerkt synde sal den aennemer hier op de muur aenleggen ter dicte
van vier steenen, het sy datter volgens ordre daer de beeren of
pilasters moeten komen de fondamenten soo veel dick moeten syn als sulks
sal vereyschen. Den aennemer sal alle 10 à 12 voeten moeten werken eenen
schuynse beer en daer de heckens in geplaast moeten worden te werken met
sufficante pielaeren, soo hem sal aengewese werden. Ook sal den aannemer
also twee laegen moeten sneyden, soo veel als verwyst. Den aennemer sal
ook eenige beeren van onder moeten werken met richen ofte toogen voor
het doorlopen van het waeter. Den aennemer sal nog tot lossing van het
waeter moeten werken een steene guet van het raadthuys aff tot aent
rioijl by de schutskoij, maer wel te weten dat die soo veel afwatering
moet gelegt werden als dat het water gemakkelyk kan aflopen en een halve
voet van de muur om de muur te comserveren van het water.
-
Den aennemer sal soo haast hij de voorschreven muur ter hoogte van den
gelyke grondt opgewerkt synde verder ophalen met 1 ½ stenen ter hoogte
van 4 ½ ofte 5 voeten, soo als heeren besteders sullen ordonneren dese
te bewerken in een goedt verbant te loot en waterpas, vol en sadt in
goede en wel bewerkte metsel kalk, alle beeren ofte freyten naden op te
werken na de schuynste 6 duymen onder de streyklaegen te niet lopensen,
ook alle in de muur wel verbinden, alles op syn kragt te bewerken, ook
alle de voorschreven pilaeren mede op te werken, soo verre van
malkanderen als de teykening van de heckens sullen vereijsschen, de muur
van wederseyden schoon bewerken en egaal suyver opvoegen en met daggen
doer reyden dat alles digt komt te sluyten, als ook deselve te
penseelen. Den aennemer sal deese voorschreven muur van boven sluyte met
een schuynse kap van 1 ½ steenen, dees te bewerken in tras vol en sadt,
alles ter keuse van de heeren besteeders, dese muur is lang circa 260
voeten, reynlantse voeten.
-
Den aennemer sal de oude put cuyp moeten afbreken en alle andere defecten
dat aan het steen werk is ordre verstellen, alsdan sal hy weder de put
cuyp moeten in uniform na de oude bewerken ofte soo het sal geordoneert
worden.
-
Den aennemer sullen alle de materialen die hy tot het voorschreven werk sal
nodig hebben door de gemeente worden gelevert, maar hy sal alles op syn
kosten moeten tot het gebruyk laeten bereyden,
alles in goede ordre.
-
Den aennemer sal agt dagen van te vooren syne kalk moeten bewerken eer hy
daer van sal mogen gebruyke met twee deelen kalk en drie gelyke deelen
sandr en soo lang bewerken dat er geen witte korrels meer in syn te
vinden. Den tras sal ook 8 dagen van te voren moeten bewerken met twee
deelen kalk, een deel tras, ½ deel sandt en alle dagen om setten.
-
Den aennemer sal dit werk klaar en in syn volle ordre moeten hebben voor den
eerste augustus deeses jaars 1777 en voor ieder dag hy na den bestelden
tydt kompt te werken sal hy moeten missen een gulden des daags tot
verminderinge van syne bedonge penningen en alsdan behouden de heeren
bestelders de magt aen sig selve om op kosten en lasten van den aennemer
het voorschreven werk te laeten volbrengen in syn volle ordres.
Het werk werd aangenomen door
Johannis van der Pol voor 120 gulden.
De dorpsrekeningen schrijven verder:
-
1776-1777: Voor drie monden steen
gebruykt tot de nieuwe gemaekte kerkmuur om den kerkhoff 258-0-0
-
1777-1778:
o
11 september vercogt en ontfangen van
eenige quade steenen overgeschoten van den oude kerkmuur 12-3-0
o
Voort maken en metselen van een muur om
de gemeentens kerkhoff 120-0-0
o
Voor leverantie van steen tot de kerkmuur
gebruykt, vragt van kalk en an arbeytsloon van sandt graven tot de kalk
63-10-0
o
Van agt geleverde hardsteen op de hoeken
van de kerkmuur en tras tot de muur gelevert 78-16-0 (In marge: aen de
kerkhofs geweest)
o
Voor verf en verwe aen paelen en leuninge
aen de kerkmuur 1-6-0
o
Voor leverantie van kalk, tras, vragt van
de kalk gebruykt tot de nieuw gemaakte kerkmuur on den kerkhof 90-12-0
o
Voor karrevragt van agt blauwe steenen
tot de hoeken van de nieuwe kerkmuur 4-0-0
o
Voor sandt graven tot de kalk van de
kerkmuur en byvaren
o
Timmerman voort maken van palen en
leuning voor de nieuwe kerkhofmuer, ten eynde doort varen de karren en
tegen loopen vant vee geen schade aen soude worden gedaen 22-10-0
o
Op ordonantie en quitantie betaelt aen
Lambert D. van Uden syn knegt en Willem Verwegen, metselaers, voer
arbeytsloon int insmeeren en insetten van kalk van de kerkhofs nieuwe
muur, alsoo de kalk in den winter der was uytgevroren en gevallen, te
samen 24-19-0
-
1779-1780: Voor leverantie van verwe en
arbeytsloon int verwe van de lantaern, palen, leuning om de kerkhofsmuur
voor de schoolhuysinge, put steyger etc. samen tot 14-11-8
-
1779-1780: Voor geleverde olie tot het
verwe van de lantaern paelen, leuningh om den kerkhof, putsteyger, palen
om den kerkhof en voor olie in de lantaern lampen samen 19-8-6
-
1790-1791: Volgens ordonantie en
quitantie betaelt aen Tony Nol Verputten, metselaer, voor arbeytsloon
int schoonmaken en byvoegen van de kalk in de muur rontsom den kerkhof
en gemeentens schoor aldaer 12-0-0
-
1795: volgens ordonantie en quitantie
betaalt aan Leonardus Zeelen voor schoonmaken van de loop nevens de
kerkmuur en afvegen van de steenweg voor de kerkmuur en schoolhuijs de
somme van 6-0-0
-
1802: metselaar voor arbeydsloon aant
schoolhuys, kerkmuur en riool 9-14-0
-
1802: betaald aan Aart van Doorn voor 200
steen voor de kerkhofmuur 2-16-0
Poorten en hekken
Om dieren van het kerkhof te weren beschikte men behalve
over een muur en hekken ook over andere voorzieningen zoals een
kerkhofrooster. Daarvoor was
in de opening in de kerkmuur een ondiepe put gegraven waarover een
ijzeren rooster werd geplaatst; daarvan lagen de stangen zover van
elkaar dat mensen er wel, maar dieren er niet overheen konden lopen.
Deze roosters worden genoemd in de kerkrekening van 1657-1660:
De kerkrekeningen:
-
1657-1660: den timmerman voor het setten van de leemen in de roosters
en het hecken aen ’t kerckhof te maeken, 5-0-0
-
1662-1664:
Aert Faessen het maecken van twee nieuwe heckens aen ‘t
kerckhof, betaelt op 18-3-1664, 13-0-0
-
1686-1689: Een nieuw hecken ende eenen paal aan de inganck vant kerckhof,
5-16-0
-
1715-1717
o
Betaelt aen Gijsbert van der Linden,
smit, wegens gelevert ende gemaeckt ijserwerck aen de poorten van den
kerckhof, 18-0-0
o
Aen Jan Cornelis Haubraecken aennemer van
de kerckhofse poorten, 50-0-0; nog voor extraordinair werck, 11-10-0
Dorpsrekeningen:
-
1729-1730: Hendrik van Deuren meester
smit over ’t maken van ijserwerck tot huijsinge, brugge, poorten op den
kerckhoff, 4-15-0
-
1729-1730: Jan van Santvoort voor
verdienste van ’t hecken aen de kerckhoff 0-8-0
-
1742-1743: Item betaalt aan Antonij
Hoosten, meester timmerman soo voort maaken van de poort aan de
kerkhoff, ’t rad aan de clock als andersints 11-0-8
-
1742-1743: Smeedeloon en eijserwerck aan
de poorte van den kerkhoff
-
1752-1753: volgens ordonantie,
specificatie en quitantie betaalt aan Adriaen van der Eerde, meester
timmerman, voort maken van een nieuwe poort aan de kerckhoff, verschotte
van steen en calck aan de muur aldaar 26-15-0
-
1754-1755: betaalt aan Adriaen van der
Eerde, timmerman, voor de verwe, oly en verwe van de poort aent kerkhoff
etc. 4-17-0
-
1761-1762: 18 juny aan de selven op
ordonantie en quitantie betaalt de somme van drije gulden voor ’t maaken
van een nieuw hekketje aan de kerkhoff 3-0-0
-
1761-1762: betaalt aan Laurens van
Dueren, meester smit, syne specificatie van verdienste van verschotte
soo aan de slooten van hekkens aant kerkhoff als andersints de somme van
2-13-0
-
1769-1770: meetser verwer voor leverantie
van olie, verff, als mede van arbeytsloon vant raadthuys en poort aen
den gemeentens kerkhoff te verwe, samen 18-10-0
Op 27 maart 1777 werd het
maken van nieuwe hekken 'aan het kerkhoff' openbaar aanbesteed.
-
Den aannemer sal alle de oude hekkens staande aan het kerkhoff moeten ruymen
en weder nieuwe in de plaatse leveren soo verder sal gesegt worden.
-
Den aannemer sal volgens de teykening moeten leveren een dubbelt hekken, de
palen swaar 8 à 8 duym, ieder lanck 11 voet 4 duym,
deesen te bewerken volgens de tekening, breet binnenwerken 9
voet, onder te bewerken met eenen balk lank 10 voet swaar 8 à 8 duym,
mede voorts palen met gayen en pinnen opsluyten, nog van wederseyde te
bewerken met een crubeele ieder lanck 3 ½ voet swaar 6 à 7 duym, alle
met gaten en pinnen in voorschreven balk en palen bewerken en sufficiant
opsluyten, verder deese palen suyver te bewerken van boven met lystwerk
volgens teykening en te sluyten van boven met een dekstuk swaar 2 ½
duym, breet 13 duym naar de eysschen afschuynen en sufficiant vast
spykeren. Dit geraamt te stellen, soo hem sal aangewesen werde in het
westen van den kerkhoff.
-
Den aannemer sal in dit geraamt moeten maken en bewerken volgens de
teckening eene dubbeld hecken, het houd tot de staande stylen swaar 3 ½
à 4 duym, de dwarse rygels 3 à 3 ½ duym, ter seyde te bewerken met gaten
en pinnen, voor seyde met een osang offte duyveljager, de stylen
geschaaft en met verstukken
en rygels seer suyver en digt bewerken als den aannemer volgens de
tekening van den selven, en ieder van deesen voor de heckens 10 latten
swaar (in marge: de latten swaer synde der swaarte voorheen). Als dan
sal den aannemer de selve hekkens moeten affhangen met panduymen
ophangen in de geheng en duym, offte ieder met gehengen en duymen swaar
14 pont, ieder geheng lank 29 duym, ook ieder gehang klinken met 3
klinkbouten, het hekken in
het noorden besluyten van onder met eene schuyter grendel lank 10 duym,
het ander hekken met eene slot offte klink en ring soo en in die voegen
als het hem van der heeren besteders sal geordonneert werden.
-
Den aannemer sal nog moeten leveren ende bewerken drie kleyne hekkentjens
met syn nodige palen en onder dulpers soo het in de teykening is te sien
en daar van te stellen neffens het voorschreven dubbelt hekken daar den
aannemer maar een paal sal behoeven te stellen, om de reden als dat den
eene paal van het grote voorschreven hekken meede dient tot sluyting van
het selve, deesen palen van de klyne hekkentjes lank 7 voet 10 duym,
swaar 6 ½ duym, deese te bewerken van onder met eene dulper lank 4 voet
swaar 6 à 6 duym en met verder den eene paal van den ander zo als 3 voet
4 duym binnenwerks alle met gaten en pinnen bewerken en oplsuyten met
droog hout. En verder alle de palen van de klyne hekkentjes suyver
bewerken volgens de teekening van boven met lystwerken en de stukken,
soo en in die voege als van de palen van het groote hekken is opsy. Den
aannemer sal nog moeten bewerken vier palen tot de twee anderen
heckentjes alles suyver te werken, een heckentje aan de kerkhoff ontrent
den put te stellen, soo hem sal aangeweesen werden , twee van de
voorschreven paalen versien van onderen met eenen dulper, alles te
bewerken soo het behoort en als van de heeren besteders geordonneert
worden. De andere twee te stellen aan het raadhuys, soo hem sal
geordonneert worden en in uniform bewerken.
-
Den aannemer sal soo haast als de gerampte van de voorschreven klyne
hekkentjes syn opgestelt beginnen te bewerken volgens de teykening, in
ieder geraampt een heckentje de staande stylen lank als sal vereyschen,
swaar 3 à 3 duym, diversche reygels 3
à 3 duym dito, deselve suyver te bewerken met gaten en pinnen van
wedersyde met een osang off duyveljager en de verstecken suyver digt
inlaten overhoeks daar de dwarse reygels met gaten doorwerken, alles ten
genoegen van de heeren besteders. Verders den voorschreven heckentjes af
te hangen aan panduym gehengen, het paar swaar 5 pont, ieder gehang
klinken met 2 klinkbouten en sluytbaer maken soo het behoort.
Uit de dorpsrekeningen:
-
1776-1777: Voort maken van een duym aen
de poort van de kerkhof, scheerbout, 0-15-0
-
1791-1792:
o
Voor leverantie van hout tot reparatie
van de poortjens op de kerkhoff, schamppalen daer aan
o
Kling en ringen aan de poorten der
kerkhoff
o
Verwen van de poortjens op de kerkhoff
Sloten en schoren
De schoor tussen de gracht om
de school en de gracht voor de kerk (bij nummer 2 op onderstaand kaart)
werd in 1742 aangelegd.
Er zal al wel eerder een sloot of gracht langs de kerkmuur
geweest zijn, want de dorpsrekening van 1717-1718 vermeldt: betaald aan
Anthony Vermeulen wegens reparatie van het schoor
neffens de kerckhoff ende de metselaer geuppert 2-2-0. Die schoor zal
onder de ingang naar het kerkhof en de kerk gelegen hebben.
In de dorpsrekening van 1742-1743 worden uitgaven vermeld
voor de gracht of het riool vanaf het kerkhof en om het schoolkerkhof
-
betaalt aan Willem van den Bos voor drije
duijsent clincker steenen tot het schoor off riool van den kerkckhoff
tot agter schoolhuijs 19-0-0
-
betaalt aan Lambert van den Boogaart
wegens leverantie van anderhalff mand kalck tot het voors(chreven)
schoor 2-3-2
-
betaalt aan Jan Baltus, metselaar, voort
leggen vant selven schoor 8-8-8
-
betaalt soo aan Peter Aart Jan Tijssen
als aan Geerit Roeloff wegens het opgraven en voorts geholpen aant selve
schoor tesamen 4-14-8
-
aan Jan Dircx voor ’t bijvaaren van sant
aldaar 1-10-0
-
betaalt aan Lambert van den Boogaart voor
vier manden calck ten eijnde en behoeve als voor gelevert 5-14-0
De uitgaven voor het
onderhoud van deze sloot en schoren vinden we voornamelijk terug in de
dorpsrekeningen. Enkele voorbeelden:
-
1744-1745: betaalt aan Jan Eymbers voort
opgraaven van de grip om de kerckhoff en voort veegen van den put aldaar
0-14-0
-
1745-1746: aan Jan Daniels wegens
leverantie van hout als andersints tot het schoorke aan de kerckhoff
voor de helft 4-18-0
-
1745-1746: Betaalt aan Jan Eijmberts voor
’t opgraaven van den sloot langs de kerckemuur 0-12-0
-
1756-1757: vant opgraven van de graft
langs de kerkhoff 0-8-0
-
1761-1762: 26 april 1761 volgens
ordonantie en quitantie betaalt aan Adriaan van der Eerde, meester
timmerman, syne specificatie van verdienste en verschotte int leggen van
een schoor ontrent den kerkhoff de somme van 3-16-0
-
1783-1784: betaelt aen Peter Raymakers en
Jan van Velthove volgens ordonantie en quitantie voor agt dagen
arbeytsloon aen den kerkhof en voort opgrave van guet of waterlossing
aldaer 4-0-0
-
1794-1795: betaalt aan Leonard Lensen
eene somme van 3-0-0 voor ’t open houden en schoonmaken van den
waterloop nevens den gemeentens kerkhoff 3-0-0 1801: aan Willem Constant voort uytveegen van de geut aan de kerkhoff 0-7-8
-
1801: aan Willem Constand voor een dag
schoonmaken van de geut by ’t schouwe van den steenweg den 22 november
1801 0-15-0
En in de
kerkrekeningen:
-
1758-1761:
Voort graaven langs de kerkhoff betaalt, 0-8-0
-
1800-1803: aan Hendricus vand er Aa voort opgraven van de .. langs de
kerkhoff, 0-14-8
De wegen
De kerkrekeningen
-
1758-1759: voort maken van den weg voor
de kerckhoff betaalt, 0-4-0
De dorpsrekeningen:
-
1738-1739: aen Lambert van den Boogaart
voor sant graaven tot het hoogen van den weg aan de kerkhoff 0-19-0
-
1744-1745: aan Jan Eymberts voort maken
van den gemeentens weg op de kerkhoff gegeven 1-6-0
-
1754-1755: aan Mighiel Boumans betaalt
voort vaaren van sant tot den voetpadt op de kerckhoff 1-9-0
-
1763-1764: 8 augustus betaalt aan Jan
Claas Donkers voor het plaineren van den weg aen de kerkhoff 0-4-0
-
1766-1767: aan Jan Claas Donkers voort
effen maken van den pat opt kerkhoff 0-7-0
-
1769-1770: betaelt volgens annotatie
voort vaeren van steengruys en den weg van de gemeente aen den kerkhoff
alhier aen Tony van de Ven 1-0-0
-
1795: volgens ordonantie en quitantie
betaalt aan Leonardus Zeelen voor schoonmaken van de loop nevens de
kerkmuur en afvegen van de steenweg voor de kerkmuur en schoolhuijs de
somme van 6-0-0
De bomen
Op 8 februari 1535 werd een stuk grond genoemd het ‘Scoelckerckhoff’
verpacht. Het perceel wordt dan omschreven als 'een stuck lants genaemt
den schoolkerckhoff metten houtwasse ende willigen daer rontom staende'.
Pastoor Jan Gijssels schreef in 1623 over het schoolkerkhof:
-
Hoewel de kercke den selven gront oft
erve metten hoff als voorscreven is ettelijcke jaren niet jairlyx en
heeft uitgebrocht dan alleen den houtwasch den willigen die rontom den
voirscreven hoff geplant ende gepoot staen, latende graturiselyc den
selven hoff ghebruijcken den coster ende schoolmeester pro tempore
zijnde behoudende last van den pastoir oft vicaris jaerlijc voor een
recognitiecijns rechts tot de voirscreven erve te betalen 16 stuyvers
als blijckt uit het register oft manuale der vicarije daer aldus staet:
ecclesia de Vechel uit den schoolkerchoff 16 stuyvers, gelden de kercke
voirscreven uit de selve beleefthyt den coster pro tempore zijnde van de
willige om den hoff wasschende laet houwen ende genieten soo veel rijsch
als nootsakelijck is tot heijminge ende tuininge van den voirscreven
hoff, niet soo ende als den custer sal believen, maer naer den expresse
wil ende consent der kerckmeesters pro tempore sijnde, de welcke daer in
moeten gekent sijn.
De koster-schoolmeester betaalde dus jaarlijks 16 stuivers
aan de kerk voor het gebruik van het schoolkerkhof, vermoedelijk als
tuin, en hij mocht vpr dat bedrag ook takken van de wilgen om het
schoolkerkhof snoeien om als omheining te gebruiken.
Uit de kerkrekeningen
Inkomsten:
-
1655-1656: van houdt ende mutsart opt keckhof vercogt, 3-0-0
-
1689-1693: Voor willige schaarhout op het kerckhoff, 0-12-8
Uitgaven:
-
1655-1656: Den 5en julij aen Gerit Peter Thijssen betaelt het setten van
pooten op ‘t kerckhof met 2-0-0
-
1657-1660:
Voor het setten van eenighe poten aen het kerckhoff gegeven
0-8-0
-
1662-1664:
Op 3 maart 1663 poten doen setten op den kerckhof 0-12-8
-
1678-1681:
aan 21 willige pooten die om het kerckhoff sijn geset met
de verdiende arbeitsloon, 1-1-0
-
1686-1689: voor 40 pooten met de onkosten vant setten op de kerckhoff,
2-15-0
Dorpsrekeningen:
Inkomsten:
-
1777-1778: 24 april 1777 vercogt en
ontfangen van eenige vercogte linde boomen gestaen hebbende om den
kerkhof 11-12-0
Uitgaven:
-
1745-1746: betaelt aan Joannis Corsten
van de Ven, schepen, voort planten van linde boomen aan de kerkhoff
1-2-0
-
1758-1759: volgens ordonantie betaalt aan
Hendrik van der Pytten voort plat snoijen van de gemeentens linde boomen
om den kerckhoff 1-10-0
-
1761-1762: betaalt aan Hendrik van der
Putten voor snoijen en platscheeren van de gemeentens boomen om ’t
kerkhoff 1-10-0
-
1762-1763: Betaald aan Cornelis de Lorge
voort snoijen van de gemeentens linde boomen om de kerckhoff 1-10-0
-
1764-1765: betaalt aan Hendrik vand er
Putten wegens het plat kappen en plat schieten van de gemeentens
lindeboomen om den kerkhoff 2-10-0
-
1768-1769: voort snoyen der lindeboomen
rontsomme de kerckhoff 2-10-0
-
1770-1771: Betaalt volgens ordonantie en
quitantie aen Hendrik van der Putten voort snoyen van de gemeentens
linde boomen op den kerkhoff alhier staende 2-10-0
-
1772-1773: volgens ordonantie en
quitantie betaalt aen Roelof van den Tillaar voort snoyen van de
gemeentens bomen op den kerkhoff
In de 7de eeuw werden er wilgen om het kerkhof geplant, in de 18de eeuw
waren dat lindebomen.
De Put
De put op het kerkhof wordt niet vermeld in de
kerkrekeningen, en pas vanaf 1745 in de dorpsrekeningen. Kennelijk werd
deze put in 1745 of kort daarvoor gebouwd.
Dorpsrekeningen:
-
1745-1746: betaalt aan Jan Baltusse,
meester metselaer, voor verdienste aan den gemeentens put op de kerkhof
0-15-0
-
1749-1750: aan Jan Baltusse, meester
metselaar, voor arbeijtsloon soo aan de pastorije, aant schoolhuys en
put op den kerckhoff, tesamen met de uperman, betaalt 8-17-0
-
1759-1760: betaalt aan Joannis Willems,
timmerman, wegens verdienste en verschotte gedaan aan den waterput opt
kerckhoff 2-17-0
-
1766-1767: betaalt aan Willem Nauwens,
timmerman, voort leveren van hout, eijser en maken van eenen gemeentens
draij haspel aan de kerkhoff met het verwen volgens accoort 3-0-0
-
1771-1772: voor nagels, duymveere,
pulhaak aen de put op de kerkhoff
-
1777-1778: voor eysers en krammen aen de
gemeentens put en aen de palen omt heywerk aen de kerkmuur vast te maken
1-1-0
-
1807: schoonmaken van de put op de
kerkhof 0-12-0
Het Knekelhuisje
Tot aan het einde van de achttiende eeuw lagen de graven
op het kerkhof nog niet netjes in rijen. Bij de aanleg van een graf kwam
men dan ook wel eens oude menselijke beenderen tegen. Deze werden in het
knekelhuisje (in Veghel ook wel krekehuijsken of carbanckelhuijsje
genoemd) bewaard en later herbegraven.
Uit de kerkrekeningen:
-
1657-1660: Het vermaecken van het dooden
beenderen huisken, betaelt met
2-16-0
-
1681-1686:
-
Voor twee eijckenboomen tot het carbonckelhuijsje met ’t huijs brengen en
arbeijtsloon, 7-10-0
-
Den 8 julij betaelt aen leijen tot het carbonckelhuisje, spijckers, loot,
19-5-8
-
Den 17 september 1684 betaalt aan Willem Jacobs van verdiende arbeijtsloon
aan de kerck en krekelhuijsje, 10-8-0
-
1707-1709: Aen Anthonij meester Gerits
wegens het ruijmen van het crekelhuijsken ende het begraven der
dootsbeenderen, 0-12-0
-
1709-1711: Den 30 martij 1711 betaelt aen
Nicolaes Smits door ordre van den officier die de dootsbeenderen in
krekelhuijsken heeft versamelt, 0-2-0
-
1711-1713: Betaelt aen Nicolaes Smits
voor het versamelen int krekelhuijs de doots beenderen van den kerckhof,
0-2-0
Dorpsrekeningen:
-
1771-1772
-
Voor vierhondert harde steenen tot het
maken van een nieuwe kreekelhuys , 4-6-0
-
Voor het afbreeken van een oudt en
wederopmaken van een nieuw kreekelhuys de somme van 19-0-0
-
Voor nagels aent kreekelhuys; voor sandt
tot het krekelhuys
-
1802
o
Volgens ordonnantie en quitantie betaald
aan Philip van Veghel voor leverantie van 500 leyen met vragt en nagels
tot reparatie van ’t creekelhuysje 8-6-8
o
Volgens ordonnantie en quitantie betaald
Antony van Wyk, meester leydekker voort afbreeken en weder opdekken vant
leyen dak voort kreekelhuyske 9-12-0
o
Volgens ordonnantie en quitantie betaald
aan G. van Roij voor leverantie van denne planken, rode vorstpannen, tot
reparatie van het kreekelhuysje
-
1808: Leydekker, voor het dekken van het
kreekelhuis
Uitgaven voor het opruimen,
ophogen en egaliseren van het kerkhof
Kerkrekeningen:
-
1755-1758:
voort opruijmen van de kerckhoff, 0-18-0
-
1758-1761:
voort opruijmen van den kerckhoff, 0-13-0
-
1761-1764: voort opruijmen van de kerkhoff
-
1776-1779: aen Antoni van de Velde voor 16 karren houdt hale uythouwe
van puysten sligte van de kerkhoff voor de kerke, 8-8-0
Dorsprekeningen:
-
1732-1733: Voort hoogen tegens de
kerckhoff
-
1738-1739: betaalt aan Jan Eijmberts soo
wegens arbeyt op den kerckhoff 1-10-0
-
1746-1747: Aan Jan Eijmberts voor arbeyts
aan de kerkhoff 0-4-0
-
1758-1759: 10 september 1758 volgens
accoort betaalt aan Peter Aarts voort plaineeren van den kerkhoff 2-11-8
-
1766-1767: aan Joris Donkers voort
brengen van aarde voort kerkhoff betaalt 1-10-0
-
1781-1782: aen Lambert Klerx en Gysbert
Hoofs volgens ordonantie en quitantie betaelt voor werken op de dyken,
schoonmaken en slegte van den kerkhof, samen 8-0-0
-
1782-1783: Volgens annotitie betaalt aen
Antony van de Velde voor een halve dag sligten der graven en werke op de
kerkhof 0-5-0
-
1792-1793: aan Peter Raymakers voort
schoonmaken van de kerkhoff 1-0-0
Het dorp neemt de
verantwoordelijkheid van de kerk voor het kerkhof over
Het is opmerkelijk dat uit de kerk- en dorpsrekeningen
blijkt dat het dorp het onderhoud van van het kerkhof van de kerk
overgnenomen heeft.
Het 'breekpunt' lijkt in 1717 te liggen, maar het is niet
zeker dat het in één keer gebeurde. We vonden er in de resolutieboeken
van het dorpsbestuur niets over terug, en in die periode, onder dominee
Craijenhof, kwam de gereformeerde kerkenraad niet bij elkaar; er zijn
tenminste geen notulen van bewaard gebleven.
Dat het dorp verantwoordelijkheid nam, ligt wel in de
rede. De kerk was dan wel aan de gerformeerde gegeven, maar op het
kerkhof werden zowel gereformeerden als katholieken begraven. Je zou het
als een 'openbare begraafplaats' kunnen karakteriseren.
De laatste uitgave door de kerk voor het onderhoud van de
muur om het kerkhof en de sloot ernaast dateert uit 1689. Ik stel me zo
voor dat rond 1717 voor iedereen wel duidelijk moet zijn geweest dat
reparatie niet langer uitgesteld kon worden. De inkomsten van de kerk
waren niet voldoende, vandaar dat het dorp de reparatie financieerde.
Ook de andere uitgaven voor het onderhoud van het kerkhof (zoals het
planten en snoeien van bomen, het bouwen en onderhoud van een put, het
onderhoud van het knekelhuisje) werden hierna door de dorpskas
gefinancieerd. Incidenteel treffen we ook in de kerkrekeningen nog wel
uitgaven aan voor het onderhoud van het kerkhof, maar dat was na 1717
zeer beperkt.
De begrafenissen
De doden werden
zowel op het kerkhof als in de kerk begraven.
Op 10 september 1540 verscheen bijvoorbeeld voor de
veghelse schepenen joffrouwe Elysabeth, weduwe van wijlen Rutger van
Erpe, dochter van Aert, zoon van Peter Scheers, gelegen in haar ziekbed,
om haar testament op te maken. Zij vermaakte een erfcijns van 1 pond
voor ‘haer sepulture welck zij verkiest by die sepulture Rutgers haers
man saliger inder voirscreven kercken’.
Aan het begraven binnen de muren van de kerk hing wel een prijskaartje. Men
betaalde voor een volwassene 6 gulden, en voor een kind 3 gulden. Dat
waren in de zeventiende en achttiende eeuw forse bedragen. In de
kerkrekeningen die vanaf 1655 bewaard bleven treffen we deze inkomsten
aan, zodat we weten wie er in de Veghelse kerk begraven heeft gelegen.
Onder hen waren veel gereformeerden. Het aantal begravingen is in
de volgende tabel samengevat:
Na rond 1700 neemt het aantal begravingen in de kerk af. De laatste
begraving binnen de kerk dateert van 10 januari 1786.
De kosten van een begrafenis
op het kerkhof waren voor de nabestaanden. Soms werd er een lichaam
gevonden en kende men de famlie niet. In zo'n geval betaalde het dorp
voor de doodkist.Uit de dorpsrekeningen:
-
1656-1657:
Opten 21en february betaelt aen den ondervorster XXV stuyvers
van eenen doode te kysten die gevonden was in de heye onder Vechelle
ende degeenen hem begraven hadde ende geluyt verteert III stuyvers; aen
Claes Janssen betIaelt 3 gulden van de kyst van den gevonden dooden
-
1711-1712:
Aan Willen Jacobz van de Zantvoort timmerman voor een dootkist van een kint
aen den Biesen gevonden 1-0-0
Als de
armentafel iemand onderhield en die persoon overleed, dan betaalde de
armentafel ook voor de begrafenis. Uit de armenrekeningen:
-
1515-1517:
voer die dootkist van Jan van Gasselt, 7 stuvers
-
1515-1517:
Hanrick Danelts gegeven voer twe dootkisten, te weten Jan Vermoest ende
Cornelis Camparts, 13 ½ stuvers
-
1650-1652: Aen Thonis Hendrick Jacops voor een dootkyst van een schamel
kynt
-
1650-1652: Voor een dootkyst van een schamel meysken opt Sontvelt gestorven
-
1652-1653:
Aen Thonis Hendrick Jacobs voor een doot kist dat hij voor
het schutters kynt gemaekt had 0-25-0
-
1653-1655:
Aen Thonis Hanrick
Jacobs voor twee dootkisten, d’ een voor Thonis in de Est, ende d’aender
voor den soon, betaelt 3-10-0
-
1662-1663:
Tot een dootkist ende brant van Lambert Peters met de
begraeffenisse, 7-0-0
-
1671-1673:
Aen Goort Willems gestorven tot Gemert voor dootkist ende
onderhout in syckte tsamen, 6-5-0
Het luiden van
de klokken:
Had het klokluiden voor de protestanten de practische
functie om op te roepen voor de predicatie, voor katholieken had het
tevens een rituele betekenis. Dit laatste kwam bijvoorbeeld tot uiting
bij het overluiden van de doden of het klokluiden tijden begrafenissen.
In de handelngen van de kerkeraden en classes treffen we veel klachten
aan over de katholieke gebruiken bij dood en begrafenis, die als
aanstootgevend worden ervaren. Hiertoe behoorden het overluiden van de
doden, het houden van likmissen en doodmalen, het versieren van lijken
of lijkbaren, het offeren en collecteren voor zielmissen, het oprichten
van kruisen op de graven en het knielen en bidden op het kerkhof.
Op 14 oktober 1663 bespraken de gereformeerden in Veghel
in hun vergadering dat de katholieke hun doden op willekeurige tijden
begroeven, en dat het gelui van de klokken hun eredienst soms
verstoorden. Op 24 mei 1665
kwam men er weer op terug en werd de volgende brief aan de oficier en
schepenen gestuurd.
-
Het is bekendt hoe dat alhier tot Vechel alsser ijemandt gestorven is met
het luijen over en begraven van deselfde seer onbetaemelijck in opsicht
van den tijdt, als dan gehandelt werdt, want wat het doerluijden der
dooden belanght, d’ een comt ’s morgens, sommige ontrent den middagh,
andere tegen den avondt luijen, wederom is het eenen dooden daer men nae
de begraeffenisse sal maeltijdt of maeltijden houden, daer continuen
twee of meer maels, oock wel als de dorde eenigen tijdt begraven sijn
geweest luijen op een heidensche wijse en gantsch ongevoeglijck.
Insgelijcx geschiet het begraven der dooden droech of ontrent ten negen
uren, ’t welck alst valt op sondaegen (dat wel te wenschen waere ’t
eenemael verboden te werden) of op andere predickdaegen, als dan
verweeringe in het luijen tot den Godsdienst medebrengt, alles
schandelijck voor en plaetse daer goede politie behoort in vigeur te
wesen.
De schepenen besloten toen dat het luiden tussen 11 en 12
uur diende te gebeuren.
Volgens een verklaring uit 1729
kreeg de koster-schoolmeester van Veghel kreeg verder voor zijn
hulp bij het begraven 7 stuivers voor een overleden volwassene en 3 ½
stuiver voor een dood kind. Bij een begrafenis in het kerkgebouw kreeg
hij het dubbele. De doden werden echter door de geburen ‘overluijt ende
begraeven, waertoe den coster niet doet als de thoorndeur te openen, den
priem en het touw daer de leijke mede int graft wierden gelaeten, dat
bij hem berust, ter hant stelt’.
De overheid stuurde op 16 oktober
1753 een brief naar de dorpen in de Meierij om te onderzoeken hoe vaak
de klokken werden geluid,
'hetzij door de schoolmeester of de geburen, hoe vaak er over een lijk
geluid wordt en hoeveel daarvoor gegeven wordt, hetzij aan de kerk,
gemeente, koster of geburen, in geld of bier'. Antwoord van de schepenen
op 25-10-1753:
-
over de doden wordt
door de nabueren geluid eens wanneer ze zijn overleden, en eens wanneer
ze worden begraven, zonder dat men weet of daar iets voor wordt betaald
of bier gegeven. De koster geniet 14 stuivers voor een lijk dat in de
kerk wordt begraven, en zeven stuivers voor iemand die op het kerkhof
wordt begraven. Voor kinderen of kleine lijken de helft, ‘men weet ook
niet waer voor, want geen de minste lichaems arbijt door de coster nog
int luijen off begraeven wert gedaen, als sulx alles door de nabueren
vande overleedene wort verrigt.’
De lijkbaar
In de
dorpsrekeningen worden uitgaven vermeld voor de materialen die men
gebruikte bij de begrafenissen:
-
1712-1713:
Aen Claes Jansen Raijmakers voor leverantie van houdt en reparatie van de
baer 2-14-0
-
1722-1723: Herndrick Hommelens meester
timmerman voort maken van eene nieuwe baar, verschote van hout tot een
leer als andersints, volgens specificatie 15-0-0
-
1732-1733: aen Willem Jan Aert Faessen,
timmerman, voor een nieuwe dootsbaar 4-10-0
-
1756-1757:
’t maken van een nieuw dootbaar
-
1774-1775: Betaald aan de touwslager voor
een touw tot het insetten van de doodtkisten
-
1810:
Aan Joseph van den Tillaar voor het verwen der gemeentes lykbaar 1-10-0
De doodsmalen
De
protestantse overheid verbood allerlei rooms katholieke gebruiken. Zo
was het verboden om na een begrafenis een koffietafel bij te wonen. De
Veghelse boeren trokken zich van zulke verboden weinig of niets aan. In
1764 was Jan Rutte Burgers overleden. Hij woonde na zijn huwelijk op het
Havelt, maar was geboren op huidig adres Leinseronsweg 17. Ook
de voormalige buurlieden waren op
de begrafenis uitgenodigd. De vorster ging een kijkje nemen en betrapte
Willem Janse van Reijbroek (hj woonde op huidig adres Leinserondweg 23),
en Maria, de vrouw van Adriaen Janse Verhoeve (huidig adres
Leinserondweg 20) die aan tafel zaten te eten. Ze kregen allebei een
bekeuring.
De organisatie van de graven
Volgens de kerkelijke voorschriften dienen de geestelijken
niet niet in één rij met de leken, maar op een afzonderlijke plaats
begraven te worden. Voor de begrafenis van kinderen moet zo mogelijk een
afzonderlijke afdeling bestemd worden. Personen aan wie een een
kerkelijke begrafenis gewijgerd is moeten op een afzonderlijke plaats
ter aarde besteld worden. In Veghel kennen we daarvoor het Blankes
Kerkhof. Ook ongedoopte kinderen mochten niet in gewijde aarde begraven
worden.
Op 17 mei 1804
gelastte het departmentaal bestuur van Braband de gemeentebesturen om te
zorgen voor goed toezicht op de kerkhoven. Het gemeentebestuur van
Veghel publiceerde hierop onder andere het volgde :
-
Dat de schoolmeester deezer gemeente word
geconsidereerd als opzigter van den kerkhof en gehouden is over den
kerkhof behoorlijk en naukeurig opzigt te houden, te zorgen dat de
graften tot het ter aarde besteeden van lijken niet meer het eene hier,
het andere daar op eene ongeregelde wijze werden gemaakt.
Op 16 oktober 1810 schreef Van der Brugghen de Croy,
sousperfecture van ’t Arrondissement van Eindhoven, Departement der
Rynmonden, een brief aan de Maire der gemeente van Veghel:
Ik heb nodig on sonder uitstel
te weten welke de gebruiken omtrent de begrafenissen zyn in uwe
gemeente. Tot hier toe heeft men toegelaten de gewoonte om in de kerken
en op de kerkhoven te begraven. Ik wensch dus te weten welke byzondere
regels men in acht neemt omtrent de distantie, de diepte en de
uitgestrektheid der graven, hoeveel plaets men open laat tusschen de
dooden en de begraaftelen.
En daar het Gouvernment zich
bezig houd om de abuizen welke voortkomen uit het gebruik der graaven
binnen de kerken en kerkhoven welk dikwyls zeer bepaald in de steeden of
dorpen gevonden worden te doen ophouden en welke de akeligste gevolgen
naar zich sleepen door aansteekende ziektes te veroorzaken etcetera, bid
ik U my een project op te geven van plaatsing voor iedere Godsdienst
buiten het binnenste des Dorps en waarvan de uitgestrektheid
geëvenredigt is aan de bevolking. Het moet geleege weezen op de hoogste
plaats zoo wel om de gezondheid der lucht niet te benadeelen, als om vry
van de overstroming te zyn.
Antwoord van de Maire:
De diepte der graven worde
gemaakt op 4 a 4 ½ st., men begind van het een eind van den Kerkhof, en
vervolgens worden de lyke soo na mogelyk de eene neffens de andere
geplaats, doch soo ver van malkanderens dat door de lichamen der voorige
bgravene miet de minste schadelyke damp kan veroorzaken, en zoo
vervolgens den geheele kerkhof rond.
Het begraving in de Kerk komt
zeldzaam voor, en niet als die wesen van den Gereformeerde Godsdienst.
Wat verder aangaat om Uw Edele
een project op te geven tot platsing voor ider Godsdienst buiten het
binnenste van het Dorp, soude hier niet wel mogelyk zijn of men zoude
moeten overgaan tot aankoop van Particuliere eygendommen, alsoo de
gemeentens gronden, die myn oordeel onder verbetering geschikt zoude
sijn tot aanlegging van een Kerkhof, omtrent een half uure van de kom
van het Dorp soude wezen. Echter ligge hier nog wel gemeente Eygendommen
niet te ver van de hand, maar zoo ik vermeen te laag van grond, want
schieten by de minste (de rest ontbreekt)
Het antwoord is slechts deels bewaard gebleven. wel is er
een klad concept bewaard gebleven met daarin nog de volgende argumenten:
Dat alhier de kerkhof tegen
den uittersten hoek van de kom of meest bewoonde plaats dezer Gemeente
is gelegen, doch daar van door het Raathuis aan de oost en door de
Parochiaale Kerk aan de noordzyde van hetzelve staande, en welken straat
binnen 300 roeden den afstands slechts vijff huizen worden gevonden,
gescheiden, en voorts als op den oever de Rivier de Aa gelegen, door de
wyd uitgestrekte Beemden, in welke toch geen huizen staan, omgeven.
Dat binnen dezen Gemeente geen
geschikter locaal tot het aanleggen van een kerkhof buiten de gronden
van particulieren geërfden gevonden word.
Dat het voorschreven Kerkhof,
ofschoon geen 300 Roeden van de kom dezer Gemeente gelegen, zoo veel men
weet nimmer eenig nadeel aan de gezondheid van den daar omtrent of naast
bywonende ingezetenen heeft toegebragt, zelfs dat de treurige
ondervinding der besmettelyke ziektens nog in den leeftyt van de meest
oudster, hier meer dan eens gewoed hebbende, daar van geen het minste
voorbeeld mog schyn van eenige hoegenaamde bedenkelykheid oplevert.
Derhalve komt ons, in der verbeetering, voor, dat denzelve als op een
zonderling wel uitgekoze plaats gelegen, voor het overbrengen der
schadelyke dampen, naast de zyde van de meestbewoonde plaats dezer
Gemeente, door de twee voornoemde zeer Hoge, als met elkander een
driehoek formeerende, gebeuren met een goede order in ’t begraven van
lyken gepaard, genoegzaam beveiligt is.
Kennelijk is toen het kerkhof verplaatst, want op de
kadasterkaart van 1832 staat een kerkhof aangegeven op de Bolken.
Spoken op het kerkhof
Hanewinkel schreef omstreeks 1798: ‘Het bijgeloof en
schrik voor spoken, hekzen, weerwolven, toverijen enzovoorts Is
ontzaglijk sterk in de Meierij, er is geen dorp of er vertoont zich
volgens het voorgeven der Inwooners, het een en ander spook, hetgeen men
over het algmeen gruwel noemt; maar vooral is het bijgeloof der Romschen
onuitspreeklijk groot omtrent Kerkhoven; zij zullen nimmer ’s avonds
over een Kerkhof gaan, tenzij in allergrootste noodzakelijkheid, en dan
nog tekenen zij zich van te vooren met het teken des kruis; want het is
hier dat de geesten en spooken, vooral ’s nachts om twaalf uuren, vrij
hof houden’.
In Zijtaart vertelde Johan van Nuenen in 2007 het volgende
verhaal uit de jaren dertig:
Een keer had Has Broek met
zijn kameraden, waaronder Piet van de Linden en Cor Spruijt gewed dat
hij ’s nachts gerust op het kerkhof durfde lopen. Piet en Cor hadden
toen een biet uitgehold en daar ogen in gemaakt en een kaars erin. Toen
Has op het kerkhof kwam, staken ze de biet achter een kruis vandaan en
Has naaide eruit. Ze moesten nog vlug zijn om terug te zijn bij Spruijt,
voordat Has weer terug kwam.
Willem van Stiphout uit
Zijtaart maakte in 1926 het volgende mee:
Niet lang daarna stierf onze vroegere achterbuur op Krijtenburg Jaan
Verhoeven. Hun huis hoorde nog net bij de parochie Rooi en ze werd daar
begraven. Vier vrouwen die niet fietsen konden, zijn op de kar op de
lijkkist gaan zitten. Op een gegeven moment bonkte de kar zo hard in een
gat dat twee vrouwen van de lijkkist vielen. De vrouwen wilden van de
kar springen, omdat er een stem van het lijk gehoord was. Er waren er
bij die een doodskleur kregen. De vier die op die kist zaten, waren
Netje van Asseldonk, de schoondochter Tonia Kweens, Mie Fransen en mijn
moeder, Johanna der Kinderen. De vrouwen stonden doodsangst uit, want
zij wisten dat de overledene kon heksen. Er werd hardop gebid dat de
stem zich niet meer zou laten horen. Nu werd bepraat dat iedereen gezien
had, dat het lijk de dag tevoren een oog open had. Zouden ze het met
Toon, haar zoon, bepraten? Maar die was al wat vooruit gereden. Dingeman
Schillings, haar schoonzoon, was nog bij de kar. Die zei: “Dat was
lucht die nog in het lijk was en met die hevige schokken kwam het er
uit.”
Het kerkhof als sociale
ontmoetingsplaats
Het kerkhof als vergaderplaats
Kerk en kerkhof namen tijdens het Ancien Régime in
allerlei opzichten een centrale plaats in binnen de woongemeenschap. Als
zodanig stonden ze dan ook midden in het volksleven. In de zestiende
eeuw werden vergaderingen waarvoor ook een deel van de inwoners van
Veghel uitgenodigd was, vaak op het kerkhof gehouden.
Op 25-10-1532 vergaderden de
schepenen, gezworenen, kerkmeesters, heiligeestmeester ‘met dat meeste
deel vanden gemeinen naebueren van Vechel' 'opten kerckhoff'. Ook op
24-11-1538 en 11-1-1541 werd er op het kerkhof vergaderd.
Het aloude gebruik om op heilige plaatsen publieke
bijeenkomsten van bestuur en ingezetenen te houden en dingbanken te
spannen, werd in het begin van de zeventiende eeuw van hogerhand
aangepakt door de kerk. In de decreten van de tweede Bossche synode uit
1612 werd het strict verboden om in kerken en op kerkhoven wereldlijke
rechtspraak te doen plaatsvinden. Ook mochten daar geen uitspraken of
bepalingen van wereldlijke rechters afgekondigd worden. De kerk was een
van de weinig plaatsen waar de bevolking in grote getalen bijeen kwam en
dus goed bereikbaar was.
Het dorpsbestuur week uit naar een herberg. Aangezien het
vergaderingen in een herberg ook niet in alle opzichten ideaal was,
bouwde men in Veghel in 1654 een raadhuis bij het kerkhof.
Het kerkhof als ontmoetingsplaats voor de jeugd
De jeugd ontmoette elkaar vaak op het kerkhof. Het kerkhof
was een uitgelezen speelterrein voor jong en oud. Het schieten op
torens, klokken en windwijzers was een geliefde en alom bedreven sport:
reden waarom er nauwelijks oude torenhanen zonder kogelgaten zijn
overgeleverd. Ook op levende vogels werd graag geschoten. De meest
triviale ontheiliging van gewijde plaatsen was wel het gebruik als
openbaar toilet. De hoeken bij de steunberen van de kerk waaren daarvoor
geliefde plaatsen. Het kerkhof bevatte voldoende beschutte plekken waar
men zich, tussen de vele bezigheden door, kon ontlasten.
In Veghel logeerden in 171-1702 soldaten op het
kerkhof. De dorpsrekening van dat jaar vereldt:
-
Betaalt aan Peter Ariens van den Laar
voor leverantie van een ton bier voor soldaeten op het kerckhof 4-0-0
De schepenen verboden het sprlen van de jeugd op het
kerkhof, maar aangezien die verboden keer op keer herhaald werden,
hebben ze kennelijk nooit blijvend effect gesorteerd.
Ordonnantie van 8-10-1662:Mmyn
heer schepenen ordonneren ende ghebieden:
-
dat niemand ende sal hebben te vervorderen het sij jonck ofte oudt om te
geender tyden opden kerkhoff te spelen
-
veel min eenighe moetwillig feyt te bedrijven van de muer van de kerkhof af
te brecken
-
offte met eenighe stenen naer toeren ofte met eenighe boghe naer
(scoubuners) nesten te schieten
-
ende nochte met geene andere instrumenten naer het lydack offte de kerckh
glassen te werpen ofte schieten
Ordonnantie van 30-3-1670:
alsoo bij mijn heeren schout ende schepenen voor desen is verboden:
-
de jonghe jeught en alle andere op de kerckhoff ofte in de kerck niet te
comen speelen
-
om te werpen met steenen naer de kerck glaessen ‘t sij van binnen of buijten
de kerck
-
of met booghen ofte roede te schieten naar de glaessen ofte naar de kerck
offte toonen in eenighe manieren op de peen van drij gulden die bij
desen wordt gerenoveert,
-
ende wordt noch bij desen verboden dat niemandt jonck ofte oudt sich en sal
vervorderen op den kerckhoff onder de predicatie ofte godts dienst te
comen spelen eenich geruigh ofe geschal te macken soo langhe den dienst
godts geduert,
-
noch oock voor aen den kerckhoff onder den dienst godts met eenigh speel
ofte rumoer niet naarder en sullen moghen comen dan het huijs van Matijs
Peters ende wie naader comdt onder de predicatie sal verbeuren de somme
van drij gulden, eenen ten behoeve van den aenbrenger, de andere twee
voor den officier, ende sal de brootmeester voor den knecht ende de
ouders voor hunne kinderen moeten betalen.
Ordonnantie van 3-6-1679: mijn
heeren schepenen ordonneren bij desen:
-
dat niemant voortaan ende nae desen sal hebben te werpen met steenen ofte
eenig ander instrument tegens den toorn ende op het dack van de kerck,
item in ende tegens de glaesen van de kerck, raadthuijs ende schoolhuijs
met sijne wooninge,
-
van gelijcken dat niemant sal hebben te klimmen ofte te springen over de
muuren van het kerckhoff ofte langs over de muuren te loopen, waar door
de meuring tot groote laste van de kerckenreeckening wort beschadigt,
-
maer dat al de nabeuren ende inwoonderen sullen hebben te gebruijcken ende
te begaen de ordinaire gemaackte ende gebaende voetweg ende vaerweg,
Op 23 november 1684 geboden de schepenen na klachten van de predikant en
andere gereformeerden:
-
dat niemant des sondaghs onder ofte geduerende de
predicatien soo des voor als des naemiddags alhier in de straet ende
andere plaatsen ontrent de kercke gelegen sal hebben te slaen op een
trommel ofte ander klinckende instrument
-
dat oock mede niemant met een roer ofte ander
schietent geweer ten voorschreven tijde en plaatse sal hebben te
schieten
-
dat oock mede niemant des sondags geduurende de
voor ofte namiddag predicatien op ofte ontrent het kerckhoff sal hebben
te speelen, tuijscshen ofte dobbelen, of eenig geraes te maken.
Op 7 oktober 1784 was er bij de schepenen door de dominee geklaagd dat op
‘veel sondage jongens en anderen luyden hen niet ontsien onder de
Godsdienst by off ontrent den kerk soodanig geraas te maken dat de
Godsdienst daer door wert gestoord’. Dit werd weer verboden.
Ordonnantie van
20-11-1803: Het gemeente bestuur van Veghel doet te
weeten
-
dat bij hetzelve verschyde klagten zijn
ingekomen over de moedwilligheid door eene baldadige jeugd, zoo aan de
groote kerk weegens het inwerpen der glaazen, aen het raadhuys met het
schieten der bogen als anderzints gepleegd, welke daden zyn ofschoon
mischien door de dartel of rukeloosheid der kinderen gepleegd, des
ondanks niet mogen worden getollereerd maar met gepaste middelen
behooren geweerd te worden.
-
Soo ist dat het gemeentebestuur
voornoemde by deeze alle en iegelyk gelast en tecommendeerd voor zoo
veel hunnen kinderen en pupillen aangaat stiptelyk te zorgen en
naukeurig regard te neemen dat door de moedwillige baldadigheeden dier
rukeloose jeugd zoortgelyke daden van het inwerpen van glazen als
andersints aan de publieke gebouwen deezer gemeente niet meer worden
gepleegt en daar tegens de onder hun opzigt staande jeugd te vermaanen.
Het kerkhof als vrijplaats
Kerk en kerkhof hadden een speciale juridische status. Dit
afgezonderde terrein was een vrijplaats voor wie in nood ergens zijn
toevlucht zocht. In gewijde plaatsen waren de wereldlijke wetten niet
van toepassing en gold de kerkelijke immuniteit en jurisdictie. In de
zestiende eeuw nam het centrale gezag toe en kwam dit asielrecht onder
druk te staan. Koning Filips II vaardigde in 1570 een ordonnantie uit,
waarin beperkingen gesteld werden. Onder andere dieven, rovers,
straatschenders, doodslagers, kerkrovers, ketters en oproerkraaiers,
zouden geen bescherming meer genieten. Zijn voorganger Karel V had in
1531 de bankroetiers, in 1541 de vagebonden en in 1542 de brandstichters
en dieven al van het asielrecht uitgesloten. Asielzoekers zochten
aanvankelijk bescherming tegen wraak van de familie van door hen
gemaakte slachtoffers of benadeelden. Naarmate het wereldlijk gezag
echter een actiever vervolgingsbeleid ontwikkelde, nam de kans op zo’n
conflictregeling af. In de volkscultuut bleef het asielrecht nog wel
enige tijd gewaardeerd. De
kerk en het kerkhof zijn heilig en God of de heilige zelf zal straffen
of beschermen. Het zich verschansen op kerkhoven was tijden het Ancien
Régime tot leedwezen van de bisschoppen niet ongebruikelijk.
Waren huizen verwoest, dan nam men soms noodgedwongen
intrek in de kerk. Wanneer er gevaar van leger- en stropersbenden
dreigde, bracht de bevolking kisten met kleding en andere kostbaarheden,
koeien en voedselvoorraad binnen een vluchtschans of in de kerk in
veiligheid. Bosscop Masius had in 1612 beperkende maatregelen
afgekondigd met betrekking tot dit gebruik van kerkgebouwen. Op gewijde
plaatsen mocht in het vervolg niet ‘opgeborgen worden of bewaard worden
graan, gerst of soorten bonen en landbouwwerktuigen of welke soort
huisraad dan ook.’ Dat de praktijk soms anders was, blijkt bijvoorbeeld
in Helmond, waar de kerk op Pinksterdag 1629 zo vol stond met kisten en
huisraad dat de kerkmeesters er niet door konden met de offerschaal. In
de synode van 1612 werd ook bepaald dat er mochten op de kerhoven geen
‘granen of vruchten uitgespreid wordenom ze in de open lucht te drogen’.
Ook mochten de kerken en kerkhoven niet gebruikt worden ‘door mensen die
profane goederen en lasten vervoeren en die door de heilige plaatsen
lopen alsof het een openbare weg is.’
In
tijden van oorlog vluchtten de bevolking van Veghel wellicht al van
oudsher naar het kerkhof, kerk en het kasteel. In of rond 1610-1625 het
kasteelterrein vergroot en er was minstens vanaf rond 1640 maar
waarschijnlijk al eerder ook een terrein voor kasteel Frisselstein
ingericht als vluchtplaats.
Een
sauvegarde was vrijbrief, een brief die bescherming bood. Als men een
sauvegarde kon laten zien diende men met rust gelaten te worden.
Sauvegardes werden voor een bepaalde periode tegen betaling afgegeven
door de leiding van bepaalde legers en moesten geregeld vernieuwd
worden. Uiteraard respecteerden die legers alleen de sauvegardes die
door hen zelf afgegeven waren. Het was dus zaak voor het dorpsbestuur om
sauvegardes te proberen te kopen van alle legers die een bedreiging voor
het dorp vormden. Het woord
sauvegarde werd ook gebruikt om de personen aan te duiden die
bescherming brachten. Dat het
kerkhof als vluchtplaats gebruikt werd blijkt uit de dorpsrekeningen:
-
1629-1630:
Item opten 28 julij heeft Aert
Gerits betaelt aen de sauvegarde opten kerckhoff ende voor het castel
tsamen de somme van 13 gulden en 6 stuyvers
In 1636 waren
al deze schansen nog in gebruik, maar in de meesten in 1658 niet meer.
De Hermeij, het kasteelterrein en wellicht ook het kerkhof bleven daarna
nog wel in gebruik als schans. De andere schansen zullen na afloop van
de Tachtigjarige oorlog vervallen zijn.
Op 4 september 1673 werd er in
Veghel weer opgetreden tegen het verstoren van de gereformeerde
eredienst.
-
‘Mijn heeren
schoutent ende schepenen der gericht bancke van Veghel gerapporteert
synde van de groote ende ongehoerde insolentie die dickmaelen comt
geleght op sondagen ende predickdaghen in de kercke van Veghel waer inne
wordt gestoort den her predicant ende die gene die dijn dienst comen aen
te hooren,
-
ordonneren dat alle
die gene die nu voortaen itwes in de kercke hebben te doen om hare kiste
ende kasten te openen op sondaghen ende predickdagen dat sij sullen
gehouden wesen hunne meubelen uyt de voorschreven keest ende kast te
haelen, naer dat de predicatie van de heere predicant sal geijndight
wesen’.
Slechts een deel van de kerk werd door de gereformeerden
gebruikt, in het andere deel hadden inwoners huisraad in veilighied
gebracht, omdat er in de periode 1672-1674 een oorlog woedde tussen de
Republiek en Engeland en Frankrijk, die deels ook op meierijse bodem
werd uitgevochten.
Economisch gebruik van het
kerkhof
Eerder noemden we al het planten van wilgen en later
lindebomen om het kerkhof. De verkoop van het hout bracht wat geld in
het laatje. In de Meierij was het gebruik om het kerkhof te verpachten
voor het ‘weiden van onreine dieren zoals koeien en varkens’ algemeen
verspreid. Dit moet voor armlastige pastoors verleidelijk zijn geweest.
Zowel de diocesane synode van 1571 en 1612 waren op dit punt heel
duidelijk. Het was verboden.
De Veghelse keuren van 1559 vermeldt:
-
dat nijmant op den ouden kerckhoff op die
Hoge Boct gelegen met sijnnen beesten off peerden weyen off tuijeren en
sal, op een Bosch pont, ende daer sal alleman aff mogen beceuren.
Dit verbod was al van kracht voor de synode van 1571.
Bronnen: naast de bronnen uit het Veghelse archief werd
ook gebruik gemaakt van: Gerard Rooijakkers,
Rituele Repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853
(Nijmegen 1994); en
Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een
verhuizer(Oirschot, oktober 1984).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||