Kerk en sociale identiteit

Martien van Asseldonk, 28 augustus 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

Wat betekende een kapel of kerk voor een gemeenschap? In hoeverre heeft de aanwezigheid van een kapel of kerk het identiteitsbesef bij de leden van een bepaalde gemeenschap en haar emancipatie op verschillende terreinen bevorderd? Het vierde Lateraans Concilie stelde in 1215 een jaarlijkse paasbiecht bij de eigen priester verplicht. Ook was ieder verplicht eenmaal per jaar op passiezondag de H. Communie te ontvangen uit handen van de eigen pastoor en op zon- en heiligendagen de H. Eucharistie bij te wonen. In het bisdom Luik waren vóór de zeventiende eeuw ongeveer vijftig heiligendagen waarop de mis verplicht moest worden bijgewoond. Het kwam erop neer dat de gelovigen verplicht waren gemiddeld twee keer per week een mis bij te wonen. Genicot stelt dat de parochie met haar gemeenschappelijke plichten, met haar ceremonies die het leven van geboorte tot de dood markeerden, waarschijnlijk in de meeste West-Europese landen de eerste organisatievorm was die de hele gemeenschap verenigde en tot op zekere hoogte zelfbewustzijn gaf. Bijsterveld vraagt aandacht voor het belang dat de kerken hadden voor de gemeenschappen. Hij wijst erop dat de kerk niet alleen de plaats was waar de sacramenten werden toegediend en waar men op zon- en feestdagen gezamenlijk de mis bijwoonde. Ze was ook, met het omringende kerkhof, de ontmoetingsplaats bij uitstek. Daar werd nieuws afgekondigd en uitgewisseld, werden verpachtingen, openbare verkopen en cijnsdagen aangekondigd. Het jaargeding, dat één of meer malen per jaar gehouden werd en waarop keuren werden aangenomen of gewijzigd, werd aangekondigd in de kerk na de hoogmis of op de kerkdeur die als aanplakbord fungeerde. De keuren werden in de kerk afgekondigd en werden daarom ook wel kerkgeboden genoemd. Vergaderingen waarvoor een groot deel van de gemeenschap aanwezig kon zijn, werden vaak in de kerk gehouden. Ook vergaderden regenten in veel plaatsen in een van de ruimten van de kapel of kerk en hielden schepenen daar rechtszittingen. De ‘comme’, de kist waarin de belangrijke oorkonden en privilegebrieven werden bewaard, stond meestal in de kerk of kapel. In het kerkportaal werden huwelijken ingezegend, transacties ritueel voltrokken en rechtszaken afgehandeld. Toen de inwoners van Budel de hoorn van de heer misbruikt hadden, dienden vertegenwoordigers van de gemeenschap deel te nemen aan een verzoeningsritueel bij de deur van de kerk.

               Behalve de kerk of kapel en het gezamenlijke kerkhof droegen ook andere factoren bij aan de lokale sociale cohesie en het lokale identiteitsbesef, zoals de geografische spreiding van huizen, familiale banden, het gezamenlijk gerechtigd zijn in dezelfde gemeint en het ressorteren onder dezelfde heer dan wel schepenbank. Susan Reynolds acht het aannemelijk dat uitgestrekte en meer nederzettingen omvattende parochies zich minder snel tot een hechte gemeenschap ontwikkelden. De meest effectieve gemeenschappen vormden – aldus Reynolds – zowel kerkelijk als wereldlijk een geheel. Het is moeilijk om aan te geven in hoeverre het ene aspect het andere bevorderd heeft. Van de 29 plaatsen in de Meierij die in de vijftiende eeuw een eigen quote voor de bede kregen binnen een door de overheid aangeslagen fiscaal ressort, hadden er 27 een kerk of kapel. In twee gevallen hadden twee plaatsen die in het midden van de vijftiende eeuw door één pastoor bediend werden, ook gezamenlijk een deel van de quote voor de beden, namelijk Nuenen en Gerwen en Hooge en Lage Mierde. De gegevens betreffende de fiscale splitsingen maken aannemelijk dat de aanwezigheid van een kerk of kapel het sociale identiteitsbesef en – daarvan afgeleid –  de fiscale verzelfstandiging bevorderd heeft. Andersom zien we dat in enkele pleidooien voor de oprichting van een eigen parochie betoogd werd dat de betreffende plaatsen al zelfstandig waren wat het wereldlijk bestuur betrof. De regenten van Cromvoirt vroegen in 1670 om teruggave van geconfisqueerde goederen die behoorden tot de kapel van Cromvoirt. De regenten stelden met nadruk dat Cromvoirt een ‘formeele regeeringe op haar zelve’ had en dat zij hun ‘gemijnts rekeninge’ en andere documenten alleen in de kapel veilig konden bewaren. Het gebouw in kwestie zou in feite een ‘combinatie kerke’ met Vught zijn en de inkomsten bestemd voor het onderhoud ervan hadden vijf jaar geleden door de rentmeester niet geconfisqueerd mogen worden. Ook in het verzoekschrift in 1852 om van Berkel een zelfstandige parochie te maken werd het argument aangevoerd dat Berkel voor het burgerlijk bestuur al op zichzelf stond.