Het altaar van de HH. Maria en Barbera

Martien van Asseldonk

7 juli 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

Inleiding

 

Net als kapellen waren altaren instellingen met eigen inkomsten en uitgaven. Net als een kapel werd een altaar gesticht door middel van een schenking, waarmee een geestelijke (de rector van het beneficie) werd betaald, die op dat altaar een bepaald aantal missen opdroeg, vaak was dat voor het zielehiel van de stichter. Soms was er een broederschap aan een altaar verbonden en werd er (ook) een H. Mis (of meerdere) opgedragen voor de levende en overledene leden van het broederschap. Het stichtingsgoed kon door latere schenkingen uitgebreidt worden. Er was in de kerk ook fysiek een apart altaar aanwezig, toegewijd aan de HH. Maria en Barbera.  

 

Het altaar toegewijd aan de heiligen Maria en Barbera was een van de oudste altaren in de parochiekerk van Veghel. In 1400 werden naast het hoofdaltaar nog maar twee andere altaren genoemd, waarvan er een was toegewijd aan de HH. Maria en Barbera, en het andere aan St. Agatha.

 

In het Bosch protocol van 1402-1403 wordt een cijns aan het Sint-Barbera altaar in de kerk van Vechel genoemd. (BP-1183, fol. 262v-263).

 

Aan het altaar van de HH. Maria en Barbera in de Veghelse kerk was een broederschap of gilde verbonden. Op 5 juli 1505 schonk Aert Janssen van der Ryt een bedrag aan onder andere ‘Fratribus gildarum sancte Barbera virginus’, ofwel de broeders van het gilde van de heilige maagd Barbera. Vaak werden een altaar en een broedershap samen opgericht. Een broederschap was een vereniging waarvan de leden op voet van gelijkheid met elkaar omgingen. Een broederschap had een eigen bestuur en de leden hebben religieuze, geldelijke en zedelijke verplichtingen ten opzichte van het broederschap. Men hield gezamenlijke maaltijden en zorgde voor het onderhoud van het altaar, waarop in dit geval één keer per jaar een mis werd opgedragen waarbij de leden van het broederschap aanwezig waren. Men had over het algemeen een statuut, de gildekaart. In latere tijden ontwikkelden de Veghelse broederschappen zich tot schutterschilden, die jaarlijks op de ‘papagaai’, een afbeelding van een vogel op een lange stok, schoten.

 

De inkomsten en uitgaven van het broederschap werden beheerd door twee ‘provisoren’. We weten dat door een akte van 24-2-1541 waarin Hanrick zoon van wijlen Jans van Wetten en Ariaen Cornelis Ariaenss ‘provisoren der fraterniteyt van Sinte Barberen in der voirseyte kercken’, verklaarden een bedrag te hebben ontvangen.

 

R67, fol. 48-53 (5-7-1664): rekening van Jan Henrick Ariens en Claes Hendrick Roeffen als voogden over de minderjarige kinderen van Wouter Lenaerts verwekt bij Geertruijt Willem Ariens. Onder de uitgaven worden genoemd 'aen de gulde broeder van Sint Barbara 1-10-0, die Lenart Jacobs des voorschreven onmunidghens grootvader als wasmeester aen deselve was resterende'.

 

Uit de begraafboeken van Veghel

 

31-07-1696

Albertus Danielis

Duas proles valdem exigua etatis in mundo, et teriam in utero uxoris, partui proximan relinquens, m.s., confraternitati  S. Barbara, apud nos recenter institutam, inscriptis, obijt variolis in primo etatis flore, caducea hominum corpora! Fragiliora vitro!

Hij laat twee kleine kinderen in de wereld na en een in de baarmoeder van zijn vrouw, die kort na zijn overlijden zal bevallen, gesterkt door de sacramenten, lid van het broederschap van de H. Barbara, dat wij onlangs hebben opgericht, overleden aan de pokken in de bloei van zijn leven, hoe vergankelijk is het menselijk lichaam! Hoe kwetsbaar het leven!

08-08-1696

Elisabet Everardi

Apoplexicam tacta est, et usu rationis orbata, nec deindem compos eium facta est, inuncta solum modo, et decimam huius extincta, post continuos quasi mortis agones, Elisabeth Everardi, bis vidua, ex uno quonqetorum prolem, et per uramque nepotes habens, ditissima pagi, inter vidua optimem, pastori, eoribus ecclesiasticus effecta, 5a huius, inscripta fuerat confraternitatibus H. Barabarae et Catharina, novitur apud nos erectis, confessa et communicate refecta, et plenarius merita indulgentias. Bene!

Ze werd getroffen door een beroerte en verloor het gebruik van haar verstand en dan gaat ook de controle, alleen het H. Oliesel toegediend, een eentiende deel van haar stierf na voortdurende strijd tegen de dood, Elisabeth Everardi was tweemaal weduwe, met nakomelingen uit een huwelijk,  ## en ze heeft kleinkinderen, een rijke ##, een van de beste weduwen, van de pastoor ## kerk, ## 5de van deze, lid van de broederschap van de H. Barbara en Catharina, die door ons nieuw zijn opgericht, door de biecht en vommunie gesterkt en veel aflaten verdiend. Goed!

 

 

In de vijftiende eeuw bracht het beneficie van het altaar toegeweid aan HH. Maria en Barbera jaarlijks 14 rijnsgulden op, waarvoor er in de vijftiende eeuw eeuw jaarlijks 1 mis gelezen moest worden. De persoon van de Veghelse kerk had het begevingsrecht van dit beneficie.

 

Robertus van Erpe was lange tijd persoon van de kerk van Veghel, en wel van 1474 tot 1530. Hij heeft het St. Barbera altaar verrijkt met een fundatie van nog eens twee missen, één voor zijn eigen zielehiel en één voor het zieleheil van zijn zoon Gielis van Erp. Gielis had in de periode 1510-1524 het beneficie van het rectoraat van dit altaar. Op 29-9-1540 werd een erfcijns aan de kerk geschonken ondere voorwaarde dat de kerkmeesters altijd zullen zorgen voor ‘wyn ende broet ende licht’ voor de 2 missen die ingesteld zijn door heer Robbrecht van Erpe en die gecelebreerd worden op het Sint-Barbera altaar.

 

In 1648 werd het kerkelijk bezit geconfisqueerd door de staat, Op 23 juni 1648 stuurde de Veghelse vorster Hendrik Denisse een lijst van de geestelijke goederen in Veghel naar de kwartierschout. Hij noemt onder andere:

 

-        Het personaatschap

-        Het vicariaat

-        De kosterij

 

-        Het Sint Agatha-altaar

-        Het Sint Barbara-altaar

-        Het Onze Lieve Vrouwe-altaar

-        Het Sint Joris-altaar en het Sint Anna-altaar

-        Het Sint Catharina-altaar

 

-        De Sint Antoniuskapel aan ’t Havelt

-        De kapel aan het Dorshout

-        De Sint Antoniuskapel te Eerde (hoorde onder de parochie Sint-Oedenrode)

-        De Heise kapel en het altaar van het Heilige Kruis ontbreken in deze lijst. Verder was er ook nog een kapel in kasteel Frisselstein

 

De uitoefening van het katholieke geloof was toen al enige tijd verboden. De staat inde dus vanaf 1648 de inkomsten van het beneficie, maar er werden geen rectors meer aangesteld.

 

 

 

Namen van rectors en plaatsvervangers

 

-        1400: Rector Dirck betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger Marcelius van Rode 1 schelling

-        1418: Rector Dirck Suter betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger heer Arnoldus van Erpe, rector van het altaar van St. Kathernia in Erpe, 1 schelling

-        1419: Rector heer Dirck Snoeck betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger heer Arnoldus van Erpe, 1 schelling

-        Op 24-6-1421 geeft heer Dirck van Kessel, priester, rector van het alaar van de Heilige Maria en Barbera in de parochiekerk van Vechel, dit altaar over aan heer Arnoldus Buck, zegelaar van Luik, kanunnik met een prebende in de kerk van Den Bosch

-        1421: Rector heer Arnoldus Bock is zegelaar van Luik, dus heeft hij zijn afwezigheid gratis

-        26-8-1427: Heer Godefridus van Cyney betaalt 2 Rijnsgulden voor het altaar van de HH. Maria en Barbera aan hem geschonken door Lonis van Baest, persoon van de parochiekerk van Vechel. Het altaar is vacant geworden door de dood van heer Arnoldus Bock, de laatste rector.

-        1436-1442: Rector heer Petrus van der Sterren betaalt voor zijn afwezigheid en in 1436 voor zijn plaatsvervanger Johannis Boelleken, 1 schelling; in 1438 voor zijn plaatsvervanger Dirck Droge 12 groten, in 1442 voor zijn plaatsvervanger Johannis Blaerthem 12 groten

-        Vóór 21-8-1443: Henricus Beys

-        21-8-1443: Symon van den Broek, wordt priester aan het altaar van de HH. Maria en Barbera in de kerk van Vechel door aftreden van heer Henricus Beys, laatste rector. Het altaar wordt aan hem geschonken door Nicholaus van Baest, persoon van genoemde kerk. Symon betaalt daar 2 Rijnsgulden voor

-        1443: Rector heer Symon van den Broek betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger Dirck van der Horst, vicarius, 12 groten

-        5-6-1444: het rectoraat van altaar van Maria en Barbera, staande in de kerk van Veghel is vacant geworden door vrijwillige afstand door heer Symon van den Broek, de laatste rector, vanwege een ruil die hij aangaat met meester Godefridus van der Molen, rector en vicarius in de kerk van Nystelre, zodat heer Symon, vicarius van Nystelre wordt en Godefridus het voornoemde altaar zal bezitten. Het altaar wordt door Nicholaus van Baest, kanunnik te Luik en rector van de kerk van Veghel, overgedragen aan meester Godefridus

-        1445: Rector meester heer Godefridus van der Moelen heeft zijn afwezigheid gratis, omdat hij zegelaar is

-        1459-78: Rector meester heer Godefridus van der Moelen betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger 12 groten

-        1485: Rector Ancelmus van Eldris betaalt voor zijn afwezigheid en plaatsvervanger Arnoldus Doerren samen 12 groten. Het beneficie is jaarlijks 14 Rijnsgulden waard, en heeft de plicht om jaarlijks één mis op te dragen

-        1497: Rector meester Adam van Erp, 8 groten

-        1510: Rector heer Gielis van Erp

-        1524: Rector heer Gielis de Erp, priester

-        1556: Rector Dirck Daniels, geestelijke. Hij is afwezig, en het beneficie wordt bediend door heer Wilhelmus van Beek met 1 mis. Het beneficie is 14 Rijns gulden waard.