De grenspunten Truheestersgrave en de Koeveringse molen
Martien van
Asseldonk, 21 september 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De beschrijving
van de grenzen van de gemeint van Veghel zoals omschreven in de brief
van 5 augustus 1310 eindigt met:
-
van Erde
verdergaande tot Truheestersgrave
En begint met:
-
beginnende bij de
gemeint van de mannen van Scynle bij Truheestersgrave
-
en langs de weg
die zich uitstrekt tot Ryckoutsvoert
Het grenspunt
Erde hadden we gelokaliseerd als het begin van de oude ontginningen
komende vanaf de Aa. Hierna volgde de gemeintgrens de grens van de
akkers verder naar het westen. Ter hoogte van het hertogelijk leengoed
Eerde (bij de blauwe stip op de kaart) boog de grens af naar het zuiden
om vervolgens een rij zandduinen naast de akkers te volgen en verder
vanaf de paarse stip lijnrecht door de hei naar de Koeverings molen te
lopen.
Van de Aa tot de
Koeverings molen grensde de gemeint van Veghel aan die van Schijndel.
Dit deel van de gemeint van Schijndel wordt in de uitgiftebrief van de
Schijndelse gemeint van 6 december 1309 omschreven als:
-
lopend van de weg die naast de kerk door de landen van Schijndel loopt
(dit is de grens van de gemeint die loop vanaf de Schijndelse kerk naar
de Koeveringse molen)
-
en daar aan de andere zijde verder gaat tot aan de gracht genaamd
Truweestersgrave, dat is in dit verband van de windmolen gelegen op de
heide tegen Eirde
-
en van die gracht achter Eerde
tot aan de plaats die gewoonlijk d'Audebeke genoemd wordt
De naam
Truweestersgrave wordt door
Meuwese, Veghel in de loop der
tijden, verklaart als 'de gracht van Trui Heesters'. Wat betreft de
lokatie van deze gracht maken de uitgiftebrieven van 1309 en 1310 ons
niet veel wijzer
Een kopie van een
kaart uit 1590 plaatst de 'Heestersgrave' ergens tussen Eerde en de
Koeveringse molen. Een in 1541 van de Veghelse gemeint verkocht perceel
werd op 3-2-1543 omschreven als:
‘Enen camp lants’, afgescheiden van 5 ‘buenre lants’ min 1 ‘loepensen’
die van de gemeint van Veghel gekocht is, gelegen in Veghel after Eerde
opt Zant
-
e.z.: ‘die gemeynt van Vechel by Truheesters grave’
-
a.z.: Jan Hanricxs van Tillair
-
e.e.: de ‘gemeynten’
-
a.e.: het goed van Willems Hanricx, de verkoper
Dit perceel is
gelokaliseerd, en daarmee hebben we de Truheestersgrave op de kaart
gezet. Het is een punt midden op de hei, en geen logische plek om een
sloot van Trui Heesters te plaatsen. Misschien stond hier ooit een huis
wat later weer verdween, of misschien woonde Trui wat verder naar het
oosten op de Kuilen.
Het is
opmerkelijk dat in de brief van Veghel de Koeveringse molen niet als
grenspunt genoemd wordt, terwijl de grenzen van de gemeint daar wel een
bocht maakt.
In de gemeintbrief die de inwoners van Sint-Oedenrode op 2 augustus 1311
kregen wordt de windmolen ook genoemd:
-
en van Ricondfort tot aan de windmolen
-
en vandaar langs de rechte straat tot Scinle
Jan II, hertog
van Brabant, gaf in 1299 toestemmimg aan Arnt Heyme, zijn leenman, om
bij wijze van uitbreiding van zijn leen, een windmolen te bouwen op een
door hem gewenste plaats. De molen werd tussen 1299 en 1309 gebouwd,
want hij wordt in 1309 in de uitgiftebrief van de Schijndelse gemeint
genoemd. Uit latere bronnen blijkt dat de molen met twee poten op grond
van de gemeint SInt-Oedenrode, een poot op de grond van de gemeint van
Schijndel en een poot op de grond van de gemeint van Veghel gebouwd
werd. Dit betekent dat dit grenspunt en daarmee de grenzen van de
gemeintes in deze buurt uiterlijk in 1309 al bekend moeten zijn geweest.
De grens tussen de gemeintes van Veghel en Dinther wordt al in 1233
genoemd.
In: Martien van
Asseldonk, 'de
laatmiddeleeuwse transitie en de oorsprong van gemeintes en heerlijke
rechten op de wildernis in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch', in
NoordbrabantsHistorisch Jaarboek
(2013) heb ik betoogd dat groepen boeren in de periode tussen ongeveer
1180 en 1230 de wildernis verdeelde in gemeintes en de eerste grenzen
vststelden.
|