De grens tussen Rijckoutsvoert en de Reenputten
Martien van
Asseldonk, 23 september 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Een deel van de grens van de gemeint
van Veghel wordt in de brief van 5 augustus 1310 omschreven als:
-
van
Ryckoutsvoert tot de plaats genoemd Reenputte,
De Ryckoutsvoort
lag op de plek waar een route ter hoogte van de huidige weg Krijtenburg
de Biezenloop kruiste. De Reenputten worden ook in 1445 genoemd. In dat
jaar werden vier bunder van de gemeint uitgegeven,
gelegen op Lyndven bij den Reenputte. Het perceel grensde aan:
-
een zijde: gemeint van Lieshout
-
andere zijde: de gemeint van Vechel
-
een einde: de erfgenamen van Arnoldus Goutsmyts
-
andere einde: de gemeint van Vechel
De ligging van
dit perceel van vier bunder is bekend.
De Reenputten
lagen aan de grens van Veghel met Lieshout. Op dit punt kwamen de
grenzen van de heerlijkheid Jekschot, de gemeint van Veghel en de
gemeint van Lieshout samen.
Het traject ter
hoogte van Ryckoutsvoert en Reenputten wordt in de Rooise gemeintbrief
van 2 augustus 1311 als volgt omschreven:
-
van Dorneken tot Jexscot
-
van Jexscot strekken de grenzen van onze voornoemde mannen zich uit tot
Ricondfort
-
van Ricondfort tot de windmolen
Deze grenspunten
staan ook getekend op een kaart van de Rooise gemeint uit 1652.
Op de volgende
kaart zijn de grens en de grenspunten van de gemeint van SInt-Oedenrode
rood getekend en die van Veghel blauw.
Tussen de
Koeveringse molen en Ryckoutsvoort vielen de grenzen van de Rooise en
Veghelse gemeint samen. Verder naar het zuiden liep de grens van de
Rooise gemeint ten westen van Jekschot en die van de Veghelse gemeint
ten noorden en oosten van Jeschot. De wildernis binnen de grenzen van de
heerlijkheid Jekschot waren van de heer van Jekschot en behoorden niet
tot de gemeint van Sint-Oedenrode of Veghel. Dat werd overigens door
Sint-Oedenrode wel betwist.
De noordgrens van
de op 2 augustus 1311 uitgegeven gemeint van Lieshout wordt niet nader
omschreven dan 'aan de
grenzen van Vechele'(ad
limites de Vechele).
Op 12 januari 1311 kreeg de Bossche poorter Willem die Cruudener van de
hertog van Brabant onder andere de heerlijke rechten, zonder de hoge
rechtspraak, binnen een gebied Jekschot genoemd. Er zijn aanwijzingen
dat deze uitgifte problematisch was en dat er met de omliggende dorpen
onderhandeld is. De eerste aanwijzing daarvoor is dat de heerlijkheid en
de aangrenzende gemeintes ongeveer in dezelfde periode uitgegeven zijn.
De tweede aanwijzing is dat de hertog van Brabant op
30 november 1309
een gemeint bij Sint-Oedenrode uitgaf en een week later, op 6 december
1309, volgde een gemeint aan zijn lieden van Schijndel. Het is opvallend
dat de verhouding tussen het voorlijf en de jaarlijkse cijns van de
gemeint van Sint-Oedenrode en die van Schijndel hetzelfde was, namelijk
40 : 1. Die verhouding werd elders niet aangetroffen. Ook de hoogte van
de boete voor het onrechtmatig gebruik is voor beide gemeintes gelijk, 3
schellingen, hetgeen afwijkt van de in deze periode gebruikelijke 5
schellingen. De gemeintes werden kennelijk onder gelijke voorwaarden en
kort na elkaar uitgegeven, wat er op wijst dat de geburen van
Sint-Oedenrode en Schijndel van elkaars onderhandelingen op de hoogte
waren en mogelijk zelfs samen onderhandeld hebben. Dit was niet het
resultaat van een conflict tussen deze twee plaatsen, want de
betreffende gemeintes grensden niet aan elkaar.
Over de Rooise gemeint die aan Jekschot grensde werd langer ondehandeld,
die werd pas op 2 augustus 1311 uitgegeven. Met Veghel en Lieshout was
al een jaar eerder overeenstemming bereikt. Dat de boeren van Veghel,
met name die van Zondveld, eerder wel gebruik maakten van de wildernis
van Jekschot blijkt uit de brede doorgang die eertijds tussen Hoog- en
Laag Zondveld door bestond om toegang te krijgen tot de wildernis van
Jekschot.
Een derde aanwijzing dat de grenzen van Jekschot tegelijkertijd met die
van de aangrenzende gemeintes vastgesteld zijn, zijn de grenzen van de
heerlijkheid. De zuidelijke grens loopt precies in het verlengde van de
grens van Lieshout en de oosteijke grens loopt precies in het verlengde
van de gemeint van Erp. Verder kwamen de grenzen van de heerlijkheid
Jekschot overeen met de grenzen van de aangrenzende gemeintes van
Lieshout, Sint-Oedenrode en Veghel.
Dit sijn de pale van Yecschot:
-
1) van Jans huijs van Sontevelt op 2) Rudebroek,
-
van 2) Rudebroek op 3) Michiels huijs,
-
van 3) Mighiels huis op 4) de Vogel hutte,
-
van de 4) Vogel hutte op 5) dende van Brestert op de side te Lieshout
waart,
-
ende van 6) dien eende van Brenstert op 1) den eerste grave Jans van
Zontvelt agter sijn huijs regt jegens onsen bosch van Lint.
De grenspalen van Jekschot staan op onderstaande kaart weergegeven.
De grens van de gemeint van Veghel volgde ten zuiden van Ryckoutsvoert
(A) de Biezenloop tot aan de grens van de heerlijkheid Jekschot (B).
Daarna volgde de grens van de grmeint de grens van de heerlijkheid ten
zuiden van de privé-eigendommen van Zondveld naar C, waar de grens naar
het zuiden afboog en in een min of meer rechte lijn naar de Reenputten
(D) liep.
Op de kaart is met een rode lijn ook de gemeentegrens aangegeven die
Veghel en Sint-Oedenrode op 27 mei 1826 in overleg vaststelden. Jekschot
werd toen gedeeltelijk toegevoegd aan de gemeente Sint-Oedenrode en
gedeeltelijk aan de gemeente Veghel, waarbij een waterloop als grens
aangehouden werd.
Hoe komt het dan dat de loop in hegin van de negentiende eeuw als
gemeentegrens aangehouden werd. Waarom werd Jeksschot niet helemaal bij
Sint-Oedenrode gevoegd? Het antwoord op deze vraag hangt samen met de
dorps- en landelijke belastingen. Vanaf de zestiende eeuw was niet
alleen de schepenbank bepalend voor wat als eenheid van plaatselijk
bestuur beschouwd werd, maar ook de dorpskas en de daarmee samenhangende
dorpsbelastingen, die vaak weer samen met de landelijke beden en
verponding omgeslagen werden. Uit het verpondingsboek van 1657 blijkt
dat toen uit de drie pachthoeven aan de oostzijde van de heerlijkheid in
Veghel de verponding betaald werd. Voor voor zover is te overzien
fungeerde de Jekschotse loop toen al als grens voor de belastingen. Het
is niet precies bekend hoelang dat toen al zo was, maar erg oud was dat
gebruik toen nog niet. Over het algemeen dateren de afspraken tussen de
dorpen over uit welk perceel waar belasting betaald werd uit de eerste
decennia van de zeventiende eeuw. In de dorpsrekening van Veghel
1613-1614 is sprake van een geschil tussen Veghel en Sint-Oedenrode over
Jekschot. Waarschijnlijk ging dat toen over uit welk perceel waar
belasting betaald werd.
Die afspraak was waarschijnlijk weer gebasserd op een oudere situatie.
Het is mogelijk dat deze Jekschotse pachthoeven en de Heihoef bij de
haardstedentellingen vanaf de vijftiende eeuw onder Veghel geteld zijn
en dat deze boeren in Veghel contribueerden voor de beden. Dat waren
landelijke belastingen, wat opgehaald werd van de boeren werd weer
doorgegeven aan de landelijke overheid. Daar waren dus geen grote
plaatselijke belangen mee bemoeid. Wel was het rechtvaardig dat men
contribueerden waar het huis geteld was, omdat de hoogte van de
aanslagen afhing van het aantal getelde huizen.
Met plaatselijke belastingen waren wel grote belangen gemoeid, die
inkomsten waren immers voor het eigen dorp. De plaatselijke belastingen
werden veelal pas eind zestiende eeuw ingevoerd vanwege de schulden die
nagenoeg alle dorpen opliepen vanwege de Tachtigjarige oorlog. Deze
dorpsbelastingen werden veelal samen met de landelijke belastingen over
de inwoners omgeslagen en toen werd het veel belangrijker wie waar
betaalde, met genoemde afspraken tot gevolg.
Blijft de vraag waarom men deze huizen bij de vijftiende eeuwse
haardstedentellingen onder Veghel geteld zou hebben. Ik vermoed dat de
inwoners van die huizen vanwege de kortere loopafstand naar de Veghelse
kerk gingen. Mogelijk maakte men ook gebruik van de Veghelse
schepenbank. De inwoners zullen zich meer Veghels dan Roois gevoeld
hebben, hoewel ze formeel tot de parochie Sint-Oedenrode behoorden en
daar wel hun tienden bleven betalen. De Heihoef werd na 1445 verplaatst
naar Veghels grondgebied. Ook dat zal een rol gespeeld hebben.
|