De grens met Uden
Martien van
Asseldonk, 24 september 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De grens van de
gemeint van Veghel aan de kant van Uden wordt in de brief van 5 augustus
1310 omschreven als:
-
van de Aa
verdergaande langs de gemeint van Erpe, zich direct uitstrekkende tot de
gemeint en jurisdictie van Uden,
-
van de gemeint en
jurisdictie van Uden tot de gemeint van de mannen van Nistelre,
Met andere woorden de Veghelse gemeint grensde aan de gemeint en de
jurisdctie van Uden.
Het begin- en
eindpunt van de grens met Uden werd gevormd door punt A en punt D. Bij
punt A volgde de grens met Uden tot aan punt B de Duyfhuyse straat. Deze
straat liep pal ten zuiden van een strook oude Udense akkers. Het
Veghelse grondgebied aan de andere kant van de Duyfhuyse straat is pas
later van de gemeint uitgegeven. In 1310 lag ten zuidwesten van de
Duyfhuyse straat Veghelse wildernis en ten noorden lagen waarschijnlijk
al Udense akkers.
Ook de grens
tussen pund C en D werd gevormd door een oude weg, hier de Hoogstraat
geheten. Ook hier lag aan de Udense kant van de grens een strook oude
akkers. Aan de Veghelse kant van de Hoogstraat lag in 1310 veelal nog
wildernis, en bij punt D een oude Veghelse akker en de buurtschap Derpt.
In 1365 werd verklaard dat de grens van Nistelrode met Uden liep tot
'midden in de Erpt'.
Nu lagen de
Duyfhuyse Straat en de Hoogstraat in elkaars verlengde en op de
kadasterkaart van 1832 staat een weg getekend tussen punt B en C, ook
Duyfhuyse straat genoemd. Deze weg liep midden door de buurtschap
Duifhuizen. Aangenomen dat deze weg tussen B en C er rond 1310 ook al
lag, waarom niet gewoon de weg gevolgd, waarom die rare onregelmatige
hap ten zuidwesten van die weg?
Ik denk dat het
verloop van de grens in 1310 nog regelmatig was, en dat de grens later
is aangepast vanwege claims van Uden. In de Veghelse schepenprotocollen
wordt inderdaad een geschil vermeldt tussen Veghel en Uden over de
grenzen van hun gemeint.
In mei 1551
machtigden de schepenen, gezworenen, kerkmeesters, armmeesters en 'dat
meestendeel vanden anderen gemeynen naebueren' van Veghel
Engelbrechten Colyns,
‘procureur inden Rade van
Brabant tot Bruessel’,
meesteren Cornelis vander
Straten, ‘advocaet aldair’,
Jaspar Surmonts soene wylen
Jans, Goert van
Erp, Jan Hanricx van
Tillair en Willem Hanricx
Houbraken om voor Veghel op te treden in de zaak voor de Raad van
Brabant in Brussel betreffende ‘die palinge ende scheydinge tusschen den
gemeynten van Vechel en den gemeynten der heerlicheyt van
Uden’.
Mogelijk is toen
die rare hap ontstaan ten zuidwesten van lijn B-C. Waar dat geschil over
ging is niet bekend. Er is niets over te vinden in de Veghelse en Udense
archieven. Omdat Veghel wel en Uden niet tot het hertogdom Brabant
behoorde en het proces in Brussel aanhanging is gemaakt, was Veghel de
eisende partij.
We zullen
nu proberen om er toch iets over te zeggen. In de eerste plaats,
wat was dit voor grond ten zuidwesten van de lijn B-C, was het
wildernis, of was het cultuurland? Het aangrenzende Veghelse deel is op
onderstaande kaart weergegeven. Wat rood is gearceerd op deze kaart was
in 1190 al privé-bezit. De gele gebieden zijn in de periode 1190-1314
van de gemeint verkaveld en verkocht. We zien dat het Udense grondgebied
ten zuiden van de lijn B-C aan de zuidkant grotendeels begrensd werd
door oude Veghelse privé-gronden.
Onderstaande
grondsoortenkaart zegt iets over zowel het Veghelse als het Udense
gebied. De donkerbruin gearceerde gebieden waren oude akkerlanden. We
zien hier de oude Veghelse akkerlanden grenzen aan de 'Udense hap' ten
zuidwesten van lijn B-C. Het gebied ten zuiden van punt B was ook oud
privé-bezit, maar toch staat dit gebied staat op de grondsoortenkaart
niet als oud akkerland gemarkeerd. Dat komt omdat dit gebied lang
grotendeels weiland is gebleven. De donkerbruine gebieden zijn dus oude
akkers. De lichter gearceerde gebieden, kunnen ofwel latere uitgiften
zijn, ofwel oude uitgiften die lang als weiland gebruikt zijn geweest.
We zien in de
'Udense hap' bij B een oud akkergebied. Hier stonden aan weerszijden van
de weg tussen B en C huizen die tot het gehucht Duifhuizen hoorden. Als
de lijn B-C inderdaad de oorspronkelijke grens van de Veghelse gemeint
is geweest, dan stonden de huizen aan de ene kant van de weg binnen de
grenzen van de Veghelse gemeint, en de huizen aan de overzijde van de
weg binnen de grenzen van de gemeint van Uden.
Nu denk ik dat de
hele buurtschap Duifhuizen onder de jurisdictie van de schepenbank van
Uden (het Heikantsgericht) hoorde. In een ander deel van Veghel, Eerde,
stonden ook huizen die onder de schepenbank van een ander dorp hoorden
(in dit geval Sint-Oedenrode) binnen de grenzen van de gemeint van
Veghel. De bewoners van die huizen moesten elk jaar betalen als ze van
de Veghelse gemeint gebruik wilden maken. Dit kan rond 1551 een bron van
conflict met de boeren van Duifhuis geweest zijn. De aard van dit
conflict zou in dat geval eerder Veghel contra een of meer individuele
boeren van Duifhuis geweest zijn, dan Veghel contra Uden.
De veronderstelde
Veghelse wildernis die de boeren van Duifhuizen konden gebruiken was
beperkt van omvang, omdat die aan de zuidwestkant deels begrensd door
oude Veghelse akkers. Ik denk dat dit beperkte gebruik gedoogd werd. In
1793 werd bijvoorbeeld verklaard dat de boeren van Veghel en Erp over en
weer niet op de grens van de gemeint letten als ze hun vee lieten
grazen, maar dat die grens wel van belang was bij het steken van turf.
Misschien dat het gebruik door de boeren van Duifhuizen van de Veghelse
gemeint gedoogd werd, omdat Veghelse boeren, bijvoorbeeld die van Derpt
ook gebruik gemaakt hebben van de Udense gemeint. In dat geval bestond
er een wederkerige gedoogsituatie, net als bij de grens tussen Veghel en
Erp.
Een tweede bron
van conflict kan het uitgeven van nieuwe erven zijn geweest op Duifhuis
ten zuidwesten van de weg B-C. De grondsoortenkaart laat lichter
gearceerde delen zien. Dat kan oud weiland zijn of jongere uitgiften.
Dergelijke uitgiften zouden wel een conflict tussen Veghel en Uden
opleveren, omdat de schepenen en inwoners van Uden als handelende partij
optreden bij het uitgeven van percelen. De claim van Uden om hier
percelen uit te mogen geven kan dan gebasseerd zijn geweest op het
'sinds mensenheugenis ongestoord gebruik' door de boeren van Duifhuis
van een het deel van de wildernis ten zuidwesten van de lijn B-C. Dit
gebied werd zoals gezegd aan de zuidwest kant begrensd door oude
Veghelse privé- eigendommen. Uden werd in dit scenario in het gelijk
gesteld door de Raad van Brabant. Veghel verloor hierdoor een hap uit de
gemeint direct ten noordoosten van de oude Veghelse akkers.
Of het inderdaad
zo gelopen is, weet ik natuurlijk niet. Het is een hypothese die de
lanschappelijke situatie goed verklaart en die enige steun krijgt van de
vermelding van een geschil over de grens van de gemeint tussen Veghel en
Uden in 1551. Misschien dat de processtukken nog eens gevonden worden.
|