De uitgiften van nieuwe erven in Veghel (1190-1832)
Martien van
Asseldonk, 3 oktober 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De hoeveelheid privé-grond in Veghel door de eeuwen heen
Het kadaster van 1832 geeft de volgende informatie over het
grondgebruik en -eigendom in Veghel.
Opmerkingen:
-
Heide die nogal
vergrasd was wordt in het kadaster als weiland, klasse 5 aangegeven
-
De haven was
gemeente-eigendom, terwijl de Zuid-Willemsvaart eigendom was van de
Rijkswaterstaat
-
1 bunder = 1,324
hectare
Het maatboek van
1792 geeft aleen maar infomatie over de particuliere eigendommen. In de
volgende tabel is de situatie in 1792 vergeleken met die in 1832.
Opmerkingen:
-
Het oppervlak van de
huiserven van 1792 is geschat. Er is uitgegaan van 661 huizen met
gemiddeld dezelfde grootte voor een huiserf als in 1832.
Verder terug is het oppervlakte van de privé-eigendommen te
benaderen aan de hand van de gronduitgiften. Informatie over de
gronduitgiften die met een cijns belast zijn, zijn te vinden de
cijnsboeken van de hertog van Brabant (1340-1648) en Staten-Generaal
(1629-1777).
In Veghel werden kleine percelen uitgegeven die niet belast
werden met een cijns aan de hertog. Deze
zijn terug te vinden in de schepenprotocollen (bewaard
vanaf 1529). Daaruit is de hoeveelheid culuurland door de eeuwen heen te
berekenen. Daarnaast kunnen er nog kleine legale of illegale uitgiften
onder de radar zijn gebleven, maar dat zal een relatief klein deel zijn
geweest.
Wat het tempo van de uitgiften betreft kunnen we drie
perioden onderscheiden:
1190-1314: 2,0 bunder per jaar
1314-1780: 0,4 bunder per jaar
1780-1831: 9,4 bunder per jaar
Er werd niet elk jaar die hoeveelheid uitgegeven. De
uitgiften hadden het karakter van een aantal jaren niets, gevolgd door
een aantal percelen tegelijk, met daarnaast nog een gestage stroom
kleine perceeltjes veelal voor huiserven.
Tussen 1190 en 1314 zien we de laatste fase van een
ontginningsgolf die rond 1000 was begonnen en rond 1315 ten einde kwam.
In 1315 is sprake van het mislukken van oogst en hongersnood. In de
eeuwen daarna werd het platteland veelvuldig geteisterd door oorlogen.
Voor de landbouw was een bepaald oppervlakte aan heide nodig en er
stelde zich een evenwicht in, dat pas in de achttiende en negentiende
eeuw met de intensievere bemesting met as en later met kunstmest
verbroken werd. Een deel van de boerenzonen trok naar de steden of
leerde een ander vak.
Het recht om percelen uit te geven
In de brief die de inwoners van Veghel in 1379 van de
hertog van Brabant kregen, wordt ten aanzien van nieuwe uitgiften het
volgende bepaald:
-
Item
gevielt in tijden toekomende, dat die straaten, steegen oft gemeynte
aldaer ergens worden vonden aengegraven (of noch in tiden toecomende
aengegraven) worde, dat dan ten versuecke van den geswoorens ende des
meestendeels van den scheepenen en gebuere onsen rentmeester van Den
Bosch ofte van Pedelandt die des van (hen) sal versoght worden, die
graven weder vullen sal doen ende inwerpen mogen sonder eenig misdoen.
-
Item
gevielt dat iemant palinge begeerde, geseth binnen den palen van Vechel,
tusschen onser luden erve aldaer ende der gemeynte, soo sal onsen
rentmeester van Den Bosch oft van Pedelandt, dies ierst versoght sal
werden, ten versuecke der gezwoorens ofte dergeenre die die palinge
begeeren soelen, die palinge doen sonder vertreck en sonder eenige
broeke daeraf te mogen heysschen van dengeene die de palinge aen hem sal
hebben versoght.
-
Item
gevielt dat dese voorscreven gesworen in tijde toecomende te rade worde,
dat sij van der voorscreven gemeynte uytgeven woude om te maken alsulcke
chijns als sij ons jaerlijx schuldigh sijn van hare visscherije, oft om
anderen oirbaer, dat soelen sij alle weegen doen mogen bij rade des
meestendeels van den scheepenen ende van den gebueren,
hoeveele sij wille ofte hoe luttel, den buenre op eenen ouden
groten Tournois jaerlijx ende erfflix chijns, onsen rentmeester van Den
Bosch, ter tijt wesende, altoos te Kersavonde t’onser behoeft, ons oir
en nakomelingen, daeraf te betalen ende te vergelden, den ouden groot
voorscreven op agt penningen altoos gereeckent.
-
Ende
soo wat sij uytgeven sullen beneden dat agtendeel van den buenre
beloopende op eenen penninck, dat en sal ons nog onser oir en
nakomelinge daeraf geenen chijns gelden nog schuldig zijn te betaalen,
behoudelijck ons in allen desen saacken voorscreven onse heerlijckheyt
en onsen dorpe van Vechel voorscreven sijnen oude carten ende
privilegien, van ons ende onse voorvaderen hen gegeven, ende des selve
nieuwen charten altoes in hare maght te blijven.
-
Ende
oock oft daer eenig goet van der gemeynte van onsentweegen uytgegeven
weer in tijden voorleeden, daer wij onsen jaerlijxen erfcijns in hadden,
dat dat staen sal en blijven in sine maght.
Kortom:
-
Als er zonder toestemming sloten worden gegraven of percelen van de gemeint
ingenomen worden dan mogen de gezworenen met de schepenen en naburen de
rentmeester van de hertog verzoeken om dit weer ingedaan te maken.
-
Men mag de rentmeester ook vragen om de grenzen vast te stellen tussen
particulier goed en de gemeint.
-
De gezworenen mogen met de schepenen en geburen percelen van de gemeint
verkopen, tegen een cijns voor de hertog van 1 oude groot, ofwel 8 oude
Leuvense penningen, per bunder
-
Voor percelen kleiner dan 1/8 bunder is geen cijns verschuldigd.
-
Wel moeten de al bestaande cijnzen betaald blijven.
In de schepenprotocollen zijn de meeste uitgiften terug te
vinden. Daaruit blijkt dat kleine percelen inderdaad niet werden
opgegeven aan de hertog van Brabant. Alleen tussen 1620 en 1650 werd uit
een aantal kleine percelen een cijns betaald. Kennelijk had het
dorpsbestuur toen niet goed opgelet.
De opbrengst van de verkoop van nieuwe erven was voor het
dorp. Dat gold voor zowel de met een cijns belastte als onbelastte
percelen. Deze inkomsten zullen verantwoord zijn geweest in de
rekeningen van de gezworenen. In 1379 was bepaald dat de gezworenen die
de Veghelse gemeint beheerden, elk jaar een rekening op moesten maken.
Vanaf 1575-1579 kregen de gezworenen er de taak bij om de
dorpsbelastingen en dorpsitgaven te beheren, en werden zij borgemeesters
genoemd. Daarna vindt men de inkomsten van nieuwe uitgiften verantwoord
in de dorpsrekeninge. Als voorbeeld de dorpsrekening van 1614-1615:
-
Alnoch by den voirscreven borgemeesters vercocht heyde te weten aen den enen
cant van den dorpe voir ses gulden 19
stuijvers 2 ort, ende aen den andere cant in Lynt opte Voirt ende aen d’ Erde
26 gulden
8 stuijvers II ort, coompt samen 33-8-8
-
Noch vercocht aen Aert Verweteringe een hoexken van
de gemeynt gelegen aent Beuckelaer, dair voir ontfangen 30-0-0
-
Noch vercocht aen Jan Ariens een huysplaetsken van
de gemeynte aen Bueckelaers stege, daer voer ontfangen
3-25-0
-
Noch vercocht aen Jan Tonis een huysplaetsken aen de
Heye, daer voir ontfangen 3-15-0
-
Vercocht aen Arien Henrick Tonis aen Franckevort een
huysplaets, daer voir ontfangen 8-2-0
En uit de rekening van 1797:
-
Op resolutie der corporeele vergadering
dato 27 april 1797 is op den 26 may 1797 publicq ende voor alle man
verkogt een gedeelte van een ingegrave plak gemeente opt Zontvelt groot
vier loopense sestien roede en daar van gemaakt de somme van 120-0-0
De redenen waarom er in Veghel grond uitgegeven werd tot en
met 1737
Aan het einde van dit opstel staat een overzicht van de
uitgegeven eprceln belast met een cijns aan de hertog van Brabant.
In 1379 kreeg Veghel het recht om percelen uit te geven. De
18 percelen (in totaal 4 bunder en 350 roeden) die kort daarna (tussen
1380 en 1392) uitgegeven werden, zullen daar het resultaat van geweest
zijn. Vermoedelijk mocht Veghel de opbrengst van die percelen houden.
Uit latere bronnen blijkt dat dergelijke grotere uitgiften vaak
ondernomen werden, omdat er geld nodig was voor een of andere publieke
zaak. In 1388 is er sprake van oorlogshandelingen in de Meierij, maar
Veghel lijkt toen geen schade opgelopen te hebben. Een publiek werk uit
de veertiende eeuw was de landweer op de grens met Erp. Die werd
ontgetwijfeld door de geburen gegraven zonder dat die daarvoor betaald
werden. Maar misschien stonden er palen op zo op, waarvoor wel uitgaven
gedaan werden. Een ander publiek werk dat mogelijk in de veertiende eeuw
geplaatst kan worden is de aanleg van de brug over de Aa in het centrum.
Die brug kan ook ouder zijn. Het kan ook om groot onderhoud van de brug,
de kerktoren of de kerk gegaan zijn.
De volgende golf van uitgiften dateert uit 1445-1449
(totaal 14 bunder en 6 roeden). Deze uitgiften strekten zich over vijf
jaren uit. Het was een periode van vrede. In 1461 werden er uitgaven
voor de buw of herbouw kerktoren gedaan, dat maakt het onwaarschijnlijk
dat er ook in 1445-1449 uitgaven voor dat doel gedaan werden. Uitgaven
voor het onderhoud van de brug waren er altijd wel. De spreiding van de
uitgiften over vijf jaren maakt het onzeker of het om nodige inkomsten
voor een publieke zaak ging. Het kan in dit geval ook om behoefte aan
grond voor de boeren gaan.
In 1483 moest Veghel ongeveer 1.033 gulden aan Den Bosch
betalen als bijdrage voor oorlogslasten. Waaschijnlijk is dat een van de
redenen geweest voor de verkoop van percelen in 1483-1485.
Verder wordt het lastig om iets te zeggen over waarom
percelen uitgegeven werden: ging het om landhonger van de Veghelse
boeren, of had het dorp geld nodig voor groot onderhoud van de kerk,
kerktoren. Daarvoor kan soms geld nodig geweest zijn als de kas van de
kerk onvoldoende draagkracht had, en de brug over de Aa werd zo-wie-zo
door het dorp onderhouden.
In 1511 werd de brug over de Aa afgebroken en weer
opgebouwd en in 1512 droeg Veghel bij aan een omslag van oorlogslasten,
maar er is geen helder verband met gronduitgiften. in die jaren.
In 1543 had Veghel veel te lijden van plunderingen door het
leger van Maarten van Rossum. In die tijd was iedereen nog persoonlijk
aansprakelijk en waarschijnlijk werd er niets vergoed vanuit het dorp.
Wel waren er uitgaven voor het afbreken van de brug over de Aa in 1543
en het weer opbouwen van die brug in 1544. Ook in deze jaren is er geen
aanwijzbaar verband tussen die uitgaven en de uitgiften van percelen.
Dat wekt de indruk dat men voor het onderhoud van de brug in de regel
geen percelen van de gemeint verkocht, maar het geld op een andere
manier bij elkaar bracht. Misschien was er nog geld in kas bij de
gezworenen die de gemeint beheerden. Die hadden inkomsten van
bijvoorbeeld de Eerdse gedingen. Ook kan er turf of heivlaggen verkocht
zijn geweest. Ook kunnen er incidentele extra omslagen over de inwoners
geweest zijn, waarvoor men dan het maatboek voor de bede gebruikt zal
hebben.
De uitgiften in
1549 en 1552 op het Leinsven dienden als doel om de grens van de
Veghelse gemeint daar duidelijk te markeren. Er zijn geen duidelijke
aanwijzingen dat dze percelen werden uitgegeven voor een of ander
publieke zaak, en de kwaliteit van die percelen was zo marginaal dat ze
voor de boeren ook van weinig van nut waren, anders dan als privé
turfveldjes.
In 1650 was er een flinke uitgiftegolf. Die zal wel
samenhangen met het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648, waarna de
dorpslasten sterk terugliepen. Dat verminderde de omslag over de geburen
en men kreeg wat adem om wat te investeren in de uitbreiding van het
bedrijf.
Uit deze verkenning blijkt dat er alleen in 1483-1485 een
verband verondersteld mag worden tussen het verkopen van percelen van de
gemeint en de behoefte aan geld door het dorp. Het ging om het betalen
van oorlogslasten. Andere publieke werken zoals het onderhoud van de
brug en kerktoren werden (veelal) op een ander manier gefinancieerd. De
meeste verkopingen zullen samengehangen hebben met de behoefte aan grond
door de boeren, en op het Leinsven werd grond verkocht om de rgens
helder te markeren. Dat gebeurde in 1650 ook in de Leinse Kampen, en in
1793 aan de grens met Erp.
In de achttiende eeuw werden er wel percelen verkocht voor
publieke zaken. De verkoop van percelen in 1719-1720 werd gedaan omdat
het dorp geld nodig had voor de bouw van een boterwaag.
]
Door de eeuwen heen zijn er ook steeds veel kleine
perceeltjes verkocht, bijvoorbeeld om een huis op te zetten.
De conclusie is dat er voornamelijk grond uitgegeven werd
om aan de behoeften van de boeren te voldoen, en dat er af en toe ook
grond verkocht werd vanwege een publieke zaak: het dorp het geld nodig
of wilde een grens van de gemeint afbakenen.
De redenen waarom er in Veghel grond uitgegeven werd tussen
1781 en 1810
Uit de
resolutieboeken:
Publieke zaak:
-
Schepenresolutie 20-2-1781. De Raad van State heeft
Veghel toegestaan om enige nieuwe erven ter waarde van 5.500-0-0 te
verkopen voor de financiering van het nieuwe raadhuis.
-
Extract van de resolutie van de Raad van State van
21-7-1791: heeft besloten aan de corporele vergadering van Veghel toe te
staan: Om tot vinding der kosten tot het aanleggen der straatweg geld te
nemen uit het fonds van de verponding en beden en 3.000 van het
dorpshuishouden waarvoor gemeente gronden verkocht mogen worden.
-
Vergadering van de gemeenteraad op 16-2-1805. Is door de
preesident voorgedragen dat door de steeds toeneemende armoede zedert
eenige jaaren alhier en elder plaats gehad hebbende het getal der arme
lieden in de behoeftigheid in elk derselve welke ten lasten deeser arme
casse staan dermate is vergroot en gevoeglyk eene vermeerderede
bedeeling noodzakelyk gemaakt, dat de gewoone inkomsten van den armen
alhier in verre niet toereykend zyn daar meede de noodzakelyke bedeeling
geheel en al te kunnen doen. Dat daar door de arme casse
niettegenstaande door de bewustheid van dien nadeeligen toestand de
bedeeling en uytreyking aan de behoeftigen zeer bekrompen met de
grootste mogelyke bezuinig is geschied, zodanig is veragtert dat tans
een somme van 400 gulden meer is uitgegeven dan de inkomsten tot
24-6-1805 zullen bedragen. Doch dat het gemeentebestuur op 27-1-1805
heeft besloten om 200 gulden die tot gedeeltelijk aflossing van een
lening van 1.000 gulden ten laste van de arme fonsen, in dorpscasse was
te ligten tot subsidie der ame cas in dezelve over te storten. Tot
25-6-1805 is nog 150 gulden nodig, waardoor het totale tekort 630 gulden
zal komen te bedragen. Deze kan door de dorpskas aangevuld worden,
waarvoor dan een personele omslag moet worden geheven. In deze tijd kan
van de ingezetenen dezer plaats geen extra ordinaire personele omslag
gevorder worden, door dien dezelve, meest al bouwlieden zynde, hun
welvaart niet zo zeer aan de duurte maar principaal aan de goede
gewasche des velds, welke zedert eenige jaaren niet te best zyn
uitgevallen afhanglyk is, waar door hunne vermogens, als mede door de
zwaare drukkende belastinge in welke dezelve moeten contribueeren zeer
aanmerkelijk verminderd is, en zelvs buiten staat de zoo eevengemelde
1.000 guldens bij personeelen omslag op te brengen. Daarom besluit het
gemeetebestuur om publiek gemeentegronden te verkopen en het
departementaal bestuur te vragen om van de opbrengst 1.000 gulden voor
de subsidiering van de arme casse te mogen gebruiken, en om de lening
van 1.000 gulden daar mee te mogen aflossen.
-
Vergadering van het
gemeentebestuur op 23-7-1807. Extract uit het verbaal van het
verhandelde bij den landdrost van Braband op 16-7-1807. Het
gemeentebestuur heeft gevraagd om de inkomsten van te verkopen
gemeentgronden voor de armekas te gebruiken, 1.000 gulden als subsidie
en 2.000 gulden tegen een rente van 4 % aan de kopers te laten staan. De
landdrost gaat accoord. Het gemeentbestuur besluit hierop de finale
verkoping van de gronden op 24-8-1807 te doen.
Op intiatief van de gemeente (ter
stimulering van de landbouw, of vanuit het besef dat er over het
algemeen vraag naar grond was):
-
Vergadering van de officier,
scheepenen, borgemeesteren, twaalfmannen, Heiligen Geest en
kerkmeesteren, repreesenteerende het corpus van Veghel op 29-10-1802. Op
10-10-1802 heeft de vergadering besloten te verkopen eenige gemeentens
sterile gronden welke zeer wel konnen gemist worden en nuttig is dezelve
te verkoopen, dog eerst de geëerfden en gebuuren daar op te hooren off
eenige sufficante reedenen daar tegens konde opgeeven. Is na verhoor der
gebuuren en geërfdens geresolveert publiek te verkopen de navolgende
gronden van de gemeente waar tegens door de geërfdens geene sufficante
redenen zyn opgeeven.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
29-12-1803. H. van de Ven cum suis zijn inspectie wezen nemen ter
plaatse in de Putten op de door de geërfdens aangeweesen grond en
plaats. Hun is voorgekomen zeer geschikt te zijn ter verkooping een plak
gemeente geleegen alles in de Putten agter het nieuwe erf van Johannis
van Doorn langs de daar neven gelegen geërfdens tot aan den koop van
Adrianus van den Broek en wel een strook ter breedte van circa 16 à 20
roede broekwaards in.
De boeren van Veghel waren niet altijd gewillig om voor de publieke zaak
delen van de gemeint te verkopen.
-
Ingevolge de resolutie van de
vergadering van 2-5-1797 worden alle geërfdens off gebuuren binnen
Veghel opgeroepen op aanstaande zaterdag 13 mei, ’s morgens on 9 uur in
de grote kerk alhier te komen, zodat de vergadering haar sentimenten kan
vernemen of het nodig zou zijn om gemeentegronden openbaar te verkopen
voor aflossing van de gemeenteschulden, en zo de dorpslasten te
verminderen. Na verhoor van de geërfdens is besloten om vooralsnog met
de publieke verkoping van gemeentens gronde te supercedeeren.
-
Corporele vergadering op 4-3-1800. De
municipaliteyt is vrijgelaten de reële omslag die voor deese jaere nodig
is te bepalen. Er is geen batig slot meer over. Er moet niet alleen
gezorgd worden voor gewone maar ook voor extraordinaire gevallen welke
natuurlijk het oorlogstoneel van de Bataafsche republiek na sleept en
voor seeker te veronderstellen is deese plaats neevens ’t heelal in zal
moeten deelen. Er zijn maar twee wegen in te slaan, namentlijk de reële
en personele lasten zeer hoog te stelen, ofwel om enige gemeentegronden
te verkopen. De president adviseert het laatste, omdat de omslagen nooit
hoog genoeg zullen zijn als er extraordinaire betalingen moeten
geschieden, en het de ingesetenen hard zal vallen om deze omslagen te
betalen, te meer daar in den afgeloopene jaare soo veel aan den landen
door een ieder van syne besittinge is betaalt geworden, entenderde dat
een ieder uyt de publique nieuwspapieren gezien zal hebben de
voorstelling van het uytvoerend bewind om in deese jaare weederom een
generaale heffing van 4 percent van ieders besittingen te doen. En ten
derde dat ontrent de ongecultiveerde gronden mogelyk sodanige
bepaalinge, schikkinge en veranderingen wel eens zoude kunnen werden
gemaakt, dat de gemeente daar door int vervolg grootelijks berouw zou
konnen hebben deese haaren tijd niet waar te hebben genoomen. Om 11 uur
zullen de geërfdens gehoord te worden over de verkoop van een groote
quantiteit gemeentens gronden.
De vergadering gehoord hebbende de geërfdens syn van de selve de
gevoelens different ontrent de voorstelling tot verkoping van nieuwe
gemeentens gronden, en wordt besloten om niet overhaast te beslissen, en
om aanstaande maandag daar verder over te praten.
De vergadering op 10-3-1800 weder begonnen is na deliberatie goed
gevonden met de verkoping van de gemeentens gronden te supercederen tot
tyd en wijle nader sal worden geresolveert.
Op verzoek van boeren. Deze verkopingen betroffen
veelal de voorpotingen langs hun erven, of hoekjes van de gemeint die
min of meer geïsoleerd lagen van het grotere geheel:
-
Vergadering gehouden door de officier, schepenen,
borgemeesters, twaelffmannen, Heylige Geest en kerkmeesters op
11-2-1790. Er wordt er op gewezen dat in 1786 22 ingezetenen van veghel
aan de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen en Leenmannen van de
Leen en Tolkamer verzochten om gemeentegrond te kopen. Sindsdien hebben
nog meer ingezeten verzocht om percelen te kopen. Er liggen alhier
verscheyde gedeeltens off parceelen van gemeentens gronden die beter
verkocht dan behouden kunnen worden.
-
Vergadering van het corpus van Veghel op 10-3-1790
... Er is een grote begeerte onder de inwoners om percelen te kopen, en
daarom is op 25-2-1790 aan de ingezetenen gepubliceerd dat er percelen
openbaar verkocht zullen gaan worden.
-
Corporele vergadering op 30-4-1791. Verscheidene
ingezeten hebben laten weten dat ze percelen van de gemeente gronden
willen kopen. De vergadering besluit dat er enige percelen, die het best
zullen kunnen worden gemist, door de regenten zullen worden afgetekend.
-
Corporele vergadering op 22-12-1792: Door de officier
wordt ter kennis gebracht dat de percelen nieuwe erven door deze
vergadering op 10-10-1792 provisioneel aan verscheide ingesetenen
geaccordeert, en waarvan de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen op
24-10-1792 in kennis is gesteld, door landmeter Van Erven zijn gemeten,
en of er niet te worden overgegaan tot tauxatie en het transporteren van
de percelen. De vergadering gaat accoord.
-
Brief van de regenten van Veghel van 1-11-1793 aan de
Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen. Het corpus van Veghel heeft
een verzoek ontvangen van inwoners om een aantal percelen van de
gemeentegrond te mogen kopen. Volgt een lijst van 44 percelen met de
namen van de potentiele kopers.
-
Brief van 13-4-1797 van de
municipaliteit van Veghel aan de ontfanger generaal en rentmeester der
domeijnen. Verscheiden geërfdens alhier hebben versogt aan hun percelen
van de gemeente te verkopen. Volgt een lijst van 19 percelen met namen
van de personen die de percelen willen kopen. De vergadering gaat
accoord met 10 percelen omdat die tegen de gronden van de betreffende
personen gelegen zijn.
-
Brief van 15-5-1797 van de
municipaliteit van Veghel aan de rentmeester der domeynen. We geven te
kennen dat verscheyde ingesetenen hebben verzocht om percelen van de
gemeente te kopen.
-
Corporele vergadering op 27-6-1799. Syn ingekomen twee
requeste beijde om versoek tot cultivering van gemeentens grond.
Besloten word op de geërfdens alhier op te roepen op aanstaande maandag
1-7-1799 ten einde haar belang te horen.
-
Vergadering van de municipaliteyt op
7-12-1800. Op 1 en 29 juli heeft de corporele vergadering toegestemd in
de verkoop van enige gemeente gronden. Dat dagelyks veel ingezeetenen
bij hem addresseren dan eene om hier den andere om daer eenige
ongecultiveerde steriele gemeentens gronden te mogen incroporeeren en
ter culture te brengen. Deze verzoeken worden meestal afgewezen. Hij is
geinformeerd dat verscheidene inwoners een verzoek aan hogerhand zullen
sturen. Dat men int generaal weet hoe de souverainiteit denkt ontrent
dit nodig en nuttig werk om ter culture te brengen de onbeboude sterile
gronden, en dat het recht dat de gemeente heeft om hierover te beslissen
wel eens geheel en al de bodem in zou kunnen worden geslagen, en
aanleiding zou kunnen geven om deze gronden als nationaal goed te
verkopen. De vergadering besluit een corporele vergadering te beleggen
en hen te informeren over de intentie van de vergadering dat zij
besloten heeft om tot gerief en voorking van klagten der ingeseetenen
publiek te verkopen een groote quantiteyt gemeente sterile ledig
leggende onbeboude gronden.
-
Brief van de municipaliteyt van
11-12-1800 aan de ontfanger generaal en rentmeester der domeynen van het
voormalig gewest Bataafsch Braband. De corporele vergadering heeft
besloten geven wij U kenns dat een aantal ingezetenen gevraagd hebben om
gemeente grond te kopen. Volgt een lijst van 6 namen met percelen. Deze
percelen zullen na betaling van de kooppenningen getransporteerd worden.
-
Corporele vergadering op 16-3-1801.
Verscheydene ingezetenen hebben gevraagd om enige gemeentens gronden
voorpotinge te mogen incorporeren. Om 10 uur zullen de geërfdens worden
gehoord. De geërfdens zijn verschillend van gevoelen. Waar op besloten
wordt de requesten punt voor punt voor te lezen en om punt voor punt te
beslissen.
-
Vergadering van officier, schepenen,
twaalfmannen, borgemeesteren, kerk en Heylige Geest meesteren,
repreesenteerende het corpus alhier op 8-5-1801. Er is een request
ingekomen van verscheyde ingesetenen om enige gemeentegronden,
voorpotinge etcetera te mogen kopen.
-
Corporele vergadering op 20-8-1801.
De president deelt mede dat verscheyde ingesetenen verzocht hebben
eenige gemeentens gronden voorpotinge te mogen incorporeren. De geërfden
zullen heden om 11 uur hierover worden gehoord. De geërfden gaan acoord,
op 2 percelen na.
-
Vergadering van officier, schepenen,
twaelffmannen, Heylige Geest meesters, repreesenterende het corpus op
11-2-1802. De president deelt mee dat er een verzoek ingekomen is van
verschyde ingesetenen in gemeentens voorpotinge te mogen incorporeren.
-
Vergadering van officier, schepenen,
borgemeesteren, twaalfmannen, Heylige Geest en kerkmeesteren,
repreesenteerende ’t corpus van Veghel op 14-12-1802. De president
draagt voor een request van verscheyde persoonen om gemeentegronden of
voorpotinge te mogen kopen. Om half 11 zullen de geërfdens gehoord
worden. Waarop besloten is de geërfdens binnen te laaten en hen te
hooren. De verzoeken worden geaccordeerd op 6 na, welke finaal zyn
afgeslagen.
-
Brief aan het departementaal bestuur van Braband. De
gemeenteraad heeft op 9-10-1804 besloten op verzoek van ingezetenen
gemeentegronden te verkopen. Volgt een lijst van 6 namen en percelen.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
23-6-1805. Enige ingezetenen hebben een request gestuurd om enige
percelen van de gemeente te mogen kopen. Deze verzoeken worden
ingwilligd. Het gemeentebestuur zal het departmentaal bestuur
informeren.
-
Vergadering van de
raad dezer gemeente op 12-8-1808. Gelezen het verzoek van Johannes
Adriaan Ketelaars cum suis houdende verzoek om enige percelen tegen hun
erve gelegen te mogen kopen en enkele om die gratis te mogen krijgen.
Het verzoek wordt ingewilligd. De landdrost zal door middel van de
kwartierdrost worden geïnformeerd.
Illegale innamen:
-
Brief van 12-6-1799 van het gemeentebestuur aan de
ontvanger generael en rentmeester der domeynen van het voormalig gewest
Bataafs Braband. Op Uw aanschrijving van 26-6-1799 delen wij mee dat
binnen deese plaets door de navolgende pessonen gemeentens gronden syn
ingegraven sonder onses consent. Volgen drie namen. Tussen
1781 en 1810 werden voornamelijk percelen verkocht op verzoek van de
boeren. Enkele keren gebeurde dat voor publieke zaken: de bouw van het
raadhuis (1781), aanleg van de steenweg (1791) en ondersteuning van de
armen (1805 en 1807). Enkele keren verkocht de gemeente openbaar
percelen, zonder dat melding gemaakt wordt van verzoeken van boeren.
Mogelijk was er wel een algemene vraag of verkocht de gemeente grond om
de landbouw te stimuleren. De boeren volgden de verkopen kritisch. Het
verkopen van voorpotingen en stukjes gemeint die geïsoleerd lagen, werd
over het algemeen wel toegstaan, maar aantasting van de gemeint waar die
een groot aaneengesloten geheel vormde, stuitte soms op weerstand.
Het beleid van de overheid
Vanaf 1660 was de Staat aarzelend
ontginners tegemoet gekomen met fiscale maatregelen om ontginning te
stimuleren; anderzijds voerde ze een ontmoedigingsbeleid. Toestemming
tot privatisering van omvangrijke complexen ongecultiveerde gronden werd
in de regel slechts gegeven bij financiële noodzaak. Dit veranderde in
1786. Vanaf dat moment stimuleerde de staat de vervreemding van gronden
en verbeterde de fiscale tegemoetkoming. Dit in combinative met een
‘booming’ agrarische economie leidde tot een hausse aan verzoeken om
woeste gronden ter ontginning.
Op sommige plaatsen verzetten boeren zich
tegen het al te gemakkelijk verkopen van de gemene gronden. Dit verzet
ging door in de 19de eeuw. De boeren beriepen zich op het recht van de
ongeborenen. Het nageslacht zou verkort worden als te veel - voor de
uitoefening van het boerenbedrijf noodzakelijke -woeste gronden verkocht
en mogelijk ontgonnen of bebost zouden worden. Dit wordt wel gezien als
het bewijs van het conservatisme en het gebrek aan bereidheid bij de
boeren om te innoveren. De harde werkelijkheid was echter dat de boeren
bij gebrek aan kunstmest en mogelijkheden om mest uit de stedenop
goedkope wijze aan te voeren, afhankelijk waren van een zeker areaal
heide- en natuuen dat daardoor de mogelijkheden om te ontginnen over het
algemeen heel beperkt waren.
Onder Lodewijk Napoleon werden de fiscal
voordelen nog vergroot, maar tijdens de Franse tijd die daarop volgde,
was verkoop van gronden de jure bijna en de facto geheel onmogelijk.
(Bron: Vera, proefschrift 2011).
De handhaving
van het oude privilege van Veghel (1777-1790)
In 1379 kreeg Veghel het recht om percelen van de gemeint
te verkopen en werd het dorp vrijgesteld van de betaling van een cijns
aan de landsheer voor percelen kleiner dan 1 lopens (ofwel 50 roeden).
Aan het einde van dit opstel is een overzicht gegeven van de in veghel
uitgegeven percelen waarvoor een cijns aan de hertog betaald werd.
Hieruit blijkt dat vanaf 1620 het privilege niet altijd toegepast werd
en er soms ook voor percelen kleiner dan 50 roeden een cijns betaald
werd.
Op 9 augustus 1777 vergaderden in Veghel de offcier, schepenen,
borgemeesters, twaalffmannen, H. Geest en kerkmeesters en een aantal
geërfden. Er werd overlegd over de gemene gronden. Volgens het privilege
van 1379 heeft Veghel daar vrije beschikking over. Vanaf 1529 zijn in de
schepenprotocollen verkopen van percelen van de gemeint geregistereerd
ten behoeve van de gemeentekas. De laatste openbare verkoop had op
29-12-1719 plaats gevonden met voorkennis van de Raad en Rentmeester
Generaal der Domeinen. De laatste onderhandse verkoop dateert van
16-11-1737. De inkomsten van laatsgenoemde uitgifte zijn in de
dorpsrekening van 1737-1738 verantwoord, en zonder een opmerking van de
Leen- en Tolkamer gepasseerd. Er wordt voorgesteld er voor te zorgen dar
Veghel in de oude voorrechten ten aanzien van het verkopen van percelen
van de gemeint gehandhaafd blijft.
Op 26-1-1779 werd er overlegd over de bouw van een nieuw raadhuis en de
aanleg van een stenen straatweg in de kom. Dit zou dan te bekostigen
zijn uit de verkoop van een stuk gemeentegrond, want er is veel grond
die steriel en nutteloos ligt. De vergadering committeert de officier en
schepenen om een verzoek te sturen aan de Raad van State om octrooi te
krijgen tot verkoop van nieuwe erven en de penningen te gebruiken voor
bouw een raadhuis en de straatweg.
Op 9-9-1780 vroeg J.H. van Heurn namens de Leen en Tolkamer om een
begroting voor het te bouwen nieuwe raadhuis. Op 2-1-1781 vergaderden de
schepenen over de toestemming van de Raad van State om enige nieuwe
erven ter waarde van 5.500-0-0 te verkopen voor de financiering van het
nieuwe raadhuis. President Hendrik Gebrandts werd gemachtigd om te
overleggen met de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen of de Leen
en Tolkamer over het maken van een bestek en de aanbesteding,
Op 26-10-1786 verzochten de regenten van Veghel uitstel op het verzoek
van de Leen en Tolkamer om voor 1-11-1786 te reageen op het verzoek van
22 ingezetenen om percelen van de gemeint te kopen. Op 1-12-1786
vergaderen de officier, schepenen, borgemeesters, twaalfmannen,
H.Geestmeesters, kerkmeesters en geërfden over dit verzoek. De vragen
van de Leen- en Tolkamer waren:
-
Zijn deze perceeltjes gelegen in zodanige gemeente,
waarvan de Staten Generaal als hertog grondheer zijn; zo niet, wie is
tot die grond gerechtigd?
-
Is die gemeentegrond aan de inwoners of anderen in
gebruik gegeven? Zo ja, aan wie en wanneer?
-
Wat is de considerate van de corporele vergadering
hierop? Betekent het dat er wegen worden versmald? Wordt voorpoting van
anderen aangetast? Lijden gemeente of andere geërfden schade?
-
Hoeveel moet volgens de corporele vergadering voor
ieder perceeltje berekend worden?
Antwoord van de vergadering: de gemeente komt het recht toe om percelen
uit te geven. Men is van 1529 tot 1737 in ongestoorde possessie geweest
van de gemeente en er is dus een wezenlijk bezwaar gelegen in het
appointement van Raad van State van 31-3-1778 en de resolutie van
5-2-1781, waarbij het voorschreven recht aan deeze gemeente is ontzegd.
Men dient een bezwaar in en vraagt om het appointement van 31-3-1778
buiten effect te stellen. Men wil een verklaring dat binnen Veghel ten
aanzien van de verkoping van perceelen gemeente wordt gelaten bij het
oud gebruik.
Op 2-12-1786 werd een brief aan de Leen en Tolkamer gestuurd. De
inwoners van Veghel hebben door het privilege van 20-11-1379 recht om
percelen uit tegeven. Dit privilege is door de Raad van State op
23-4-1648 bevestigd, Op 31-3-1778 werd het ingetrokken, zodat men zich
na die tijd om octrooi tot het verkopen van nieuwe erven te krijgen tot
de Raad van State moest wenden, zoals zulks is geaccordeerd op 7-2-1781.
Bij de resolutie van 9-8-1786 is het vrijgelaten om bezwaren kenbaar te
maken. Dat doet de gemeente bij deze.
De beslissing over dit verzoek van Veghel werd door de Raad van State op
2-4-1788 in handen van de Leen en Tolkamer gelegd. Vergadering van
officier en schepenen op 17-12-1789. Tot nu toe is op het request
aan de Raad van State om nieuwe
erven te mogen verkopen geen beslissing genomen. Wordt goed gevonden de
Raad van State om een spoedige beslissing te vragen.
Op 20-1-1790 besloot de Raad van State dat Veghel in haar oude gebruik
om na verhoor van de geërfdens percelen van de gemeint te verkopen
gehandhaafd blijft. De inkomsten van verkochte percelen moeten in de
dorpsrekening verwantwoord worden en de transporten ter secretarye van
Veghel gepasseerd. Wat betreft de cijns op de te verkopen percelen, de
houtschat en de novale tienden en moeren zal men zich moeten blijven
houden aan de resolutie van 23-4-1648. De resolutie van 31-3-1778 wordt
buiten effect gesteld.
De regeling
met de Raad en Rentmeester Geneeraal der Domeinen
Hierna besloten de offcier, schepenen, borgemeesters, twaelffmannen,
Heylige Geest en kerkmeesters op 11-2-1790 gemeentegronden openbaar te
verkopen. Er is gelegenheid om bezwaren in te brengen. Als er geen
gegronde bezwaren ingebracht worden zal op 10-3-1790 openbaar
gemeentegrond verkocht gaan worden.
Op 20-31-1790 werd er weer vergaderd. Sommige geërfdens hadden bezwaren
ingebracht tegen de verkoop van het Heijke bij Jan van Boxtel, 'dog
geene genoegsaame redenen daer voor wisten bij te brengen is dezelve een
tijd van 14 dagen eerstcomende geaccordeert, om die aan de vergadering
schriftelijk voor te dragen'. De vergadering is van mening dat geen
inwoners van het land van Ravenstein zouden mogen kopen, en dat de
kopers ¾ van het koopbedrag 15 jaar zullen mogen laten staan tegen een
rente van 3 %. Johan de Jong wordt gecommitteerd om de Raad en
Rentmeester Generaal der Domeinen te informeren over de geplande
verkoop, om de te verkopen percelen te doen afmeten, om de verkoop
condities te arrangeren, om de percelen openbaar te verkopen, en om de
verkochte percelen bij de leen en Tolkamer te laten registreren.
Op 19-5-1790 schreef het dorpsbestuur van Veghel de volgende brief aan
de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen:
De Raad van State hebben bij resolutie van 20-1-1790 goed
gevonden dat Veghel gemeentegronden mag verkopen met voorkennis van de
Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen. De transporten moeten tot de
Leen en Tolkamer worden gedaan en daarna ter secretarije van Veghel
geregistreerd worden. Er is een grote begeerte onder de inwoners om
percelen te kopen, en daarom is op 25-2-1790 aan de ingezetenen
gepubliceerd dat er percelen openbaar verkocht zullen gaan worden.
De Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen is hiermee
geïnformeerd en wordt de resolutie van het dorpsbestuur ter hand
gesteld. De Raad en Rentmeester Generaal had gezegd dat aan de
voorkennis niet voldaan is, omdat ze voorheen altijd de te verkopen
percelen geïnspecteerd had en de transporten op de leen en Tolkamer
zouden niet namens het corpus, maar namens de Raad en Rentmeester
Generaal der Domeinen dienen te gebeuren.
Veghel wil de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen
niet te kort doen, vraagt om toestemming, nodigt uit om te komen
inspecteren en zal in het vervolg toestemming vragen. Er is in het
belang van de ingezetenen gehandeld. De transporten werden in vroegere
tijden uit hoofden van onze privileges gedaan. In de resolutie van de
Raad van State is een verandering gemaakt, de plaats van de registratie
is ter Leen en Tolkamer in plaats als voorheen alleen de secretarye.
Aangezien de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen geen kennis had
van het octrooi van de Raad van State stuurt Veghel hem een copie toe.
Vetrouwend op een billijk antwoord.
Op 11-6-1790 vergaderde het dorpsbestuur over is een brief van de heer
W.C. Ackersdijk uit naam van de Raad en Rentmeester Generaal der
Domeinen. Na het mondelinge rapport van de president en Kuipers die
advies ingewonnen hebben van de advocaten Losecaet en Verster besluit de
vergadering de volgende brief an W.C. Ackersdijk te sturen:
Het smart ons aan de requisitie van syn Hoog Wel
Gebore om de bepaalde verkoping voor drie off vier weeken uit te stellen
niet te konnen voldoen, vawege het ongemake en omdat wij daardoor
gehouden gekunnen worden om de toestemming nodig te hebben van zijn Hoog
Wel Geborene, dat ons in de resolutie van de Raad van State van
20-1-1790 niet is gedemandeerd, en uitstel is alleen geschied om alle
deferentie te bewijsen en te tonen hoe wij gehandeld hebben bij de
verkoping.
Vergadering door officier en schepenen op 8-7-1790. In de vergadering
wordt een brief van de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen, W.G.J.
van Rhemen voorgelezen. De vergadering besluit het volgende antwoord te
sturen. De resolutie van 30-6-1790 volgens welke de conditien van
verkoping van nieuwe erven moeten gebeuren is ons niet bekend. We
vertrouwen er op dat u ons
een copie zult laten besorgen. Volgt een copie van de brief van de Raad
en Rentmeester Generaal der Domeinen W.G.J. van Rhemen, ’s Bosch
5-7-1790.
Op speciale last van de resolutie van de Raad van
Staten van 30-6-1790 deel ik u mede dat de Raad van State bedoeld had
dat de transporten van de verkochte gemene gronden ter Leen en Tolkamer
moeten geschieden door de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen. Dat
de geloftes ter zake deze verkopen op dezelfde plaats gedaan moeten
worden. Dat bij de verkoping van gemeentens gronden te Veghel door de
kopers 1-16-0 voor een extract van de coopconditien moet worden betaald
en dat dien conform de conditien van verkoping moeten worden
geredresseerd.
Request van 18-7-1790 van het dorpsbestuur aan de Raad van State.
Volgens de resolutie van 20-1-1790 mag de gemeente
gemeentegronden verkopen na verhoor van geburen en met voorkennis van de
Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen hebben de regenten op 14 en 15
juni provisioneel en 14 dagen daarna bij het uitgaan van het hoogsel
finaal enige gemeentegronden openbaar verkocht. De regenten hebben
bericht gekregen van de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen
waarbij hij ons informeerde over uw resolutie van 30-6-1790. Die
resolutie was ons onbekend en op ons verzoek stuurde de Raad en
Rentmeester Generaal der Domeinen ons een kopie. De regenten vragen om
een copie authentique van de Raad van State. Uit het schrijven van de
Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen maken de regenten op dat hun
voorrechten geheel worden vernietigd. Er is voor door de gemeente veel
moeite gedaan om de condities van de verkoping goed te regelen.
Hierna worden door Veghe geregeld percelen verkocht. De beslissing
daarover wordt steeds genomen door het dorpsbestuur in overlegd met de
geëefden. Het dorpsbestuur informeerde keurig de Raad en rentmeester
Generaal der Domeinen. Er is wel sprake van inspectie door de hogere
overheid, maar dat leidde nooit tot aanpassingen of stoppen van
verkopingen. Met andere woorden die inspectie was slechts een
formaliteit.
De inspraak
van de geërfden
Het dorpsbestuur overlegde bij de verkoop van nieuwe erven altijd met de
geërfden. Die hadden daar vaak een duidelijke mening over. Zo werd
bijvoorbeeld op 5-11-1791 besloten om
van 80 percelen er 14 niet te verkopen, omdat ze niet nabij
bestaande erven liggen en ook niet gemist kunnen worden aan de weide.
Perceel nr. 22 was geweigerd, maar was al eerder geaccordeerd en nr. 65
is accoord mits aan de Schijndelsen dijk naast de gevraagde voorpoting
van Jan van Kilsdonk nr. 291 komt te liggen. Was verder besloten om de 4
lopens bij nr. 2 naast het Heijke aldaar publiek te verkopen, en ook nr.
31 en het gehele Schutsbooms broekje, zo ook het Heijke van ’t huis van
Peter Verhoeven tot Jan van de Laers erve, en de rest tussen erve van
Benjamin de Jong langs den Roijsen dijk dat Heyke van de Nieuwe Campen
aff.
Op 18-12-1792 stuurde J. van Heurn, namens de Leen- en
Tolkamer een brief aan de regenten van Veghel. Leden van de corporele
vergadering hebben gestemd op hun eigen verzoek om percelen van de
gemeente te mogen kopen. Dat behoort niet te gebeuren. De vergadering
dient de grootste onzijdigheid in acht te nemen en leden van de
corporele vergadering dienen niet te stemmen op eigen verzoeken of
verzoeken van familieleden.
Soms wilden mensen een perceel kopen, maar vond de
vergadering het voordeliger om die percelen openbaar te verkopen. Zo
werd op een corporele vergadering op 27-4-1797 besloten:
voor alle man te verkoopen soodaanig
gedeelte van een ingegraven plak gemeente gedaan door den overleeden Jan
van Veghel opt Zontvelt waar denselve een huijsje sonder permissie van
deese vergadering had gestelt, onder mits dat den coper van dat plakje
gemeente het huijsje zal afbreeken en voor het selve aan sijn nagelate
weduwe sal voldoen eene somme van sestig gulden. Verder wordt een
verzoek besproken van Bastjaan Hendrik van Mierlo cum suis om gemeente
grond te mogen kopen, veelal voorpotinge van de verzoeker. De meeste
geërfden zijn er tegen, die vinden het beter die grond openbaar te
verkopen, waartoe de vergadering besluit.
Corporele vergadering op 4-3-1800. Er is geen batig slot meer over. Er
moet niet alleen gezorgd worden voor gewone maar ook voor extraordinaire
gevallen welke natuurlijk het oorlogstoneel van de Bataafsche republiek
na sleept en voor seeker te veronderstellen is deese plaats neevens ’t
heelal in zal moeten deelen. Er zijn maar twee wegen in te slaan,
namentlijk de reële en personele lasten zeer hoog te stelen, ofwel om
enige gemeentegronden te verkopen. De president adviseert het laatste,
omdat de omslagen nooit hoog genoeg zullen zijn als er extraordinaire
betalingen moeten geschieden, en het de ingesetenen hard zal vallen om
deze omslagen te betalen, te meer daar in den afgeloopene jaare soo veel
aan den landen door een ieder van syne besittinge is betaalt geworden,
en ten derde dat een ieder uyt de publique nieuwspapieren gezien zal
hebben de voorstelling van het uytvoerend bewind om in deese jaare
weederom een generaale heffing van 4 percent van ieders besittingen te
doen. En ten derde dat ontrent de ongecultiveerde gronden mogelyk
sodanige bepaalinge, schikkinge en veranderingen wel eens zoude kunnen
werden gemaakt, dat de gemeente daar door int vervolg grootelijks berouw
zou konnen hebben deese haaren tijd niet waar te hebben genoomen. Om 11
uur zullen de geërfdens gehoord te worden over de verkoop van een groote
quantiteit gemeentens gronden. De
vergadering gehoord hebbende de geërfdens syn van de selve de gevoelens
different ontrent de voorstelling tot verkoping van nieuwe gemeentens
gronden, en wordt besloten om niet overhaast te beslissen.
Vergadering van de municipaliteyt op 7-12-1800. Op 1 en 29 juli heeft de
corporele vergadering toegestemd in de verkoop van enige gemeente
gronden. Deze zijn opgemeten door landmeter M. van der Voort. Dat
dagelyks veel ingezeetenen bij hem addresseren dan eene om hier den
andere om daer eenige ongecultiveerde steriele gemeentens gronden te
mogen incroporeeren en ter culture te brengen. Deze verzoeken worden
meestal afgewezen. Hij is geinformeerd dat verscheidene inwoners een
verzoek aan hogerhand zullen sturen. Dat men int generaal weet hoe de
souverainiteit denkt ontrent dit nodig en nuttig werk om ter culture te
brengen de onbeboude sterile gronden, en dat het recht dat de gemeente
heeft om hierover te beslissen wel eens geheel en al de bodem in zou
kunnen worden geslagen, en aanleiding zou kunnen geven om deze gronden
als nationaal goed te verkopen. De vergadering besluit een corporele
vergadering te beleggen en hen te informeren over de intentie van de
vergadering dat zij besloten heeft om tot gerief en voorkoming van
klagten der ingeseetenen publiek te verkopen een groote quantiteyt
gemeente sterile ledig leggende onbeboude gronden.
Vergadering van officier, schepenen, borgemeesteren, twaalfmannen, kerk
en Geylige Geest meesteren ter raadcamere op 19-12-1800. Heden om 10 uur
zijn de geërfdens opgeroepen ten eynde hun gegronde redenen te horen
tegen de resolutie van de vergadering van 10-12-1800.
Er werden diverse bezwaren
ingebracht., maar er waren geen geërfdens tegen alle het voorgestelde.
Er werd voorgesteld dat een commissie ter plekke gaat kijken, twee uyt
de geërfdens, twee uyt de twaalff mannen, kerk en Heylige Geestmeesters,
twee uyt de borgemeesteren en vervolgens de municipaliteyt.
Vergadering op 12-1-1801 van officier, schepenen, borgemeesteren,
twaalff mannen, kerk en Heijlige Geest meesteren, benevens twee leden
uyt de geërfdens. De commissie heeft de aangewesene plaatsen nagesien en
bevonden op de na volgende manier en plaetse ’t geschikst ter verkoping
is. Er worden gedetailleerde aanbevelingen gegeven die goedgekeurd
worden.
Enkele verzoeken werden op 16-3-1801 afgewezen en op 24-3-1801 vochten
de afgewezen geërfden deze afwijzing aan. Adriaen Johannis Verbeek had
mee overlegd en is geen lid van de vergadering. De vergadering besluit
hierop om opnieuw punt voor punt over een lijst van 93 verzoeken om
percelen te mogen kopen te besluiten.
Onenigheid over de inspraak van de geërfden
In 1803 werd er een nieuw reglement voor de districts- en gemeente
bestuuren van het departmentaal bestuur van Braband aangenomen.
De plattelandsgemeenten werden
voortaan bestuurd door een aantal ‘leden van het gemeentebestuur’, soms
aangeduid als de ‘schepenen’, en een aantal gecommitteerden of
raadslieden, die werden gekozen uit de inwoners. In Veghel kwam een
gemeentebestuur dat bestond uit zeven leden en dat werd bijgestaan door
acht gecommitteerden. De verschillende rotten, wijken of herdgangen van
een gemeente dienden zo veel mogelijk op gelijke voet afgevaardigd te
zijn. De gecombineerde vergadering van het gemeentebestuur plus de
raadslieden werd de ‘raad van de gemeente’ genoemd.
Na
deze bestuurlijke hervorming oordeelde het gemeentebestuur dat de
geërfden niet langer gehoord hoefden te worden. Lang niet alle geërfden
waren voorstander van de verkoop van nieuwe erven en de daarmee
samenhangende aantasting van de hoeveelheid wildernis, die men nodig had
voor het weiden van schapen, halen van turf en andere doeleinden. Dat
leidde soms tot moeizaam overeg waarvan men nu verlost hoopte te zijn.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
24-8-1803. Ter tafel gebragt het request van Johannis Joost van de Sande
cum suo om perceeltjes voorpoting te mogen verwerven. Eertijds werden de
geërfden over zulke verzoeken gehoord. Nu vertegenwoordigen de
gecommitteerden de geërfdens, zodat die niet meer gehoord hoeven te
worden. De vergadering besluit om schout-civiel G. van Roij en
substituut-secretaris J. Jacot te committeren om met het departementaal
bestuur van Braband te overleggen over het al dan niet horen van de
geërfdens en de te doene transporten.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
1-12-1803. Lid van het gemeentebestuur H. van Hoofd en substituut
secretaris J. Jacot hebben rapport uitgebracht. Ze hebben advies
gevraagd aan dorpsadvocaat meester P. van Meeuwen nopens het verkopen
van nieuwe erven. De advocaat was volkomen van mening dat deze
vergadering met de rechten die eertijds aan de corporele vergadering
behoorden kan voortgaan, en doordien den Raad en Rentmeester Generaal
welke laast de transporten van nieuwe erven van wegens deese gemeente
had gedaan in dit opzigt was vervallen, de transporten int vervolg door
den preesident of eenen commissie daar toe uit dese vergadering te
benomen zou kunne geschieden, en aangaande het hooren der geërfdens
zoals vanouds, vervallen te zijn door dien derzelven door
gecommitteerden worden gerepreesenteert en dus geene speciale oproeping
nodig zynde. Waarop de vergadering besluit, in aanmerking nemende de
noodzakelykheid om dorpscasse te styven, enige percelen van deze
gemeente publiek te verkopen.
Met die voortvarendheid haalde het
dorpsbestuur zich de woede van een aantal inwoners op de hals.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
16-12-1803. J. de Jong, lid van het departementaal bestuur van Braband,
als gecommitteerde uit de commissie van politie en economie, bengt ter
kennis van het gemeentebestuur dat een aantal ingezetenen een verzoek
gestuurd hebben naar het departementaal bestuur van Braband, en daarbij
verzochten de gemeenteraad te gelasten de op 19-12-1803 te doene
verkoping van nieuwe erven uit te stellen. De gemeenteraad wordt
verzocht een commissie te sturen om morgenvoormiddag ten departementeels
huyse ten eynde wast mogelyk met een commissie uit de geërfdens aldaar
zoude preesent zyn minnelyke schikkinge en arrangementen deswegens aan
te gaan. Schout-civiel G. van Roij, en mede-lid A. van den Broek worden
hiertoe gecommitteerd.
Vergadering van het gemeentebestuur
op 18-12-1803. De gecommitteerden G. van Roij en A. van den Broek
brengen rapport uit.
-
Extract uit het register der resolutien
van de commissie van politie en economie van het departementaal bestuur
van Braband, 17-12-1803. Is gelezen de marginale resolutie van het
departementaal bestuur van 16-12-1803 waar bij om ten spoedigste te
dienen van consideratien en advies in handen van de commissie wordt
gesteld een request van A. J. Verhoeven en andere ingeseetenen en
geërfden te Veghel, verzoekende
dat het bestuur de raad van Vechel gelieve te gelasten met de op
aanstaande maandag 19-12-1803 bepaalde verkoping van beste weij en
broekgronden ontrent den Eekelskamp geleegen te suspendeeren, en verder
den raad voornoemd te waarschuwen en te beveelen van nimmer in het
vervolg de geërfden en hun wettig en costumier recht te turbeeren met
last om al de onkosten by de supplianten in deeze gehad of geleeden te
vergoeden, zonder nogtans iets ten laste der gemeente in dorpsreekening
te brengen.
-
J. de Jong, de commissie uit het
gemeentebestuur van Vechel en A. H. Verhoeven als gequalificeerde van
bovengemelde supplianten zijn gecompareerd. Welke comparanten, na het
wisselen van consideratien over en weeder door intercessie deezer
commissie gezamentlijk zyn overeengekoomen een minnelijke schikking daar
te stellen, ten welken einde door A. H. J. Verhoeven is aangenomen het
daar heen te derigeeren dar de bovengemelde supplianten zich tot het
aangaan dier schikking op morgen per requeste aan den raad der gemeente
van Veghel adresseeren. Waarop is goed gevonden het gemeentebestuur aan
te schrijven, om van de schikking met de supplianten aan te gaan, aan
deze commissie rapport te doen.
-
Communiceerde wyders den voorgemelde
gecommitteerdens onder approbatie van de raad dezer gemeente met A. J.
H. Verhoeven als gecommitteerde van eenige geërfdens overeen gekomen te
zijn dat in plaats van het plakje gemeente in de Putten wat verderop aan
de overzyde van de nieuw te maken dreef zoude worden verkogt, doch dat
in zulk geval de geërfdens zulks bij request aan den taad op heden zou
addresseeren.
Uiteindelijk liep het met een
sisser af. In het daarop volgende verzoek van een aantal inwoners van
Veghel vraagt men niet om herstel van het oude recht om gehoord te
worden, maar stelt men een relstief kleine wijziging van de ligging van
de te verkopen percelen voor. Ondanks de hoogdravende taal, stelde het
verzoek uiteindelijk weinig voor, en het werd dan ook door het
gemeentebestuur ingewilligd.
-
Vergadering van het gemeentebestuur op
18-12-1803. Request aan de raad der gemeente te Veghel.
Geven met eerbied te kennen M. F. Van Doorn, Jan H. van den
Tillaar, Rut van de Wiel, J. F. Van de Tillaar, Johannis A. van den
Tillaar, H. J. van de Ven, D. G. van der Landen, H. D. van Doorn, J. H.
van de Ven, M. van Rijbroek, J. van der Linden, J. L. van de Ven, J. D.
van Doorn, A. van de Donk, M. van de Donk, P. van Lankveld, J. G. van
der Heyden, H. van den Boogaard, L. W. van Asseldonk, J. A. van
Asseldonk in de Stad, F. A. van den Tillaar, L. van der Ryt, A. L. van
Brederode, A. van Son, H. van de Donk, M. L. van de Ven, M. van
Kilsdonk, J. C. Van Cleeff, J. A. Keetelaars, F. H. van der Steen, F. J.
van Rybroek, J. van Rybroek, F. P. Verhoeven, A. J. van de Ven, A. J.
van Rybroek, F. J. van de Ven, A. van den Oever, J. verbeek, G. Verbeek,
J. van den Oever, J. Burgers, A. Keurlings, L. Verhoeven, A. Burgers, F.
Van Boxmeer, J. A. van Asseldonk, H. Verhoeven, M. H. Smits, L. van
Brand, F. P. Dirkse, G, van den Biggelaar, L. van Uden, L. van der
Heyden, Jacob Ketelaars, J. J. Boermans, A. van de Leest, L. van Dooren,
Hendrik L. van den Heuvel, J. Smits, L. Verbruggen, M. L. van Boxmeer,
J. A. Hendriks, ,. L. Wilberts, C. Van Doorn, allen inwooners en
geërfden alhier,
-
Dat de supplianten met verwondering
hebben gehoord dat U lieden, zonder de geërfden daar over te hebben
gehoord en geheel teegen het genoegen is besloten van op den 19
aanstaande deezer publiek en voor alle man te verkoopen een party
gemeentens grond by zondagsche publicatie van dien nader omschreeven.
Dat de geërfden voornoemd onder reverentie vermeenen dat zulks van deeze
gemeente na de regele ook met de regten en costumen strydig is. Reedenen
waarom de supplianten zich met eerbied tot U lieders vergadering wenden
met verzoek dat de resolutie voorschreven in gevolge de conferentie door
wederzydsch gecommitteerden voor de commissie van polisie en economie
uyt het departementaal bestuur gehouden mag worden gealtereerd, en dus
de 18 lopense in de Putten voor de eene helft op den plak door de
geërfden voorgeslagen en de andere helft op den plak door het gemeente
bestuur voorgesteld welke plakken juist aan den anderen grense vermag.
-
En door den preesident aan dese
vergadering voorgedragen of derzelve niet zou kunnen geod vinden het
verzoek der geërfdens int bovenstaande request gemeld te accordeeren of
wel vooraf een commissie te benoemen om de opgegeeve gronden te
inspecteeren, en met de te doene verkooping der afgemeeten perceelen tot
de Putten een zeekere tijd te suppersedeeren ten eynde alvoorens het
rapport dier commissie te hooren en voorts als dan op het gedaan verzoek
finaal te disponeeren. Waarop besloten is de verkoping van de reeds in
de Putten afgemeten percelen 14 dagen uit te stellen en Hendricus A. van
de Ven, J. van Eerd, L. van den Bosch en J. Vermeulen te committeren om
oculaire inspectie te nemen de door de geërfdens aangewezen gronden, ten
eynde daar over aan de vergadering rapport om te dien, om daarna finaal
op het gedane verzoek te disponeeren.
Vergadering van het gemeentebestuur
op 29-12-1803. H. van de Ven cum suis zijn inspectie wezen nemen ter
plaatse in de Putten op de door de geërfdens aangeweesen grond en
plaats. Hun is voorgekomen zeer
geschikt te zijn ter verkooping een plak gemeente geleegen alles in de
Putten agter het nieuwe erf van Johannis van Doorn langs de daar neven
gelegen geërfdens tot aan den koop van Adrianus van den Broek en wel een
strook ter breedte van circa 16 à 20 roede broekwaards in. De
vergadering beluit de eerdere resolutie te veranderen. Daar op bij de
vergadering is geresolveerd met en ten verpligting zooals de geërfdens
misschien soude vermeenen, maar ons genoegen te geeven onze resolutie
van 1-12-1803 in zoo verre te altereeren dat als nu in plaats der reeds
afgemeeten 18 lopens nieuw erf in de Putten de door de commissie
opgegeeven en voorgestelde gronden publiek te verkopen.
Illegale innames van percelen
De meeste
informatie over illegale innames van percelen van de gemeint komt uit
het archief van de Raad en Rentmeester der Domeinen, waarvan door Henk
Beijers regesten gemaakt zijn, waarvan dankbaar gebruik gemaakt is.
-
Op 30 juni 1701 stuurde de
Raad en Rentmeester der Domeinen Van Borssele een brief met informatie
over het illegaal ingraven van stukken van de gemeijnt van Veghel en
daarop huisjes te bouwen met de opdracht aan de deurwaarder om ter
plaatse te gaan kijken. De boete bedraagt 60 gouden realen.
-
Een brief van de naburen van
Veghel van 6 juli 1701 die verklaren dat Roelof Janssen van Kilsdonck
enige jaren geleden een slecht huisje heeft gebouwd op de gemeijnt en
dat hij daarvoor is bekeurd door de overheid. Men bepleit het behoud van
genoemd huisje vanwege de armzalige toestand waarin van Kilsdonk met
vrouw en kinderen verkeert.
-
Authorisatie op 5 maart 1717
voor enige achtmannen wonende op het Hoogeind te Veghel om zich te
begeven naar Dirck van den Tillaar schepen van het dorp om hem te
verbieden de gemeijnt in te graven, waartegen de naburen al
geprotesteerd hadden.
-
Lijst van de huisjes
staande op de gemeijnt van Veghel uit het jaar 1717 met vermelding van
het aantal jaren [ ] dat het er al staat:
-
Dielis van den Linde
[2] op den dijk van Erp
-
de weduwe Willem
Willem Santvoort [12] aent Haevelt
-
de weduwe Marten
Hendrik Gijsberts [40] aent Haevelt
-
de weduwe Cornelis
Tunisse [8] op de Heij
-
Willem Hendrik Tijssen
[18] aen Haevelt
-
Lambert Willem Corsten
[5] op Midegael
-
de weduwe Willem
Hendrik Lamberts [5] op de Heij
-
Roelof Jansen [20] aen
de Straet
-
de weduwe Aelbert
Broeckmans [15] aen de Hooge Eijnd
-
de weduwe Rombout
Hendrik Tonisse [8] aen de Leest
-
Huybert Tonis Gerart
Coene [18] aen Eert
-
Jan Tomassen [19] aen
Eert
-
Jan Ariaen Verstegen
[5] op Krijtenburgh
-
Aelbert Jan Rutte [4]
Krijtenburg
-
Bastiaen van Doere [2]
bij den Biesen
-
Francis Aelberts [10]
de Santstege
-
Aert van Heswyck [9]
aen Heselaer
-
Bericht van 28 juli 1743 aan
de Raad van Rentmeester van de domeinen van de regenten van Veghel met
een verklaring dat de Heer Gerard de Jong secretaris in het bezit is van
een stuk land vanouds genaamd den Steencamp (nu hoeve Corsica) liggende
rondom in de gemeijnt of vroente van Veghel en dat hij met zijn potingen
delen van de gemeijnt heeft geïncorporeerd en wel 400 tot 500 voeten,
wat tegen het pootreglement is. Bovendien heeft hij het geheel
afgesloten met een wal, sloot en slagboom, tot nadeel van de
ingezetenen. Men wil dat de raad en rentmeester stappen onderneemt om de
vroente ter plaatse weer open en vrij te maken. Hierop volgt een
fragment van de comparitie
ten aanzien van de geschillen tussen de regenten van Veghel en hun
secretaris.
-
Willem Vervoort heeft de
stadhouder van Peelland in kennis gesteld dat hij in de herfst van 1744
een kamp heiland heeft ingestoken onder het dorp Veghel gelegen groot
omtrent 7 ½ lopensen, mede grenzend aan een klamp tiende genaamd
Soffelt. In 1745 heeft hij daarin 2 lopensen in cultuur gebracht en
ingezaaid met haver en spurrie. In 1746 heeft hij 1 ½ lopense in cultuur
gebracht. De akte is verleden te Son en op 15 augustus 1746 ondertekend
door W. Gualtheri.
-
Matijs Gerits van Berkel
wonende te Veghel opt Ven verklaarde op 12 juli 1746 een octrooi te
hebben van de Raad van State om 4 of 5 roeden van de gemeynt van Veghel
te mogen ingraven zonder het te hoeven inmeten en afpalen. De raad en
rentmeester stuurt zijn deurwaarder Hendrik Nouhuijs naar Veghel om
informatie in te winnen,
want op illegaal ingraven staat een boete van 60 gouden realen.
-
Op het kantoor van de raad en
rentmeester is aangebracht dat Willem Rijnders een hoeve bewoonde op het
Sontveld bij de Kat onder Veghel toebehorend aan Willem Dirk van den
Asdonck die gemeentegrond zou hebben ingegraven. Coenraad Molhuijsen de
deurwaarder schrijft een relaas dat hij er op 6 juli 1774 is geweest met
twee regenten van Veghel en heeft aan de vrouw van Willem, die verbleef
in Holland, gevraagd of van Asdonck permissie had gegeven tot het
ingraven van dat stuk gemeentegrond. Ze zei dat ze dat niet wist. Ter
plaatse werden nog twee gebouwde hutten ontdekt van Dielis Gerrit Pepers
en Lindert Tony Rijkers.
-
Door de pachter van de
houtschat te Veghel is op 15 december 1786 aangebracht een zekere Jan
Antony van de Ven die bij zijn huis een plak grond heeft liggen en die
heeft ingegraven zonder daarvoor permissie te hebben, die ook de sloten
te ver had gegraven en op zijn voorhoofd beplanting aangebracht. Van de
Ven protesteert tegen de boete.
-
Op
27 april 1797 besloot de corporele vergadering van Veghel 'voor
alle man te verkoopen soodaanig gedeelte van een ingegraven plak
gemeente gedaan door den overleeden Jan van Veghel opt Zontvelt waar
denselve een huijsje sonder permissie van deese vergadering had gestelt,
onder mits dat den coper van dat plakje gemeente het huijsje zal
afbreeken en voor het selve aan sijn nagelate weduwe sal voldoen eene
somme van sestig gulden'.
-
Brief van het gemeentebestuur
op 12-8-1799 aan de ontvanger generael en rentmeester der domeynen van
het voormalig gewest Bataafs Braband. Op Uw aanschrijving van 26-6-1799
delen wij mee dat binnen deese plaets door de navolgende pessonen
gemeentens gronden syn ingegraven sonder onses consent.
-
Willem Verbruggen heeft
ingegrave en betimmert in den jaare 1797 een plak gemeente circa 4
lopens, aen de Haag opt Havelt
-
Jan van Duynhoven heeft
ingegrave en betimmert in den jaare 1798 een plakje gemeente, circa 2
lopens aan den Roijsen dijk
-
Johannis Waggelmans heeft
ingegraave en betimmert circa 3 jaere geleden een plakje gemeente,
ontrent 4 lopens bij het Eert bij Apenhoeff.
De met een cijns aan de hertog belastte uitgiften
De volgende tabel is afgeleid van de in Brussel en Den
Bosch bewaard gebleven cijnsadministratie van de hertog. In 1314 gaf de
hertog een groot deel van zijn pakket cijnzen in Peelland aan de heer
van Helmond, waaronder de meeste cijnzen die hij in Veghel inde. De
hoendercijnzen hield de hertog toen zelf.
Voor 1 bunder, ofwel 400 roeden uitgegeven percelen werd
betaald: 1 oude groot, ofwel 8 oude penningen, ofwel 12 nieuwe
penningen, ofwel 16 penningen payment, ofwel 2 hoenderen, tenzij anders
vermeld.
|