De turf
Martien van
Asseldonk, 1 oktober 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Kluitert en
Schuifelaar
Een oude vermelding van turf in de buurt van Veghel is te vinden in de
uitgiftebrief van Jekschot van 1311. De heer van Jekschot mag 'sine
berninghen ende zynen torf dair op doen slaen ende steecken gelyck den
anderen sonder wedersegghen van yemants'. De heer van
Jekschot kreeg van de hertog van Brabant toen toestemming om op de
gemeint van Rode brandhout te halen en turf te steken.
Andere oude vermeldingen we in het Bosch Protocol:
BP-1199, fol. 292
(10-2-1429)
Jan van Erpe
verhuurt voor zes jaar vanaf Pinksteren aanstaande aan Heymerick Jan
Heymerics een hoeve te Zitart voor 20 mud koren, half rogge en half
gerst, Vechelse maat, op Lichtmis (en de oude lasten) en 4 steen vlas
tot hekelen bereid, 10 quarten Meyssche boter, 8 kapoenen op letare, 10
hoenre en 6 ganzen en 20 pond boter en 6 malder eieren en bij een
(reynsche) 4 lichte gulden als spelgelt. De pachter moet zijn beste
paard door de verhuurder laten gebruiken als die dat nodig heeft. Hij
moet elk jaar 100 alen leveren voor het visgeweer, hij moet de omwalling
onderhouden. Het front van de boomgaard is half en half. Hij mag geen
beesten weiden op den Groeten Camp, tenzij kalveren of paarden. Hij moet
elk jaar 6 vimmen stro dekken in nieuw stro en de gebouwen onderhouden
aan dak en wanden. Hij moet elk jaar 10 vrachten turf brengen naar de
verhuurders huis in Sint-Oedenrode. Alle viervoetige beesten zijn half
en half.
BP-2115, fol.
313v (3-7-1445)
Jan van Erpe,
zoon van Jan verhuurd voor 20 jaar vanaf St. Jan laatstleden aan Jan en
Marten Rutten, broers, Henrick Vos, zoon van wijlen Gerit, en zijn zoon
Gerit Henrix Vos, Willem Warners en Jan Aertss van der Koyelair, een
kamp land tussen een straat en de hoeve van Middegae geheten die
Scorfthove, voor 50 pond payment, half te betalen op kerstmis en half op
Pinksteren. Eens in de 20 jaar moeten de huurders die kamp met elsen
beplanten. De verhuurder kan elk jaar één pleyt turf laten steken in die
kamp.
BP-1221, fol. 140
(21-8-1451)
Gijsbert
(Beertken), natuurlijke zoon van heer Godevaert van den Velde, priester,
deken van Woensel, heeft opgedragen aan Gijsbert Ghisel de helft van 45
roeden torfmoers op Zontvelt.
Beide Gysberten
hadden een helft verkregen van Henrock Willemss.
Turf werd gebruikt als brandstof. Als illustratie het volgende verhaal.
In de nacht van 30 november op 1 december 1570 had
Dirck Goert Dircxs die Becker tot
na middernacht zitten drinken in het huis van
Sebastiaen Vranck Claeuss .Toen hij afgerekend had en bij de deur stond
om weg te gaan, werd hij door Sebastiaen teruggeroepen: “Comt sitten,
ick sal ons nach eenen pot biers tappen.” Sebastiaen tapte een pot
bier en vroeg: “Willen wy gaen stoeten mitter carthen om eenen halven
stuyver?” Toen sprak Dirck “Steect die kersse dan aen.”
Sebastiaen draaide zich om, om een kaars aan te steken. Weyndel, de
vrouw van Sebastiaen die kennelijk vond dat de avond lag genoeg geduurd
had, sloeg tot twee of drie keer toe 'dat vuer wesende aen eenen
peeltorff' uit. Sebastiaen zei tegen Dirck: “Steeck ze ghy aen.”
Dirck nam 'eenen torff in die hant om die kersse aen te steecken'en
Weyndel sloeg hem drie of vier keer de turf uit de hand. Toen sprak
Dirck: “Weyndel, nu sal ick ze nochtens aensteecken ende slade ghij
my dan den torff vuyter hant, soe moecht ghy sien watter uw nae comen
sal. Dair is den torff, blaest die kersse noch eens vuyt.” Weyndel
sloeg Dirck de kaars uit zijn hand. Dirck werd boos, Sebastiaan nam het
voor zijn vrouw op en er ontstond een vechtpartij tussen Dirck en
Sebastiaen.
Afbeelding: brandende turf
In dit verhaal is spraken van peelturf. De inwoners van Veghel kochten
turf die in de Peel gestoken werd, haalden turf uit eigen privé-vennen
en privé-wildernis en mochten ook op toegestane tijden en plaatsen turf
van de Veghelse gemeint halen.
Turf uit de Peel
In de dorpsrekening van
1604-1605 wordt peelturf vermeld die op kosten van het dorp gekocht
werd.
-
Cornelis Goyrts heeft gecocht elfduysent peeltorff aen het duijsent voer
18 stuijvers 3 ort somma beloopt 10 gulden 13 stuijvers
-
Alnoch heeft Herman Tonis ende Jacop Tonis opten Peel gehaelt elck een
voijer torfs ende daer elck voer betaelt 27 stuijvers, facit 2 gulden 14
stuijvers
-
Alnoch Herman Tonis Jacop aent Hecken, Wouter Jacops, Reynder Aerts,
Henrick Lenart Driessen hebben vijf voijer peeltorfs gehaelt ende dyen
torf ons heer van Erp ende daer voer heeft Cornelis Goyarts ende Jan
Tijssen betaelt 5 gulden 18 stuijvers
Dorpsrekening
1613-1614:
-
Den 16en november door Ghijsbert Jan Alarts voir torff voir
den heere van Erp ende Vechgel gelijck die van Erp oock hadden gedaen,
costen 13-16-0
In de
dorpsrekening van 1658-1659 staat de aanschaf vermeld van peelturf voor
verwarming van de raadkamer.
-
Betaelt Joorden Jansen borgemeester een kerre peeltorff ende gebracht in
de raetcamer, ad 1 gulden 2 stuyvers
Hierna komt deze
uitgave jaarlijks voor. Soms werd de turf 'clot' genoemd, zoals in de
dorpsrekening van
1663-1664:
-
betaelt aen Jacob van der Haghen over getuijgen te leijen voort dorp dat
de bemden waren ondert water staende ende dat voor wethouderen van
Schijndel met noch eenighen clot die hij hadde gecocht om int raethuijs
te gebruijcken, samen 9-19-8
En in 1669-1670:
-
betaelt voor duysent clot in de raetcamer 2-5-0
In 1728-1729 werd
betaald voor het:
halen van een kar clot te Baackel.
Ook kocht het
dorp turf voor ingekwartierde soldaten, zoals in 1677-1678:
-
Aen de dragonders gedaen met order van schepenen liggende int huys van
Tuenis Roeloff de wagt van deselve torff gelevert 3-12-0
Op 9 april 1765
werd er een verklarng afgelegd over de tol die betaald moest worden voor
het vervoeren van peelturf.
Peeter van Griensven en Aart Willens van Eert verklaarden:
dat sy in den jaere 1763 hebben gecogt seekere morgen heylants, gelegen
onder Boekel, lande van Ravesteyn, paelende aen den dorpe van Erp,
naburige plaetse deses dorps. Dat sy deponenten de bovenste nerff off
heyde van voorscreven morgen voor een gering gedeelte haddende doen
afsteeken, hetselve gedroogt wesende tot brandt, off heyturff gebruijken
en aen den haert verbranden, deselve met haere karren na Veghel
transporteren, en doen transporteren in den beginne daer van geen tol
hebben gehaelt off behoeve te haelen (als werdende door andere luijden
sonder tol ook gehaelt) apparent om de geringheyt der waerde als de
roede daer kopende voor vierentwintig stuyvers meer off minder, en waer
op vier à vyff karren turff konne steken, dog dat sij deponenten
naderhandt en wel in den jaere 1764 sonder den preciese tyt te weeten,
ontwaer wierde dat door den vorster alhier was gepubliceert dat van die
en diergelyke heyturff tol moste werde gehaelt. Dat sy deponenten
seedert die tyt ook tol hebben gehaelt van de karre en daer van tol
betaelt.
Op 28 oktober
1807 sloot het gemeentebestuur van Veghel een overeenkomt met Lambertus
van Buel over de verwarming
van het schoollokaal. Wat betreft de aard van de brandstof werd
afgesproken:
-
Dat dezelve zullen bestaan uit goede deugzame en droge haardturf of
zogenaamde Boekelse klot en droog eiken, beuken, ypen, essen of
berkenhout en dat derhalve geen willige, poppelen, heelen of ander
vooshout zal mogen geleeverd of gebruikt worden.
-
Dat het hout niet te dik en op behoorlyke lengte om in de kachel
gestookt te worden zal moeten gekort zyn.
-
Dat ook zonder speciaal consent van het gemeentebestuur geen steenkolen
mogen gelevert of gestookt worden.
Turf uit privé-vennen en privé-wildernis
Op de kadasterkaart van 1832 staan op Veghels grondgebied een aantal
vennen of putten getekend die in een aantal kleine porties verdeeld
waren, zoals de Putten op het Zondveld en het Bergsven op de Berg aan de
Doornhoek. Dit waren turfvennen, waar verschillende gezinnen turf
moerden.
Degelijke privé turfvennen worden al in de zestiende eeuw genoemd,
bijvoorbeeld:
-
19-05-1534: ‘een stuck lants’ met een aangelegen ‘houtwasse’ en een
‘torffvenne’, genoemd die Truyen stucken, groot ca. 9 ‘loepense’,
gelegen als voor aent Hezelaer
-
21-05-1534:
‘een torfvenneken’, gelegen in Veghel aen die Heye in den Horrick
-
28-02-1540: ‘enen huyse, schuer, scop, hostat ende hoff’ met toebehoren,
groot met een ‘torfvenne’ ca. 1 ‘Bosch mudsen’, genoemd den Berch
gelegen in Veghel in die Vuytcampen aen die Heye
Behalve turfvennen worden ook privé turfvelden genoemd:
-
20-01-1531:
een ‘torffveltken’, gelegen op Hazelberch
-
01-10-1537: ‘eenen camp eensdeels heyvelt ende weyvelt ende torffvelt’,
groot ca. 4 ‘buenres’, gelegen in Veghel in die Gemeyn Buenre
Op 29 december
1784 werden er op verzoek van
Lambertus Clokgieters
verklaringen
afgelegd over een turfveld op Hoirdonk in het huidge Mariaheide.
Hendricus van der Asdonk verklaarde dat hij vanaf 1764 voor een jaar of
tien het huis van Lambertus Clokgieters op Hoirdonk gepacht had en in
die tijd uit een heiveld dat met het huis verpacht was 'gehaald heeft
vlagge en turf sonder tegen seggen van imande'.
Vergadering van het gemeentebestuur op 11-9-1805. Resolutie van de Raad
van Finantie van 30-8-1805 no. 16, aanschrijving om binnen 14 dagen een
aantal punten te beantwoorden aan de raad. Een van de antwoorden:
-
Dat er geen veenderijen, dan eenig moer of baggerveldjes waar in de
eijgenaars soms bij droge jaren tot hun gerief eene geringe hoeveelheid
turf of bagger steeken, onder onze jurisdictie gelegen sijn
Turf van de Veghelse gemeint
Op de Veghelse
gemeint werd turf gestoken. Deze turf was van de gemeenschap en moest
eerlijk verdeeld worden, en ook was de hoeveelheid die men er mocht
steken bepaerkt tot eigen gebruik. Ook werd er door het dorp turf
gestoken en verkocht om de dorpskas te spekken.
Verkoop door de gemeente
De dorpsrekening
van 1629-1630 vermeldt onder de inkomsten:
-
Michiel Donckers heeft voor torff opte gemeijnt vercocht ontfangen
tsamen mette vlaggen, 196-5-0
-
Item heeft Aert Gerits ontfangen van vercochten torff ende vlaggen
tsamen 130-0-0
-
Item heeft Aert voirs(creven) ontfangen van den genen die opte gemeijnte
hadden getorft volgens zijne lijste voor de schepenen daeraff byeen
gereeckent tsamen 25-10-0
Dergelijke inkomsten komen bijna jaarijks terug in de dorpsrekeningen.
De dorpsrekening van 1635-1636:
-
Jan Rutten ende Anthonis Gijsbertss stellen voor ontfanck als dat sy
ontfangen hebben van vercochten torff int verboden broeck vercocht,
bedracht ter somme van 130-13-0 blijckende bij de lyste daer van sijnde
-
Jan Rutten ende Thonis voorscreven stellen voor ontfanck als dat sij
ontfangen hebben van de gheene die getorff hebben op de gemyne heij,
bedracht ter somme van 33-5-0
-
Jan Jan Dirckx ende Jan Lamberts stellen voor ontfanck als dat sij
ontfangen hebben van vercochte vlaggen ende torff soo op Lijntvenne,
aent Heijlicht, int Rijbroeck, als oock int [D]ubbelen vercocht,
bedracht in alles ter somme van 227-16-8 blijckende bij de lijste daer
van sijnde
-
alnoch soo stellen Jan Jan Dirckx ende Jan Lamberts voorscreven voor
ontfanck tgheene sy hebben ontfangen van de gheenen die getorft hebben
opte gemijnte heij bedracht ter somme van 47-10-0
-
alnoch brengen Jan Jan Dirckx ende Jan Lamberts in twee coopen torfs die
sy vercocht hebben, eenen aen mijn heer den pastoer voor 30 stuyvers
ende eenen aen Joncker Versteegen voor 2 gulden, compt te samen 3-10-0
In de
resolutieboeken van Veghel wordt bij dergelijke verkopen soms ook de
motivatie gegeven. Enkele voorbeelden:
-
Vergadering van de regenten van Veghel op 12-5-1764. Om noodzakelijke
redenen, om de schaarheijt van de brand en tot goedmaking van de kosten,
verdiend door de advocaat en procureur in de zaak contra Oederode, is
besloten om enige turf en heivlaggen op de gemeentensheijde en op het
zogenaamd Rijbroexke, int Dubbele, als op de Heijde loopende na Uden
publiekelijk te vercoopen
-
Besluit van 5-6-1765 op verzoek van veele ingezetenen om enige heiturf
of vlaggen uit gemeente heide en Rijbroekx als in de heide na Uden
publiekelijk te verkopen.
-
Vergadering van de schepenen, borgemeesters, twaelff mannen, H. Geest en
kerkmeesters en een notabel getal geërfdens op 6-6- 1776. Wert aen de
vergadering voorgedragen dat vermits een nieuwe kerkmuur en eenige
vernieuwinge van bancken in de parochie kerke alhier moeten werden
gemaekt. De penningen daartoe kunnen niet door borgemeesters worden
gefurneerd, en een personele omslag is moeilijk vermits de sterfte van
het rundtvee hier soo sterk heeft gegrasseert. De vraag wordt gesteld of
het niet dienstig is om van turf en heivlaggen te verkopen. De
vergadering gaat met meerderheid van stemmen accoord.
-
Is op 15-5-1783 ter vergaderinge geresolveert dat vermits van tyt tot
tyt groes en andere turf int verbode broek etcetera wert gestoken eenige
turf publicq ende voor alle man na voorgaande veylingen te doen verkopen
en de penningen daer van komende te employeren tot het maeke van eenige
brandtzeylen en verlenging van den darm van de brandtspuyt en nog andere
brandtgereetschap
-
Is op 6-5-1785 by schepenen geresolveert om vermits in deesen jaaren de
klok in den toorn vergooten moet werden welke oude gebarsten is tot
vinding van die costen sal worden vercogt eenige turff op de gemeentens
broeke alhier tot circa 4 à 500 gulden.
In 1807 gaf de gemeente geld uit voor: de
gezworens voor het aanwyzen en afpalen der verkogte torf 7-2-0
Het turf steken, opzetten en bewaren van turf
Jan Dirckss van
Leyenborch en Dirck Janssen synen soone, beiden ingezetenen van
Jexschot, verklaarden op 19 juni
1659 dat zij op 29 mei laatstleden aan het turven waren 'in seeckere
hoijveldt genoempt de Hamelse Hoeffve gelegen binnen den Jexschotsen
wall int Jexschot.' Daar werden zij toen bekeurd door Mathijs Peters,
gezworen van Sint-Oedenrode, Mathijs en zijn gezelschap namen toen hun 2
schoppen af. In de nacht van 2 op 3 juni 1659 werd de door hen gestoken
turf, die daar nog was opgeslagen, gestolen. Een deel was weggevoerd en
een deel was buiten de Jekschotse wal op de Roose gemeint opgestapeld.
Toen ze op 3 juni ontdekten dat turf verplaatst en verdwenen was, hebben
ze het karrespoor kunnen volgen. Dat liep naar het huis van Mathijs
Peters, gezworene van Rode. Daar zagen ze in het huis en in de schuur
een grote partij turf staan. Ze zagen dat het hun turf was 'soo aen het
fatsoen van den torff als aen de grondt ofte aerde, te meer oock daer
van versekert synde overnits dat die van Rode doentertyt noch niet en
hadden getorft.'
Uit deze verklaring blijk dat:
-
men stak turf met een schop
-
na het steken werd de turf opgestapeld en bleef die enige tijd op de
gemeint staan
-
daarna werd de turf naar huis gehaald en binnen in een schuur of schop
opgeslagen
In een verklaring van 5 juli 1607 wordt verhaald hoe Jenneken, dochter
Aelbert Janssen, oud 16 jaren, op de Heihoef 'was torf opsettende van de
donder is doot geslagen ende geraeckt is in de lincker zeijde van het
slaap vant hooft, al daer het heel blauw was ende de muts vant hooft aen
de selve kant ’t eenemaaal van een'.
De keuren van 1559 schreven voor dat men de turfvoor eind april van de
gemeint weg moest halen:
-
Item alle die ghene die ouden torff heeft opter gemeynte die sal die
ewech hebben tot vuytgaenden aprille, ende daerna sal alleman die mogen
haelen.
Een torfschop wordt bijvoorbeeld vermeld in een verklaring van 13
augustus 1701.
Jan Jan Peter Leunissen, verklaarde dat hij de avond daarvoor bij zijn
vaders huis geuige was van een vechtpartij, en dat hij toen 'is gegaen
agter sijn vaders torfschop en heeft aldaar gehoort datter slagen
vielen'.
Op 3 dcecember 1705 verklaarden de schepenen van Veghel dat ze waren
wezen kijken bij de hoeve van Jekschot die gepacht werd door Wijnant
Hendrick Hensen. Tijdens een storm op 8 december 1703 was de kap van het
huis gewaaid. Er waren alleen blijven staan 'vijf gebonden met twee
gespan, en een stuck van de solder, die oock seer verganckelijck is, soo
dat het onmogelijck is voor den selven Wijnant Hendrick Hensen sigh met
sijne familie ende vee daer inne te komen omthouden en al sijne brandt
van houdt en torf zedert den voorscreven tijt van 1703 continuelijck tot
dato deses alsnog onder den blouwen hemel op straat heeft moeten leggen
en met sijne have, soo van schaepen als beesten moeten staan en
onthouden, hem des wegens den selve af bederven.'
Turf op een kruiwagen
Regulering van het turf steken op de gemeint
Dat het turfsteken in Veghel aan het einde van de vijftiende eeuw al
gereguleerd was, blijkt uit de inkomsten van de boete ogelegd vanwege
overtredingen van deze regels. Deze boeten vinden we terug in de
rekeningen van de kwartierschout. Enkele voorbeelden:
Rekening van 24
juni 1498 tot en met 25 december 1499:
-
Lambrecht Willem
Ghybensz die ‘getorft’ had
Rekening 24 juni
1522 tot en met 25 december 1523
-
Joessen de
Mesmaker van dat hy torf geslagen hadde 30 stuivers
Rekening van 25
december 1523 tot en met 24 juni 1524
-
Aernt Jan Dielis
‘van dat hy getorft hadde inder gemeynten dant behoirlyck was’
Rekening van 25
december 1559 tot en met 25 december 1562
-
Goyart Lambert
‘van dat hy int verboeden Broeck getorfft hadde’
De regels
betreffende het turven waren vastgelegd in de keuren van Veghel.
Op 23 november 1543 verklaarden de schepenen dat volgens de keuren
‘nyemant binnenbooms vander lantweren torven en sal op enen broeck van
enen Bosch ponde’.
De keuren van
1559 zijn bewaard gebleven en bepalen ten aanzien van het turven:
-
Op een aantal
plaatsen was het verboden turf te steken:
o
in Lemkens Hoeff op dese syde van Merfelt, off in die groese van
Grootschot tegen Jaspers Suirmonts Hoeff
o
op die Putten off in een halff roey daerna bij
o
opten Sittartschen Hoevel
-
het is verboden
om turf buiten Veghel te brengen
-
alleen de
parochianen van Veghel mogen op de gemeint turf steken
-
die gehele ploech en sal nyet meer torven dan met drij mannen ende die
halff ploech met twee mannen, ende daer beneden met enen man
De rechten op de gemeint waren verdeeld volgens de zogenaamde
ploegrechten. Het aantal ploegrechten bepaalde hoeveel schapen men er
mocht hoeden en hoevee turf men er mocht steken.
Turven was alleen toegestaan op de daarvoor vastgestelde turfdagen. In
de keuren van 1559 was geregeld 'dat die schepenen ende gesworen enen
dach voor den torfdach voortorven mogen om des anderen daechs ledich te
sijn, om ter gaen malcanderen te helpen die gemeijnte te vrijen'.
De schepenen ordoneerden op 24 juni 1668 'dat nimandt van de ingesteenen
nagebueren van Veghel sulle hebben te torven als de geede persoonen op
een dijnsdagh ierstcomende ende soo wies imandt wordt bevinden van de
ongeede perssonen te torven op den selven dagh sullen verbeuren eenen
peen ende amende van 32 stuivers, twee deel aan de officier en het
andere deel van de calangerende.
Op 5 augustus 1798 werd er een turfdag aangekondigd:
Aanstaande donderdag en zaterdag
zal er een turfdag worden gelegt, kunnende eenieder dus op de gemeentens
heyde daar ’t gepermitteert is van outs turff te steeken sulx doen, en
sal buyten die dagen niemand meer toegelaten worden. Ook dewijl men
onderigt is dat er nog eenige weynige kopers sijn die haere gekogte
turff in ’t gemeentens broek nog niet gestoken hebben, schoon deselve
volgens conditie reets lang had behoren gedaan te hebben, egter uyt
hoofde van den geduurige regen en slegt weer, aen haer word
gepermitteert om sulx nog te doen, dog niet langer dan deese week.
De keuren van 1785 sluiten zich bij de keuren van 1559 aan. Dit document
schrijft dat de verboden broeken'
van oudts afgebakent' zijn. De keuren van 1785 zijn wat uitgebreider wat
betreft de turfdagen:
-
Item de schepenen sullen jaarlykx wanneer goed vinden als van ouds
leggen een, twee of meerder torfdaegen, en sal door niemandt ’t sy arm
of reyk of siekte op geen andere dagen mogen werde geturft op peene van
drie gulden, en sullen int geheel niet mogen torven of vlaggen in de
verboode broeken alle afgebakendt en reenen gestelt , op peene van
vyftien gulden en verbeurte van den torf, waer over de regenten kunnen
disponeren om weg te geven aen arme of waerdig synde te vercopen ten
behoeve der gemeente, sullende de geenen die hunne karren en paerden
laeten gebruyken om den turf int verboode broek te halen ook
Het zogenoemde schutreglement
van 1804 bepaalt:
-
op illegaal turven staat een boete van 6 gulden
-
men mag voortaan geen turf meer steken op de voorpotingen naast de
landerijen
-
men mag geen turf steken op verboden plaatsen, wie daar met paard en kar
aangetroffen wordt, zal die verbeuren en krijgt daar bovenop nog een
boete van 3 gulden
-
Alleen ingezetenen van Veghel mogen op de Veghelse gemeint turven,
buitendorpsen die met paarden, trekossen of karren betrapt worden,
verbeuren deze
Ondanks de boeten
vermelden de archieven gevallen van obvertredingen:
Paulus Jan Peters woonde in Eerde en hoorde onder Veghel. 'Omdat binnen
het territorium van Veghel geenen goede heijtorff was, ter sluycx ging
vlaggen off torffven op de Rooder Heyde, en aldoen het ongeluck hadde
van door die van Sint Udenrooden te worden geattrapeert, en van hem eene
merckelijcke somme tot boeten vragende, oft wel sig onder Roij te
begeven. En omdat sij die zomme niet conden opbrengen, genootsaeckt was
onder Roij te begeven.' Dit was
in 1673 gebeurd.
Op 13 november 1698 werd verklaard hoe Hendrik Jan Putten, die een hoeve
op het Havelt pachtte illegaal gestoken groesturf aan het opladen en
wegvoeren was. Ondervorster
Jacob van Geelkerken wilde vanwege deze overtreding een koe in beslag
nemen. Marie, de vrouw van Hendrik Jan Putten bedreidehem met een riek:
“Soo gij mijn koe niet en laat
staan, soo sal ik u daer mede door de darmen stooten.”
Op 11 juni 1782
overlegden de schepenen van Veghel over overtredingen van deze keuren.
Veel inwoners van Veghel drijven hun schapen 'binnen
de bandheckens' en hoeden ze 'in de broeken en andere groene gemeentens,
en meede buyten de dagen daar toe gesteld gaan torff steeken. Het hoeden
van schapen binnen de bandheckens en op groene gemeintes wordt verboden
tissen half maart en 1 oktober. Op het turf steken buiten de turfdagen
wordt een boete gesteld.
Ondanks deze ordonnantie ginge het turven op verboden dagen en verboden
plaatsen door, Op 16 augustus 1790 werd het verbod herhaald en werd er
een boete van 3 gulden op gezet, 'sullende soo wel die geene welke
sullen bevonden worden groes torff op hunne karren te hebben geladen de
boete verbeuren als die geene welke de torff staken en sullen de ouders
voor hunne kinderen en de basen en vrouwe voor hunne bediendens moeten
instaan. Op 16 juli 1797 werd de boete verdubbeld van 6 gulden in het
vooruitzicht gesteld, 'sullende
diegeene die turffschuppen bij zig hebben verbeuren drie gulden paraat
te executeeren'.
In 1797 werden
Jan Janse van der Heyde, wonende op ’t Zontvelt, Hendrik Peeter van den
Heuvel, wonende op den Hogen Biesen, Jan Tonij Rykers, wonende aan de
Kempkens, en Corstiaan Adriaan Versteegde, wonende op Crijtenburg
bestrafd met een boete van 250 gulden voor illegaal moeren op de gemeint
op Hoog Krijtenburg. De gemeente wilde hen helpen om kwijtschelding van
de boete te bewerkstelligen. Wat er volgens de gemeente gebeurd was, was
'dat nu onlangs door eenige kinderen die de beesten na de gemeente
dreeven zeer toevallig ter plaatse voorschreven eenige moeragtige
gronden zijn ontdekt geworden, welke zij met hunne schepjes een weijnig
hebben uijtgestoken.
Dat de supplianten beneevens eenige verdere nabuuren daar ontrent
woonende zulks ontwaar zijn geworden aan U lieden niet willen ontkennen
daar van een geringe quantiteit hebben uijtgestoken en na hunne erve
gevoerd.' Ze beseften volgens de gemeente niet dat dit verboden was.
'Behalve dat de quantiteit van de door hun weggevoerde moer zoo gering
is geweest dat deselve met de voor hun ruinerende boete geen
evenredigheid is hebbende.' Op 14 oktober 1797 was de gemeente wezen
kijken en 'alles tesamen genomen betreft het ongeveer een hoeveelheid
die gemakkelijk op twee karren vervoerd kon worden.' Op 23 oktober 1797
schreef de gemeente:
Het ging om maar een kleine hoeveelheid. Het was geen nadeel voor de
gemeente of voordeel voor de overtreder, het ging er alleen maar om om
te sien off de specie van moer genoegsaam was om er goede turff van te
krijgen, in welk geval het veel voordeel voor de gemeente opgeleverd zou
hebben. Ze zouden voor hun ontdekking een premie moeten krijgen, want
moer is in deese gemeente schaars. Ze wisten niet dat ze voor moer die
bijna niets waard is een boete van 250 gulden riskeerden. Ze zijn ook
gestopt met moeren nadat hen dat door de ondervorster was verboden. Wat
betreft medeplichtigen, weten we niet van beschuldigingen dat er nog
anderen moer gestoken hebben, maar wel dat door de supplianten benevens
eenige verdere nabuuren daer ontrent wonende de ontdekking dat er moer
lag gedaan is.
Op 3 augusts 1793 werden er verklaringen afgelegd over de grens van de
gemeint van Veghel en Erp. Inwoners van het Havelt verklaren
dat zij 'altoos hun vee hebben
geweyt en gedreeven soo wel op het broek van Erp als van Veghel, sonder
eenig onderscheyt van jurisdictie, gelyk ook het vee van ingesetenen van
Erp meede weijde op het Veghels broek, soodanig dat het vee soo van Erp
als Veghel onder elkanderen weyde, maar dat de ingesetenen van Veghel en
Erp geen torff mogte steeken of vlaggen dan ieder in syn eijgen
jurisdictie volgens de gestelde palen.'
|