De Veghelse asschuur en de bemesting met as en beer
Martien van Asseldonk, 31 augustus 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Inleiding
De eerste Veghelse gegevens van bemesting met as
De eerste berichten over bemesting met haardas in Veghel dateren uit de
achttiende eeuw.
Op 21-12-1724 (notarissen)
verklaarde Jan Daniels dat hij in het voorgaande jaar naar Oss en Lith
gegaan was om daar as, als mest voor zijn groes, te halen.
Op 1 april 1765 legden een aantal inwoners van Veghel op verzoek van de
stadhouder een verklaring af over het mesten met haardas. Enkele
incidenten speelden zich 12 en 15 jaar geleden af. Hendrik Marte van
Doorn verklaarde:
-
dat hy verscheyde jaeren aen den anderen voor sig mede in geselschap van
anderen ingesetenen alhier, heeft gebragt gehadt assen (synde geen wee
assen, maer welke aen den haert wort gestookt en waer mede de
ingesetenen van deese en andere plaetsen haer heij en hoyvelden
bemisten) soo van Lith, Lithoijen, Kessel en Maeren, mede in Meyerye
gelegen.
Het probleem was dat ze vaak met as die ze in 'Amelrode, Wel, Heel,
Driel en andere plaetsen in Gelderlandt' gekocht hadden, altijd Den
Bosch gepasseerd waren, zonder dat er tol verschuldigd waren. Maar de
ollenaar van Oss, een zekere Tabbers, eiste wel tol. Ongeveer 12 jaar
geleden had die gevraagd:
-
Lambert Willem Hendrix had die tollenaar gevraagd:
“Wat beduijdt het dat wy van
assen hier tol moeten haelen, en wanneer wij om tol in Den Bosch van
assen vraegen by uw heer en meesters, sy ons het weijgeren tol te
geeven.” Hij Tabbers daer op antwoorde:
“Morjeu, kerel wanneer gij
koopmans goedt hebt geladen, al wast van stront, soudt gy tol moeten
haelen, dat soude ik ue geenen dank weeten, en seeker moet gij van assen
tol haelen.” Dat hij sesde deponent daer op antwoorde:
“Wanneer ik strondt hadde
gelaeden, soude ik die aen uw deur ter neder stooten, al soude het uw
uyt uw comptoir stinken.”
Op 31-3-1791 stuurden de schepenen van Veghel een antwoord op vragen
naar de Leen en Tolkamer:
-
De koophandel: den dorpe van Veghel ligt aan de riviere de Aa die in den
wintertijd met schuijten en pleyten wanneer het water hoog is ende
sluijsen ingestoten syn, waar door het water word opgehouden, vaarbaar
is en soude den coophandel konnen werden gevacoreert en torff off klot
komende uijt de Peel, graanen etcetera en die met minder costen als
thans na de stad ’s Bosch vervoeren by alsdien men die rivier een geheel
jaer kan bevaren, in koophandel is deese plaats tot nog toe niet bekend
dan in boter en is een wekelykse geoctroijeerde botermarkt alhier.
-
De hoedanigheid der teul en weylanden: synde sommige daar van goed en
andere redelyk, dog moeten alle door mist ter culture worden gebragt en
de meeste weijlanden door ’t halen van assen van de Maaskant ’t geene
per sak tegen een seer hogen preijs moet werden betaelt tot selfs 1-10-0
behalve de vragt, dog de weylanden langs de rivier de Aa leggende werde
door ’t overstroomen van ’t water bemist door den slip, maar in den
somertijd by de minste sware regens syn deselve onderhevig aan
overstrominge om dat in en uyt de moerassige Peel off heijde op
allerleij weijse de lopen off waterleydinge op de rivier de Aa werde
gebragt om ’t schielyk uyt deselve de lossing te hebben ten eynde haeren
torff off klot te halen en de moerasse droog te krijgen en ook de
ontgronding van tijd tot tijd merkelyk vermeerdert bij welke
overstroming der beemden in den somer de ingeseetenen een merkelyke
schade leijden, waarom de verdieping en verbreeding van die rivier
hoogst noodsakelyk beschouwt word. Ook is men eenigsints bezig met
nieuwe teul en weydelanden van sterile gronden goet te maken ‘t geen men
alhier van de hoogste noodsakelijkheid rekenen kan, en meer en meer
diende aangemoedigt te worden twewijl deese plaets weynig teulland besit
na evenredigheid van ‘t getal der menschen off huijsgesinden en welke
meest alle veel meer als haar konnen doen soude kunnen cultivere, te
meer dewijl de selven van dien aart en gesteldheid syn, dat niet een
redelyke moeijte en costen die tot goed land gemaekt kan worden soo als
den ondervindng reets geleerd heeft
Vergadering van schepenen op 17-12-1791:
-
De president brengt in dat de Raad van State te weeg gebragt is dat het
straatslijk binnen ’s Bosch voor een matige prijs door de ingezerenen
van de Meijerije kan bekomen worden. Dat men daar van met veel nut
alhier tot de culture der nieuwe erven gebruijk sou kunnen maken, dat de
costen der vragt daer van meer bedraegt dan de coopprijs, vooral door
het vorderen van het zogenaamde schutgeld door de molenaar van den molen
Ten Steen onder Berlicum en de molenaar van de molen Kilsdonk onder de
heerlijkheid Dinther.Die vordering is een groot bezwaar voor de vaart
van hier naar Den bosch en speciaal voor het overvaren van de keien voor
de straatweg alhier versterkt. De presiden stelt voor om de Edel
Mogenden (de Raad van State) hiervoor aan te schrijven. De vergadering
stemt toe.
Op 18 maart 1802 vergaderde het dorpsbestuur over de Kilsdonkse molen.
De molen mocht alleen in de wintermaanden gebruikt worden en elk jaar op
17 maart werd de sluis door het dorpsbestuur van Veghel open gezet. Toen
het dorpsbestuur dat gedaan hadden vertelde molenaar Nicolawe Koppens '
dat hy voortaan van de schuyten die door de sluysen
soude vaeren betaling vorderen zou. Dat was nadeling aangezien het
openen van de sluisdeuren 'de gelegentheid verschaft tot vrye doorvaert
voor de schuyten aldaer naar onse plaats, waar van onse ingesetenen tot
het overbrengen van asch, keyen en allerhande andere waeren een
menigvuldig gebruykt sullen maeken.' Er was dus in 1802 al sprake van
transport van as over de Aa door particulieren.
De bouw van de asschuur
Vergadering van het gemeentebestuur op 6 juni 1804.
-
De president brengt ter vergadering dat La Court, de Jong en Van
Meeuwen, leden vant departementaal bestuur laatstleden vrijdag aan het
gemeentebestuur in persoon hadde voorgedragen de nuttigheid en voordeel
voor dit departement in het verbod van de uitvoer des mestspecie en de
belasting op de haardasse, die door hunne aanhoudende poginge eyndelijk
was daargesteld. Dat om zodanige verbod en belasting tot stand te houden
alle middele diende int werk te worden gesteld om de steede van gemelde
mestspecie en byzonder van de haard assche te ontlasten. Dat ook ter
bevordering van dien preemie zoude worden uitgeloofd.
-
Waar op geresolveert is voor reekening dezer gemeente aan te leggen een
asch schuur en schuit in de Hollandsche steden of elders van tyd tot tyd
assche te koopen en dezelve tegens een matige prys zo aan de ingesetenen
deezer als andere gemeentes uit te verkoopen. En daardien daar toe een
behoorlyk octroy of authorisatie werd vereyst als meede om de penningen
daar toe nodig ter somme van 4.000 guldens te mogen negotieeren, zich by
request aant departementaal bestuur van Braband te addresseeren, als
meede daar bij te verzoeken dat intussen het bevaarbaar maaken der
rivier zo aan de sluize als andersints de nodige orders werde gesteld
ten einde het transporteeren de assche zo veel mogelyk gemakkelyk en min
kostbaar te maaken, alles in de veronderstelling dat aan deese gemeente
ook zal worden toegekend alle zodanige voorregten, preemien etcetera,
welke door het departementaal bestuur of anderen ter deezen zaken zullen
worden uitgeloofd. Schout-civiel G. van Roij wordt gecommitteerd om in
Den Bosch door de dorpsadvocaat een brief op te laten stellen.
Vergadering van het gemeentebestuur op 2-7-1804.
-
Volgens resolutie van het departementaal bestuur van 14-6-1804 heeft het
gemeente bestuur toestemming om een asch schuur binnen deeze gemeente op
te richten en het aankopen van een schuit, mitsgaders ’t aankoopen van
assche in de Hollandsche steeden en elders, om dezelve voor de
ingeseetenen deezer en andere gemeentes verkrygbaar te maaken, als mede
om 4.000 gulden daar toe nodig te lenen. Wordt besloten om de asschuur
te plaatsen op het Blijkveldje tegenover de beemd van Arnoldus van Weert
en daar van een goed bestek en teekening te laten formeeren.
De beemd van Arnold van Weert heeft in de reconstructie van Veghel
Hoogeinde, perceel nr. 4. Dat was aan de Aabrug. Het ligt ook voor de
hand dat men de asschuur bij de brug bouwde gezien de aanvoer van as per
schuit. In 1832 was de asschuur niet meer als zodanig gebruik. Wel is de
plaats nog met een
stippellijn aangegeven op de kadasterkaart van 1832.
Vergadering van het gemeentebestuur op 7 juli 1804.
-
Ter vergadering gedelibereerd zynde over het inkoopen van assche in de
Hollandsche steeden of elders. Waarop besloten is een commissie te
benoemen om in de Hollandsche steden of elders voor het eerst een
quantiteit van 20 dus sand bodemzakken min of meer voor reekening dezer
gemeente te koopen. G. van Roy wordt tegen een redelijk daggeld
gecommitteerd. Volgens dce commissiebrief wordt hij gelast in te koopen
of te pagten ongeveer 4.000 tonnen haardassche op de favorabelste
conditie welke hy met de verkoopers of verpagters derzelve zal kunnen
treffen.
-
P. van Roy, wonende te Gestel, is gevraagd een bestek en tekening te
maken van de op te rigte asschuur
Architect P. van Roy is op 19 juli 1804 op de vergadering van het
dorpsbesuur verschenen. Hij heeft een ruwe calculatie gemaakt van de
kosten van de op te richten aschschuur, en begint op 4.000 gulden, dat
verre de meening te boven gaande, is geresolveerd daar van aan de
absente leeden van dit bestuur kennis te geeven,
zullen de gemelde architekt nader worden ontboden om denzelve
maat tot het formeeren van een bestek en teekening met bepaaling der
groote te vereekenen.
Op 25 juli 1804 is met architect P. van Roij nader overlegd over het
bestek en tekening van de op te richten asschuur. De grootte en vorm
werd bepaald en de architect werd gevraagd het een en ander in orde te
brengen.
Op 9 augustus 1804 besloot het dorpsbestuur om een bestek en tekening de
de te bouwen asshcuur te laten maken en de bouw op 23 augustus 1804 aan
te besteden. De besteding zal ook in Rode en Erp worden gepubliceerd,
'zullende in de andere omliggende plaatsen billetten in de herbergen
werden aangeplakt'. Het bestek is bewaard gebleven:
-
Aanbesteding van het maken en bouwen van een zogenaamde asschuur ter
lengte van vyftig en ter breedte van vijfentwing voeten
-
Den aanneemer zal de voorschreeve aschschuur moeten stellen ter plaatse
zo hem bij de besteeding zal aangeweezen worden, en zal de fondamente
tot de voorschreeve schuur op eenen vasten grond ingevolge de teekening
moeten aanleggen, welke fondamente zullen bestaan in sufficante plaaten
en lipstokken, de welke hij alle in een goede orde zal moeten bewerken
en zorgen dat de lassen van de voorschreeve plaaten op een lipstok
koomen te vallen, om dat die door dezelve konne gestyfd worden. Wyders
zal hij ingevolge de teekening in de voorschreeve plaaten moeten hakken
de vereyste gaten om daar met pinnen in te stellen de bintstylen en
staande rijgels tot den opbouw van de voorschreeve schuur, de
grondplaatsen zwaar 5 à 7 duijm, de lipstokken van een behoorlyke lengte
en zwaarte, alle wel hegt spijkeren en vast aanstampen.
-
Den aanneemer zal tot deeze voorschreeven schuur moeten maken volgens de
teekening drie beneede gebinte van denne of masten hout, zwaar 7 ä 8
duim, dezelve met pinnen en gaten in den anderen werken en daar in weke
de vereijste spreijbanden, alle behoorlijk en sufficant op sluiten met
houtere sluitnagels, als meede zal hij moeten maken twee dito binte
zonder balken en die stellen aan de eindens van de voorschreeve schuur,
welke stylen van deeze binten hij zal moeten maken met pinnen en gaten
in de bove plaaten ofwel wormen om dat deeze bove plaaten moeten dienen
tot het opstellen van de opscheuten. Derhalve zal den aanneemer bedagt
moeten zyn de stylen van de voorschreeve twee eyndens gebinten zo als
het zal vereysschen langer te neemen, om dat alle de bove plaaten als
meede de onder grond plaaten alle van eene afzondere hoogten zuiver
waterpas moeten gewerkt worden, welker lengte van de voorschreven
bintsteilen in de teekening is bepaald.
-
Den aanneemer zal de voorschreeve vyf beneede gebinte met goede pinnen
moeten stellen in een goede orde in de reets voorschreven gaaten op de
onderplaaten, dezelve hegt op sluiten en ter lood en waterpas stellen,
wyders van boven over de eijnden der balken de bove platen ofwel de
wormen leggen en zo veel naar den binnenkant schuijven dat de staande
puijsten of reygels daar met een lip van 1 ½ duim konnen tegen
gespijkert worden, op dat de planken daar regt tegen koomen te passen,
alle de bove plaaten of wurmen op de gebint balke hegt op sluiten met
houtere sluitnagels, de bove plaaten zwaar 4 à 6 duim van denne of mast
hout en zorgen alwaar de voorschreeve bove plaaten moeten gelast worden
daar die juist op de bint balken komen en dezelve wel speijkeren.
-
Den aanneemer zal zo haast als hij de voorschreven gebinte en plaate in
goede orde gewerkt en gesteld heeft, de reijgels of puijsten ingevolge
de teekening aanwyst stellen van denne ribben 2 à 4 duijm, dewelk hij
alle met pinnen en gaaten in den onderplaat wel passende zal zetten en
van boven met een lip van 1 ½ duim tegen de bovenplaat wel hegt vast
spijkeren, als meede bedagt zijn om in den voorgevel of front te
minnazeeren twee deurcosijnen volgens de teekening te bewerken, van
onder dient de plaat voor de dulpers, van boven op de vereyste hoogte
zal hij meede dulpers met gaate en pinnen werken, te weeten dat de
gebint stylen mede moeten dienen voor de stylen en de twee andere deur
stylen van denne ribben 4 à 5 duim en deese twee voorschreeve deurcosyne
te voorzien mey goede sufficante deuren van 1 duymse denne deelen, ieder
deur op klampen met drie 5/4 duimse klampen wel hegt spijkeren, dezelve
aan den buitenkant afhangen met goede panduijm gehengen en sluitbaar
maken met een goed slot, als mede boven deeze voorschreeve deurcosynen
te maken luijken of vallen om het ligt te scheppen in de schuur zo in
dier voegen als aan hem zal geordonneerd worden.
-
Den aanneemer zal zo haast als hij het onderste geraamte in goede orde
volgens de teekening gewerkt en gesteld heeft, moeten maken zo de
teekening aanwijst drie scheerboute van denne of maste hout, zwaar 5 à 6
duim, waarin hij zo veel mogelijk in een eevenreedige verdeeling zyne
gording zal werken een haansbalk van de zelve zwaarte dezelve 1 ½ duim
uit keepen en één duijm in de spruit steilen en die dan wel hegt in den
anderen speijkeren, als mede bedagt zijn om de voorschreven spruit
steilen van boven kruysweegs over malkanderen laate schieten voor het
inleggen van de naald, welke naald zal bestaan van een denne ribbe 3 à 4
duijm en zal de voorschreven naald zo lank neemen dat dezelve door de
hokkeepers konnen gestyft worden, als dan deese voorschreven spruit
buite met gaate en pinnen op de balken van de beneede binte op een tand
hegt opsluiten. Wyders over de balken van de voorschreven spruit binte
brengen gordingen volgens de teekening, denne of maste hout zwaar 4 à 5
duijm, en zorgen alwaar die gelast moeten worden dat de lassen op de
balken van de spruijt buiten vallen en de eyndens van de voorschreeve
gordingen te neemen dat die behoorlyk tegen de hokkeepers kunnen
gespykert worden, en meede bedagt zyn om de gordingen van de schutten
tegen de hokkeepers en de zyde gordingen wel hegt vast spykeren, zo dat
alles wel hegt en sterk na den eysch moet bewerkt worden.
-
Den aanneemer zal op deese kap moeten verdeelen zo veel span ribben ofte
opleggers als de teekening aanwyst van denne ofte maste sparre, dewelke
hij van onderen met eenen hiel schuijn op de uezel plaat wel passende
zal aanhakken, als dan op dezelve als meede op de gordingen en naald wel
hegt spijkeren met spijkers van vereyste lengte.
-
Den aanneemer zal in deeze kap van den agterkant moeten maken een
deurcosyn van vereijste groote en dat op aanwijzing stellen op de uezel
plaat die meede kan dienen voor den onder dulper, als dan boven dit
cosijn te bewerken met een kapje na den eijsch om daarin te konne maken
een zoogenoemde wyndasch, het welk zal moeten dienen om de haardassche
mede naar boven te haalen, het windasch te bewerken zo en in dier voegen
als hem zal geordonneerd worden. Als dan deese geheele kap te bespannen
met denne panlatten, deselve niet wyder van elkander te verdeelen als
negen duijm gereekent boven en bovenkant, alle de latten op ieder
opscheut naar dat dezelve geboord zijn wel hegt vast spijkeren, welke
voorschreeve kamp zal worden gedekt met strooij buiten kosten en lasten
van den aanneemer.
-
Den aanneemer zal zo haast als hij alle de voorschreeve werken ingevolge
de byweesene tekening in goede orde bewerkt en gesteld zal hebben het
geheele geraamte van onderen, te weeten de geheele voorschreven schuur
in zijn vierkant moeten bekleeden ofte afplanken met denne een duijmse
deelen, die hij bevoorens van den buitenkant zal glad schaaven, recht
strijken en ploegen als meede de buite kante op de messinge afschuijnen,
en zo te bewerken met zogenaamde watersponnen, als dan dezelve wel hegt
en digt in elkanderen dryven, op ieder bintstuk en staande reigels
behoorlyk speijkeren en zorgen dat de voorschreven deelen, te weeten de
eyndens van dezelve, beneffens malkanderen schieten, dat de vergaderinge
niet op een puijst of steil koomen te vallen, tot styfte van het gebouw,
en zal meede bedagt moeten zyn dat hy in het afplanken de sponningen van
de twee voorschreven deuren aan den voorkant zal moeten minnaseeren, als
meede voor de luijken van boven de deuren, welke luijken hy meede zal
moeten afhangen en sluijtbaar maaken, als ook in het deurcosyn in het
dak staande van de agter zyde van de schuur, zal hij meede voorzien van
een goede deur van denne 1 duijmse deelen, dezelve glad schaven, ploegen
en strijken en met drie 1 duijmse planken van den binnenkant hegt op
spijkeren, dezelve afhangen, sluitbaar maken, zo het zal behooren.
-
Den aanneemer zal volgens de teekening in het midde van de voorschreven
schuur een beschot moeten maken waar toe hij van onderen zal moeten
leggen eene behoorlyke eijke plaat en daar onder stellen behoorlijke
bijstukken van vereyste lengte en zwaarte en die wel tegen de
voorschreven plaat vast spijkeren, als dan hier met gaate en pinnen
opsluiten zyn staande rijgels of puijsten en die van boven met een lip
van 1 ½ duijm tegen den balk van het beneede gebint hegt vast spijkeren,
dat daar geen assche komt doorkoopen.
-
Beschryving van de materiaalen dewelke van gemeentes weege zullen
geleevert worden. Aan den aanneemer zal van weegen en ten koste van van
de gemeente geleeverd worden alle de materiaale die tot dezer
voorschreven schuur benoodigt zullen weezen tot den opbouw van dezelve,
geene uitgezondert, als meede het dekke van de geheele kap, maar zal
alle de materiaale zorgvuldig en op zyn voordeeligste moeten bewerken,
zo en in dier voegen als de teekening aanwijst en aan hem zal
geordonneerd worden.
-
Zo iets in dit bestek mogt vergeeten zyn en egter tot welzyn van dit
werk behoorde, zo zal hij aanneemer dat op de eerste aanzegging moeten
maaken zonder de minste tegenzegging, mits aan het geheele werk niet
meer komt te bedragen als tien guldens, het verdere en meerdere blyft
voor reekening van de gemeente.
-
Den aanneemer zal dit zyn aan te neeme werk zo spoedig moeten verrigten
dat hij het zelve compleet zal hebben opgeleeverd voor den 15 october
eerstkomende op verbeurte van twee gulden daags voor ieder dag die hij
naar deesen bepaalden tyd komt te werken, welke penningen aan zyn
bedongen loon zullen worden gekort.
-
De maat waar meede dit werk word gemeeten is de ordinaire Bossche voet
maat van elf duijm op den voet.
-
De betaaling zal gedaan worden met contant geld door off van weegens de
besteeders in eenen termijn van agt dagen na dat den aanneemer zyn werk
compleet zal hebben afgemaakt en door of van wegens de besteeders zal
zyn goed gekeurd en gepreesen.
-
Tot prompter voldoening en nakooming van al het welk voorschreeve staat,
zal den aannemer moeten stellen twee goede en sufficante borgen alhier
of binne de stad Den Bosch of Meyerye van dien woonagtig en aldaar
genoegzaam gegoed en geërfd, ten genoegen der besteeders, welke een voor
al en ieder int byzonder zullen moeten gelooven dit bestek in alle
poincten en deelen te zullen voldoen en nakoomen onder verband van hunne
persoonen en goederen preesent en toekoomende, ten dien eynde zij
neevens den aanneemer onderwerpende aan de parate executie deezer lande
als naar rechten.
-
Den aanneemer zal worden ter hand gesteld copie van dit bestek en
conditie buite zyn kosten.
-
Den laagsten inzetter zal voor trekgeld genieten twee gulden twaakf
stuijvers.
-
De besteeders kunnen desbegeerende zonder teegenzeggen der aanneemers in
plaatse van gezaagd hout tot steilen en balken rond of ongezaagd hout
leeveren. ’t Welk hij aanneemer zal moeten behakken na den eijsch of des
noodig zynde opsagen of schulpen. Ook zal denzelve het eyke hout tot de
plaatsen moeten zagen zo als aan geweesen zal worden zonder voor dit een
of ander iets voor buijtewerk te mogen declareeren.
Het werk werd aangenomen door Johannes Kerkhof voor 68 gulden.
Op 31 augustus 1804 werd er verder overlegd over het in en verkopen 'der
assche door de gemeente'. Er werd een commissie aangesteld welke met het
inkoopen der assche en de sorg voor ’t transporteeren derzelve zal zyn
gechargeerd onder de volgende bepaalingen':
-
De gecommitteerden zullen ten allen tijde des nodig zynde gehouden
weezen zich in persoon naar Holland of elders te begeeven om aldaar ’t
nodige tot het inkoopen en het naar herwaarts brengen der assche
verrigten. Egter niet tot vaste accoorden van verkoop, pagt or
transporten overgaan zonder goedkeuring van hun committanten.
-
De gecommitteerden krijgen voor naar ’s Bosch of elders van gelyke
afstand ryzende voor vactie en verteerkosten genieten 2 gulden per dag,
doch verder, ’t zij naar Holland, Gelderland of elders indien meer dan
één dag uitblyvende 4 gulden per dag.
-
Voor het nodige der inkooping, pagting en transporteering betreffende ’t
welk per missive kan worden gedaan, alsmede ten uitvoer brengen en
wyders van alle hunne verrigtingen aant gemeente bestuur rapport doen.
-
Dezelve moeten naukeurig opgeeven en bereekenen tegens welke prijsen de
assche zyn ingekogt, of gepagt en welke quantiteit van tonnen, zakken of
andere maat daar voor is ontvangen, ten einde den prijs tot het
uitverkoopen daar na te regelen.
Aan te stellen eenen administrateur en den zelve te belasten met het
uitverkoopen der assche, als meede met de mainantie der penningen tot
deese onderneeming relatie hebbende en zulks op de volgende instructie
-
De penningen tot deese entreprise genegotieerd zijnde en wordende zullen
den administrateur tegens behoorlijk blijk van ontvangst worden ter hand
gesteld.
-
Denzelve zal alle de gelden van den uitverkoop der assche provenieerende
ontvangen en van die alleen beurloon genieten tegens 1 ½ %, zonder voor
het een of ander hoegenaamd meer te mogen vorderen.
-
Hij zal alle dagen, behalve op zon- en feestdagen tot het uitverkoopen
der assche moeten gereed zijn, en wel van 15 maart tot 15 oktober van ’s
morgens 6 uur tot ’s namiddags 6 uuren, en voor het overige gedeelte van
het jaar van ’s morgens 8 uur tot namiddag 4 uur.
-
Voor contant geld en tegen een door het gemeentebestuur te bepalen prijs
zal hij zo lang er alhier assche voorhanden zijn deze aan een ieder
zonder onderscheid, het zij van deze of andee gemeentes, verkopen, tegen
overgave van een bon. De aschmeester zal de verkochte hoeveelheid asche
afleveren.
-
De adminsitrateur houd exact aantekening van de verkochte hoeveelheid en
prijs.
-
Hij zal de geleverde assche betalen, ook zal hij elke week het loon van
de aschmeester betalen, alsmede andere kleinigheden beneden de 2 gulden.
-
Hij zal het gemeentebestuur of diens gecommitteerden ten alle tijden
inzage geven in zijn administratie en de desbetreffende documenten
overgeven.
-
De administrateur zal twee borgen stellen.
Ten derde aan te stellen een bekwaam persooon tot het uitmeeten en
afleeveren der assche, volgens de volgende instructie:
-
Hij zal met de maat aan hem ter hand te stellen moeten uitmeten de
assche door den administrateur verkogt, tegen overgave van een door de
administrateur getekend billet. In cas van grote druke, ter beoordeling
van de administrateur, zal een helper tot meerder spoed in de
uitmeeting, ten zijnen kosten genomen worden.
-
Dezelfde werktijden als de asministrateur. De briefjes waartegen de
assche is afgeleverd elke zondag aant gemeentebestuur overbrengen.
-
Hij moet de maat behoorlijk vullen, niet om giften den een of andere
meer of minder geven. Hij mag geen fooien van de ontvangers aannemen.
-
Hij krijgt voor het uitmeten en afleveren van ieder ton of halven
bodemzak assche 1 oort, en zal per week betaald worden.
-
Hij moet een eed afleggen zijn functie eerlijk en oprechtelijk uit te
voeren.
Als gecommitteerden tot het inkopen der assche worden aangesteld Francis
van Eerd, A. van den Broek en Hendricus van Hoof. Als administrateur
wordt voor één jaar G. van Roij aangesteld.
Vergadering van het gemeentebestuur op 23 november 1804. De prijs van de
ingekocht assche is bepaald op 18 stuivers de ton. Hendrikus Aard van
Hoof wordt gecommitteerd om naar Den Bosch te gaan om aldaar 1, 2 of
meer schippers aan te nemen om eene schuyte assche van daar na herwaards
te vervoeren. Antony Michiel van Zutphen wordt aangesteld als asmeester
en zal worden beëdigd. Hij legde op 27 november 1804 zijn eed af en werd
op 29 november 1804 in functie gesteld.
Vergadering van het gemeentebestuur op 6 december 1804. De president H.
van Hoof gecommitteerd geweest zynde om naar Den Bosch te gaan, ten
eynde aldaar uit hand te betalen het transporteeren van assche aldaar
leggende, doet rapport. Hij was op 20 november 1804 naar Den Bosch
gegaan en aan Jan van Ray en Dirk de Beever betaald uit de hand voor het
transporteren ieder van een schuit assche voor 3 ½ stuivers de haring
ton, vry zonder eenige declaratie van kosten of verschot in te brengen,
uitgenomen dat hij het laden en lossen een man door de gemeente moet
worden geleevert. Hetwelk door het gemeentebestuur werd goedgekeurd.
H. van Hoof werd op 2 mei 1805 gecommitteerd om naar Den Bosch te gaan,
om daar bij de heer Van Bommel over het pakhuis tot de asch negotie
gebruikt een schikking aen te gaan wegens het gebruyk daar van reeds
gehad en verder int vervolg ontrent het verder gebruik provisioneel te
accordeeren.
Vergadering van het dorpsbestuur op 19 juni 1805. Gelezen een brief van
S. van Bonstelten, ’s Bosch 14 juni 1805. Zo U edelen het eene locaal
voor een asch magaijn zynde het gistere van die geene die U Edele
voorleede winter in gebruik gehad hebben voor den prys van 25 gulden
voor een jaar aan staat, zal ik hetzelve voor U Edele gebruik open
houden. Het gemeentebestuur besluit hetzelve locaal voor 25 gulden tot
een asch magazijn in gebruik te nemen, te weten van 25 juny 1805 tot 24
juni 1806.
Vergadering van het gemeentebestuur op 21 augustus 1805. Gelezen zijnde
de brief van P. E. de la Court, lid van het departementaal bestuur, ’s
Bosch, 7 augustus 1805, verzoekende voor 24 augustus 1805 op te geven:
-
Hoeveel haringtonnen haardasch zedert de erectie van de aschuur
gedebiteerd zijn en tegen welke prijs
-
Of er van de haardasch door ingezetenen van andere dorpen eene
aanzienlijke quantiteit is weggehaald
-
Hoeveel tonnen beer door de ingezetenen van Den Bosch zijn geladen en
-
overigs zodanig middel, except de bevaarbaarmaking der rivier, waardoor
den landbouw in de Meyery kragtdadig zal kunnen worden ondersteund.
Antwoord van het gemeentebestuur:
-
Zedert de erectie zijn 1.647 haringtonnen haardassche gedebiteeerd tegen
18 stuivers de ton
-
Door ingezetenen van bovenleggende dorpen als van Erp, Boekel, Deurne en
andere zijn 950 tonnen weggehaald
-
Dat dit jaar zijn door ingezeetenen dezes dorps, zo ver slegts eenige
betreft dezes ingevolge daar toe gedane publicatie daar van opgaaf
hebben gedaan, in Den Bosch geladen 1,053 tonnen beer.
Deze opgaaf der alhier gedebiteerde assche zal mogelijk niet voldoende
zijn om overeenkomstig de bedeeling naer gedaane voege te beandwoorden,
zo nemen wy de vrijheid eenige omstandigheeden dier asch negotie ter
neder te zetten. Zo ten blijke dat de voorschreven quantiteit in verre
na niet toereykend geweest is om daar mede de ingezetenen van deze in
bovenleggende gemeentes te gerieven als ten bewyse dat wy, zonder
aanmerkelyke schaden geene grotere quantiteyt konden aanvoeren en
verkrijgbaar maken.
Terstond na het obtineeren der authorisatie tot de entreprise hebben wij
een gecommitteerde naar Holland afgevaardigd om aldaar voor eerst een
quantiteit van 4.000 tonnen haardasch in te koopen die daarin na
genoegen niet konden slagen, door dien de Brabanders de meeste asch
schuuren in pagt hadden, als toen per last heeft ingekogt 2.403 tonnen.
Zo de rivier de Aa na eenige maanden wagtens even voor den gepasseerde
winther eenigsints bevaarbaar wierd, maakte wij een aanvang de
voorschreven quantiteit assche uit Den Bosch alwaar dezelve opgeslagen
waren na herwaarts te voeren, en hebben daar mede, zo door het moeijlijk
bevaren dier rivier geen genoegzaam getal schuiten kunnende krijgen, als
door de vorst verhindert tot over halv maart bitter moeten zukkelen,
terwijl wij al even druk bezig waren dezelve per as na hier te
transporteeren.
Dat moeijlijk transport dat de assche zo merkelijk verduurde en ons in
de onmogelijkheid bragt sonder grote schulden onzer gemeente meerder
saijzoen aan te voeren, zo wel als het verneemen dat zich een ieder als
na gewoonte elders van assche voorzag, deed ons besluiten alvoorens deze
negotie verder voort te zetten den uitslag daar van af te wagten.
In de maand maart nog oick met transporteeren derselve bezig zynde zag
men het halen der assche flauwelyks een begin neemen, dan de
gemakkelykheid van het assche te bekomen spoorde zodanig aan, dat alhier
op den 20ste dier maand 345, den 21ste 594 en den
23ste reeds smorgens om 8 uuren 223 tonnen, zynde de rest,
wierd uitverkogt. Dus deze en verdere omstandigheden daar mede verzeld
merkte wij duidelijk op dat de voorschreven quantiteit in verre niet
toerijkend was om een ieder daar mede na genoegen te gerieven, want
durven het te kort komende op geen duizende tonne na bepaalen, dus ziet
men hoewel zich een ieder als na gewoonte elders van assche voorzag, dat
indien het verkrijgen derselve de ingesetenen der Meijerij gemakkelyk
wierd gemaakt, de quantiteit welke dan zou kunnen worden gedebiteerd
onbereekenbaar is, en welke zij mede tot even onbereekenbaare schadens
op haare schraale en magere hooij en weylanden, die zonder mesting
onvrugtbaar zyn, moeten missen.
Hoewel deze negotie zo nuttig en de landbouw meer en meer zou toeneemen
aarselen wy egter dezelve voor rekening onzer gemeente verder voort te
zetten. De schadens deswegens geleden heeft onzen aandrift niet weinig
verslapt, dewelke zo lang de rivier de Aa niet in een behoorlijke orde
bevaarbaar is onvermydelijk zyn. Het lang leggen der assche in Den Bosch
om dezelve met een ongemeen hoogwater per schuit, want anders is het
tans niet mogelyk en dan nog maar zeer bezwaarlijk, na herwaards te
transporteeren, gevoegd by een langwijlig transport, heeft een laxatie
van 756 tonnen assche veroorzaakt, ’t welk gepaard met verdere
omstandigheden de gemeente van Veghel op f 700-0-0 schade komt te staan,
zo dat dese negotie zonder een gunstig vooruitzigt op het trekken der
bepaalde preemie niet dan zeer bezwaarlijk zal kunnen worden hervat,
ofschoon daartoe reeds eene kenbare aschuur en schuit is aangelegd,
waarom wy dan ook by deze gelegenheid de vryheid neemen dit in Uw
gunstig denken te recommandeeren.
Daar het halen van beer, zo heilreik bij publicatie van ’t
departementaal bestuur van Braband aangemoedigd, voorheen nooit in de
Meyerye plaats gehad hebbende, eene nieuwigheid zynde, nog maar alleen
tot het neemen van proeve heeft gestrekt en volkomen aan het oogmerk
voldoet, twyfelen wij ook geensins, maar stellen zeker dat in volgende
jaren het nuttig gebruik dier kragtige mestspecie dan algemeener bekend
zynde, Den Bosch, indien de geregde specie niet door het water word
verzwakt, of in prys niet verhoogd, veel zal te kort schieten om Veghel
alleen, laat staan nog andere plaatsen daar mede te gerieve. Wy hopen
derhalven en vertrouwen volkome zeker op Uwen onvermoeyde yver en zorgen
voor de belangens van den landbouw in alle gevallen zo duidelyk
gemanifesteert, dat deze mest specien genoegzaam tegens een matige prys
voor de ingezetenen der Meyery zal worden verkrijgbaar gemaakt, waardoor
de landbouw kragtdadig ondersteund en aangemoedigd zal worden.
Vergadering van het gemeentebestuur op 17 september 1807. Antwoord van
het gemeentebestuur aan de commissie van landbouw van het departement
Braband betreffende vragen omtrent meststoffen.
-
Dat alhier voor plaatselyke rekening gene meststoffen in deze plaats
vallende opgezameld worden vermits dezelve door een ieder daar die
vallen naukeurig worden gade geslagen en gebruikt of verkogt.
-
Dat door ons voor plaatselyke rekening en ook door verscheide
particulieren, waarin Jan Roeland te ’s Bosch boven alle andere uitmunt,
jaarlijks eene zeer grote quantiteit haardassche uit Rotterdam,
Werkendam, Alblasseerdam, Hardingsveld, Schoonhoven, Heel en meer andere
plaatsen int voormalig departement Holland gelegen, alhier aangevoerd,
opgeslagen en voor 18, 19 à 20 stuivers de harington uit verkogt worden.
-
Dat om den toevoer van de hier zeer ontoereikende mestspecien zeker en
kragtdadig te bevorderen na ons insien den allergeschikste middelen zyn
zoude:
o
Het compleet bevaarbaar maken van de rivier de Aa langs en ontrent welke
zoo veel schrale gronden en dorre heyden, door mesting tot de
vrugtbaarste landen te maken, gelegen zyn, ’t welk ieder landbouwer als
hun opdagend geluk verlangend tegemoet ziet
o
Het voortdurend verbod op den uitvoer van mestspecie buiten slands
o
Het goedkoop verkrijgbaar maken dezelve
-
Zonder welke, dat zy met eerbied gezegd, alle andere middelen, hoe
nuttig ander daar meede gepaard, kragteloos kunnen beschoud worden.
-
Dat de hoeveelheid haardassche, secreet en ander mest, welke alhier na
het daarstellen dier middelen wel zoude kunnen worden gedebiteerd
onberekenbaar is, want zeker zal dan de grootste toevoer der meststoffen
waarvan er byna noit te veel kunnen aangevoerd worden alle verbeelding
te boven gaan. Het groot gebrek aan mest en de graagte waar mede ’t
zelve, eenigzints gemakkelyk te bekomen zynde, gecogt word, is ons in de
laaste drie jaren toen wy voor plaatselyke rekening asch negotie gedaan
hebben byzonder overtuigend gebleeken, niet alleen deze maar ook na de
meeste omliggende plaatsen, hebben wy onze assche als naar Schyndel, St.
Oedenrode, Uden, Erp, Boekel, zelvs naar Gemert, Bakel en Deurne
afgelevert en meede, ofschoon wij jaarlyks nogal eenige duizenden tonnen
daar van op deden varen in weinige dagen geheel en al verkogt en met 30,
40, 50 en meer karren daags naar de bovengemelde plaats gehaald en
vervoerd, terwyl meer dan eens verscheide karren over het schylijk
uitverkogte derzelve ledig gertourneerd zijn. Egter durven wij dit zeker
stellen door dien tegenwoordige veel te hooge prys der mestspecien ,
door het ten uitvoer brengen der bovengedagte en meer andere dienstige
middelen aanmerkelyk verminderen moet, dat alhier een geheel jaar door
de goede haardassche tegens 12 à 13 stuivers en den zogenaamde beer of
secreet mest voor 7 à 8 stuivers de haring[ton] te bekomen zynde, ten
minste 200.000 tonnen daar van zou worden gedebiteert.
-
Dat het secreet mest, mede een der ongemakkelykst te vervoeren
mestspecie zynde, tot gemakkelyke toevoer, na ons inziens, met de
gemeenste haardassche gelyk hier veel maal geschied, wel zoude kunnen
worden vermengd, doch of dit middel slak aan te rade is en ook of het
wel volkomen aan het oogmerk zal voldoen, durven wij niet zeggen, schoon
wy wel vertrouwen dat daar door geen der mestspecie hun kragt
verminderen zal,
In aanmerking genomen zynde dat vermits den inkoop der assche voor
rekening dezer gemeente gedaan veelal by mondeling contract is geschied
en derhalve de besegde daar van bij besluit van den heere landdrost van
Braband van den 14 oktober 1807, letter M, gerequireerd ten gevolge van
het request namens dit bestuur en verkryging der uitgeloofde premie
etcetera gepreesenteerd, niet wel dan by eene verklaaren conform de
rekening en de documenten en quitantie tot de gedane en nog te doene
rekening dieer enterprise specterende op te maken zal kunnen worden
overgelegd, is dien volgens staande deze vergadering conform de rekening
en documenten daar toe geproduceerd opgemaakt en in orginalie geteekend
om aan de landdrost verzonden te worden. Volgt een copie van de brief
van 13 december 1807aan de landdrost.
-
Dat wij binnen den tyd van drie jaren, ingegaan op 1 oktober1804 hebben
opgeslagen 41 lasten en 5.483 ½ ton Hollandsche haardasschen en daar
voor in koop betaald de somme van 4.588-12-4. Dat dezelve alhier ter
plaatse voor de ingezetenen van deeze en andere gemeentens verkrygbaar
gemaakt voor een matige, doch zonder het genot der bedoelde preemie en
gratificatie, al te geringe prijs, tot aanmerkelyke schade dezer
gemeente uitverkogt is. Eindelyk dat dezelve zoo verre ons bekend in het
departement en in de door de Fransche aan de toenmalige Bataafsche
republiek geledeerdelanden is verbruikt.
Vergadering van het gemeentebestuur op 7 januari 1808. In aanmerking
genomen zynde dat vermeende asch negotie niet meer voor gemeente
rekening gedreeven word, de zakken daar toe gebeezigd onnodig geworden
zijn. Is goed gevonden deze publiek te verkopen.
Vergadering van het gemeentebestuur op 17 februari 1808. Advocaat
Verhoeven schrijft dat tot verkrijging van de premie wegens het
oprichten van een asschuur etcetera betaalbewys der ingekogte assche
moet worden overgelegd. Is goed gevonden de secretaris te committeren om
Van de Ven en De Vries te Rotterdam en Flip Kemp te Gorinchem, van welke
door onze gecommitteerde G. van Roy een parthy assche zonder eens
chriftelyk contract voor aangemaakt te hebben zyn ingekogt, de nodige
verklaring in te comen, als mede met de ordonnantie van aan het generaal
bestuur van Alblasserdam en aan J. Roeland te ’s Bosch betaalde assche
de nodige afschriften te formeeren en aan den advocaat Verhoeven ten
spoedigste te senden ten einde aan den heere landdrost te produceeren.
Vergadering van het gemeentebestuur op 18 februari 1808. Door de
schoutciviel ingevolge deliberatie van gisteren opgemaakt een verklaring
tegens den inkoop van assche van Van de Ven en De Vries te Rotterdam en
Flip Kemp te Gorinchem houdende hoeveel assche er tegen welke prijs door
hun aan deze gemeente gelevert zijn en mede van elk derzelve eene
missive daar toe relatief dezelve tegens de documenten der rekening
geconfronteerd en daar mede in alle deelen overeenstemmend bevonden.
Vergadering van het gemeentebestuur op 6 april 1808. Ingevolge
deliberatie van 17 en 18 februari 1808 aan Van de Ven en De Vries te
Rotterdam en aan Flip Kemp te Goringchem afgezonden zynde de vereiste
verklaring wegens onse met hun gedane asch negotie en geteekend aan ons
te retourneeren en daar van ingekomen de verklaring van Van de Ven en De
Vries behoorlyk geteekend, en in plaats van die van Flip Kemp bij
missive van 10 maart 1808 berigt
bekomen hebbende dat gemelde Kemp overleden en dus de ontvangen
verklaring nier konde geteekend worden. Is goed gevonden in plaats van
de ontbreekende verklaring een kopij authentiek der quitantie van de aan
meergemelde Flip Kemp betaalde assche, benevens de ingekome verklaring
van Van de Ven en De Vries en de kopije authentiek der advocaat in
bovengemelde deliberatie bedoeld, alle ten bewijze van de quatantie en
koopprys der ingekogte assche strekkende aan de heere landdrost door
advocaat Verhoeven in te zenden.
Vergadering van het gemeentebestuur op 13 april 1808. De landdrost
oordeelt het raadzaam de bewyzen bij een nader adres te produceeren en
daarbij de assche tegen lasten van 20 zakken of haringtonnen te
bereekenen. Het gemeentebestuur schrijft aan de landdrost: Na ons in
even schynd de publicatie van het departementaal bestuur van 3-7-1804
niet te vorderen dat, om den preemie bij artikel 3 uitgeloofd te kunnen
bekomen, eene bij artikel 5 bepaalde quantiteit assche zou moeten
opgeslagen zijn. Dit laastgemeld artikel dunkt ons alleen tot den
preemie voor het oprigten van asschuuren maar geen de minste relatie te
hebben tot den premie in het eerste artikel gemeld, omtrent welke, zoo
wij vermeenen, het 2 artikel alleen in aanmerking komt. Wy hebben voor 1
oktober:
-
In 1805 1.647 haringtonnen
-
In 1806: 2.512 haringtonnen
-
In 1807: 1.892 ½ haringtonnen
Dus in toaal 6.051 ½ tonnen Hollandsche haardassche uitgeslagen,
uitmakende 302 23/40 last van 20 zakken of harringtonnen de last.
Den inslag der assche is met de laast overgezonde bewyzen te zien. De 41
lasten bleeken bij het uitschepen dezelve 1.400 haringtonnen uit te
maken. De verdere quantiteiten zyn daar bij in haringtonnen uitgedrukt.
In een lijst van 8 juni 1808 'van de beambten en geëmployeerden' wordt
ook genoemd: 'G.
van Roy, als administrateur der gemeente asch schuur'.
Vergadering van het gemeentebestuur op 9 juli 1810.
Is goedgevonden ingevolge missive van de Sous Prefect van Eyndhoven van
den 3e dezer, de daar bij gerquireerde staat van jaarlijkse
inkomsten dezer gemeente te formeren. Hierna volgt een overzicht van
deze inkomsten, een aantal obligaties, verhuur van de pastorie, verhuur
van de gemeentes asschuur, verpachting van de boterwaag.
Bronnen: Er is gebruikt gemaakt van eeen verklaring uit het Veghelse
Schepenprotocol van 1 april 1765, en resoluties van het gemeentebestuur
uit de periode 1802-1810. Omdat de handel in as een eigen adminstrateur
en eigen administratie had, worden deze inkomsten niet vermeld in de
dorpsrekeningen. Desalniettemin ging het volledig om een handel en
eigendom van de gemeente. Voor de inleiding is:
Vera, H.L.M.,
.... dat men het goed van den ongeboornen
niet mag verkoopen. Gemene gronden in de Meierij van Den Bosch.
Tussen hertog en hertgang 1000-2000 (Moergestel 2011) 101-102,
geraadpleegd.
|