De Beemden
Martien van Asseldonk
4 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Uit de beemden haalden de boeren het hooi, dat ze in de winter aan hun
vee voerden.
Het tijdstip waarop de beemden in Veghel uitgegeven werden
Op de linkse kaart zijn de oude prive-gronden van Veghel getekend. De
rode gebieden waren rond 1190 al in privé-handen, de gele gebieden
werden in 1190-1314 uitgegeven. Op de rechtse kaart s het beekdal zoals
dat in 1832 bestond groen gekleurd.
We zien dat het beekdal al voor 1190 nagenoeg helemaal in privé handen.
Tussen 1190 en 1314 werd een deel van het beekdal dat nu de kom vormt
uitgegeven. Het beekdal is daar breder geweest dan op de tekening staat
aangegeven, een groot deel van dit beekdal is opgevuld. Ook op het Amer
(Achterste Dorshout) werden in 1190-1314 nog beemden uitgegeven. De
laatste beemd werd daar pas in 1718 uitgegeven.
Rijdende beemden
In de Veghelse archieven komt men vaak tegen dat bepaalde personen een
beemd "rijden tegen" een andere persoon. Dit werden rijdende beemden
genoemd. Dat wil zeggen dat het gebruik van de
beemd om het jaar wisselt tussen de eigenaar van het ene en die van het
andere perceel. Door dit roulatiesysteem hadden de boeren om de beurt
goede en minder goede stukken hooiland in
gebruik. Het maakt kwalitatief veel uit of men een
perceel dichtbij of ver af van
een waterloop had liggen, hoe dichter het hooiland bij het water lag hoe
slechter het hooigras was!
Opvattingen van De Bont gecorrigeerd:
De Bont, 91-93, schrijft over deBeekdalontginningen:
-
Mischien mogen we aannemen dat vanaf de 11de-12de eeuw de eerste
grootschalige ontginningen in de beekdalen,
Als we het model hanteren dat de hoeveelheid privé beemden gelijke tred
hield met de hoeveelheid prive cultuurgronden, dan waren de eerste
beemden in Veghel al in de vroege middeleeuwen in gebruik genomen. Het
domein op de boekt lijkt zich inderdaad tot aan de Aa uit te strekken,
gezien de oude veldnaam Russent, die op grasland wijst. In de elfde en
twaalfde eeuw zette een groeispurt in die tot aan het begin van de
veertiende eeuw voortduurde. In die periode werden de meeste van de
resterende beemden in Veghel uitgegeven. Enkele beemden volgden pas
later.
-
mede in samenhang met, of als gevolg van de al eerder beschreven
verplaatsing van bewoning van de hogere gronden naar de beekdalen, een
aanvang hebben genomen.
Die veronderstelde damenhang is vermoedelijk fout, want de verhuizing
was van de akker naar de lagere gelegen gronden naast de akker. Die
konden ook aan de andere kant van de akker liggen dan het beekdal, zoals
in Veghel op de Boekt het geval was. Bovendien nam de behoefte aan hooi
niet toe doordat de boeren nabij of veraf van een beemd woonden. De
precieze woonplaats van de boeren deed er niet toe. Tijdens het Ancien
Régime hadden de Veghelse boeren hun grond veelal kort bij huis liggen,
maar hun beemden lagen soms verder weg. Dat was ook niet zo bezwaarlijk,
omdat ze daar minder vaak naar toe hoefden.
-
Deze ontgonnen beekdalen werden meestal beemd genoemd.
'Ontgonnen' is een misplaatst begrip als we het over beemden hebben.
Beemden bleven grotendeels in hun natuurlijke staat. Vermoedelijk werd
hier en daar wel houtopstand verwijderd.
-
Werden in de 12e-13e eeuw de beemden nog als gemeenschappelijke hooi- en
weilanden gebruikt, in de 14e-15e eeuw werden ze in smalle stroken
verkaveld.
Ook dit is geen goede voorstelling van zaken. De meeste beemden waren al
voor 1190 in privé-handen. Een aantal beemden werden gelijk bij de
uitgifte als kleine beemden verkocht.
Daarnaast waren er grote rijdende beemden in handen van een
aantal boeren samen. Veel van die beemden waren in 1832 nog rijdend.
De Grote Oirbeemd was een uitgestrekte
rijdende beemd op het Middegaal. Deze werd op 30-9-1789 verkaveld en
verdeeld.
-
Het is waarschijnlijk dat de natste, laagste delen van een beekdal het
laatst zijn verbeterd. De drogere delen die via natuurlijke weg kunnen
zijn ontstaan maar ook door menselijk ingrijpen (zand van het oude
bouwlandesdek in het beekdal schuiven), zijn waarschijnklijk het eerst
ontgonnen.
Dit is grotendeels wel correct. Het feit dat de beemd het Eerder Woudt
op het Dorshout pas in 1190-1340
verkocht werd, wijst er mogelijk op dat ook houtopstand een
perceel minder aantrekkelijk kon maken.
De kwaliteit van de beemden
De kwaliteit van de beemden kon erg te lijden hebben van hoog water. Al
in 1491 had het dorp Veghel de Kilsdonkse watermolen gekocht en weer
doorverkocht met de beperking dat op die molen alleen in de
wintermaanden gemalen mocht worden, zodat in het voorjaar en zomer de
waterstand laag genoeg was voor het hooi. In 1535 sloten de dorpen aan
de Aa samen een accoord over de minimale breedte van de rivier en het
werd verboden om er visgeweren in te hangen (met uitzondering van
visgeweren die al lang bestonden).
Op 26-7-1738 werd voor schepenen van Veghel door een schepen uit
Sint-Oedenrode en een schepen uit Schijndel de volgende verklaring
afgelegd.
-
dat zij op woensdag jongstleden zijnde geweest den drijentwintigsten
deser loopende maant, met een schuijt gevaaren en gegaan langs de
riviere d’ Aa, en het riviertje den Beeckgraaff, byde vlietende door
voorscreven dorpe van Veghel, hebben weesen visiteeren, ende bevonden
dat de groes, beemde en hoijlanden op en ontrent voorscreven riviere en
beeck gelegen, ’t gras alnog daar op staande voort meeste door t waater
swart en bedorven is geworden en altoen nog veele onder t water staan,
en dat offschoon het water geheel daer aff comt te loopen, egter t groes
voor desen saisoene niet bequaem is om voor voeder voort vee te connen
werden gebruyckt.
De dorpsrekening van 1739-1740 bevat een notitie over de reden dat het
pachtbedrag van de boterwaag verlaagd werd:
-
dog dewijle door het hooge water niet alleen de koijbeesten door het
quaat voedsel van gras en hoij weijnig booter gevende, maar ook veele
sijn gestorven, ’t welck veroorsaakte dat weijnige booter aan de marckt
en in de waage wiert gebragt, en dus den pagter buijten staat sijnde de
gelooffde pagtpenningen te komen opbrengen.
Op
8-11-1770 verklaarden de regenten van Veghel:
-
Dat genoegsaam jaarlijkx het hoij op de beemden langs de riviere d’ Aa
komt te verdrinken, apparent veroorsaakt wordende door het graven van
veele loopen uijt de Peel op de riviere, waar door de ingeseetenen beele
schade koomen te lijden, sijnde seesen jare int geheel geen hoij van de
beemden gewonnen
En op 31-3-1791:
-
De hoedanigheid der teul en weylanden: synde sommige daar van goed en
andere redelyk, dog moeten alle door mist ter culture worden gebragt en
de meeste weijlanden door ’t halen van assen van de Maaskant ’t geene
per sak tegen een seer hogen preijs moet werden betaelt tot selfs 1-10-0
behalve de vragt.
-
Dog de weylanden langs de rivier de Aa leggende werde door ’t
overstroomen van ’t water bemist door den slip, maar in den somertijd by
de minste sware regens syn deselve onderhevig aan overstrominge om dat
in en uyt de moerassige Peel off heijde op allerleij weijse de lopen off
waterleydinge op de rivier de Aa werde gebragt om ’t schielyk uyt
deselve de lossing te hebben ten eynde haeren torff off klot te halen en
de moerasse droog te krijgen, en ook de ontgronding van tijd tot tijd
merkelyk vermeerdert bij welke overstroming der beemden in den somer de
ingeseetenen een merkelyke schade leijden, waarom de verdieping en
verbreeding van die rivier hoogst noodsakelyk beschouwt word.
En op 6-3-1807:
-
De groesen, weilanden aan en ontrent de rivier de Aan met een gedeelte
van die van de Beekgraaf gelegen, tezamen circa 1.620 lopense 27 roeden
groot, werden jaarlyks door het instoten van de sluis op de Aa tussen
Dinther en Veghel staande van den 1e october tot den 15 april
geheel overstroomd en des somers bij regenagtig weder zodanig onder
water gezet dat volgens eene getrouwe en opregte calculatie op
jaarlyksche ondervinding gebaseerd, ten minsten jaar op jaar één derde
van het voer en nagras op de voormelde gronden waschende geheel en al
verdronk en verlooren gaat.
|
||