De vernieuwende boer

Martien van Asseldonk

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

Uit allerlei gegevens blijkt dat het standaardbeeld uit de literatuur van de omwetende en conservatieve Meierijse boeren niet klopt. De boeren pasten zich aan, aan veranderende onstandigheden en benutten nieuwe mogelijkheden. Voorbeelden daarvan zijn:

 

De teelt van landbouw en hofgewassen kende een dynamiek. Rogge en gerst en vlas bleven door de eeuwen heen belangrijke producten. De teelt van haver nam in de late middeleeuwen toe, en die van hop en boekweit begon in die periode. De aardappel werd in de achttiende eeuw geïntroduceerd. De hopteelt hield in Veghel in de achttiende eeuw op.

 

Bodemkundigen hebben aangetoond dat de plaggendekken gestadig groeiden vanaf de late 14de of vroege 15de eeuw. Er vond een versnelling plaats in de dekzandopbouw in de 18de en 19de eeuw.

 

Bastiaens en Van Mourik onderzochten de beddenbouw in Noord Brabant. Beddenbouw is een landbouwtechniek waarbij een akker in kweekbedden gelegd wordt waardoor op de akker een microreliëf ontstaat van evenwijdig lopende ruggen. Het doel was verbeteren van drainage, maar de bedden werden ook aangelegd als men verschillende gewassen op een akker wilde verbouwen of als men te weinig mest had om de akker in één keer te kunnen ploegen of als de akker te breed was.

 

Opmerkelijk is dat er bij veilingen van gewas te velde in de Beerzen in de eerste helft van de 18de eeuw - op één uitzondering na - alleen sprake is van ruggen rogge. Boekweit, haver en gerst worden geveild als koop, partij, veld, hoek, etc. In Loon op Zand stonden daarentegen in 1784 ook de aardappelen op ruggen. Het selectieve voorkomen van de bedden is wellicht het resultaat van de afweging extra inspanning tegenover een betere opbrengst. De eerste voorbeelden van beddenbouw in de Beerzen dateren van 1715 en later. Uit het meteen ruim voorkomen van voorbeelden valt evenwel af te leiden dat de innovatie al ouder, dus op zijn laatst 17de eeuws is. Dit wordt bevestigd door enkele vermeldingen van stroken gewassen naast elkaar uit 1620 Oirschot. Ook archeologisch zijn er sporen van beddenbouw getraceerd in de Meierij.

 

In de 18de eeuw verschijnt de kafmolen in inventarissen en boedelcelen. In de tweede helft van die eeuw zijn ze ook op de hoge zandgronden vrij algemeen. Van de Poel signaleerde dat de rolploeg naast de stellingploeg in de Meierij reeds omstreeks 1800 in gebruik was. In Vught komen rolploeg en stellingploeg al gezusterlijk voor in inventarissen uit 1722, 1737 en 1750.

 

Ook het boerenhuis en -bedrijfsgebouw ontkwamen niet aan veranderingen. Het middeleeuwse hallenhuis veranderde langzaam maar zeker, met verschillende varianten in het patroon, tot de langgevelboerderij, die uit de 19de en ook nog uit de 20ste eeuw in overvloed is overgeleverd.

 

In tijden van agrarische hausse zoals van het 2de tot het 6de decennium van de 17de eeuw, de 2de helft van de 18de eeuw en het 3de kwart van de 19de eeuw was de Meierijse boer zeker in staat om een zekere welvaart op te bouwen, waardoor hij in de 19de eeuw zijn boerderij kon verstenen, dus de wanden in steen op te trekken, in plaats van vitselwerk: vlechtwerk aangesmeerd met leem.

 

(Bronnen: Vera, proefschrift over de gemene gronden, 2011. Theo Spek, proefschrift over het landschap in Drenthe.)