Zo slachtte mijn vader 

Omdat mijn vader lange tijd huisslachter is geweest herinner ik mij daar nog veel van.

 

Het Schietmasker

Mijn vader maakte het varken dood, door hem eerst met een touw aan de poten vast te binden en zette dan het schietmasker op de varkenskop boven zijn ogen.

Dan sloeg er een pin door de kop van het varken en spartelde hij het leven uit. Meteen daarop stak mijn vader  dan een mes in de keel van het varken om het bloed op te vangen in een emmer  om daar later bloedworst  van te maken.

De varkensharen

Bij het slachten moest er altijd veel kokend water zijn om daarmee het haar van het varken gemakkelijker  af  te schrapen.

Al het haar verzamelde mijn vader en werd thuis in een grote ton opgeslagen.

Het flankhaar van het varken was soms erg goed van kwaliteit en die deed hij dan in sigarenkistjes.

Het haar verkocht hij een handelaar omdat ze daarvan borstels en verfkwasten gemaakt werden.

Het gesorteerde varkenshaar van beter kwaliteit, wat in de sigarenkistjes opgeslagen was, bracht meer op per kilo.

Er zat ook een haakje aan de schraper om de nagels van de varkenspootje af te trekken




Varkensblaas

De blaas van het varken was vroeger zeer geliefd bij de jeugd.

Deze werd met een rietje opgeblazen en aan een waslijn te drogen gehangen. Er hingen bij ons ooit meerdere varkensblazen een de waslijn.

We gingen daar dan na de droging mee voetballen.

Ook werden ze gebruikt op Vastenavond om daarmee een rommelpot te maken.

Als jongens aan mijn vader om de blaas vroegen kregen ze deze wel als de kont van het varken wilde kussen. Was dan soms ook zo brutaal grappig om op de buik van het varken te drukken en dan kwam er poep uit het varkensgat.

Op een van die slachtpartijen bij Willem Kremers eisten zijn zonen de blaas van het varken op, om er een rommelspot van te kunnen maken. Het zal wel tegen Vastenavond geweest zijn. Mijn vader besloot dat wie het varken de kont durfde te kussen de blaas kreeg. Jan Put (van der Putten) stond er ook bij en zei: “Dat doe ik bij ons grutmoeder ok altijd”. Dit verhaal heeft mijn moeder mij meerdermalen verteld.






De Hiep

Als het varken geslacht was werd het op een ladder gelegd en met de achterpootjes vast gebonden aan de bovensport.

Dan werd de ladder met het varken rechtop gezet en het varken verder opengehakt met een hiep (een soort bijltje)

Onder de ladder zette men  een teiltje om het laatste bloed op te vangen.

 

Eindverhaaltje

Mijn moeder was een echte heiligenvereerster. Zat ze in moeilijkheden, dan zocht ze haar toevlucht bij haar favoriete heiligen. Dat was niet steeds dezelfde. Stelde zo'n heilige haar teleur, dan werd hij door mijn moeder verstoten en zag ze naar een nieuwe om. Ze heeft er wel enkele versleten. In het begin van de Tweede Wereldoorlog, het zal in 1941 geweest zijn, was Antonius van Padua zeer in de gunst bij mijn moeder, wat wel blijkt uit het volgende verhaal.

In die tijd hadden we in de schuur een varken om vet te mesten voor de slacht. Het slachten deed mijn vader altijd zelf, het was zijn beroep. Nu brak er vlekziekte uit onder de varkens en dat was niet zo gunstig. Als ook ons varken ziek werd zouden we later het spek en de worst missen, maar ook zou dan mijn vader vanwege het besmettingsgevaar zijn beroep niet meer uit mogen oefenen. Reden voor mijn moeder om in te grijpen. Het beeld van de Heilige Antonius werd in de varkensstal geplaatst en Antonius kreeg de opdracht het varken gezond te houden. Dat was een zware opdracht voor Antonius en gezien haar eerdere twijfelachtige ervaringen met Heiligen zocht mijn moeder een zwaardere toevlucht. Ze toog naar de paters Damianen in Sint-Oedenrode. Daar vroeg ze of ze de prior kon spreken. Dat mocht. Mijn moeder stak meteen van wal en zei tegen de prior: "Ik kom, liefs een gezongen mis bestellen en wel voor ons varken." De prior had alle begrip voor mijn moeders vraag en stemde in een mis op te dragen voor het varken. De mis werd gelezen en het varken bleef gezond.

 

Antoon Vissers


Aanvulling door Wim Visser

Wij kommen 't verke slachte.

 

Has Vissers, vanaf 1940 tot c.a. 1980 de goede moordenaar van Zijtaart. Om de kost voor 14 kinderen te verdienen nam onze vader iedere boer die bij ons kwam om het varken te slachten aan als klant. De oudste kinderen moesten mee helpen, want er moest eten op tafel komen,  tijd kost geld en iedere cent telt.

 

Mijn oudste broer, onzen Antoon,  hoefde niet mee te helpen , die leerde door. Maar onze Leo (mijn 1 jaar oudere broer), en ik gingen zo vanaf de jaren 50 na schooltijd en zaterdags met onze vader mee om bij de boeren in Zijtaart en de omliggende dorpen te helpen met het varkens slachten.

 

Onze Vader was van huis uit een zelfstandig ondernemer. Zelfstandigen kregen begin 50er jaren geen kinderbijslag, daarom ging  hij bij D.M.V. in Veghel in loondienst. Hij werd aangenomen als melkontvanger, de melkontvangst -afdeling  moest 24 uur bemand blijven, dat werd dus  ploegendienst  een week van 6.00 tot 1400 uur, een week  van 14.00 tot 22.00 uur en daarna van 22.00 tot 6.00 uur. Zodoende  bleef er nog tijd over om het slachten en rietdekken gewoon bij te blijven doen. In drukke tijden liep dat uit tot 15 a 16 uur per dag, ook zaterdags. Hoe ging dat in zijn werk?

 

Als eerste kwam de boer of burger bij ons thuis een afspraak maken wanneer het varken kon worden geslacht. In de wintermaanden kwam dat neer op zo'n 4 a 5 varkens op een dag, soms 2 in de vroege morgen, in de middag of des avonds  al naar gelang zijn ploegendienst

 

Als onze Vader en onze Leo of ik bij een (meestal boeren) gezin aankwamen werd er een plek uitgezocht waar het moest gaan gebeuren, vaak ergens waar het vuil en bloederig mocht worden.

 

Eerst controleerde onze vader  of het water wel heet genoeg was. Daarna klom hij in de kooi en sloeg een mastworp om de poot van het varken, het varkensdeurtje werd open gezet. Meestal wil een varken net de andere kant uit als jij wil.

 

Als we dan het varken uiteindelijk op de goede plaats hadden kwam het schietmasker voor de dag.(vuurwapen met kruidpatroon en slagpin) door indrukken van een hendel explodeerde het kruid in de huls, een pin schoot daardoor naar buiten. Vader hield het schietmasker een beetje midden boven de ogen en drukte dan af, de pin van zo'n 10 cm lang ging door de schedel in de hersenen, als een blok viel het varken dan neer. Direct daarna nam hij een spits steekmes en doorboorde de halsslagader van het varken. Het bloed werd opgevangen in een emmer en al kloppend met je hand door het bloed kon je het bloedstolsel verwijderen.

 

Met een emmer kokendheet water en een krabber werd het varken van zijn haren ontdaan, met een haak aan de krabber trok je vervolgens de teennagels van het varken. Een vlijmscherp mes en koud water kwamen er aan te pas om de laatste haren die nog waren blijven zitten van het varken af te scheren.

 




Met een paar man werd het varken met zijn  rug op de slachtleer gelegd, de pezen van zijn  achterpoten werden vrijgemaakt en met een stevig touw aan de bovenste sport van de ladder vast gemaakt. Dan moest de ladder tegen een muur overeind worden gezet en werd het varken vanaf zijn  poepgat tot aan de kinnebak opengesneden.

 

Als het een mannetje was  werd de pizzerik (geslachtsdeel) er uit gesneden, die gebruikte men om de zaag in te vetten.

De ingewanden werden eruit gehaald (lekker warm werkje als het koud was) en met een slachtbijl (grote hiep) werd exact de ruggenmerg van boven tot onderaan de kop open gekapt.

Het varken werd daardoor in twee helften gedeeld , met een mes sneed vader door het spek tot aan de zwoerd, zodoende kon men zien hoe dik het spek was. De reuzel  en de nieren werden zijwaarts uit het varken gehangen om uit te sterven. De Darmen werden in een emmer gelegd en schrapend tussen hand en lepel van poep en etensresten ontdaan.

                                                                                                              

                                                                                                                     Leo  bezig de darmen eruit te halen  

 

Binnen 2 dagen moest het varken afgesneden en uitgebeend zijn. Dat was mooi werk, lekker binnen werken in de keuken, de vrouw des huizes gaf aan hoe ze het wilde hebben, bv. Koteletten, ribstukjes worst of vleeslapjes.

 

De hammen en spek werden ingezouten en in de pekelbak van de kelder gelegd, na een tijdje gingen ze in de schoorsteen kast om gerookt te worden. De hielen poten en staart verdwenen ook in de pekelbak. Vervolgens verdwenen die na verloop van tijd in de snert om te worden mee gekookt.

 

De kop werd in een grote pan gelegd en gaar gekookt om samen met gevilde huid en kruiden tot zult te worden verwerkt. De reuzel en andere vetten werden in stukjes gesneden en uit gebakken tot koikes (kaantjes) het overgebleven vet ging in een grote keulsepot, en door het jaar heen gebruikt om het vlees in te braden.

 

De helft van de karbonade werd zorgvuldig en glad afgesneden daarna op een bord gelegd en  met een Brabantsruit  handdoek erover naar de pastoor gebracht.

 

Het bloed werd met stukjes spek in de dikkedarm gedaan en te drogen gehangen

(bloedworst).Het vlees en spek wat kort werd gesneden ging door de worstmolen de dunne darmen in, daarna in de schouw of in de inmaakpotten.(men had vroeger nog geen diepvriezer).

Het was die dag in het betreffende huis een drukte van jewelste om alles  op tijd aan kant te werken. Vrouwen die ongesteld waren mochten niet mee helpen, men dacht dat dan de inmaakpotten niet goed dicht bleven.                 


Aanvulling door Bernard Vissers

 

Ik ben wel wat jonger maar heb toch nog regelmatig meegemaakt dat er bij ons aan huis een varken werd geslacht. Mijn vader had er zelfs een speciale leer voor gemaakt. Een die extra breed was en geheel van hout, dus zonder metalen bevestigingsmateriaal.

 

Wij werden bij het werk ingeschakeld als we niet naar school hoefden. Het neerschieten was een spannend maar ook heftig moment. Daarna moesten we met emmers heet water sjouwen of rommel opruimen. Jammer dat we toen nog geen Iphone met camera hadden, anders had ik zeker de nodige foto's gemaakt.

 

Enkele dagen later, bij het afsnijden en inmaken, rook het hele huis naar vet. Een weeïge lucht die je al rook als je uit school thuis kwam. Ook de vloer was op sommige plaatsen vet en glibberig. Ik was blij als dat allemaal achter de rug was. Bakken met darmen, een worstmachientje op een tafeltje geklemd. Als je je neus liet zien moest je een tijdje draaien of de darmen aan de trechter aan de achterkant van het knoersende worstmachientje vasthouden.

Al dat vette vlees en (bloed-) wordt hebben mij nooit kunnen bekoren terwijl mijn zus en sommige leeftijdgenootjes er hun vingers bij aflikten.

Bij ons in Veghel hadden we begin jaren zestig een centrale diepvries (de Kluis?) op de plaats waar nu het parkeerterreintjes is tussen Hema en Blokker. Daar werd het meeste vlees van de slacht naar toe gebracht. Een klein deel ging in de pekelbakken onder in de kelder, in weckflessen of in de schouw. Als wij van school naar huis gingen moesten we vaak even wat vlees uit de centrale diepvrieskluis gaan halen. Je kreeg dan van de beheerder (Rooyakkers?) het sleuteltje mee van het houten kluisje. In de gangetjes tussen de kluisjes lagen  zoveel ijsrestjes dat we er konden glijden. Dat was best bijzonder als het buiten zomer was. Rond 1963 kregen we thuis een eigen diepvries. Een Marijnen een grote kist waar makkelijk een heel varken in kon.