Met een paar man werd het varken met zijn
rug op de slachtleer gelegd, de pezen van
zijn
achterpoten werden vrijgemaakt en met een
stevig touw aan de bovenste sport van de ladder
vast gemaakt. Dan moest de ladder tegen een muur
overeind worden gezet en werd het varken vanaf
zijn
poepgat tot aan de kinnebak opengesneden.
Als het een mannetje was
werd de pizzerik (geslachtsdeel) er uit
gesneden, die gebruikte men om de zaag in te
vetten.
De ingewanden werden
eruit gehaald (lekker warm werkje als het koud
was) en met een slachtbijl (grote hiep) werd
exact de ruggenmerg van boven tot onderaan de
kop open gekapt.
Het
varken werd daardoor in twee helften gedeeld ,
met een mes sneed vader door het spek tot aan de
zwoerd, zodoende kon men zien hoe dik het spek
was. De reuzel
en de nieren werden zijwaarts uit het
varken gehangen om uit te sterven. De Darmen
werden in een emmer gelegd en schrapend tussen
hand en lepel van poep en etensresten ontdaan.
Leo
bezig de darmen eruit te halen
Binnen 2 dagen moest het
varken afgesneden en uitgebeend zijn. Dat was
mooi werk, lekker binnen werken in de keuken, de
vrouw des huizes gaf aan hoe ze het wilde
hebben, bv. Koteletten, ribstukjes worst of
vleeslapjes.
De hammen en spek werden
ingezouten en in de pekelbak van de kelder
gelegd, na een tijdje gingen ze in de
schoorsteen kast om gerookt te worden. De hielen
poten en staart verdwenen ook in de pekelbak.
Vervolgens verdwenen die na verloop van tijd in
de snert om te worden mee gekookt.
De kop werd in een grote
pan gelegd en gaar gekookt om samen met gevilde
huid en kruiden tot zult te worden verwerkt. De
reuzel en andere vetten werden in stukjes
gesneden en uit gebakken tot koikes (kaantjes)
het overgebleven vet ging in een grote
keulsepot, en door het jaar heen gebruikt om het
vlees in te braden.
De helft van de karbonade
werd zorgvuldig en glad afgesneden daarna op een
bord gelegd en
met een Brabantsruit
handdoek erover naar de pastoor gebracht.
Het bloed werd met
stukjes spek in de dikkedarm gedaan en te drogen
gehangen
(bloedworst).Het vlees en
spek wat kort werd gesneden ging door de
worstmolen de dunne darmen in, daarna in de
schouw of in de inmaakpotten.(men had vroeger
nog geen diepvriezer).
Het
was die dag in het betreffende huis een drukte
van jewelste om alles
op tijd aan kant te werken. Vrouwen die
ongesteld waren mochten niet mee helpen, men
dacht dat dan de inmaakpotten niet goed dicht
bleven.
Aanvulling door Bernard
Vissers
Ik ben wel wat jonger
maar heb toch nog regelmatig meegemaakt dat er
bij ons aan huis een varken werd geslacht. Mijn
vader had er zelfs een speciale leer voor
gemaakt. Een die extra breed was en geheel van
hout, dus zonder metalen bevestigingsmateriaal.
Wij werden bij het werk ingeschakeld als we niet
naar school hoefden. Het neerschieten was een
spannend maar ook heftig moment. Daarna moesten
we met emmers heet water sjouwen of rommel
opruimen. Jammer dat we toen nog geen Iphone met
camera hadden, anders had ik zeker de nodige
foto's gemaakt.
Enkele dagen later, bij het afsnijden en
inmaken, rook het hele huis naar vet. Een weeïge
lucht die je al rook als je uit school thuis
kwam. Ook de vloer was op sommige plaatsen vet
en glibberig. Ik was blij als dat allemaal
achter de rug was. Bakken met darmen, een
worstmachientje op een tafeltje geklemd. Als je
je neus liet zien moest je een tijdje draaien of
de darmen aan de trechter aan de achterkant van
het knoersende worstmachientje vasthouden.
Al dat vette vlees en (bloed-) wordt hebben mij
nooit kunnen bekoren terwijl mijn zus en sommige
leeftijdgenootjes er hun vingers bij aflikten.
Bij ons in Veghel hadden we begin jaren zestig
een centrale diepvries (de Kluis?) op de plaats
waar nu het parkeerterreintjes is tussen Hema en
Blokker. Daar werd het meeste vlees van de
slacht naar toe gebracht. Een klein deel ging in
de pekelbakken onder in de kelder, in
weckflessen of in de schouw. Als wij van school
naar huis gingen moesten we vaak even wat vlees
uit de centrale diepvrieskluis gaan halen. Je
kreeg dan van de beheerder (Rooyakkers?) het
sleuteltje mee van het houten kluisje. In de
gangetjes tussen de kluisjes lagen zoveel
ijsrestjes dat we er konden glijden. Dat was
best bijzonder als het buiten zomer was. Rond
1963 kregen we thuis een eigen diepvries. Een
Marijnen een grote kist waar makkelijk een heel
varken in kon.
|