Veghelse handelaren
Martien van Asseldonk.
1 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Er waren eerijds twee soorten kopers en verkopers. Enerzijds werden er door
boeren, winkeliers en ambachtslieden grondstoffen ingekocht en bewerkte
of eindprodukten verkocht. Zij creerden nieuwe produkten. Daarnaast
waren er ook mensen die grondstoffen, half- of eindproducten inkochten
en weer doorverkochten. Dat waren de eigenlijke handelaren. Een scherpe
scheidslijn tussen beide catgeorieën is niet altijd te trekken. Soms
waren winkeliers tevens handelaren, er is een vermelding van een
schoenmaker die ook in leer handelde. Ook waren er
gelegenheidshandelaren, zoals schoolmeester Jan Bel die een keer in Den
Bosch een partij graan kocht om die in Veghel weer te verkopen. De
meeste gegevens ontlenen we aan verklaringen afgelegd in verband met de
tol die vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw geïnd werd. Dat
oudere gegevens spaarzaam zijn wil niet zeggen dat er daarvóór minder
gehandeld werd. Daar is weinig over bekend.
Inkoop en verkoop door boeren, winkeliers en ambachtslieden
We geven een aantal voorbeelden die we aantroffen in de Veghelse archieven.
-
De schepenen van Veghel
verklaarden op 6-4-1693 (R93, fol. 185v): dat Goort Jan Goorts, sig
generende met het broot backen, daer toe hij is inkoopende den rog, soo
binnen de stadt van Shertogenbosche, als alhier onder de nabueren, ende
dat hij de voorscreven rog die hij inkoopt alle op dese molen van Vechel
laet maelen ende daer van hij broot backt, ‘t selve broot alhier binnen
Vechel onder onse ingeseten nabueren verkoopt. Op 5-4-193 werd een
identieke verklaring afgelegd voor Corstiaen Teunissen van de Ven.
-
De Schepenen van Veghel
verklaarden op 22-4-1693 (R93, fol. 185v) dat Gijsbert Jan Theunissen,
'den molen alhier bemaelt, oock het kooren daer toen inkoopt, soo onder
dese onmgeseten nabeuren als binnen Shertogenbosche ende wederom op
sijne voorscreven molen het kooren voorscreven tot gerief van onse
ingeseten nabeuren uijt verkoopt ende maelt.
-
De
schepenen van Veghel verklaarden op 22-11-1694 (R93, fol. 238)
dat Anthonij Spirincx de tienden van Hoogboeckt en Middegael had gepacht
en de opbrengst op 7 karren had geladen 'om alhier in de Meijerij te
sleijten.'
-
Schoolmeester Johan Bel verklaarde dat hij op 6 januari 1718 “gaende
over de straet is geroepen door de huijsvrouw van Johannes Kivits,
herbergier alhier, om een half vat bier ten collecte aen te schrijven
van den brouwer van Gemert, ende daer op in huijs gaende van den
voornoemde Kivits heeft aldaer gevonden Jan van den Broeck, brouwer tot
Gemert, die hem versocht bier aen te schrijven op de naemen van Stans
Kivits, den pastoor en Anthony van Geelkercken, ijder een half vat, ’t
welck hij deponent op een memorie stelde, ende soo aenstonts naer sijn
huijs gaende te boeck heeft geseth. R96, fol. 177 (18-1-1718)
Op 21-12-1724 werden in Veghel een aantal verklaringen afgelegd (regesten
notarissen).
-
Hendrik van Duuren, Jan Sijmonsen en Willem Peeters, meesters hoefsmeden
verklaarden dat ze hun smee-koolen (fijne steenkool voor het smidsvuur)
in de stad Grave halen, op een kar laden ze dan ter waarde van 5 gulden
en 10 stuivers. Voor de geringe waarde zijn ze geen tol schuldig, maar
om moeilijkheden te voorkomen betaalde ze aan de de commies te Erp voor
elke kar toch 1 stuiver en 4 penningen.
-
Claes Jans, meester raademaker, verklaarde dat hij met zijn handwerk, wat
hij al meer dan 40 jaar doet, nooit enige tol heeft moeten betalen als
alleen bij Willem van Riet te Erp en bij N. van Bilssen te Roij voor
zijn hout vervoer. Ze eisten zelfs een oortje paardengeld.
-
Jan Evers van Hout en Ruth Peeter Geerits verklaarden dat ze een jaar
geleden naar Oss zijn geweest om daar diverse karren met stro te halen
tot strooisel voor hun beesten en op iedere kar voor 3 gulden opgeladen
hadden en per kar 1 stuiver tol betaalden.
-
Jan Sleeuwens uit Veghel heeft twee jaar geleden in Oss een jong varken
of bagsken gekocht voor 1 gulden en 2 stuivers en moest daarvoor een
stuiver tol betalen.
-
Anthonij Arien Meussen heeft 6 jaar geleden op de Kesselse graaff in
Maasland een partij droog hooi gekocht en op zijn kar naar huis gevaren.
Hij werd onderweg aangeslagen door tollenaar Tabbers te Lith 70 gulden,
terwijl er op zijn kar maar 2 gulden 10 stuivers aan waarde zat.
-
Jan Daniels is voorgaand jaar ook naar Oss als Lith gegaan om daar as,
als mest voor zijn groes, te halen en hij had voor 2 gulden 10 stuivers
op zijn kar had liggen. Hij moest voor
iedere kar 2 stuivers betalen.
-
Willem Hendrik Tijssen heeft in hetzelfd seizoen meerdere karren hooi en
stro op zijn kar vanaf Lith vervoert en heeft aan tol betaald voor elke
kar hooi 1 stuiver en voor elke kar stro 12 penningen.
-
Dirk Hendrix van Eert en Dirk Dirx hebben 6 jaar geleden te Lith van
Peter Roosen den Ouden en Jongsten een partij slecht stro gekocht voor
18 stuivers en op de kar vervoerd. Op weg naar Oss zijn ze door de
tollenaar van Lith, Tabbers aangehouden. Om grotere moeilijkheden te
voorkomen hebben ze hem 34 gulden betaald.
-
Mathijs Geerits van Berkel en Jan Aart Schuppen hebben dit jaar te Lith
een partij haver gekocht en op weg naar huis voor iedere kar 1 stuiver
en 8 penningen moeten betalen.
-
Gijsbert Jan Raademaekers, brouwer alhier te Veghel, heeft in Oss diverse
karren haver gekocht en opgehaald om het naar Eindhoven te brengen en
moest voor elke kar, waarop een vracht met een waarde van 16 gulden op
zat, bij de tollenaar te Oss 12 stuivers betalen.
-
Claes Donkers, meester kuiper, is diverse malen naar Schijndel gevaren om
daar reephout te kopen ter waarde van 2 gulden en 10 stuivers of 3
gulden. Telkens daarvoor aan tollenaar aldaar, Geerit van der Vleut,
voor elke kar 1 stuiver 4 penningen betaald.
Op 16-4-1731 werden in Veghel
verklaringen afgelegd op verzoek van molenaar Antony Kyevits. (R99, fol. 190).
-
Ze verklaren
dat Antony in 1730 vlas heeft geteeld en ongeveer 60 stenen vlas heeft
geoogst. Deze vlas werd bij hem thuis gesponnen en tot 250 ellen linnen
lakens verwerkt van 1/12, 1/11 en 1/8 kam. De lakens werden op een kar
naar Den Bosch bij Jenneke Gerit Stoven gebracht, om de lakens in
Holland te laten verkopen. De goederen werde voor tol aangeslagen, maar
ondat het eigen produkten waren en Antony geen lakenhandelaar was, zou
dat onterecht geweest zijn.
-
Op 4-11-1732
ging Willem Geerits 'met sijne twee varckens en twee lapkens groff linne
laaken, bij hem selffs opgevoedt ende gewonnen' naar de jaarmarkt te Son
om die waren te verkopen. Mathijs Janssen liet hem 'twee lapkens groff
linne laaken'meenemen, en Maria, weduwe van Jacobus Willems ook nog 'een
vercxken'. Onderweg moest tol betaald worden, wat onterecht geweest zou
zijn . R100, fol. 21v (28-1-1733)
Op 1 april 1765 legden een aantal
inwoners van Veghel op verzoek van de stadhouder een verklaring af over
het mesten met haardas. Enkele incidenten over betalingen van tol
speelden zich 12 en 15 jaar geleden af. Hendrik Marten van Doorn
verklaarde (R105, fol. 136v):
-
dat hy
verscheyde jaeren aen den anderen voor sig mede in geselschap van
anderen ingesetenen alhier, heeft gebragt gehadt assen (synde geen wee
assen, maer welke aen den haert wort gestookt en waer mede de
ingesetenen van deese en andere plaetsen haer heij en hoyvelden
bemisten) soo van Lith, Lithoijen, Kessel en Maeren, mede in Meyerye
gelegen. Het probleem was dat ze
vaak met as die ze in 'Amelrode, Wel, Heel, Driel en andere plaetsen in
Gelderlandt' gekocht hadden, altijd Den Bosch gepasseerd waren, zonder
dat er tol verschuldigd waren. Maar de tollenaar van Oss, een zekere
Tabbers, eiste wel tol.
Op 9-4-1765 werden verklaringen afgelegd over problemen ober het betalen
van de tol (R105, fol. 146):
-
Francis Janse
Vermeulen verklaarde dat hj aan Schenkels, broodbacker, wonende te
Schijndel, van syn eijge gewas vier sacken koorn off rogge had verkocht.
-
Adriaen van de
Ven had van Hendrik Corstens uit Den Bosch 27 à 28 vaten koren gekocht
voor enkele inwoners van Erp.
-
Jan van Bragt
had 7 jaren geleden in Dinther voor 16 gulden aan wilge bomen gekoct om
klompen van te maken.
-
Hendriena van
der Duyn, weduwe van Dirk Huygens was ongever 6 jaren geleden uit Veghel
vertrokken 'met een mantje, waer inne waeren eenige spellen, linten,
boerenkanten, nostels, etcetera', om daarmee naar de markt in Boxtel te
gaan.
-
Peeter van
Griensven en Aart Willens van Eert hadden in 1763 een morgen
'heylants'gekocht, gelegen onder Boekel en grenzende aan Erp, waarna ze
'de bovenste nerff off heyde van voorscreven morgen voor een gering
gedeelte haddende doen afsteeken, hetselve gedroogt wesende tot brandt,
off heyturff gebruijken en aen den haert verbranden, deselve met haere
karren na Veghel transporteren, en doen transporteren.'
-
Zij
verklaarden ook dat ze vaak tol hebben betaald voor brandhout dat ze in
naburige dorpen kochten, zoals toen ze in 1764 'eenig hegge schaer hout
om mutsaers van te maken hadde gecogt, staende tot Schyndel'.
De hophandel
Hop werd nagenoeg altijd geteeld
voor de verkoop. Maar er waren ook hophandelaren. Op 12 juli 1540
lag
Rutger, zoon van wijlen Willem
Roeverssoen van Eenquinckel, ‘hoppener’, inwoner van Veghel, ziek op
bed. Voor schepenen van Veghel liet hij zijn schulden vastleggen. Die geven een aardig beeld van waar hij
zijn handel deed:
-
aan Hanrick Sche(..) te Scyndel 11 Carolus gulden
-
aan Gerit Aertss Scoemeker te Scyndel 3 ½ Carolus gulden
-
aan Jan van den Ven te Scyndel 5 ½ Carolus gulden en ½ stuiver
-
aan Ghys die Haeckmeker ten Bosch 7 Carolus gulden en 4 stuivers
-
aan Panthel Brouwer te Maesbommel 9 Carolus gulden
-
aan dezelfde nog 34 stuivers
-
aan Lenaert van Batenborch 4 Carolus gulden
-
aan Hanrick Aelberts te Uden 14 stuivers
-
aan ‘die pastoer van Mill’ 16 stuivers
-
aan Lysken Martens te Mil 5 stuivers
-
aan Joannis Hanen te Mil 14 stuivers
-
aan Wyssel Temars 3 Philips gulden
-
aan Aleyt van Eghel te Wesel 9 Philips gulden
-
aan die Corte Hanrick van Egel te Wesel 2 ½ Philips gulden
-
aan Eems van Hout te Wesel 3 Philips gulden
-
aan Aleyt Roomwagens te Wesel 1 Philips gulden
-
aan ‘die keldenerssche’ te Dorsten 4 mud hop (1 mud hop voor 19 stuivers
gerekend)
-
aan ‘die weertinne’ te Wolttrop 4 ‘Jochendaalres’
-
aan den Jongen Thomas Blyker te Dortman 15 ‘stucken drie scilling
draets’
-
aan dezelfde 7 ½ Carolus gulden, Brabants geld, ‘hier tegen is hem
Rutger voernoemt sculdich bleven twee lb. swaers te vueren tot
Antwerpen’
-
aan dezelfde 3 ‘malder’ hop
-
aan Evert Hoerden te Onna 5 Horns gulden
-
aan Evert Brilman te Onna 10 schellingen
-
aan Jan Brilman te Onna 10 schellingen
-
aan Rutger Longe 6 schellingen
-
aan Willem Moetecop 18 schellingen
-
aan dezelfde 8 schellingen
-
aan Dirck Vesterick 5 Horns gulden
-
aan Frans Horden 9 schellingen
-
aan ‘die wynweert’ tot Onna 5 gulden currents
-
aan ‘die Brabenderssche’ 8 Marken
-
aan Lucas vanden Berch 27 schellingen
-
aan dezelfde 14 gouden guldens
-
aan Dries Hocker 12 schellingen
-
aan Aert Raymeker 15 schellingen
-
aan dezelfde 16 schellingen
-
aan dezelfde 12 schellingen
-
aan Steven Goessens 4 gulden currents
-
aan Daem Knoep 10 Marken, ‘daer op heeft hy betaelt een mauwer wyts’
-
aan Herman Symons 5 schellingen
-
aan Frans Halincx 9 malder hop, 1 malder voor 9 schellingen gerekend
-
aan Hanrick Stocker 4 gulden currents
-
aan Aernt Lotter 9 ‘golde’ guldens en 1 ‘Vriesse’ gulden, ‘daer op heeft
hy betaelt enen golde gulden ende enen Vriesse gulden’
-
aan Jan Borgman 15 schellingen
-
aan Hanrick Toepken 4 schellingen
-
aan ‘die valkennersse’ 5 marken ‘hier op ontfangen’ 20 schellingen
-
aan Pot Hesken 9 schellingen
-
aan Jan van Boelsenhagen 3 gulden currents
-
aan Loec Haen 9 ‘malder’ hop
-
aan Jan Luyken 11 schellingen
-
aan Dirck Druckerman 6 schellingen
-
aan Jan Cassel te Wesel 2 ½ Philips gulden
Van Eenquinckel deed met zijn hophandel zaken in Schijndel, Den Bosch,
Maasbommel, Uden, Mill, Wesel (tussen Nijmegen en Dortmund), Waltrop
(plaats ten noorden van Dortmund), Dorsten (tussen Wesel en Dortmund),
Dortmund, Antwerpen, en Unna (plaats ten oosten van Dortmund).
Op 27 juli 1545 werd een
interessante getuigenis afgelegd. De Veghelse vorster Joris, zoon van
wijlen Hanrick Joriss, had met Everit Nijssinck uit Quakenbrugge (in de
buurt van Antwerpen) hop geruild tegen wol. Die wol lag bij Everit in
Quakenbrugge op zolder. Joris zei:
"
ick hebbe van deser wollen egeen verstant.” Everit reagreerde met: “Ick sal uw
oprecht goet doen dair die een coepman den anderen mede sal mogen
leveren ende voldoen.” Toen heeft Joris de wol ongezien in zakken
onvangen van Everit's vrouw. Toen hij weer in Veghel terug was gekomen
verkocht Joris de wol aan een Cornelis Huybertss, een Boschenaar, 'ende
als hy hem stael bracht soe en woldt hy die volle nyet en hebben,
seggende dattet geen loffbaer coepmans guet en waer, mair het ware clad
volle''. Met andere woorden Joris had rotzooi gekregen, die hij in Den
Bosch niet verkocht kon krijgen. Uiteindelijk verkocht hij de wol in
Antwerpen voor iets meer dan de helft van de gebruikelijke prijs.
Uit deze verklaring blijkt dat de vorster
van Veghel in de zomer van 1545 met hop naar de omgeving van Antwerpen
is gereisd om daar hop te verkopen of ruilen.
In de notariele archieven zijn ook verklaringen te vinden
over hophandel (met dank aan Antoon Vissers):
-
08-03-1649: de hop waarmee die Jan Meltiors met een kar
naar het land van Gullijck is gevaren, is alhier te Veghel geteeld en
geoogst.
-
14-03-1649: Peter Willem Peters, inwoner van Veghel, is
met een kar, geladen met hop, naar het land van Luijck gevaren. Deze hop
is te Veghel door Peter Willem Peters zelf geteeld.
-
10-05-1649: Dijrck Thonis is op 11 mei 1649 met 50
zakken hop, ongeveer 400 pont, met een kar naar Grave is gevaren. Deze
hop heeft Dijrck Thonis zelf geteeld
-
18-06-1649: Arnt Arnts, inwoner te Veghel, is op deze
dag 18 juni 1649 met een kar hop naar Grave en Nijmegen gevaren , omdat
ze deze daar het beste kunnen verkopen. Arnt heeft deze hop zelf hier in
Veghel geteeld.
-
16-07-1649: Thonis Anthonis, inwoner van Veghel, is deze
morgen met een kar hop naar Nijmegen gevaren met hop die Thonis zelf in
Veghel heeft geteeld.
-
24-07-1649: Jan Janssen, inwoner van Veghel, is met een
kar geladen met 700 pond hop naar de stad Grave gevaren. Jan Janssen
heeft deze hop hier zelf verbouwd en geoogst.
-
21-11-1659: Dirck Janssen van Gulick uit Veghel is heden
morgen met een kar vol hop geladen naar Oploo in het land van Cuijck
vertrokken. De hop is alhier door hem geteeld en geplukt.
-
09-12-1659: Goort Peeter Rutten uit Veghel zal met een
kar hop, omtrent 400 pond, naar Geldrop varen. Goort heeft de hop hier
te Veghel geteeld.
-
24-09-1660: Jan Jan Dircx heeft omtrent 100 pont hop
verkocht welke alhier in Veghel is geteeld door Henrick Dircx van der
Straten.
De plaatsen die in deze verklaringen genoemd worden
zijn: het land van Gulick (ten oosten van de provincie Limburg), het
land van Luik, Grave, Nijmegen, Oploo, Geldrop. Het zijn bijna steeds de
boeren zelf die hun eigen teelt voor een goede prijs aan de man proberen
te brengen.
Maar niet altijd: Op 22 april 1690 verklaarde president-schepen Cornelis
van der Hagen, dat hij in opdracht van Adriaan Aartsen, koopman uit
Turnhout, hop heeft gekocht van de weduwe van Dielis Willems en haar
kinderen. Hij verklaart dat deze hop 'niet en is vervalst ofte
veragtert. Verklarende hij comparant dat deselve hoppe soo is ingesackt
ende daer na opgeladen, sonder eenige de minste fraude daerinne bij hem
geschiet te zijn ofte door imant anders bij sijne voorweete.'
Op 11 augustus 1691 verklaarden enkele inwoners van Dinther dat zij in
Veghel in het huis van Jan Toten waren en daar Lambertus van den
Boogaert uit Erp hebben horen vertellen dat hij in Dinther aan Teunis
Joosten Spirincx alle hop had verkocht die hij had overgenomen van de
weduwe van Willem Weijnen te Schijndel, in ruil voor de betaling van
haar pacht. Het was 2.500 of 2.600 pond hop. Dat onder conditie dat de
helft van de hop overgelaten zou worden aan Peter Jans van Uden. Lambert
van den Boogaert had toen tegen Gerard van Uden, die ook aanwezig was,
gezegd: “Ghij had mij voor het
hondert vier gulden gepresenteert, maer nu heb ick vant hondert vijf
gulden gekregen, ende daer en boven nog een goede ham daer geen maijen
in sullen sijn.”
Op 16 april 1722 werden de
tarieven vastgesteld waarvoor op de waag van Veghel gewogen werd. Voor
het wegen van 100 pond 'hoppe' betaalden de kopers 1 stuiver.
Op 28 april 1724 verklaarden
Jacop Jan Tijssen en Amelis Willems van
Santvoort op verzoek van Ariaen Hendrick Josten (allen inwoners van
Veghel):
'dat op den seeventwintigste april jonst
leede den voornoemde Ariaen Hendrick Josten met sijn karre is gevaere
omme seckere hop te verkoope op de eene ofte andere plaats sijnde de
quantiteijt van een hondert ende vijfentwintig pont. Wijders verklaren
wij ondergetekent dat den voorscreven Ariaen Hendrickx is syne eyge
gewasse ende noijt ofte oijt eenige koopmanschap met hop te hebben
gedaen, als alleenlijk sijn eijge gewasse.'
Op 29 september 1736 ontstond er ruzie over de prijs waarvoor hop verkocht
was.
Geerit Tonis Verhaigen, wonende te
Schijndel, en Geerit Roeloff van de Leemputten, inwoner en herbergier te
Veghel, verklaarden op die
dag:
dat op gisteren den 28 deser des
naarmiddag ontrent vijff uren aant huijs van den tweeden deponent te
samen waaren, alwaer mede present was Tonis Gijsberts van den Boogaert,
inwoonder tot Schijndel, ende seeckeere Jan Tonis, woonende alhier aent
Eert. Dat desen Jan Tonis aan gemelte Van den Boogart verweet dat hij
sijn hop tot Gemert soo goede coop had gegeven, ende dat hij de merckt
bedorff, en meer andere verwijtinge en inpertinentie. Dat voorscreven
Van den Boogart den selven tragte met beleeffde woorden tegen te gaan,
egter niet connende helpen, want de voornoemde Jan Tonis sijn bloot
mesch uijttreckende ende attaqueerde daar mede den geseijde Van den
Boogaert. Dat zij deponenten d’ eene met eene stoel en den andere hem
vattende het onheijl ’t geende daar uyt te wagten was hebben
voorgecomen.
Dat Schijndel in deze verklaringen
verschillende kinderen genoemd wordt, is niet zonder betekenis.
Schijndel was in de achttiende eeuw een centrum van hopteelt, terwijl de
hopteelt in Veghel in die eeuw verdween.
In 1755 werden er in Schijndel twee
officiële hopwagen opgericht:
een voor Wijbosch en Lutteleinde, en een voor Elschot, de Borne en de
Broekstraat. Zo’n hopwaag was een grote houten weegschaal die aan een
balk in een schuur gehangen kon worden. De hopwagen werden door het
dorpsbestuur aan de pachters van de waag beschikbaar gesteld. Er was ook
een hopkeurmeester, de hopmeter, die de kwaliteit van de aangeboden hop
moest bewaken.
Uit bovengenoemde verklaringen blijkt dat hop vooral binnen
de Meierij gekocht en verkocht werd, terwijl ook het land van Gulick,
het land van Luik, Nijmegen, Grave, Antwerpen en Turnhout genoemd
worden. In 1540 overleed de veghelse hophandelaar Rutger van Eenquinckel
schulden naliet aan personen
in Schijndel, Den Bosch,
Maasbommel, Uden, Mill, in plaatsen aan de route tussen Nijmegen en
Dortmund en in de omgeving van Dortmund.
Het zijn waren vaak de telers zelf die hun waren proberen te slijten.
Handel in boter, koren, spek en dergelijke
De hierna volgende gegevens hebben te maken met handelaren die van
handel hun beroep genaakt hadden. Veel gegevens ontlenen we aan de
verklaringen die schepenen aan handelaren meegaven. Steeds werd
verklaard dat het lokaal geproduceerde en gekochte waren betrof.
Handel in boter
Hiervoor werd boter al vaak genoemd als een van de handelswaren. Enekel
personen handelden mogelijk alleen maar in boter. Soms worden bepaalde
lieden 'boterhandelaren' genoemd, maar blijkt uit bovenstaande gegevens
dat zij ook in andere waren handelden. Hieruit blijkt dat boter hun
belangrijkste handelswaar was. Als in bovenstaande tabel boter genoemd
wordt, dan is dat ook steed aals eerste product. In 1720 kreeg Veghel
een eigen botermarkt.
-
Op 27-8-1695 werden op verzoek van
Mighiel Aert Teuniss van Eert verklaringen afgelegd (R93, fol. 262v). Er
werd verklaard 'dat al soo danige opgeladene boter als doer den
requirant in desen opden 25en deser meant mede uyt Vechel des
voormiddags ontrent de clocke tien uuren is afgevaeren, om te brengen
near het leger van sijn conincklijcke majestijt van Groot Bretangie voor
de staed Naemen, boter is die Gerrit Hendricx ende Migiel Aert Teunis
van Eert voorscreven saemen hebben gekogt ende die met haer beijden is
toe behoorende.' Mighiel van Eert handelde ook in andere producten
getuigen de verklaringen in bovenstaande tabel.
-
Op 23-3-1686 (R93, fol. 31)
werd verklaard dat 'winckelier' Jacob Jan
Thijssen
'aen slijtinge van sijn winckelwaeren
gewoon is aen te nemen tot gemeijns gerieff van onse naburen waeren van
hen coopen verscheijde ponden botter van d’een, twee, d’ ander drie,
vier ofte meer ponden, welcken botter in onse plaetse bij den nabueren
gewonnen worden, de welcke hij des weeckx, namentlijck des singhsdaghs
verbrengt in de stadt Eijndthoven, offte des weecks naer Shertogenbosch,
ende aldaer aen den genen hem de meeste prijs geeft, verkoopt.'
-
Op 0-10-1698 (R93, fol. 358v) werd
verklaard dat Peter Ariens van de Laar 'is een koopman van booter, ende
tot gerieff van onser ingesetenen precies alle weecken veel booter koopt
ende ontfangt, om door onser ingeseten nagebeuren met haer gelt ontfange
van de boter, daer mede betaelen hare contributien ende dorps lasten,
ende den producent die oock mede ontfangt bij avond ende bij nagt, veel
ver(..)feij booter van den dorpen onder de Meijerie van Den Bosch
gehoorende, ende dickwijls bij nagt daer mede (..)ite voort naer Den
Bosch vaert, om voort te brengen naer Hollant toe en den producent om de
cortheijt van tijt, dat de booter veeltijts van andere dorpen van de
verkooperen aen hem kooper tegens den avont om den verren weg gelevert
wort.' Peter van de Laar handelde ook in andere producten.
-
Schepenen van
Veghel verklaarden op 13-12-1709 (R95, fol. 33) 'dat
soodanige botter als Huijbert Godtvree, inwoonder alhier, vervoerende
ende naer de stadt Eijnthoven, Helmont, ofte Oedenroij, dat deselve
botter alhier bij de ingesetenen gewonnen ende aen hem vercocht werden.'
Op 5-12-1716 (R96, fol. 134v) werden
verklaringen afgelegd voor Anthonij Schilffer 'coopman in botter'
-
Huijbert Godtvree verklaarde 'ontrent de twaelff à dertien jaeren dese
coopmanschap in botter geëxerceert te hebben ende van de nabueren alhier
als in de Meijerije incoopende' en dat hij sinds vier jaar voor Anthonij
Schilffer boterinkoopt 'in commissie'.
Ook op
23-11-1716 (R96, fol. 132v) werden verklaringen afgelegd voor Anthonij
Schilffer, 'coopman in botter'.
-
Dirckse van der Stricken, weduwe van Peter van de Laer, oud ongeveer 65
jaren, verklaarde dat zij 'ontrent de dertigh jaeren heeft geëxerceert
de coopmanschap van botter uijt de Meijerije op Hollant'
-
Michiel Aert Theunis van Eerdt, oud ongeveer 60 jaren, verklaarde 'dat
hij vijfthien à sesthien jaren dese voorscreven coopmanschap op Hollant
heeft gedaen'.
-
Willem Henrick Tijssen, oud ongeveer 55 jaren, en Jan Peter Geerits, oud
ongeveer 20 jaren, 'beijde voerluijden', verklaarden dat zij voor de
weduwe van Peter van de Laer en voor andere kooplieden met de kar boter
naar Den Bosch gebracht hebben.
Op 11-5-1725 was er in Veghel een inbraak door fameuze
gauwdieven met hun namen in het huis van Anthony van Geelkerken koopman
in boter. (Bron: Henk Beijers,
kwartiersvergaderingen, resoluties van de Staten Generaal). Van
Geelkerken handelde ook in andere waren.
Op 31-8-1740 verklaarden Francis van der Linden, 'out
borgemeester alhier, Jan Tonis Verhoeven, dienstknegt bij Willem van den
Broeck, bierbrouwer alhier, ontrent 25 jaren, mitsgaders Dielis van Wil,
molenaer binnen dese plaatse, out 31 jaren, dat zij op 20-8-1740 's
morgens om 8 uur 'met vijff karren, alle van dese plaatse en met booter
geladen in tonnekens, zijn coomen rijden in de stadt S’ Bosch, te weeten
de Hintemerpoort'.
Op
4-4-1765 (R105, fol. 140) verklaarden Leendert Donkers, 'out-president
en gewesen coopman in boter' en zijn vrouw Catarina van de Velde, 'dat
zij de rouwe booter soo alhier als op de omliggende plaatse der Meyerye
hebben gecogt en laten opcoopen, deselve aan haar huyse versamelen,
schoon maken, als daar in vaatjens tot seekere ponden doen, en op die
wijse aan hare cooplieden, soo in Hollant als Zeelandt versenden'. In
october 1755 waren zij met twee karren met boter naar Eindhoven gereden.
Maria Catarina van den Bos, 'doen ter tyt dienstmaagt by Antonij van
Geelkerken in leven ook coopman in booter en inwoonder alhier', had toen
ook drie karren met boter
gekocht. Onderweg waren er problemen met een commies over de tol.
Op 31-3-1791 hebben schepenen van
Veghel besloten om vragen van de Leen en Tolkamer te beantwoorden, over
andere an dere de koophandel:
-
Den dorpe van Veghel ligt aan de riviere de Aa die in den
wintertijd met schuijten en pleyten wanneer het water hoog is ende
sluijsen ingestoten syn, waar door het water word opgehouden, vaarbaar
is en soude den coophandel konnen werden gevacoreert en torff off klot
komende uijt de Peel, graanen etcetera en die met minder costen als
thans na de stad ’s Bosch vervoeren by alsdien men die rivier een geheel
jaer kan bevaren, in koophandel is deese plaats tot nog toe niet bekend
dan in boter en is een wekelykse geoctroijeerde botermarkt alhier.
Handel in paarden en vee
In de rekening van de hoogschout van 25 december 1459
tot 24 juni 1460 wordt vermeld:
-
'van enen gheheeten Coepman van Herentals die scape ghewoenlyc is te
halene te Roey, te Eerpt ende te Vechel ende drijfse voirt te Bruessele
ende te Mechelen om sijn broot dair aen te wynnen'. Hij kwam in de
problemen toen men vijf gestolen schapen in zijn bezit ontdekten. De
schapen waren gemerkt. Hij had die schapen gekocht.
-
Op 5-6-1651 werd door een aantal Veghelaren verklaard dat
Gevart Jochems uit
Gemert al 9 à 10 jaar met hen handelt in 'beesten, paarden als met
beestenvellen'. (Regesten notarissen.)
-
Op 17-4-1652 (notariele archieven) werd verklaard dat Gerart Hanrickx en
Aert Gerarts en Jan Dirk Thonissen op heden met 55 hoornbeesten naar de
Langstraet op Waelwijck zijn gegaan. Deze beesten zijn allen binnen de
Meijerij gekocht in Veghel, Erp, Dinther en Beek en Donk.
-
Op dezelfde dag werd verklaard dat Ghijsbert Peter Ruijtten, 30 jaar, op
heden 10 koebeesten naar de Langstraet op Waelwijck heeft gedreven. Deze
beesten zijn gekocht te Veghel, Sint Oedenrode en Lieshout.
-
Op 24-4-1652 werd verklaard dat Aernt Geraerts, Jan Peter Huijberts,
Ghijsbert Peter Ruijtten en Jan Dirck Thonis, allen inwoners van Veghel,
op heden 97 hoornbeesten naar Waelwijk op de Langstraet hebben gedraven.
Dat deze beesten zijn gekocht te Veghel, Erp, Dinther, Sint Oedenrode en
Nistelrode, allen binnen de Meijerij.
-
Op 31-3-1660 werd verklaard 'dat Aert
Geryt Henricxen is hebbende vyff ende twentich hooren beesten, soo
coijne als versen by hem gecocht, gevallen ende gewonnen, soo tot
Heeswyck, Dinter, Erp ende Vechell, waer mee dryvende tegenwoordich naer
Waelwyck om aldaer gewyt te wordden ende veerder niet.' Hieruit blkijkt
dat de beesten door de opkoper naar Waalwijk werden gedreven om daar vet
gemest te worden, waarna ze voor de verkoop meer opbrachten. Meuwese
brengt de veetransporten uit 1652 in verband met de leerllooieren in
Waalwijk. Dat hoeft dus niet het geval te zijn geweest.
-
Hiervoor vermeldden we al dat volgens een verklaring van 13-11-1681
Aart Goorts, Jan van Helvoort en Jacob Martens van den
Tillaar handelden in 'cooren, graenen, booter, peerden, hooren beesten
als andersints', De waren werden gebracht 'naar ’s Hertogenbosch,
Eindthoven, Helmont, Geldrop, Gemert als andere dorpen'.
De Staten-Generaal gaven op
20-10-1719 de schepenen en regenten van Veghel toestemming om jaarlijks
vier paarden- en beestenmarkten te mogen houden, op de 2e
donderdag in april, op de 1e donderdag na Pinksteren, daags
voor St. Matheus in september en op de 3e november, of op de
maandag daarna.
Waren verhandeld op de weekmarkt van Veghel vanaf 1720
Vanaf 1720 werd er in Veghel een wekelijke botermarkt gehouden. Op die
markt werden ook andere waren verhandeld. Die waren kon men laten wegen.
Het reglement van de waag van 16-4-1722 (bron: resolutieboeken) geeft de
bedragen die men voor dat wegen moest betalen. Het overzicht geeft een
indruk wat voor goederen er zoal op de markt verhandeld werden.
De coopers sullen moeten bealen aen de waegmeester als volgt:
-
Voor elke 100 pond
boter die in de grote waag gewogen wordt, 1 stuiver
-
Voor elke wegge
boter die in de kleine waag gewogen wordt, 1 duit
-
Voor elke 100 pond
wol, 3 stuivers, voor minder naer advenant
-
Voor een verken te
wegen. ‘tsij groot off cleijn, 1 stuiver en 2 oort
-
Voor elk lith
rundervlees, 2 oort
-
Voor een huijtt off
vell van beesten, 2 oort
-
Voor elke 100 pond
was en honing, 2 stuivers en 1 oort
-
Voor elke 100 pond
ijser oft stael, 1 stuiver
-
Voor elke steen of
8 pond veeren, 1 oort
-
Voor 100 pond
veeren, 3 stuivers
-
Voor 100 pond ruijt
off smeer, 1 stuiver
-
Voor 100 pond
hoppe, 1 stuiver
-
Voor alderhande
vrachtgoeden die mette hondert aengenomen, gekogt en vervoert werden, 1
stuiver
-
Voor ieder 2 pond
garen in de kleine waag gewogen, 1 duit
-
Voor ieder steen
vlas, 1 oort
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||