De Veghelse brouwerijen voor 1832
Martien van
Asseldonk. 20 oktober 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden
onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
We vonden in de
Veghelse archieven tussen 1529 en 1832 één brandewijngetouw, en twintig
bierbrouwerijen, die overigens niet allemaal tegelijk bestaan hebben. Ze
stonden allemaal in de buurt van de Straat en het Hoogeinde, met als
enige uitzondering één brouwerij op de Leest (Donk nr. 10) en één op het
Havelt.
Het Brandewijngetouw
Straat 11
Op 21-12-1660 maakten Gerart Anthonis Stoven en Jenneken Laurijnssen
zijn wettige huisvrouw hun testament op. Ze schonken na hun beider dood
een jaarlijk bedrag van 5 gulden aan de armen van Veghel. Dit was de
rente van een kapitaal van 100 gulden. Aan hun schoonzoon Jan Ghijssen
gehuwd met hun dochter Jeckomijn vermaakten zij een huis, hof en
aangelegen schuur met nog een klein huisje staande aan de kant van de
rivier de Aa waarin een brandewijngetouw staat. Dit was het huis met
adres Straat nr. 11 in de reconstructie van Veghel.
(Bron: notarissen
Veghel, regesten door Antoon Vissers).
Bij het
distilleren stookte men een alcoholhoudend brouwsel warm. De alcohol
verdampte en kwam via een slang of pijp in een door water gekoelde pot
of container terecht. Kennelijk werd het water van de Aa gebruikt voor
de koeling.
De bierbrouwerijen
In Veghel zijn
tussen 1529 en 1832 de volgende 19 bierbrouwerijen geweest.
Door de eeuwen
heen is het aantal brouwerijen verminderd:
Rond 1550:
8 brouwerijen
Rond 1660:
3 bouwerijen
Rond 1750:
3 brouwerijen
Rond 1830:
2 brouwerijen
Veel brouwerijen
zijn maar één of twee generaties in gebruik geweest. Er is ook sprake
van brouwgetouwen die buiten bedrijf gesteld waren. Het een en ander
wijst er op dat het brouwen niet altijd erg lucratief was. Vermoedelijk
was er veel concurentie, en kostte het onderhoud van het brouwgetouw en
de nodige knechten ook geld. In de achttiende eeuw lijkt dat te
veranderen. Vermoedelijke factoren: grotere brouwerijen, minder
concurentie van anderen, en meer vraag door een grotere welvaart.
De zestiende eeuw
en mogelijk de periode daarvoor was de bloeitijd van de Veghelse
brouwerijen met 8 actieve brouwerijen rond 1550. Het aantal daalde sterk
in de tweede heft van de zestiende eeuw. Mogelijk had de bierconsumptie
te lijden van de grote armoede veroorzaakt door de Tachtigjarige Oorlog
(1568-1648). Daarna, tot aan 1832, waren er steeds twee of drie
brouwerijen productief in Veghel. De brouwerijen in 1832 waren Brouwerij
Smits en de brouwerij op het terrein van het afgebroken kasteel
Frisselstein.
Straat nr. 12
In de periode 1534-1563 wordt op dit adres een brouwerij genoemd:
-
R23, fol. 174
(19-5-1534):
Een huys, schuer, brouhuys, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in
Veghel aen die Straet byder kercken, dair Gerit Thyssoen voirseyt
wyleneeer te woenen plach.
-
R26, fol. 412 (6-3-1556): Een huys, schuer, brouwhuys, hostat en hof met
toebehoren, gelegen aen die Straet by der kercken.
-
R27, fol. 487 (15-2-1563): Een huys, brouhuys, hostat, hoff, scoetput en
aangelag, gelegen aen die Straet by der kercken.
In latere beschrijvingen wordt deze brouwerij niet meer vermeld:
-
R28, fol. 300 (10-1-1567): Een huys, hostat en hof met aangelag, gelegen
aen die Straet byder kercken
-
R35, fol. 275 (18-3-1611): De hostadt, kelder, hoff ende boomgaert,
zoals Bastiaen die tegenwoordig in gebruik heeft en zoals het is
afgepaald, zodat de ene hof even groot zal zijn als de andere. Ende den
bachoven op des voorscreven Jans erffenisse staende sal Bastiaen,
condivident, mede mogen gebruycken om daerinne te mogen backen, soo
lange hy gedienen sal, ende als den oven vervallen sal wesen, sullen sy
desen gelyckelyck deijlen ende sullen dyen gelyckelyck gehouden syn in
reparatie te houden. En is overeengekomen “dat Bastiaen aan zijn zwager
Jan Janss 12 Carolus guldens zal geven, “ende voor het huysken daerinne
hen moeder is wonende sal Bastiaen voor Jannen de doot van syn moeder
gehouden syn te betaelen aen Jannen Janssen of syn erffgenamen de somme
van 12 Carolus guldens eens, belopende voor syns Jans helft 6 guldens,
ende voer elcke roye ertss so men ‘tselve metten lantmaeten meten sal,
sal Jan voorscreven gehouden syn te betaelen de somme van vijff gulden,
belopende voor jans helfte 2 1/2 gulden.
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij bestond al in 1534 en werd opgeheven nadat
Aernt, zoon van wijlen Willem Thomassen op 15-2-1563 de brouwerij kocht.
Kesie 13: die Swaen
Op dit adres wordt al in 1534 een brouwerij genoemd:
-
R23 (29-12-1534): Een huys, schuer, brouwhuys, browgetouw, hostat ende
hoff mitten erffenisse d' by ende aen tsamen gelegen ende dair toe
behoirende in der prochien van Vechel aen die Straet.
-
R24, fol. 243 (13-8-1540): Een huys, schuer, brouhuys, brougetouwe,
hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel aen die Straet.
-
R25, fol. 643 (21-1-1552): Een
huys geheyten het Brouwhuys, staende byden woenhuyze des vercoepers
mitten erffenissen daer by ende aen liggende’, gelegen in Veghel, aen
die Straet.
-
R26 (2-11-1556): Eenen huyse, schure, brouhuys, hoffstat ende hoff met
synre toebehoerten allen ende eenen yegelycken geheyten in den Bolck aen
die Straet bij d' kercken aldaer, daer die Swaen vuythangt ende daer
Goyart Hanricx Maessen ende Willem Aernt Biesen nu ter tyt in, op ende
aen woenende.
In de volgende gevonden beschrijvingen vanaf 1625 wordt de brouwerij
niet meer genoemd.
-
R43, fol. 149 (16-4-1625): Een huijs en hoff, gelegen aen de Straet
ontrent de kercke.
-
R73, fol. 100v (22-2-1710): Een huijs, hof en aangelag, groot ca. ½
lopens, gelegen in de Straet.
-
R75, fol. 14 (9-10-1721): Huijs, schuur en hoff, genaamd het Schipke op
Leijen, waarvan Jan Baakermans zijn deel gheeft, met 'hetgeene aert en
nagelvast is'.
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij
bestond al in 1534 en werd tussen 1556 en 1599 opgeheven.
Bruggen 20: de Gentenbuyk
Deze brouwerij wordt op 15-5-1581 voor het eerst genoemd.
-
Een steene huys, een huys genoempt de Gentenbuyck, brouhuys…met haere
gronden ende omgraeven cruythoff metten binnenvelden de helft van den
boogaert het vors steene huys aenliggende welcke voirs heeft afgepaelt
en beneffens de trap buytens huys van hoochmuur van den steene huys (?)
nest naerde winckelhaeck affgebroeken en afgemeten van de gemeijne
strate tot in de grave achter 't hecke ende totte voirs huyse behoiren
altesaeme byde anderen gelegen in de prochie Veghel ter plaetse genoempt
aende Hooch Eynden.
Bron: BP
inv. nr. 1143, fol. 401 (15-5-1581), mededeling van Rolf Vonk
Rolf Vonk, Brouwerij den
Gentenbuyck aan Het Hoogeinde, schrijft:
De akte uit het Bossche Protocol dateert van 15 mei 1581 en omschrijft
de uitvoering van het testament van wijlen Peter Henrick Heymans en zijn
vrouw Anna Loeyen. Joncker Walraven van Erp, heer van Erp en Veghel, en
de Bossche stadssecretaris Meester Jacob Donck treden als
executeur-testamentair op en verkopen Den Gentenbuyck wettelijk en
erfelijk aan Daendel soene Wilmen Danels soone Dirix Wouterss.
Wie was Peter Hendrick Heymans? Peter was een zoon van Hendrick Hendrick
Heymans (+Veghel, 1540) en Aleyt Henrick Rutgers Scoemekers.
Waarschijnlijk is hij geboren in Den Gentenbuyck, die in 1507 in het
bezit was van Hendrick Heymans. Peter verkreeg in 1534 van zijn moeder
Aleyt, weduwe van Hendrick Heymans alle rechten in de helft van 'allen
gronden, van erven, van huysinge ende timmeragien, van erffpachten, van
erffchynsen' die wijlen Hendrick Heymans eerder erfde of nog zal erven.
Daartoe heeft ook Den Gentenbuyck behoord, want na de dood van zijn
beide ouders ging dit goed over op Peter en zijn vrouw Anna Loeyen. Anna
was een dochter van Maes Loeyen en Mechtelden Lamberts van Breugel. Zeer
waarschijnlijk was zij afkomstig uit het dorp Breugel, want bij
testament vermaakte zij haar echtgenoot Peter Heymans het levenslange
vruchtgebruik op alle goederen gelegen in Breugel die zij erfde van haar
vader Maes Loeyen. Anna’s broer Willem Maes Loeyen woonde op de Heihoef
bij Jekschot. Zijn nakomelingen noemden zich later naar de herkomst van
Maes Loeyen ‘Van Breugel’.
Peter Heymans komt veelvuldig voor de schepenboeken van Veghel. Hij was
jarenlang kerkmeester van de Sint-Lambertuskerk te Veghel en schonk zijn
beemd te Zondveld aan dezelfde kerk. Deze beemd bleef vervolgens bekend
staan als Kerckbeemd. In 1549 werd Peter Heymans ook schepen van Veghel,
waarmee hij een vooraanstaande functie in het dorp verkreeg. In 1550
koopt Heymans vervolgens van Peter Jan van Berckel en Josyne van Eyck de
Baexchoeve te Zijtaart, een Brabants leengoed, dat hij op 31 juni laat
verheffen in Brussel. Het ging hem blijkbaar voor de wind. Niet
verwonderlijk, want Heymans was bierbrouwer. Deze beroepsgroep behoorde
in zowel de stedelijke als plattelandsgemeenschap tot het meest
welvarende deel van de burgerij. Heyman’s brouwerij Den Gentenbuyck
heeft in de zestiende eeuw opgevallen in het Veghelse. De omschrijvingen
van een ‘steenen huys’, een omgraven ‘cruythof’ doen denken aan een
buitenplaats waar het goed toeven was. Het bezit van een stenen woonhuis
was in die tijd voor veel Veghelaren een ongekende luxe. Het gebruik van
bakstenen voor de woningbouw drong pas vanaf de zeventiende eeuw goed
door op het Brabantse platteland. Hoewel Peter Heymans als bierbrouwer
goed boerde, wijst het bezit van een ‘cruythof’ overigens op niets
anders dan een moestuin of althans een tuin waar groenten of moeskruiden
in geteeld werden.
Het is onbekend
sinds wanneer de naam Gentenbuyk gebruikt werd. Het is aannemelijk dat
Peter Heijmans ofwel de brouwerij van zijn ouders erfde, ofwel die
brouwerij oprichtte kort nadat hij in 1534 dit goed verwierf.
In de volgende
bekende beschrijving uit 1613 en de beschrijvingen van na die datum
wordt de brouwerij niet meer genoemd:
-
R36, fol. 70 (28-2-1613): Eenen woonhuyse, schuer, bachuijske, hostadt,
hoff ende boomgaert, met aangelegen erffenis, groot met de groese 13 of
14 lopens, met de poterijen, en 'metten vischwyer wesende opte straet
rontom in de gemeijnte liggende', gelegen Tusschen die twee Bruggen.
Tussen 1581 en
1613 kwam er in een einde aan deze brouwerij.
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
Straat 10
In beschrijvingen van dit huis van 3-7-1535 en 5-11-1535 wordt de
brouwerij nog niet genoemd. De brouwerij wordt voor het eerst genoemd in
1581:
-
R29, fol. 693 (30-3-1581): De helft van enen huyse, schuer, schop,
brouhuys, hostat ende hof daar aan gelegen met nog de helft van een
cleynen huysken met toebehoren daar bij staande, gelegen in die Straat
by der Kercken
-
R29, fol. 700 (17-4-1581): Enen huyse, schuer, schop, brouhuys, hostat
ende hof daar aan gelegen met nog de helft van een cleynen huysken met
toebehoren daar bij staande, gelegen in die Straat by der Kercken
In de volgende beschrijving die we vonden, die van 23-2-1671, en ook in
latere bsshrijvingen van dit huis wordt de brouwerij niet meer genoemd:
-
R55, fol. 283 (23-2-1671): Een huijs, hoff en schuer gelegen in de
Straet
-
R101, fol. 118 (24-3-1740): Huijsinge, schuur, schop en hoff, groot ca.
1 ½ lopens, gestaan en gelegen aan de Straat
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij is door Hanrick van Eenquinckel opgericht tussen 1535 en
1581, waarschijnlijk kort nadat hij het huis op 5-11-1535 verwierf. Hij
overleed in of voor 1581. Wie tussen 1581 en 1659 het huis in bezit
gehad hebben is onduidelijk. Anthonis Jacobs die in 1659 als eigenaar
genoemd wordt, heeft er geen brouwerij meer gehad.
Bruggen 15
Op dit adres
wordt in de periode 1536-1594 een brouwerij genoemd:
-
R23, fol. 247v (10-7-1536): 'Enen huyse, hostat ende hoff ende
brouwhuys’ met ‘houtwasse ende metten lande’ en toebehoren, groot ca. 8
‘loepense lants’, gelegen in Veghel tusschen die Bruggen.
-
R28, fol. 609 (16-10-1571): Een huys, schuer, scop, brouhuys en bachuys,
boomgaard en houtwas met aangelag, groot omtrent 10 lopens, gelegen
Tusschen die twee Bruggen.
-
R29, fol. 782 (6-2-1582): Een huys, brouhuys, boemgaert met houtwas en
aangelag, groot ontrent 10 lopens, gelegen Tusschen die Twee Bruggen.
-
R31, fol. 653 (5-1-1594): Een huijs metten brouhuys, hostadt, houtwasch
ende hoff, bogaert metten ackerlande daer aen en by liggende, groot
samen omtrent 10 lopens, gelegen Tusschen die twee Bruggen.
In de
beschrijvingen vanaf 1657 wordt de brouwerij niet meer genoemd:
-
VP-1657, nr. 50:
Dirck van der Hagen huys, hoff, boomgaert, ende sijn aengelegen lant,
groot 5 lopens + 34 ½ roeden. verponding: 11-6-0, omgerekend voor de
bede: 0-17-0;
Een dries, getaxeerd op 20 gulden, groot 10 roeden, verponding: 0-6-0,
omgerekend voor de bede: 0-0-7
-
R70, fol. 96v (5-10-1688): Een seecker huijs, schop, hof en aangelegen
landerijen, met allen hollen grachten en poterijen, groot ca. 7 lopens,
gelegen aen de Hoogheijnden
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
Dirck van der
Haghen heeft de brouwketel waarschijnlijk in of kort na 1644 verplaatst
van Bruggen nr. 15 naar Bruggen nr. 5.
Straat 13
Vermeldingen:
-
31-1-1534:
Enen huyse, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel aen die
Straet
-
27-1-1542: Een huys, scop, brouhuys, hostat ende hoff’ met toebehoren,
gelegen in Veghel aen die Straet by der kercken
-
27-1-1543: Een huys, scop, brouhuys, hostat ende hoff’ met toebehoren,
gelegen in Veghel aen die Straet byder kercken
-
18-4-1544: 'Enen huyse, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in
Veghel aen die straet byder kercken
-
8-2-1547: ‘Een huys, brouhuys, hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen
in Veghel aen die Straet byder kercken
-
13-2-1551: ‘Een huys, brouhuys,
hostat ende hoff’ met toebehoren, gelegen in Veghel aen die Straet byder
kercken aldair
-
1575:
Een huys, schuer, hostat ende hoff met aangelag, gelegen aen de straet
by de kercken
-
15-12-1604: Een huys, hostadt, hoff en land daarbij gelegen in de Straet
bij de kercken
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij zal
opgericht zijn door
Goert van Erpe, zoon van wijlen Rutgers nadat die het huis kocht op
27-1-1542.
De brouwerij wordt nog vermeld op 13-2-1551, maar niet meer in 1575.
Oliemolen 10 en 12
Deze brouwerij
wordt genoemd in de deling van de nagelaten goederen van Wilem Hanricxs
van der Rijt op 3-2-1554.
Hanrick Willem Hanrics van der Ryt
kreeg toen toebedeeld: 'een
huys, brouhuys, hostat ende hoff met toebehoren, gelegen in die
Vuytcampen aent Dorhout, groot samen 4 lopens.'
Willem Hanricx
van
der Rijt,
alias
van den Groenendael
werd
op 21-02-1534 schepen te Veghel.
Hij was
gehuwd met Agatha Goert Driessen. Hij is rond 1490 geboren, want in 1546
stelt hij dat hij rond de 50 jaar oud is, hij overleed te Veghel in
1549.
Hij kan eventueel een brouwerij van zijn voorouders voortgezet hebben,
of die zelf gestart zijn.
Rolf Vonk
verzamelde de volgende gegevens over de fanilie Van de Rijt, alias van
Groenendael:
Henricus van der Rijt, alias van Myerle (Mierlo) wordt als eerste
genoemd in de door jou bewerkte Rechterlijke archieven van Veghel. Heeft
twee kinderen:
-
Rutger van der Rijt (alias van Myerle)
-
Joannes van der Rijt (alias Van den Groenendael)
Joannes van der Rijt (alias Van den Groenendael), Deze Joannes had
sowieso drie kinderen:
-
Heilwigis van der Rijt
-
Arnoldus van der Rijt (alias Van den Groenendael). Bezit goederen in
Eerde.
-
Aleidis van der Rijt, gehuwd met Jan Claes Wouters van den Berge.
-
Rutger van der Rijt
-
Henricus van der Rijt, alias van den Groenendael
Henricus Janss van de Rijt, alias van den Groenendael. Overleden vóór
1532.Deze Henricus Janss van de Rijt, komt onder de naam Henricus Jansen
van den Groenendael voor als armenmeester van de tafel van de H.Geest te
Veghel. Hij was gehuwd met Weijndel Aerts van den Camp. Hij heeft
sowieso vier kinderen:
-
Willem Hanricx van den Groenendael (alias Van der Rijt), die op
21-02-1534 schepen wordt te Veghel, gehuwd met Agatha Goert Driessen.
-
Sophia van den Groenendael, gehuwd met Andries van den Hurck
-
Gertrudis van den Groenendael (alias van der Rijt), gehuwd met Wouter
Jan Donckers.
-
Heilwigis van den Groenendael (alias van der Rijt), gehuwd met Danelt
Maessen Deckers.
-
Jan van den Groenendael
Willem Hanricx van den Groenendael (alias Van der Rijt), die op
21-02-1534 schepen wordt te Veghel, gehuwd met Agatha Goert Driessen.
Hij is rond 1490 geboren, want in 1546 stelt hij dat hij rond de 50 jaar
oud is, hij overleed te Veghel in 1549.
-
Jan van den Groenendael.
-
Hanrick van de Rijt
Deze Jan van den Groenendael, getrouwd met Merike, had in ieder geval
drie zonen:
-
Jan Jan Willem van den Groenendael. Gehuwd met Meriken N.N.
-
Hendrick Jan Willem van den Groenendael.
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
Hoe lang de
brouwerij in gebruik is geweest is moeilijk te zeggen. Een beschrijving
uit 1599 is:
'huijs ende hoff op Groennedael by St. Anthonis cappel mit aengelegen
landt.' Mogelijk bestonde de brouwerij toen al niet meer. Er zijn wat
meer gegevens bekend uit de achttiende eeuw en toen was hier geen
browuerij meer:
Deling op 1-10-1701:
-
De helft van huijs, hoff, schuer en aangelegen lant met toebehoren,
groot ca. 10 lopens, gelegen aen de Hoogeijnde
-
Den voorste kamer, opkamer en kelder, mits dat de deur van de opcamer en
kelder in de keucken uijtgaende
Havelt
Op 4-3-1555 wordt een brouwerij op het Havelt vermeld:
Lenaert soene Theuwen Alartss als
man van Mechtelden
dochter Joris Hanricxs en Hanricx
soenen Joris Hanricxs, mede optredend voor de nog minderjarige Ariaen
soene Joris Hanricxs, hebben opgedragen en overgegeven aan hun
vader Joris het
levenslange vruchtgebruik van ‘eenen huyse, brouwhuyse, brougetouwe’ met
toebehoren, gelegen aent
Havelt
-
e.z.: de erfgenamen van Jan
Hanricx Danelss met anderen
-
a.z.: het andere goed van voornoemde
Joris en zijn kinderen
-
e.e.: ‘die gemeynt’
-
a.e.: Jan Ariaen Blaffarts die
Jonge en zijn kinderen
De precieze
plaats van deze brouwerij is niet bekend.
Straat 18
Vermeldingen:
-
21-7-1578:
Een huys, hostat en hof met toebehoren, gekegen aen die Straet by der
kercken
-
16-3-1582: Een huys, hostat en hof met zijn toebehoren, gelegen aen die
Straet bij den kercken
-
18-11-1643: Huijs, hoff, schuer en brauhuijs met toebehoren, gelegen aen
de gemeijne straete
-
24-10-1684: Een huijs ende hoff, gelegen in de Straat
-
3-9-1735: Eene huysinge ende hoff genaamd ’s-Hertogenbossche, gestaan en
gelegen in de Straat, ontrent de kercke, groot ca. 1 lopens
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij zal
opgericht zijn kort nadat
Ariaen, zoon van Rombout Hanrick Lambertssoen het huis kocht op
21-7-1578. Het brouwhuis wordt vermeld op 18-11-1643, en niet meer op
24-10-1684.
Straat 3: brouwerij de Swaen
In beschrijvingen
van dit huis van 21-1-1541 en 5-5-1582 wordt de brouwerij nog niet
genoemd. Die wordt voor het eerst genoemd op 13-10-1616, zodat deze
brouwerij tussen 1582 en 1616 opgericht zal zijn.
-
R41, fol. 64 (13-10-1616): Seeckere huys, hoff, bomgart metten brauhuis
die aengelegen, alwaer Jan Daniels hennen vadere is bestorven, gelegen
ontrent der kercken in de strate
-
R51, fol. 287 (21-12-1655): Seecker huijs, hoff, boomgaerdt, brouwerije
en toebehoren, gemeijnlijck genoemt den Swaen, gelegen in de Straet
-
R91, fol. 3v (Den Bosch, 7-3-1678, geregistreerd in Veghel op 4-1-1717):
Een huijs, hoff, boomagert, brouwerije met toebehoren, genoemd de Swaen,
gelegen in de Straat
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
Aangifte van brouwketels op 12-10-1691:
-
Aert Donckers, ketel is groot 11 tonnen nats, kan daarmee brouwen 5
tonnen
Aangifte van brouwketels op 26-9-1692:
-
Aart Donckers, ketel is groot 11 tonnen nats, en hij brouwt daarmee 5
tonnen
Aangifte van brouwketels op 28-9-1695:
-
Aart Donckers, ketel is groot 11 tonnen, huisbrouwer, brouwt 4
½
ton
Opgave van dranken op 9-10-1696:
-
Aert Donckers, herbergier, verklaert mede sijn brouwgetauw verheurt te
hebben aan Roeloff Teunis Roelofs van Kilsdonck
In 1699 staat in de resolutieboeken vermeld:
-
Aert Donckers heeft zijn ketel aangebracht, volgens de gedane eijck
groot 11 tonnen, verklarende als koopbrouwer te zullen brouwen 4 ½
tonnen
Dezelfde verklaring werd afgelegd in 1701 en 1702. Uit een verklaring
van 13-10-1706 blijkt dat Aerd Donckers behalve ook brouwde ook tapte:
-
Aert Donckers, 1 half-ton bier en een vaatje genever van 28 potten,
verklaert te tappen en te brouwen
Fol. 202v-204v, 13-10-1706 Belasting, drank
Vonten van de dranken over de periode van 1-10-1706 tot 30-9-1707
-
Aert Donckers, 1 half-ton bier en een vaatje genever van 28 potten,
verklaert te tappen en te brouwen
Op 1-2-1725 na het overlijden van Aert Donckers, werd het goed verdeeld.
Lambert, zoon van Aert Doncquers kreeg toebedeeld:
-
De groote kamer aan de rechter kant int incomen van de huijsinge de
Swaan, met de cuijpcamer, de camer boven de poort, ook de kerlder welk
in de cuijpcamer is uitcomende, tot de plaats toe, met de solderinge
boven deselve camers liggende, als het opliggende dack boven de
voornoemde camer en poort te onderhouden en moet onderhouden de twee
leije goeten met het schiltje van de hoek van de camer tot aan de
voorgevel van het eerste lot. Dit deel moet ook de deur van de groote
camer uytcomende in de keucken van ’t eerste lot moeten toemaaken ende
zijn zelven plaatst maken op zijne eijgen zolderinge door sijne camers
te comen en ook aanstonts ten simepele vermane van Nicolaes,
condivident, welcke de andere gedeeltens vant huijs en zoldering de
Swaan te deel gevallen, de separatie van de respectieve solders te
sijnen costen sal moeten affmaken.
-
De schuur teynden de plaatst met den hoff en boomgaert daar agter
gelegen van Jan van den Bosch aff tot aan de pat vant hoff vant eerste
lot twee voeten van de plaat van de schuur regt door agter de put bij de
brouwwerije. En zal wegen over het eerste lot, ook om water te halen.
Het eerste lot zal vrij door zijn poort en plaats naar zijn huis en
brouwerij wegen. En dit lot zal ook vrij over de pad van de hof van het
eerste lot te voet naast de brouwerij tot op de Agterdijk mogen uitgaan,
de weg voor zijn deel van het huis te onderhouden en daardoor vrij te
zijn om de rivier de Aa te vegen, wat ten laste blijft van het eerste
lot.
Dit deel werd in 1738 aangeduid als:
'camer en hoff aan de Swaan'.
De brouwerij werd toebedeeld aan
Nicolaas, zoon van Aert Doncquers:
-
Het huijs met het achterhuijs, gestaan en gelegen
in Veghel in de Straat, genaamd de Swaan, met de twee kelders
binnen de ceuken uitkomende, met het vrouwhuijs, ketel, cuypen en met de
twee outten en de hoff. Het achterhuis en de brouwerij lagen naast het
goed van de weduwe van Dirck van den Tillaar.
-
En want Lambert, condivident, de grote kamer aan de rechtse kant int
inkomen en ook de kuijpcamer, bovenpoort enz. is te deel gevallen, zal
dit lot vrij en ongehinderd door de poort van het tweede lot en over de
missing en naar zijn hof mogen wegen en moet ook het tweede lot laten
wegen naar zijn hof met paard en kar en ook te voet, achter uit de hof
op de Agterdijck en de ongehinderde toegang on water te halen uit beide
putten, zonder de putten mede te hoeven te onderhouden en de straat aan
de voorzijde mede te onderhouden en de rivier te vegen.
Op 16-1-1728 werd dit deel omschreven als: 'een
huijs, agterhuijs, gestaan in de Straat, genaamd de Swaan, met het
brouwhuijs, keetel en kuijpen'.
Eigenaars van de brouwerij waren:
Wanneer is aan deze brouwerij een einde gekomen? Claes Donckers is nog
brouwer geweest in dit huis. De brouwerij wordt ook genoemd in een
beschrijving uit 1728. Op 23-9-1754 legde Claes Donckers, oud 68 jaren,
van beroep 'huijsbrouwer,' een verklaring af over een boete die hij
kreeg.
-
Hij verklaarde: 'dat tyde van de voorscreven soogenaamde visitatie
gedaan by den jongen Bokholt, waar by waren twee persoonen, eenen
genaamt Geerit, passeerende voor syn knegt, en nog een die hy hoorde
noemen Van Delsde. Dat door haar de kelder wierde geopent en daar in
gegaan opgemelte drye persoonen en wederom uytcomende, zeyde daar inne
te hebben bevonden drije ongeykte vaten. Dat hy deponent gemelte Bokholt
aanspreeckende seyde: “Mijn heer,
dat zijn vaten die eenen huijsman alhier met name Philip Wijnen, een
herbergier, voor wien ik heb gebrouwen, toecomt. Die heeft die vaten
omdat hij die neffens zijne andere in zijnen kelder niet conde plaatsen,
alhier soo lang gelaten, ’t geene ik met eede presenteere te
bevestigen,” en ook soo,
“sijnt geen halve tonnen, maar het zijn alle drije azijn vaaten.”
Dat hoe seer hij sulx voordroeg, en na waarheijt presenteerde te
bevestige, wiert daar na niet geluijstert, in tegendeel, zeijde Bokholt:
“Ik calangiere u voor de boete
van tzestig gulden.” Dat hij deponent eenig weeken daer na de
pretense boeten, om geen verdere moijelykheden te hebben te S’ Bosch
heeft wesen affmaken en dienswegens aan den oude ykmeester Bokholt
betaalt vier goude ducaten.'
Op 29-1-1756 noemden de schepenen van Veghel onder de brouwerijen ook:
'een nu toebehorende aan Claas Donckers, tevoren desselfs vader'.
Claas Donckers heeft als brouwer dit huis bewoond. Hij werd op 16 april
1760 begraven: 'Klaas Donkers, laat vrou en 5 kinderen na'.
Op 9-4-1782 werd het goed verdeeld tussen Rudolph Schippers en Jan
Trimbosch. Jan Trimbosch kreeg toebedeeld:
-
Een klein huisje, bestaande uit 3 woningen, met den hof, achter de
huysinge van het 1e lot (Rudolph Schippers), genaamd De
Swaen, groot ca. ¼ lopens, gelegen in de Straet. Dit deel moet wegen
over het goed van Jan Bouwens en over het deel van het 1e lot
(Rudolph Schippers) en mag zijn water uit de put van het 1e
lot halen.
Rudolph Schippers kreeg toebedeeld:
-
De voorste huysinge en hof, afgepaalt van de rest, van ouds genaamd De
Swaen, groot ca. 4 lopens, gelegen in de Straet. Dit lot mag het water
halen uit de put op het deel van Jan Trimbosch en ook over de hof van
Jan Trimbosch zijn utgang op de voetpad die daar neven loopt, hebben.
Van een brouwerij is bij deze deling geen sprake meer. Er is een
inspectie van 17-4-1782 bewaard gebleven van het huis dat Rudolph
Schippers in 1782 toebedeeld kreeg. Het dak was van stro, het huis
gebouwd van gebinten. Tussen de huizen bevond zich een brandmuur met een
grote dubbele schouw en schoorsteen. Het huis had een zolder en een est
om mout te drogen, kennelijk een deel van de zolder. Deze noutest was
een overblijfsel van de brouwerij. Het huis had een achterhuis en een
vertrek genaamd de stoof met een zolder, een bedstee en glazen ruiten.
Er was een kleine gewelfde achterkelder waarboven een kamer met
bedsteden en kleerkasten. Het huis had ook een grote voorkelder met ook
een keldertrap. Ook boven deze kelder bevond zich een kamer.
Tussen 1760 en
1782 is aan deze brouwerij een einde gekomen. Vermoedelijk heeft geen
van Claas' kinderen de brouwerij voortgezet.
Straat 17
Vermeldingen:
-
17-7-1589:
'Een huijs met de schueren die daer nu aff is, mits oick allet gene dat
in der selver huysingen nagelvast bevonden sal worden' en hostadt en
hoff, gelegen bij de kercke
-
4-12-1621: Een woonhuyse, wesende een herberge, hostadt, hoff ende
boomgaert, “samen metten brouhuysken sonder brougetouw daer
toebehoirende”, gelegen aen die Straet bij de kercke
-
30-1-1704: Een huijs, hoff, schuur en schop, gelegen in de Straat
De brouwerij zal
opgericht zijn door
Seger Aernt Donckers kort nadat hij op 1-2-1613 het huis gekocht had.
Seger heeft niet lang gebrouwen, want toen
Gerit Antonis
Stoven op
4-12-1621 het huis kocht wordt dat omschreven als: een woonhuyse,
wesende een herberge, hostadt, hoff ende boomgaert, samen metten
brouhuysken sonder brougetouw daer toebehoirende.
Kesie 1
In de oudste beschrijvingen van dit huis tot en met 1632 wordt de
brouwerij nog niet gemoemd. Enkele voorbeelden:
-
R28, fol. 322 (28-4-1567): Een huys, schuer, bachuys, cleyn huysken,
hostat ende hoff met toebehoren, gelegen aen die Straet by der kercken.
-
R42, fol. 61 (9-2-1622): Een huijs, hoffstadt en hoff, groot onttrent 1
lopens, genoempt de Ploech, gelegen aen de Straet.
-
R45, fol. 256 (14-10-1632):
Een seecker
huijs, hoff ende lant, groot ontrent 1
lopens, gelegen in de Straet. 'Item is geconditioneert dat de
coopere de gerechticheijt sal hebben oover de missenplaetse te mogen
gaen, drijven ende met kerre ofte wagen vaeren ende rijen daer beneffen
de sijde toecomende Ariaen, wedue Willem Janssen volgens de brieven daer
van sijnde' van 17-2-1589.
In drie
beschrijvingen uit 1649 wordt een brouwerij vermeld:
-
R48, fol. 169 (29-3-1649), R48, fol. 178 (28-4-1649) en R48, fol. 239
(17-12-1649): Huijs, hoff, schuer, brouwhuijs met het brougetouw daer
bij hoorende, gelegen in de Straet.
In de daarop volgende beschrijvingen van dit huis is de brouwerij weer
verdwenen.
-
R66, fol. 125 (6-4-1661): Seecker huijs, schuer metten hoff, groot
ontrent ½ lopens, gelegen in de Straet.
-
R94, fol. 195 (21-1-1707): Verklaring voor schepenen over een
vechtpartij “ter herberge van Antonie Spirings int Bonte Paert”
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
De brouwerij werd opgericht door Jan Janssen, waarchijnlijk kort nadat
hij het huis op 14-10-1632 had gekocht. De volgende eigenaar vanaf
28-4-1649 woonde in Weert en zal het huis verpacht hebben. vermoedelijk
kwam er toen een einde aan de brouwerij.
Bruggen 5
In de oudste
beschrijvinge van dit goed, het hertogelijk leengoed Overaa, wordt de
brouwerij nog niet genoemd:
-
R23, fol. 154-154v (5-1-1534):
Enen huijse, schuer, duyffhuys, hostat ende hoff metten hove ofte
boogardt ende winnende lande daer aen liggende’, groot
ca. 10 ‘Bosch vate rogge’, aaneen gelegen in Veghel en genoemd
die goeden t’Overaa.
-
Hertogleen
(23-11-1633):
Seecker huijs, schuere, henne gronden, hoffstadt, hoff, boomgaert,
metten ackerlande ende posthel
(lees: pootsel)
daer toe behoorende, aaneengelegen, groot 6 peelse lopensaten, gelegen
in de parochie van Vechel, tusschen de twee Bruggen.
De oudste
vermelding van de brouwerij dateert uit 1657:
-
VP-1657, nr. 46:
Huys, schuer, brouwhuijs, boomgaert ende sijn aengelegen lant.
-
R93, fol. 73 (1-4-1688): Een huijs, schuur, brouwhuijs, schop en
aangelegen landerijen en poterijen, gelegen aan de Brugge.
-
R72, fol. 35 (25-7-1701):
Seecker leen van den Hertogh van Brabant, verheven op 12-11-1682,
seeckeren huijsinge, brouwhuijs, hoff ende aangelegen lant, groot
ontrent 8 lopens, ten minste waard 3.600 gulden, gelegen aan de Brugh,
langs de gemeijne straat.
-
R73, fol. 35 (10-2-1708):
Huijs, hoff, schuer ende brouwhuijs met het aengelegen binnenvelt, en 3
lopens en 20 roeden teuland.
De verhuurder houdt het gebruik van het brauhuijs tot de deurvaert toe,
het hoofje aen de weijer en de helft van de boomvruchten. Als de
verhuurder er blijft wonen en bij het vertrek van de verhuurder zal dese
reservatie blijven tot profijt van de huurder. De huurder krijgt de
helft van al het schaarhout.
-
R91, fol. 3v, geregistreerd in Veghel op 4-1-1717; origineel Den Bosch,
1-5-1714:
Een huijs, schuer, brouw- en neerhuijs en aangelegen landerijen, groot
ca. 5 lopens, gelegen ter
plaatse genaamd het Hoogheynde, leenroerig aanden Rade en Leenhove van
Brabant.
-
R91, fol. 124 (29-9-1721):
Een welgelegen huijsinge, schuer, brouw- en neerhuijs met een kleijn
huijsjen daer Juffrouw Gerwen woont en aangelegen landerijen, samen
groot ca. 5 lopens, met de hoff, boomgaert, houtwasch, gestaan en
gelegen ter plaatse Hoogh Eijnde over de Brugh, zijnde leenroerig aen de
Edele Mogende Leenhoove van Brabant.
In latere
beschrijvingen van dit goed wordt de brouwerij niet meer vermeld.
-
R100, fol. 26 (31-1-1733):
Huijsinge, schuur, kleijn huijsjens, hoff ende aengelegen lant, gestaan
en gelegen over de Brugge, groot ca. 5 lopens en leenroerig aan de Rade
en leenhove van Brabant in Den Haag.
-
R103, fol. 216 (25-10-1753):
Een leengoed, bestaande uit eene huysinge, schuur, hoofstadt, hoff,
boomgaert en aangelegen land en groese, groot ca. 6 lopens, gelegen over
de Brugge, genaamd de Hoogeijnde.
De brouwerij is
dus opgericht tussen 1633 en 1657. Dirck van der Haghen heeft de
brouwketel waarschijnlijk in of kort na 1644 verplaatst van Bruggen nr.
15 naar Bruggen nr. 5.
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
De brouwers en tappers legden in 1699 een eed af, waarin ze beloofden
niet te zullen sjoemelen met de belastingen:
Ick beloove ende sweere
-
dat ick in alles, soo veel mij aangaat sal observeren ende bij de mijnen
doen observeren, de ordonnantie op de gemeene middelen gemaackt
-
ende dat ick niet en sal frauderen ofte doen frauderen den impost op
elcke specie gestelt, directelijck ofte indirectelijck
Aangifte van brouwketels op 12-10-1691:
-
Cornelis van der Hagen heeft een brouwketel van circa 9 tonnen nats,
waarmee te kunnen brouwen max. 4 ½ ton
Aangifte van brouwketels op 26-9-1692:
-
Cornelis van der Hagen, zijn brouwketel is groot ontrent 9 tonnen nats,
en kan daarmee niet meer brouwen dan 4 ½ ton
Aangifte van brouwketels op 28-9-1695:
-
Cornelis van der Hagen 11 tonnen en een kwart, verklarende zich voor
huijsbrouwer, ende daarop te brouwen 5 tonnen
Aangifte van dranken op 9-10-1696:
-
De heer president van der Hagen, 2 tonnen bier, 1 vaatje van 17 potten
Franse wijn en een vaatje van 25 potten genever, vekaart aleen wijn en
genever of gedistelleerde wateren te tappen, ende verklaert mede sijn
brouwerije ende ketel verheurt te hebben aen Peter Ariens van de Laar,
voorleden jaer
Aangifte van brouwketels op
20-9-1699:
-
Cornelis van der Hagen heeft aangebracht een ketel groot volgend de
gedane eijck 11 ¼ tonnen, waaop hij 6 tonnen zal brouwen als
kopobrouwer, verklarende die overgelaten te hebben aen Peter Adriaens
van de Laar in hueringe
Aangifte van brouwketels op
20-9-1700:
-
Peter Ariens van de Laer, als huurder van de brouwketel van Cornelis van
der Hagen, de ketel is 11 ¼ tonnnen groot volgens de gedane eik, en
brouwt daar op als koopbrouwer 5 tonnen
Aangifte van brouwketels op
28-9-1701:
-
Peter Ariens van de Laar, een brouwketel van 11 ¼ tonnen, verklaart als
koopbrouwer daarop te zullen brouwen 5 tonnen
Aangifte van brouwketels op
30-9-1702:
-
Peter Ariens van de Laar heeft aangebracht zijn brouwketel groot 11 ¼
tonnen en verklaart als koopbrouwer daarop te zullen brouwen 5 tonnen
In Veghel logeerden in 1701-1702 soldaten op het kerkhof. De
dorpsrekening van dat jaar vermeldt:
-
Betaalt aan Peter Ariens van den Laar voor leverantie van een ton bier
voor soldaeten op het kerckhof 4-0-0
Peter Ariens van
de Laar verkocht ook drank. De schepenen van Veghel verklaarden op
14-6-1701 op verzoek van seigneur Adriaen Tabbers, 'pagter van de
drancken van october 1700:
dat wij op dato
deses ons hebben vervoegt met ende neffens den gemelte pagter ten
woonhuijse van Peter Ariens van de Laar, bierbrouwer, ende aldaar
bevonden onder meer andere gevulde half en heel amen biervaten, vijf
halve tonnen ongebrant of sonder eenig merckt, mitsgaders een vollen aem
biers uijt de brouwerije Den Bogaert tot Eijndhoven gemerckt, met eenen
gebranden bever ende genoemereert met de nomber 208. Item als nog een
half aen biers uijt den brouwerije Den Haes tot Eijndhoven voorscreven,
gemerckt ende gebrant met den haes welck voorscreven half vat is gebragt
ten huijsen van Harmen Bijmans, vorster deser plaetse, ende bovenstaande
ton uijt de gemelde brouwerije Den Boogaert door den deurwaerder Philip
de Bruijn ende van der Kaeij in ons presentie is in arrest genomen.'
Op 10 februari
1708 wordt het huis voor twaalf jaar door Cornelis van der Hagen
verpacht aan de Veghelse secretaris Mathijs Nieckens. Cornelis van der
Hagen houdt zelf nog het gebruik van het brouwhuis, maar na zijn dood
krijgt Nieckens het gebruik daarvan. Van der Hagen zou in 1713
overlijden.
Misschien heeft Mathijs Nieckens hier tussen 1709 en 1713 toch enige
tijd gebrouwen. In een verklaring van 21-6-1709 afgelegd voor de
Veghelse schepenen door een vrouw uit Dinther is sprake van Daniel
Bastiaens die in 1700 'brouwknecht ende biervaerder' was
van Mathijs Nieckens, die toen nog in Dinther woonde. Nieckens
was dus al eerder bierbrouwer. In 1719 verloor hij het secretarisambt
van Veghel aan Gerard de Jong en toen stichtte hij een brouwerij bij
kasteel Frisselstein. Hij had dat kasteel in 1713 gekocht en was er toen
ook gaan wonen. Mathijs Nieckens beheerste dus het vak van bierbrouwer.
Tussen 1721 en
1733 kwam er een einde aan deze brouwerij.
Rolf Vonk, Het leengoed Overaase
Hoeve, schrijft:
Het is tijdens het bezit van de familie Van de Ven dat de brouwerij in
de Overaase Hoeve dus buiten werking is gesteld. Mogelijk heeft Hendrick
Teunisse van de Ven de inboedel van de brouwerij in 1721 verkocht aan
Daniel Peters van Bergeijck en Maria Teunisse van de Ven. Maria was een
zus van Hendrick Teunisse van de Ven. Zij woonde met haar man Daniel van
Bergeijck in een huis aan de Leest, dat in 1721 ineens over een
brouwerij blijkt te beschikken. Toen dit huis nog in het bezit was van
Peter van Bergeijck en Geertruij Martens van den Tillaart, was er geen
sprake van een brouwerij. Er is dus een mogelijkheid dat Van Bergeijck
en zijn vrouw het brouwgereedschap van Hendrick Teunisse van de Ven
hebben overgenomen.
Dit was niet het geval, omdat de brouwerij aan de Leest (Donk 10) al
ruim voor 1721 bestond.
Straat 7: De Drie Swaentjens
Er was een geschil tussen Jan Jan Alaerts met zijn kinderen en Gielis
Roeloffs met zijn kinderen om de nagelaten goederen van heer Goiaert
Jacops en zijn nauurlijke zoon Jacop. Op11-6-1594
werd er overeengekomen dat Gielis zal hebben: een hostadt, hoff, bogaert
en erffenisse gelegen aen die Straet by der kercken. Het huys dat daer
nu op is staende zullen Jan Jan Alerts en Gielis afbreken en Jan Alaerts
zal de ene helft van het huis hebben en Gielis de andere helft.
Op 1-2-1647 wordt genoemd:
Seecker huijs, schuer, hoff, boomgaert, gelegen in de gemeijne straet
De brouwerij wordt voor het eerst genoemd op 2-6-1671:
Seecker huijs, brouwhuijs, schuer, hof, gelegen in de Straet
Op 17-2-1685:
Seeckere hujjsinge staende alhier in de Straet
Op 20-11-1686:
Een huijs, hoff en schuur, gelegen in de Straat
Bij de deling van 6-1-1714
-
Het halff huijs, schuer, hoff en achterkamer, genaamd de Drie
Swaentjens, gelegen in de Straet in Veghel
-
Het halff huijs, schuer, hoff en achterkamer, genaamd de Drie
Swaentjens, gelegen in de Straet in Veghel
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
-
De brouwerij zal opgericht zijn door Matijs Peters kort nadat hij het
huis op 1-2-1647 gekocht had.
-
Aert Arien Aert Geerlinghs kocht de brouwerij in 1671. Zijn weduwe
hertrouwde met Wouter van der Santvoort. Zoon Arien Aerts had er in 1685
geen brouwerij meer.
Straat 8: De Valk
Vermelding op 4-2-1650: Een seecker huijs, schuer, achterhuijs, hoff,
bomgaert, gelegen in de Straet
Vermelding op 22-2-1672:
Seecker huijs, hoff, schuer, brouhuijs met het geheele brougetouw en
toebehoren, gererveert de koetsen, gelegen in de Straet
De brouwerij zal opgericht zijn door
Dielis Roloffs van Liessel die het huis op 4-2-1650 kocht.
De brouwerij wordt slechts een maal vermeld, op 22-2-1672. Hij wordt
niet vermeld bij de inventaris van de brouwketels in 1699-1702 en ook
niet bij latere beschrijvingen van het huis. Mogelijk kwam kort na 1672
een einde aan de browwerij.
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
Bolken 15
Aangifte van brouwketels op 12-10-1691:
-
Jacob Martens van Tillaer, ketel is groot 7 ½
ton nats, waarmee hij maximaal vier tonnen kan brouwen
Aangifte van brouwketels op 26-9-1692:
-
Jacob Martens van Tillaer, ketel is 7 ½ ton nats, kan daarmee niet meer
dan 4 tonnen brouwen
Aangifte van brouwketels op 28-9-1695:
-
Jacob Martens 8 tonnen en een half groot, huisbrouwer, 4 tonnen
Aangifte van brouwketels op 9-10-1696:
-
Jacob Martens van Tillaar, niets gevonden, Agnes, zijn vrouw, verklaart
niet te tappen, ende den brouwketel gevisiteert is uijt gebroocken
bevonden ende onbruijcbaar te sijn
Jacob Martens van
Tillaaer beat in Veghel twee huizen. Doorn 15 en Bolken 15. Omdat hij
Doorn 15 verhuurde en op Bolken 15 (de voormalige pastorie) woonde, zal
de brouwerij op Bolken 15 gevestigd zijn geweest. Jacob had dit huis op
een onbekend moment tussen 1657 en 1691 gekocht. In 1720 werd zijn goed
verdeeld. De brouwerij heeft alleen enige tijd onder Jacob Martens van
den Tillaer gefunctioneerd.
Donk 10
In de oudste
beschrijvingen van dit goed wordt de brouwerij nog niet genoemd:
-
R55, fol. 381 (5-3-1672): Seecker huijs, hoff, bomgaert ende aengelegen
landt, groot ontrenst 6 lopens, gelegen aen de Leest. Met een stuck
teulants daer annex schietende aen erve Toni Tonissen Tibos
De brouwketel wordt op
5-3-1672 nog niet genoemd, maar zal kort daarna aangeschaft zijn.
Aangifte van brouwketels op 12-10-1691:
-
Peter Daendels van Bergeijk, ketel is 9 tonnen nats, en kan daarmee 4 ½
ton brouwen
Aangifte van brouwketels op 26-9-1692:
-
Peter Daandels van Bergeijk, zijn ketel is ontrent 9 tonnen groot, en
hij brouwt daar 4 ½ ton mee
Aangifte van brouwketels op 28-9-1695:
-
Peter Daendels van Bergeijk 8 ½ tonnen; Koopbrouwer; brouwt vier tonnen
Aangifte van brouwketels op 9-10-1696:
-
Peter Daandels van Bergeijck, ½ vat wit bier daer de craen in steeckt, 1
vaatje genever van 25 potten ende ontrent ½ af bevonden, tapt alleen
genever, ende verklaert mede op sijn brouwketel ende getouw te brouwen
voor koopbrouwer
De
aangifte van brouwketels op
20-9-1699 vermeldt:
-
Peter Daandels van Bergeijk, 1 ketel volgens de gedane eijck groot 8 ½
tonnen, verklarende daar bij nog huijs, nogh koopbrouwer te sijn, maar
in tegendeel sijnen ketel onbruijckbaar te sijn ende te houden
Soortgelijke verklaringen werden afgelegd in 1700 en 1701.
De brouwerij
wordt genoemd in 1721:
-
R97, fol. 127v (21-2-1721):
Huijs, schuur, brouwhuijs, hoff, boomgaart en aangelegen groes, land en
houtwas, groot ontrent 4 lopens, gelegen aen de Leest.
De brouwerij gaat bij
de erfdeling van de kinderen Daniel van Bergeijck en Maria Teunis van de
Ven op 4-12-1748 over aan de onmondige dochter Deliana van Bergeijck:
'Eene huijsinge, brouwhuijs hoff, boomgaert en aengeleegen landt en
groes (..) alhier ter plaetse aende Leest geleegen.'
(Bron: R102, fol.
260v, met dank aan Rolf Vonk).
In een overzicht van brouwerijen in Veghel van 29-1-1756 wordt deze
brouwerij niet meer genoemd.
Antwoord van schepenen van Veghel op het schrijven van 29-8-1755 van de
ontvangers van de gemene middelen J. Lillie, P. van Wullen en S.
Essenius met het verzoek de brouwerijen te Veghel op te geven, voor
eerst denwelke al voor 1716 bekend zijn geweest en alnog in weese:
-
een aen de huisinge toebehorend aan Gerard de Jong, tevorens Matthijs
Niekens
-
een nu toebehorende aan Claas Donckers, tevoren desselfs vader
-
een van Willem Van de Broek, volgens octrooi van de Edel Mogenden van
27-8-1742, naar ingekomen bericht van de ontvanger Liliie tot een
huisbrouwerij gexerigeert.
Toch wordt de
brouwerij in 1798 weer
genoemd.
Daniel, Johannis,
Peter, Gerrit, Adriaen, Antonij en Hendrikus, kinderen van Jan Peter
Ketelaers en Deliana Daniel van Bergeijk verkochten op 12 april 1798
'een huysinge, brouwhuys, hoff, boomgaert en aangelegen land en groes,
houtwasch, voorpotinge en geregtigheden als andersints, gestaan ende
gelegen binnen deesen dorpe van Veghel aan de Leest' aan Lambert Antonij
van Doorn.
(Bron: R85, fol. 423).
Het lijkt er op dat er
in de achttiende eeuw wel een brouwhuis aanwezig was in dit huis, maar
dat er niet in gebrouwen is.
Bij de opmeting
voor het kadaster in 1832 stond de brouwerij er niet meer.
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
Straat 19
Dit huis werd op 4-2-1534 gekocht door Jan zoon van wijlen Ghysbert
Florissoen van Helvoert, cremer.
In de beschrijving van het goed wordt de brouwerij nog niet
genoemd.
Voor 18-3-1550 komt het huis in handen van Jan Jan Alarts. Hij was
vorster en hij zal hier geen brouwerij geëxploiteerd hebben.
Zijn laatste
vermelding dateert van 2 april 1594. Hij woonde in Veghel in het huis
pal naast de kerk. Zijn zoon Gijsbert erfde dat huis vóór 31-8-1609.
Gijsbert heeft de
brouwerij opgericht. Dat zal in de periode 1594-1609 gebeurd zijn.
De brouwerij wordt genoemd bij de verdeling van het goed van Gijsbert op
15-10-1665: 'een
seker huys, hof, boomgaert, schuere, brouwhuys en schoppe, gelegen in de
Straedt.' De brouwerij werd toen toebedeeld aan zijn zoon Michiel.
Op 11-6-1695 wordt
toebedeeld aan Hendrik, zoon
van Michiel Gijsberts van den Bogaard wonende te Geffen: 'Een
huijs, schuur, brouhuijs en hof, gelegen aan de kerck'.
Op
4-12-1700 verpachtte Hendrik
aan Cornelis
Craaijenhof, predikant van Veghel en Erp, een huis, schuur met de kleine
huisjes genaamd het Brouwhuis en aangelegen hof alhier tot Veghel in de
Straat.
Noch Michiel (die in
Geffen woonde), noch de dominee zullen hier gebrouwd hebben, zodat aan
de brouwerij een einde gekomen zal zijn na de dood van Michiel
Gijsberts. In de inventaris van de brouwketels van 1691-1702 wordt deze
brouwerij dan ook niet meer genoemd.
Het brouwgetouw was op
23-4-1722 nog aanwezig. Op de dag kocht secretaris gerard de Jong 'eene
huijsinge, schuur en brouwhuijs, hoff en boomgaart, groot ca. 1 lopens,
gelegen in de Straat, aent booterhuijs'.
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
Achterdijk 14: (Frisselstein)
Bij de taxaties van de brouwketels te Veghel van 1699-1702 wordt de
brouwerij bij kasteel Frisselstein nog niet genoemd.
In een
beschrijving van kasteel Frisselstein uit 1713 wordt de brouwerij nog
niet genoemd:
-
R91, fol. 1 (Den Bosch, 27-7-1713), geregistreerd in Veghel op
20-12-1716): Het oudt bekent casteel genaemt Fritzelsteijn, staende tot
Veghel ontrent de kercke aldaer, met desselfs neerhuijsinge en gronden
binnen de graghten, groot ontrent thien loopense, met de ongemetzelde of
ledigh leggende steenen aldaar, als oock het jus patronatus van seeker
beneficie castarnal, als ‘tselve comt te vaceren, mitsgaders eenen
grooten ende verhevene blauwen sarck, met een kelder daar onder in de
groote kercke int choor van O.L. Vrouwe, dienende tot een grafsteede.
Het goed wordt tegenwoordig gepacht door Willem Corstiaenz. Het land is
binnen grachten gelegen en is tiendvrij en vrij van de gebuikelijke
lands- en dorpslasten.
Mathijs Nieckens
was in 1707 Jacob Boor als
secretaris van Veghel opgevolgd. Nadat Gerardus de Jong in 1719 de
erfsecretarie van veghel had gekocht, ging hij er zelf ook schrijven,
waardoor Nieckens het veld moest ruimen. Nieckens beheerste het van van
bierbrouwen en heeft toen bij zijn woning, kasteel Frisselstein, een
bierbrouwerij opgericht. In een verklaring voor de Veghelse schepenen
afgelegd op 15-6-1720 wordt genoemd:
Matijs Nieckens, gewesene secretaris alhier, en nu bierbrouwer.
In 1728 wordt de
brouwerij voor het eerst vermeld:
-
R146, fol. 61v (27-7-1728): Het al oudt bekent casteel genaamt
Fridselsteijn, staande binnen desen dorpe van Veghel, ontrent de kercke
alhier met desselffs neerhuisinge en gronden binnen de gragten gelegen,
groot ontrent derdalven mergen (= 2 ½ morgen) gronde met den houtwas,
plantagie en voorpotinge. Met het regt van jus patronatis van seeckere
beneficie als daar aan gehoorende mogt weese, mitsgaders eenen grooten
en verheven blauwen serck met een kelder daer onder inde groote kerck
int coor van Ons Lieve Vrouw dienende tot een gaffsteede met nog het
regt van te mogen weegen over den weg genaamt den Agterdijk als van
outs.
-
Dan nog de wel geconditioneerde browerije soo als althans binnen den
casteele is staande gecomen voor desen van de heere van Vechel en Erp en
laatstelijck van de graave van Berlo tegens wien de gemelte Matijs
Nieckens zaliger onder andere in coop heeft vercregen, volgens
transporte daar van op 27 juli 1713 voor schepenen van Den Bosch.
-
En wordt gereserveerd aan Maria, weduwe van Hendrik Arien Smits, haar
gebruik van de camer aen de poort tot pinksteren 1729, zonder huur aan
de koper te geven.
In 1808 is het
kasteelterrein in twee delen verdeeld. Het deel met de brouwerij wordt
in verschillende bronnen als vogt omschreven:
-
Akte van 25-8-1808: Een oud gebouw, zijnde eene bierbrouwerij met de
geregtigheid van dien huisingen met toren stallinge, neerhuizinge, poort
en brug, landerijen en groeslanden, bomen en houtwas, uitmakende een
deel van den kasteele Frisselstein, gesepareert van en met een paal
teinde des verkopers nieuwe huisinge, door hem thans bewoond, en de rest
of ander gedeelte uitmakende, geslagen bijna in het midden van de weg 32
voeten Bossche maat van het einde van de nuur van de stal van de
verkopers huis gerekend, op welke plaats de koper (Johannes van de Laar)
verplicht blijft een hekke en sluiting te maken, lopende door de poort
recht tot het midden op een lindeboom, die vierde in getal, die staande
is op de zijde naast het deel van de verkoper te rekenen, van dien
verder weer de lijn recht uit vervolgende door het oude gebouw tot de
rivier de Aa, gelegen in zijne buite sloten en gragten langs de Roomsche
Kerk, pastory, Eeusels, rivier de Aa en separatie van het ander gedeelte
hier voor beschreven, te Veghel, groot 7 à 8 lopens
-
BHIC, Notarissen Veghel 7701 inv. 019 (27‑1‑1820): Bierbrouwerij, met
gereedschappen, woningen, stallen, losplaats, dorsvloer, wagenschuur,
varkenskooi, hof en boomgaard staande vast aan de rooms katholieke kerk
van Veghel en van ouds genaamd 'het kasteel van Fritselsteijn'.
-
Kadaster 1832:
G4a: 0,0159 Ha., brouwerij
Eigenaren uit de
tijd van de brouwerij zijn geweest:
In 1728 werd
kasteel Frisselstein met de bierbrouwerij gekocht door de Veghelse
secretaris Gerardus de Jong. De Jong heeft zelf niet gebrouwen. De
brouwerij bleef wel functioneren. Op 29-1-1756 somden de Veghelse
schepenen de plaatselijke brouwerijen op, waaronder ook:
een aen de huisinge toebehorend aan Gerard de Jong, tevorens Matthijs
Niekens.
Vanaf 1749 was de brouwerij verpacht aan Peter van Griensven.
Op 23-9-1754
verklaarde
Peter van Griensven, oud 28 jaren, 'coop bierbrouwer alhier':
dat hij anno 1749 en wel na zyn best onthout in de maant augusty den
origineelen eykmeester N. Bokholt, te S’ Bosch woonende, heeft gaan
spreecke en voorgedragen dat hij voornemens was tot Veghel in den
casteele aldaar te brouwen, en hoe men het sal maken met het yken der
tonnen en vaaten, en off imant ten dien eynde gelieve te sende, off wel
te permitteeren, evenwel sonder te ijken voor te vaaren. Dat eyndelijk
met geseyde Bokholt was overeen gecomen en hem deponent permitteerde te
brouen en zijne vaten, schoon ongeeykt, te vullen ende uyt te slaan tot
den jare 1750. Wanneer alsdan den generalen yck soude geschieden voor
welc consent hy deponent aan geseyde Bokholt soude betaelen twee
ducaten, die hij aan hem aanstonts aantede. Verclaart alnog dat 1750 den
generalen ijk van alle zijne tonnen en vaten, soo veel als hij deponent
by den anderen had, connen versamelen, gedaen synde, en ook ten vollen
betaalt.
Dat eenige tyt daar na nog vaaten en tonnen had becomen, is gegaan na S’
Bosch en daar van aan den ykmeester Bokholt kennnis gegeven, met versoek
om die te coomen ijken, off imant ten dien eynde over te senden.
“Ik sal niet alleen ’t regt daar
toe staande betaelen, maar bovendien de moijte van dien geene U Edele
zent betalen, want ik pretendeer ik geene boete te vervallen en wil u
gairne van alle mijne vaat die schoon ongeykt ten vollen voldoen.”
Waar op voorscreven Bokholt antwoorde:
“Griensven, gij spreeckt als een
eerlyk man, en ik segge u, dat soo lange als ik leeve, gy in geen
calangie sult geraaken,” en waarop zy malkanderen de handt hebben
gegeven.
Dat den soon van voorscreven Bokholt en by hebbende gesellen anno 1752
tyde by de voorige deponenten gemelt de soogenaamde visitatie der
kelders van de herbergiers hebben gedaan, weijnig tijt daar na is
aangescreven om te S’ Bosch bij N. Bokholt te coomen, werwaarts hij
deponent sonder eenig agterdogt heeft begeven. Opgemelt Bokholt,
ykmeester, tegens hem deponent syde:
“Gy bent in de boete vervallen
van vyff oft ses ongeijkte vaaten,” den deponent met bevreemding
voorcomende, doordien hij Bokholt als voor had belooft, soo lange als hy
leeffde in geene calangie soude geraake, des niettegenstaande gemelte
Bokholt hem bedreijgde voor de boete in regte te sullen aanspreeken. Den
deponent, geen procedures soekende, vondt sig genootsaakt daar over met
voorscreven Bokholt te accordeeren voor de somme van negen en veertig
gulden, die hy Bokholt aan hem deponent reets wegens leverantie van wijn
en een kar clot verschult was. Boven en behalve nog twee anckers rijnse
wijn en twee anckers bleeckert, maakende tweentzeventig gulden, soo dat
dese pretense calangie hem deponent heeft gecost hondert eenentwintig
gulden met nog eenen pot booter en een ham, die ook by het accoort waren
bedongen.
Op 23-9-1761
werden voor
schepenen in Veghel op verzoek van Peter van Griensven, oud ongeveer 37
jaren, 'bierbrouwer en inwoonder alhier op de casteele genaemt
Fridtselsteyn,' verklaringen afgelegd over een gestolen paard dat op het
terrein van het kasteel was gestald.
Op 28-2-1763 verklaarden de schepenen van Veghel 'ons wel bewust te zijn
dat soodanige drije en een halff last rogge als Peter van Griensven,
brouwer coopman, inwoonder alhier, requirant in desen, en by hem onlangs
verbragt na Engelen, alwaar tselve nog is leggende, soo hy seyde by
monseigneur Hagenaars van intentie wesende on tselve na Hollant te
transporteeren en aldaar te debiteeren. Dog dat hij dien rog als nu
heeft vercogt aan de heer Wendel Killiaan, woonagtig te S’ Bosch, welck
voorscreven coorn tot drye en een halff last wij betuygen dat binnen
desen dorpe als meede tot Baakel, ook in dese quartiere geleggen, is
gewassen en gewonnen.'
Op 22 juli 1766 kocht Peter van Griensven de brouwerij Hoogeinde 7, en
maakt hij de opstap van pachter van een brouwerij naar eigenaar.
Hierna verschijnt
brouwer Jan Raymakers in de bronnen. Die is brouwer geweest ofwel op
Hoogeinde 7 ofwel op de brouwerij bij kasteel Frisselstein. Omdat op
Hoogeinde 7 vanaf 1766 gebrouwd werd door Peter van Griensven en vanaf
1776 door de familie Smits, moet Raymakers op kasteel Frisselstein
gebrouwen hebben. Hij schijnt overigens als brouwer wel enige tijd
gewerkt te hebben bij de brouwerij op Hoogeinde 7, want de lijst van
bewoners van Hoogeinde 7 vermeldt de volgende bewoners:
Andere vermeldingen van brouwer Jan Raymakers zijn:
Dorsprekening 1782-1783:
-
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Jan Raymakers, brouwer voor
leverantie van 2 ½ ton bier op ordre van regenten aen de rotsgesellen
aan de brandtspuyt tot een preemie van vigilatie in den brandt van twee
huyse alsdoen 1781 afgebrandt gedaen tot 3-0-0
Dorsprekening 1785-1786:
-
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Jan Raymakers, brouwer, voor
een halve ton bier gelevert aan het volk om te drinken wanneer de
brandtspuyten werden geprobeert en ordinair gebruyklyk de somme van
3-0-0
Op 15-4-1793 werden karren met paarden geleverd voor het Hanoverse
leger. Ook Jan Raijmakers, brouwer, ging toen met een kar met paard op
pad.
In de lijst van
inwoners van Veghel boven de 18 jaar, opgemaakt op 26-3-1797 worden als
brouwers op de brouwerij bij kasteel Frisselstein vermeld:
Op 29-1-1806 verklaarde het gemeentebestuur van Veghel dat
Johannes van de
Laar als brouwer een eed had afgelegd, waarna hij een patent krijgt.
In 30-9-1808 kocht Johannes van de Laar de brouwerij die hij al eerder
pachtte. Hij wordt in 1820 als brouwer genoemd in de notariële archieven
(regesten door
Antoon Vissers).
-
Johannes van de Laar, brouwer te Veghel, Antonetta van de Laar en Helena
van de Laar, ook wonende te Veghel verklaarden op 21-1-1820 vierhonderd
gulden ontvangen te hebben van Johannes Olijslagers, metselaar te
Veghel.
-
Op 26-1-1820 deelden Johannes van de Laar, brouwer, Antonetta van de
Laar en Helena van de Laar, alle drie wonende te Veghel, de nagelaten
goederen van hun ouders Peter van de Laar (in 1807 overleden) en Johanna
Heessels (in 1814 overleden), die beiden in Veghel woonden, waar ze
inkeliers waren.
-
Johannes van de Laar, bierbrouwer te Veghel bekende op 27-1-1820
vijfhonderd gulden schuldig te zijn aan Theodorus Norbertus Janssen, uit
Antwerpen. Als borg stelt hij zijn bierbrouwerij, met gereedschappen,
woningen, stallen, losplaats, dorsvloer, wagenschuur, varkenskooi, hof
en boomgaard staande vast aan de rooms katholieke kerk van Veghel en van
ouds genaamd 'het kasteel van Fritselsteijn'.
Bij het opmaken van het kadaster in 1832 was Johannes van de Laar nog
steeds eigenaar van deze brouwerij.
Hoogeinde 7: (brouwerij Smits)
Volgens de lijsten van bewoners is dit huis gebouwd tussen 1736 en 1741.
Op 27-8-1742 kreeg Willem van den Broeck toestemming om er een brouwerij
op te richten.
In een verklaring van 31-8-1740 wordt genoemd Jan Tonis Verhoeven,
dienstknegt bij Willem van den Broeck, bierbrouwer alhier, ontrent 25
jaren. In 1740 was de browuerij bij Frisselstein de enige brouwerij in
Veghel. Maar de vrouw van Willem van den Broek had het pand Hoogeinde 7
al op 14-3-1740 geërfd, zodat de brouwerij mogelijk al gestart is,
voordat er een officiele vergunning voor gegeven was.
Dat WIllem in 1740 brouwer-eigenaar was en geen brouwersknecht
blijkt uit de vermelding van Jan Verhoeven als zijn dienstknecht.
Beschrijvingen:
-
R81, fol. 174v (22-7-1766): Een
schoone steene huijsing, bootermolen, aparte brouwerij daar bij off
agter staande, volgens haar Edel Mogende octry dato 27 augustus 1742,
keetel, cuijpen, koelbacken, kelder, moutcamer, met alle tonnen, vaaten
reets in de brouwerij geplaatst, en voorts wat tot eene complete
brouwerije behoort, gestaan en gelegen Over de Brugge, groot in grond
met den hoff, circa 2 lopens.
-
VP-1761, fol. 185v: Erff en huys brouwerye met ontrent 2 loopens daer
aan.
-
Kadaster 1832: Perceel A1181: 0,0367 Ha., brouwerij, klasse .
Op 27-6-1766 verklaarden de schepenen van Veghel:
dat zij heden op verzoek van Johannes van Griensven, 'inwoonder van
Melis (Milheeze) onder Baekel, coper van huijssinge en brouwerije
staende en gelegen binnen deese dorpe van Veghel over de Brugge,
toebehoort hebbende de erffgenaemen Wilm van den Broek, te hebben
begeven aen en in voorscreven huyssinge en brouwerije en aldaer door
Marte Hendric Tillaer, meester metselaer en Johannes Cobus van Doorn,
meester timmerman, de voorscreven huysinge en brouwerye sy gevisiteert
en geexamineert gewerden. En verklaeren deselve dat daer aen moet worden
gerepareert en vernieuwt als volgt:
Voor eerst door Marte Hendrix Tillaer opgegeve aen de brouwerye:
-
De muer na de weste, van de duer tot de schuer geheel ontramponeert en
een gedeelte uytgevallen.
-
De muer na den ooste geheel overgesonke
-
De schoorsteen boven de brouwketel verscheyde gaeten daer in en moet
hoger opgetrocken werden, alsoe is afgevallen
-
De vloer in de brouwerye voort grootste gedeelte versleeten
-
Het pannen dak boven de brouwerye geheel ontramponeert en ingesonken
-
Het muerwerk aen de ketel versleten
-
Het ovenscheel vand e brouwerye geheel versleeten
-
De muer aen den onderback geheel versleeten
-
De est te reparere
-
De ketel te reparere off vernieuwen
-
In de moutkamer de moutkom te reparere
Aen de huijssinge
-
De agtermuur te onderstoppen
-
Den oven geheel versleeten
-
De vloeren voort grootste gedeelte versleeten
-
De steijlen op de stal en schuer te ondermetselen alsoo versleeten syn
Opgave door Johannes Cobus van Doorn, meester timmerman gedaen, aen en
in de brouwerye
-
De brouwkuijpen geheel versleeten
-
De koelbacken gheel versleeten
-
De onderkuyp geheel versleeten
-
De gueten int geheel versleeten
-
De wanden voor een gedeelte versleeten
-
De deuren geheel versleeten
-
De verkenskoij int geheel versleeten
-
Het dak van de brouwerije voor een groot gedeelte versleeten
-
Alle beyde de putten en steygeringe geheel ontrampeert
Aen de woonhuijsinge:
-
De koestal geheel versleeten
-
De staldueren te versien en lipstocken onder de steijlen te setten
-
De dorpels hier end aer versleeten
-
De glazen hier en daer ontrampeert
-
Het dak voor een gedeelte versleeten.'
Eigenaren van dit huis ten tijde van de brouwerij zijn geweest:
Volgens een verklaring van 20-2-1745 was
Jan Thonisse Verhoeven, toen knecht bij bierbrouwer Willem van de Broek,
en toen 'bruydegom met Jenneke Jan Goorts'.
Hij woonde 'in de huysinge aan de Roomsche Kerke alhier, alwaar
heden woonagtig is Peter Walraeven, en aldaar tapneeringe deeden'. Hij
zag in de periode ervoor Hendrina Hendrix van de Laarschot vaak, 'en die
beijde veele liefde en genegentheidt malcanderen waeren toedragende. Dat
hij Jan Thonis Verhoeven de requirante altijt met het een en ander
tracteerde, en ook zelve altyt het gelag betaalde en tegens haar
comparante zijde: “Als mijn
liefste," denoterende daer mede de requirante,
"iets verteert off ick er bij zij
off niet, ick zal het betalen, en gijlieden moet geen gelt van haer
nemen.”
Rond 20 april 1744 had Hendrina tegen hem gezegd:
“Jan, wij hebben malcanderen zoo
lange gevreijt, en gij hebt mij dikwils belooft mij te zullen trouwen,
maar ’t is off gij mij voor de geck houdt.” Jan verzekerde haar dat
dat niet het geval was: “Daar is
mijn handt. Ick zal u trouwen en niemant anders. Ick zal het doen
aenstaende zaturdag, en blijft dan t huijs, ick zal komen tegen vier
uuren, dan is het nog tijdt, want dan is de zon nog niet onder. Ik zal
misschien wel na de Grave off na de Peel moeten vaeren, maar zal maken
tegen die uur hier te zijn.” Maar Jan was niet op komen dagen, er
was iets tussen gekomen. En dit gebeurde zo nog enkele keren.
Uiteindelijk trouwde Jan een ander.
Op 23-9-1754 verklaarde brouwer Willem van den Broek, oud 46 jaren:
dat hij ontfangen hadde eene missive gescreven door den soon van de
ijkmeester Bokholt, per ordre van syn vader, om by hem in de stadt te
soomen, ten eijnde om de boete van sijne, soo hy seyde, ongeijkte vaten
bij de bovengenoemde soogenaamde visitatie anno 1752 bevonden, te
betalen. Dat hy deponent aldaar is gecomen, aan en bij den ijkmeester
hem over dese pretense boete spreeckende, waar over hij Bokholt vraagde
tweehondert en vijfftig gulden. Dat hij deponent om de bedreijgde costen
van proedures voor te coomen is evraccordeert en ook aan hem Bokholt
dieswegens heeft betaalt de somme van twee hondert gulden, behalven nog
aan sijn kinder gegeven een ducaat met en drije guldens stuk.
Wyders verclaren den 6 en 7 deponenten alnog dat nu ontrent twee jaren
geleden aan haar huijsinge is gecomen Geerit, knegt van den ykmeester
Bokholt, by sig hebbende branteijsers om eenige tonnen en vaten uyt name
van zijn meester te eijken. Soo als hij ook heeft gedaan, niet eens,
maar op verscheyde tyden.
Dat ook int laast van de maant augusto off int begin van september des
gepasseerde jare 1753 aan haar huijsinge is gecomen een gepensioneert
officier, ook sig noemende Bokholt, neeff, soo hy seyde, van den
ijkm(eeste)r, by sig hebbende ’t brandteijser tot den ijk noodig,
seggende te coomen uijt name van den ykmeester om de tonnen en vaten te
ijken, ’t geende den selven ook heeft gedaan, ende vaten met het merk
gebrandt, waar voor en voor ider stuk aan hem volgens ’t reglement ook
hebben voldaen.
In de lijst van
inwoners van Veghel boven de 18 jaar, opgemaakt op 26-3-1797 worden als
brouwers op deze brouwerij vermeld:
Op 29-1-1806 verklaarde het gemeentebestuur van Veghel dat
Adrianus van den
Broek als brouwer een eed had afgelegd, waarna hij een patent krijgt.
In
Vehchele 1991 nr. 4,15-18
schreven Johanna van Boxmeer en Ria Vreeswijk een artikel getiteld: 'Van
Bierbrouwerij tot broederhuis' over deze brouwerij. Hieruit nog het
volgende:
Het woonhuis is
volgens de muurankers gebouwd in 1821. Het huidige adres is Hoogstraat
27.
Brouwers van de
familie Smits waren:
-
Johannes,
1776-1794
-
Henricus,
1807-1844
-
Johannes,
1844-1884
-
Hendricus
Josephus Maria, 1884-1902
-
Henrica Helena
Maria Bernardina, 1902-1921
1830: De
brouwerij van P. en H. SMits heeft een ketel van 28 vaten en 80 kannen,
2 roerkuipen, waarvan de ene 10 vate en 64 kannen groot was en de andere
14 vaten en 6 kannen, alsmede 2 koelbakken, 1 mouterj en 2 kelders. In
1830 wordt in de brouwerij 60 brouwsels bier gemaakt.
1866: de eenige
bestaande brouwerij werkte nagenoeg alleen voor plaatselijk gebruik.
Henrica Smits is
in 1921 overleden. De brouwerij met huis en tuin werd in 1922 verkocht
aan de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis.
Kruisbroeders 18
In 1798 vroeg
Hendricus Aart van Asseldonk toestemming om een bierbrouwerij te mogen
oprichten.
-
Brief van 2-12-1798 van de municipaliteyt aan het commite der domeynen
en finantie van ’t voormalig gewest Bataafsch Braband. Het heeft U
lieden behaagt om bij appointement dato 19 november 1798 de requeste
etcetera door Hendricus van Asseldonk aan het administratief bestuur van
het voormalig gewest van Bataafsch Braband gepreesenteert in onse handen
te stellen ten eynde U lieden binnen agt dagen na receptie te dienen van
consideratie en berigt.
-
Den inhoud dier request in originali hier neevens terug tendeert in
substantie dat den suppliant zeer geneegen soude sijn alhier aen syne
huijsinge staande int Dorshout een bierbrouwerij op te rigten, soo tot
gemak en gerief der ingesetenen, als om daar in een eerlijk bestaan te
vinden, versoekende aan gemelde administratief bestuur ingevolge het
placaat van den 5 october aan den suppliant te verleenen brieven van
voorschrijving als waar door het wetgevend lighaam sou kunnen worden
bewoogen om aan den suppliant het oprigten van een brouwwerije binnen
deese gemeente te permitteeren en octroijeeren.
-
Ter voldoening aan welk U lieder gerespecteert verlangen de leeden der
municipaliteit daar van dienende seggen dat sij niets teegen het
versogte in den requeste door de suppliant gedaan weeten in te brengen
en dus wat desselfs versoek voor soo veel ons aangaat behoord te worden
geaccordeerd.
Op 6 juli 1799 verscheen voor de Veghelse gemeenteraad:
-
'Hendrikus Aart van Asseldonk, wonende alhier, dewelke bij deese
verklaert sig bij requeste aan het vertegenwoordigent lighaam te hebben
geadresseert, versoekende daer bij vergunt te worden om aan sijne
huijsinge binnen deesen dorpe van Veghel gelegen een bierbrouwerije op
te rigten.'
-
Op 10 mei 1799 werd hem toestemming verlent door 'besluijt van de eerste
kamer van het vertegenwoordigent lighaam.' Hierna werd het besluit op 24
mei 1799 door de tweede kamer 'bekragtigt en verandert in een decreet'.
Op 28 mei 1799 werd het opgenomen in het 'register der besluijten van
het uitvoerend bewind der Bataafse republieq', en op 1 juni 1799 in het
'register der resolutien van den regent van inwendige politie en toesigt
op den staat van dijken, wegen en wateren.'
-
Hendrik verklaarde op 6 juli 1799 'bij deese sig te verbinden om de
ordonnantien op het stuk van de brouwerijen, en van den opheff van den
impost van de bieren geëmaneerd en als nog in observatie gebleeven,
behoorlijk en laastelijk te sullen nakomen en observeeren oft nader zal
zijn voorsien, alles op verbant van regten.'
Hendricus was in 1766 in Veghel geboren als zoon van Aart Hendrick
Dircks van Asseldonk en Hendrina, dochter van Hendrick van de Tillaart.
Hij trouwde in 1792 met Margarita,
dochter van Jan Francis Govers Hoogaarts. Op 1-12-1798 kocht hij van
zijn vader het huis op het Dorshout (Kruisbroeders 18) waar hij al 5 of
6 jaar woonde.
Of Hendrik van Asseldonk de brouwerij ook werkelijk opgericht heeft is
onzeker, want hij wordt nooit brouwer genoemd.
-
In 1810 woonde Hendrik in Veghel aan de Leest. Toen in 1815 en 1817 twee
van zijn zonen ingeschreven werden voor de Nationale Militie werd als
beroep van hun vader 'landbouwer' gegeven. Ook toen in 1822 zijn dochter
Maria begraven werd, werd gezegd dat haar ouders 'bouwlieden' zijn.
-
Toen dochter Catharina in 1827 begraven werd, werd als beroep van haar
vader 'grutter' gegeven. Een grutter, of grutmolenaar is iemand die grut
maakt. Grut is gebroken boekweit of graan.
-
In een register van patentschuldigen van 1829 (volgnr. 17) wordt Hendrik
genoemd als wonende aan het Hoogeind te Veghel met als beroep 'tapper,
grutter met handmolen'. Vermoedelijk had hij een herberg, want in 1830
heeft zijn zoon Johannes als beroep 'herbergier'.
-
In 1830 woonde Hendrikus aan het Hoogeinde en is dan 'brugwachter'. In
hetzelfde jaar overleed hij, en toen werd hij nog 'tapper' genoemd.
Mogelijk waren de economische omstandigheden niet gunstig genoeg voor
een derde bierbrouwerij in Veghel. De 'staat
der fabrieken binnen Veghel', van 27-10-1808 schetst het volgende beeld.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||