De ijkmeester

Martien van Asseldonk

19 december 2014

(Tijdelijk onder embargo)

 

 

De term ‘ijken’ komt reeds in de dertiende eeuw voor, onder andere in een stadsrekening van Dordrecht van 1284-1285. In de Meierij vinden we in de Middeleeuwen het equivalent ‘brandmerken’. Enkele vroege vermeldingen betreffen een boete die in 1384-1385 in Sint-Oedenrode opgelegd werd aan Gherit Ruekens, die met ‘onghebornden maten’ had gemeten, dat wil zeggen met niet-gebrandmerkte maten. De heer van Geldrop schreef op 10 juli 1377 voor dat men in zijn heerlijkheid alleen met ‘gebornde’ maten meten mocht. Op 27 juli 1407 verklaarden Helmondse getuigen dat zij ‘op hoer beste hielden dat die van Ghemert horen brant van horen maten (..) sculdich sijn tot Helmont te halen’. De Gemertse maat zou dus in Helmond geijkt ofwel gebrandmerkt zijn.

 

De Veghelse keuren van 1559 schrijven voor:

 

-        Item dat nyemant egeen kannen tappen en sal, ten sy en syn gepegelt ende groot een Boschquaert ende geven die volle maet. Die cannen die haer behoorlicke mate nijet en hebben ontstucken te slaen, ende dat men dat bier op ende aff setten sal naer synen keur, ende naer der merct van den coorn, maer egeen bier hoger tappen oft vercopen dan drie vier cannen.

-        Vuytgenomen bremmerbier ende andere vrembde bieren opten brueck van een Bosch pont, ende wie dat bier hooger drinct dan daert op geset wordt ende dick betaelt sal breucken oick twee stuver.

-        Item dat nyemant egeen roggen broot vercoopen en sal ten sy dattet heeft syn Bossch gewicht ende naer der Bosche merct sonder maeltgelt op een pont, ende op ‘t broot te verbeuren ende prycken dat broot ontwee ende geven dat om Godtswill den armen.

-        Item dat nyemant egeen gebuydelt broot off wegge vercoopen en sal ten sy dattet heeft syn Bosch gewicht ende naerder Bosch merct op een Bosch pont, ende die geswooren sullen hier alleen aff mogen beceuren ende geven de wegge die sy te licht vynden sullen om Godts wille.

-        Item dat alleman egeen ware vercoopt met gewicht, dat het selve gewicht sal moeten wesen Bosch gewicht geyckt naer behooren op den peen van twee Bosch pont, ende het gewicht nyet geyct synde, soo boven verhaelt staet te verbueren soo duckmaele hy contrarie sal worden bevonden gedaen te hebben als voorseyt.

 

Het keuren van voedsel en het ijken van maten en gewichten waren vaak in één ambt verenigd. In 's-Hertogenbosch hadden de gilden eigen keurmeesters. In 1445 werd bepaald dat de keurmeesters van vis door de schepenen werden benoemd op voordracht van de dekens van het gilde van de visverkopers. Vanaf 1489 benoemde de stad naar eigen inzicht vier keurmeesters, twee afkomstig en twee niet afkomstig uit het gilde. Ook de in 1477 genoemde weegmeesters van het brood waren stedelijke functionarissen. De weegmeesters stelden, rekening houdend met de graanprijs, wekelijks het gewicht van het brood voor de volgende week vast en zij controleerden of ‘degenen die om geld bacten’ zich aan dit gewicht hielden. Een ordonnantie van het stadsbestuur van Helmond van 21 januari 1498 bepaalde dat men elk jaar twee keurmeesters moest aanstellen, die de prijs van de levensmiddelen moesten regelen en de kwaliteit moesten keuren.

 

 

De ijkmeester generaal

 

In 1649 werd door de Staten-Generaal het ambt van ijkmeester-generaal in de Meierij ingesteld. In 1681 stelden de Staten-Generaal een ijkreglement vast. De ijkmeester-generaal moest de maten van de dorpelingen ijken aan de hand van de plaatselijke standaarden. Ontbraken die standaarden, dan werd geijkt naar de maat van de hoofdplaats van het kwartier. Het reglement van 1681 bepaalde dat de ijkmeester-generaal gerechtigd was te ijken in alle dorpen, behalve waar men privilegebrieven kon tonen waaruit bleek dat men van oudsher gerechtigd was een eigen ijkmeester aan te stellen.

 

Nu waren maten en gewichten en ook de controle daarop vanouds een plaatselijke aangelegenheid, maar er waren weinig plaatsen die dat met privilegebrieven konden aantonen. Een aantal plaatsen kon dat wel.

 

-        Filips II had in 1556 als hertog van Brabant op verzoek van de inwoners van Hilvarenbeek het recht bevestigd of gegeven om ‘regle ende policie te stellen opte maeten ende gewichten’. Men mocht regels en de hoogte van boeten op overtredingen van die regels vaststellen. Alleen waren gemeten met de ‘reghter geijckte maete van Hilvarenbeecke’ mochten verkocht worden. De plaatselijke schout stelde in overleg met de schepenen een keurmeester aan, die ook toezicht hield op de maten en gewichten.

-        Op 12 december 1559 hadden ook de inwoners van Son en Breugel toestemming gekregen om regels te maken betreffende de plaatselijke ‘coornmaate’, het gewicht van brood en de natte inhoudsmaat voor bier, olie en dergelijke.

-        De ijkmeesters van 's-Hertogenbosch waren stadsbeambten. Zij maakten stedelijke standaardmaten, stelden standaardgewichten vast en controleerden of de burgers zich aan de maten en gewichten hielden. Ze kregen per geijkt vat, kan, el of pond een vergoeding. Ze werden jaarlijks door de schepenen benoemd.

-        In Geldrop was het toezicht op de maten en gewichten volgens Van Oudenhoven (1670) vanouds een recht van de heer.

-        Oirschot beweerde in 1681 al sinds mensenheugenis het recht van ijk te bezitten in de plaatsen die toen onder de schepenbank van Vessem ressorteerden.De regenten van Oirschot en van een aantal andere plaatsen protesteerden herhaaldelijk tegen de functie van ijkmeester-generaal, die ze bovendien kost en inwoning dienden te verschaffen. Ook gaven ze, om hem mild te stemmen, geschenken, hoewel dit niet verplicht was. In tal van plaatsen mocht na 1649 de plaatselijke ijkmeester in functie blijven, op voorwaarde dat deze plaatsen bereid waren mee te betalen in het jaarlijkse traktement van de ijkmeester-generaal.

 

Er zijn meer plaatsen geweest die het optreden van de IJkmeester Generaal in hun dorp tegen hebben proberen te houden, zoals Boxtel en Sint-Oedenrode.

 

 

het reglement van 20 maart 1681

 

Reglement voor de ijkmeester van de Meierij van 'sHertogen­bosch - hieruit is o.a. af te leiden:

 

voor alle gewichten beneden de 10 pond                             4 penningen

van 10 - 50 pond                                                          een 1/2 stuiver

van 50 - 100 pond                                                        1 stuiver

 

elk gewicht in de winkel heeft een merkteken dat bij de laat­ste ijking is aangebracht

wie een nieuw of oud gewicht koopt zonder behoorlijk merkteken moet dat laten aanbrengen

'voor het pegelen van yeder aarde kan, mingelen of snellen sal betaalt worden 1 stuiver, voor een opgaande pegel 1 stuiver en 4 penningen

 

men kende tinnen, koperen, blikken en houten oliematen

 

voor het branden of tekenen van alle koren - of droge maten waren de prijzen vastgesteld:

-        een sester 8 st.

-        een lopense 6 st.

-        een 1/2 vat 4 st.

-        een kop 3 st.

-        een 1.2 kop 3 st.

-        een kan 2 st.

-        een maatje idem

-        een 1/2 maatje 8 penn.

-        een molenaars mosterpan 6 st.

-        voor een hele bierton 5 st.

-        een 1/2 ton 4 st.

-        een 1/4 ton 3 st.

 

brouwers en tappers mogen in hun kelders geen vaten zonder merk gebruiken met jaar en datum en als biervaten vermaakt worden moeten deze geijkt worden volgens de norm van dat jaar;

 

winkeliers. kramers en wevers betalen voor het merken van een ijzeren el 3 stuivers, voor een houten el 2 stuiver;

 

de ijkmeester houdt zijn zitdag in het dorp waar de dingbank gehouden wordt hetgeen van belang is bij dingbanken waar meerdere plaatsen onder vallen;

 

als er dorpen zijn die andere maten hebben als gebruikt worden in Den Bosch, Eindhoven of Helmond moeten ze die aan de ijk­meester tonen als hij aan het ijken is in dat dorp;

 

de huislieden worden verzocht met hun biervaten, andere maten, ellen en gewichten naar de ijkmeester te komen volgens de normen zoals op de biljetten is aangegeven;

 

het schepencollege dient aan de ijkmeester een lijst te over­handigen met de namen van brouwers, kramers, wevers, molenaars of anderen die met maten, ellen en gewichten handelen en in welk gehucht ze wonen - de vorster moet met de ijkmeester meegaan en de woningen aanwijzen van hen die op de lijst staan;

 

als de ijkmeester in het dorp is mag hij de boeten innen;

 

men dient de ijkmeester een bekwaam logement aan te bieden;

 

de biljetten over het ijken moeten tijdig gepubliceerd worden en dat mag zonder 'lands zegel;

 

de te innen boeten worden verdeeld onder de officier van het dorp; de ijkmeester en de aanbrenger ieder voor 1/3 part;

 

het reglement moet worden toegezonden aan de kwartierschouten van de meierij met de opdracht het te publiceren

 

 

Namen

 

De volgende personen zijn ijkmeester generaal geweest:

 

IJkmeester-generaal:

 

Vermeld in:

Lambert Sleicher, oefende zelf het ambt uit

1649-1669

Arent van Eijbergen, woonde in Amsterdam

1681-1732

Adriaan Reinder van Boekholt, Den Bosch

1732-1753

Willem van Boekholt, (volgde zijn vader op)

1753-1757

Willem Michiel Althuizen

1789-1804

Substituur ijkmeester-generaal:

 

Vermeld in:

Hendrick Hofdijck

1694-1706

Jelle Johannis

1706

Abraham van Rotterdam

1712-1716

Gerard de Jong

1716-1732

 

 

Lambert Sleicher

 

Lambert Slicher wordt ijkmeester over de gehele Meierij genoemd in zijn rekest van 3-2-1650. Hij heeft alle mogelijke vlijt aangewend om met zijn twee aangenomen knechten om ten overstaan van de gerechtigden of schouten van de dorpen alle dorpsgerichten en ingezeten neringdoenden zover te krijgen dat men alle kannen en maten laat ijken, omdat hij veel misstanden heeft geconstateerd. Sommige hebben eigen ijkmeesters aangesteld en zijn onwillig om mee te werken, speciaal die van Sint-Oedenrode met drie ander plaatsen in Peelland, die protesteren tegen de ijkingen. Ook weigeren ze de boeten te betalen. De ijkmeester verzoekt de uitgifte van een plakkaat over deze kwestie dat in de meierij gepubliceerd kan worden, waarbij de vier kwartierschouten en de dorpsgerichten gedwongen worden de ijkmeester in alle rust en vrede zijn werk te laten doen. Hij wil met zijn kar te ijken materialen kunnen transporteren en verzoekt assistentie van de schouten en andere bestuurders. Bovendien wil hij graag het recht hebben om via deurwaarders boeten te kunnen innen.       

 

Rekest van Lambrecht Sleicher, gezworen ijkmeester in de Meierij, van 18-10-1656. Hij beklaagt zich er over, dat ‘enige dorpen haere tonnen ende halve tonnen grooter willen geijckt hebben als in de stadt vanden Bosch ende enige dorpen cleijnder, op pretext van een oudt gebruijck des hij niet vermach te doen ende alsoo eenige tonnen ongeijckt gebruijcken, waerover hij wil calangeren de boete van 30 stuivers op ieder ton gestelt’. De Raad van Staten verzoekt de regeeders der dopren de ijkmeester in deze te ondersteunen en hem de helpende hand te bieden.

 

Bericht van Lambert Sleicher ijkmeester in de Meierij van 26-7-1657. Hij is naar Tilburg geweest om daar de korenmaten te ijken en diverse ingezetenen heeft gesommeerd tot het betalen van boeten, waarom men hem nu bedreigt of valse verklaringen aflegt.

 

Schout en schepenen van de parochie Breugel en Son hebben op 10-2-1658 aan de Staten Generaal een rekest getoond, waarin ze aangeven uit kracht van een privilege van Koning Philips als Hertog van Brabant verleend op 12 december 1569 zelf ordonnantie smogen maken ‘op het gevluchte, corenmate, broot, bier, olie ende diergelijcke waren ende coopmanschappen die zijluijden binnen de voors. parochien souden verhandelen, gelijck sij over de 50 jaeren een geswooren ijckmeester hebben gehadt’. De ijkmeester van de meierij Lambert Sleicher wil hen dit verhinderen en daarom verzoeken ze om een confirmatie van dit privilege.

 

Klacht van 13-8-1659 van de schepenen van de dingbank van Son en Breugel onder het kwartier Peelland over de ijkmmeester Lambert Slicher die verschillende potten en kannen uit de tappershuizen heeft gehaald, zonder ze te willen restitueren. Hij dreigt hen zelfs met executies of uitpandingen.

 

Dorspbestuur van Eersel op 20-2-1660 contra ijkmeester Lambert Slijger.

 

Rekest van 25-10-1669 van Lambert Slicher gezworen ijkmeester over de Meierij van ’s-Hertogenbosch aangesteld in 1649 die om fraude te voorkomen voorstelt een reglement op te stellen ten aanzien van de korenmaten en het salaris op de ijk, zodat tegen overtreders opgetreden kan worden.

 

Vermoedelijk is Sleicher tot 1681 ijkmeester-generaal geweest.

 

 

Arent van Eijbergen

 

Rekest van 15-2-1686 van van Arent van Eijbergen die op 21 maart 1681 was aangesteld tot ijkmeester voor de gehele Meierij met betrekking tot een akkoord over een toeslag van 450 gulden en de voldoening daarvan via de vier kwartieren.

 

Gerardus de Jongh is vóór 13-6-1732 met Arent van Eijbergen, die in Amsterdam heeft gewoond, een contract aangegaanin verband met de waarneming van het ijkmeestersambt in de Meierij. Eijbergen overlijdt echter.

 

 

Adriaan Reinder Boeckholt

 

Dorpsrekeningen Veghel:

 

-        1738-1739: betaalt voort verbeeteren van ’t gemeentens gewigt 1-10-12

-        1740-1741: Vant laten eijcken en vermaken vant gemeentens gewigt

 

 

Rekest van 9-9-1750 Theodorus Borghouds bierbrouwer te Son i.v.m. het ijken der biertonnen en vaten op verzoek van ijkmeester Boeckhorst.

 

Rekest van 21-4-1752 van de magistraat van Tilburg over het recht van ijk en aanstelling van een ijkmeester waarbij onder abdere genoemd worden de vaten van Jacobus Lombaarts brouwer te Tilburg, een zekere Boekhold zich kwalificerende als ijkmeester van de Meierij.

 

Rekest van 5-3-1753 van A. R. van Boekholt te ’s-Hertogenbosch als ijkmeester van de Meierij die nu 70 jaar is en niet goed in staat om zijn ambt te continueren.

 

Rekest van Willem van Boekholt van 12-3-1753 met het bericht dat zijn vader vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn ambt als ijkmeester en hij verzoekt nu aangesteld te mogen worden in dat ambt – akkoord.

 

 

Willem van Boekholt

 

Rekest van Willem van Boekholt van 12-3-1753 met het bericht dat zijn vader vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn ambt als ijkmeester en hij verzoekt nu aangesteld te mogen worden in dat ambt – akkoord.

 

Rekest van het corpus van Oirschot van 18-4-1753 in verband met ijkmeester Willem van Boekhold en hun privilege tot aanstelling van een eigen ijkmeester.

 

Rekest van Sint Oedenrode met het bericht dat ze van ouds een eigen ijk- en keurmeesters hebben gehad tot 1724 dit naar aanleiding van de ijking der brouwketels op order van ijkmeester der meierij Boekhold.

 

Rapport van 6-11-1756 naar aanleiding van een missive vanuit de baronie van Boxtel over de rol van een eigen ijkmeester.

 

Rapport van 8-7-1757 op een rekest van W.v.Boekholt generaal ijkmeester in de Meierij als reactie op een schrijven van Gerard de Jongh Heer der heerlijkheid Beek en Donk over de aanstelling van een particuliere ijkmeester.

 

Enkele voorbeelden uit de dorpsrekeningen:

 

-        1760-1761: Wegens het eyken vant gemeentens gewigt

-        1763-1764: Wegens het eyken vant gemeentens gewigt 0-16-0

-        1771-1772: Eykmeester voort eyken en verswaaren vant gemeentens gewigt; voor verscheyde stucken gewigt tot gebruyk in de gemeentens waeg

-        1774-1775: Voor kamerhuur van den Eykmeester Generaal by het doen van den driejaerigen groten eyk in den jaere 1774 3-0-0; volgens anotatie betaalt voort eyken vant gemeentens gewigt 0-13-8

-        1775-1776: Aen den eykmeester voort eijken en eenig nieuw gewigt voor de gemeynte 1-0-4

-        1780-1781: IJken van gemeentens gewigt en een paer nieuwe gewigten, samen 1-2-0

 

 

Willem Michiel Althuizen

 

Willem Michiel Althuizen, ijkmeester van de Meierij van ’s-Hertogenbosch, schreef op 4 december 1789 een brief dat lieden bij Middelrode tegenover de Schijndelse landerijen een voorhoofd geïncorporeerd zou hebben wat voorheen beplant was met bomen naast de dijk die loopt van Middelrode naar Schijndel groot 3 lopensen en nu omgraven met een brede sloot, wat tegen art. 20 van het reglement op de houtschat zou zijn.

 

In 1791 had Althuizen problemen in Veghel. Brief van 3-8-791 van ijkmeester W. M. Althuijzen aan de Hoog Mogende heren:

 

Ik deel u mede dat mij onlangs in de exercitie van mijn bedienng als IJkmeester Generaal van de Meierij bekend is bij het Hoog Mogende reglement op de yk van 20-3-1681 articul 23 is vastgesteld dat de publikatie exempt van ’t zegel en evenals die van de ontfangers en rentmeesters zoude geschieden, welke laatstgemelde de selve met een expresse rond zenden, wordende op ieder dorp aan zulk een expresse betaald 6 stuijvers, en mijn voorvaders hebben op diezelfde wijze de publicatien aangaande de jaarlijkse ijk rondgezonden dan bij aanvaarding van dat mijn ampt voor 20 jaren, word ik op zommige plaetsen van de Meierij door regenten aangezegt om mijne brieven houdende de publicatien met de ordinaire booden van die plaatsen af te zenden, terwijl een brief dan niet meer dan 1 stuiver komt, en veele dorpsboden deze voor niets overbrengen. Ik heb aan die billijke voorslag voldaan.

 

Maar de ondergetekende op 22-6-1791 een bericht met de bode aan de regenten van Veghel verzonden hebbende met de publicatie dat de ijk in de volgende week op 30-6-1791 zou plaats hebben, en op zaterdag daer aan ’s avonds toevallig in de Meiereij komende, vind een bericht van de regenten van Vechel, dat zij niet verplicht zijn de publikatie te doen, zoals uit bijgaande kopie van deze brief blijkt, waardoor genoodzaakt was op daags daarna op zondag naar Vechel te rijden om ervoor te zorgen dat de publikatie alsnog zou geschieden. Ik heb toen ontdekt dat president Jan de Jong bij het ontvangen van mijn brief enige schepenen op het raadhuis heeft gezegd: “Ik ben de knegt niet van den ykmeester.” En omvraag doende in dien voegen: "Ben jij de knegt, ben jij de knegt, ben jij de knegt,” en vervolgens geconcludeerd zou hebben een brief aan mij te sturen, in plaats van de publicatie aan de vorster die aan de deur van het raadhuis stond, ter hand te stellen. De ijk geschied tot welzijn van de ingezetenen en altijd in presentie van een van de schepenen. Ondergetekende vreest dat dit voorbeeld navolging zal krijgen, als er niets tegen gedaan zal worden. Ik verzoek Hoog Mogenden om tot maintenu van den yk het gedrag van president Jan de Jong en de regenten van Veghel af te keurenen hen gelasten de jaarlijkse publikatie van de yk te moeten doen.

 

 

Antwoord van president Jan de Jong van 14-11-1791 aan van baron van Rhemen, Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen. Hij bevestigt ontvangst van de brief van 12-9-1791 aan de regenten van Veghel met een copie van de brief van ijkmeester W.M. van Althuijzen van 3-8-1791, door de Raad van State voor advies aan U in handen gesteld.

Wat betreft het bericht dat wij op vrijdag 24 juni zijn brief van 22 juni zouden hebben ontvangen, delen wij mede dat wij op 25 juni bijgevoegd bericht aan de ijkmeester terug gezonden hebben dat wij ongehouden zijn de publicatie te bezorgen, de bewering over het gedrag van president de Jong is bezijden de waarheid, hoewel er niets onwaars gezegd zou zijn. De ijkmeester was al van te voren geaarschuwd dat de regenten van Veghel de publicatie niet zouden hoeven te doen en het is zijn eigen schuld dat hij op zondag naar Veghel heeft moeten rijden om de publikatie te doen. Hij stuurt pas op het laatste moment bericht om regenten quasi te noodzaken te publiceeren. De ijkmeester kan van de inschikkelijkheid van de regenten misbruik maken. De ijkmeester moet de publikatie doen door een bode rond te zenden, die daarvoor betaald moet worden. Hij probeert de betaling van de vorster en van een knecht te onltopen, terwijl hij een jaarwedde van 350 gulden ten laste van de Meierij geniet.

 

 

Rapport van 6-12-1804 van de commissie van politie en economie met betrekkng tot de ijk in de plaatsen van de Meierij en de ijkmeester generaal meester Willem Michiel Althuizen.

In 1804 werd het ambt van ijkmeester opgeheven.

 

 

De substituut ijkmeesters

 

 

Hendrick Hofdijck

 

Rekest van 5-6-1694 van Gijsbert van Geffen en Lambert van Rosmalen pachters van de bieren wijnen en brandewijnen in Eindhoven en Helmond die bij het pachten en peilen der biervaten en het openen van de bommen der vaten assistentie krijgen van mr. Hofdijk wijnroeier te ’s-Hertogenbosch.

 

Missive van 7-3-1695 van ontvanger Gerard van Hoeij op een rekest van Hendrick van Hofdijk ’s lands aangestelde peiler over stad en meierij van ’s-Hertogenbosch klagende dat de wijn en brandewijn verkopers moeilijk doen over de betaling aan de suppliant.

 

Grootte der brouwketels binnen Veghel, opgenomen op 28-9-1695 en gepeijlt door Hendrick Hofdijck, als gesworen 'slants peijlder over de stad en meierij, ten overstaan van officier en schepenen:

 

-        Cornelis van der Hagen 11 tonnen en een kwart, verklarende zich voor huijsbrouwer, ende daarop te brouwen 5 tonnen

-        Jacob Martens 8 tonnen en een half groot, huisbrouwer, 4 tonnen

-        Aart Donckers 6 tonnen, huisbrouwer, brouwt 4,5 ton

-        Peter Daendels van Bergeijk 8 ½ tonnen; koopbrouwer; brouwt vier tonnen

 

Rekest van 11-9-1702 van Hendrik Hofdijck, ’s lands peiler te ’s-Hertogenbosch, aan de Raad van Staten, verzoekende om een order aan de pachters van de impost op de bieren in der tijd om jaarlijks aan hem te betalen 100 gulden of zoveel als haar Edele Mogenden zullen goedvinden, maar men gaat op dit verzoek niet in.

 

Dorpsrekeningen Veghel:

 

-        1695-1696: betaalt aan Hendrick van Hofdijck voor het peijlen van de ketels 12-0-0

-        1704-1705: betaalt aan Hendrick Hofdijck voor het eijcken van de ketels 6-0-0

-        1705-1706: Den 18 december betaalt aan den yckmeester 3-5-0

 

 

Rapport van 17-9-1704 op een rekest van pachter Lambert van Rosmalen klagende over de executie van Hendrik Hofdijk ‘geswooren pijlder’ over stad en meierij van ’s-Hertogenbosch tot betaling van een bepaalde pretense declaratie van salaris

 

 

Bericht van 30-12-1704 met annexe stukken van Hendrik Hofdijk ‘geswooren pijlder’ over stad en meierij van ’s-Hertogenbosch op een rekest van Lambert van Rosmalaen en na deliberatie is besloten te persisteren bij de resolutie van 17 september jl. en het verzoek van de pachter af te slaan

 

 

Rekest van 24-4-1706 Jelle Johannis en na deliberatie is goedgevonden hem aan te stellen tot wijnroeier en peiler in de stad vrijdom en meierij van ’s-Hertogenbosch in de plaats van Hendrik Hofdijk die is overleden en de vereiste commissiebrief volgt

 

 

Jelle Johannis

 

Rekest van 24-4-1706 Jelle Johannis en na deliberatie is goedgevonden hem aan te stellen tot wijnroeier en peiler in de stad vrijdom en meierij van ’s-Hertogenbosch in de plaats van Hendrik Hofdijk die is overleden en de vereiste commissiebrief volgt

 

 

Abraham van Rotterdam

 

Rekest van 30-7-1716 van Johanna van Breugel weduwe van wijlen Abraham van Rotterdam gewezen stadhouder van de kwartierschout van kwartier Oisterwijk en gewezen substituut-ijkmeester over de vier kwartieren in plaats van ijkmeester Arent van Eijkbergen met opmerkingen n.a.v. de rekening van haar man van 11 juli 1712 en de rekeningen van 10 juli 1715 en 13 september 1715 verwijzend naar diverse posten.

 

 

Gerard de Jong

 

Rekest van 31-8-1716 van Gerard de Jongh die is aangesteld door de Staten Generaal  als substituut ijkmeester over de Meierij van ’s-Hertogenbosch over de ordonnantie op het stuk van de brouwerijen en de ophef van de impost op de bieren op het platteland en dat alle brouwketels en kuipen, geen enkele uitgezonderd, geijkt dienen te worden naar hun volle grootte of ‘waterijck’ door een gezworen ijkmeester ten overstaan van de officier van de plaats en een of twee gecommitteerden van het brouwersgilde binnen de stad ’s-Hertogenbosch, uit te voeren in de maand september [met verdere details].

 

 

Rekest van 4-11-1717 van Gijsbert Verwiel drossaard te Waalwijk te kennen gevende dat Gerard de Jong ijkmeester van de meierij van ’s-Hertogenbosch te executie van de ordonnantie van 10 augustus 1716 op het stuk van de brouwerijen op het platteland met twee gecommitteerden van het brouwersgilde van ’s-Hertogenbosch zich op 18 december 1716 heeft begeven te Waalwijk om de ijk uit te voeren en dat de suppliant zich bereidwillig heeft getoond en gepresenteerd om over de genoemde ijk als officier van de plaats te staan en tot dien einde alle de brouwers van Waalwijk doen citeren om bij de genoemde ijkmeester en assistenten te compareren en de ijk te gedogen, maar dat de brouwers dat hebben geweigerd, zodat daarop de ijkmeester en de gecommitteerden zijn vertrokken, doch dat de brouwers van Waalwijk tot inkeer zijn gekomen en de ijkmeester en gecommitteerden drie dagen laten in Tilburg zijn gaan verzoeken om de ijk van hun brouwketels en kuipen willen doen; op 22 december daaraanvolgend zijn de ijkmeester en zijn gezelschap weer opnieuw naar Waalwijk gegaan en ten overstaan van hem suppliant bij Jacob van den Braak brouwer is de Posthoorn een begin hebben gemaakt om de genoemde ijk te voltrekken, dat terwijl de ijkmeester bezig was met het ijken Laurens de Sille president-schepen van Waalwijk uit naam van de schepenen aan Gerard de Jong als ijkmeester had verzocht met de ijk nog enige tijd te stoppen totdat door haar Hoog Mogenden op het rekest van die van Tilburg en andere plaatsen zou zijn gedisponeerd of de ijk gedaan zou kunnen worden door hun eigen ijkmeester of wel door die van de meierij; de ijk van de brouwketels te Waalwijk is niet voltrokken, waarna discussie is ontstaan.

 

In 1722-1723 lag Gerardus de Jong in de clinch met Sint-Oedenrode over de vraag of hij bevoegd was om in Sint-Oedenrode de maten en geichten te ijken.

 

Voor schepenen in Veghel verschenen op 16-11-1722 president-schepen Marten van Kilsdonk en mede-schepen Dirk van den Tillaar, die op verzoek van Gerardus de Jong, “substituut en geabrobeert eijckm(eeste)r der Meijerije van S’ Bosch, verklaren

 

“dat sij op den 14 deser maandt ten huijse van den tweeden deponent eenen seekeren Lambert den Cuijper, in de wandeling genaamt Proening, woonagtig tot Son, te hebben hooren seggen, dat hij door die van Roij is versogt geworden omme aldaar te koomen eijcken alle drooge ende natte maaten, tonnen etcetera, want dat sij vreesden den eijckmeester generael de visitatie soude doen. Ende dat hij nu al agt dagen ten dien eijnde aldaar de tonnen en alles bij de brouwers, herbergiers als winckeliers heeft gaan eijcken. Voegende den selven Lambert daar nog bij dat sij gaarne hadden dat hij nog een dag à vier aldaar had willen blijven om te eijcken, gevende sij comparanten voor reedenen van welweetentheijt allent geene oipentlijk ende bescheijdelijk den selven Lambert sulcx te hebben hooren verhalen. Weijders hij eerste comparant alnog uijt den mondt van opgemelte Lambert alsdoen te hebben gehoort, dat hij seijde: “Ik heb er nog geen gelt van gehadt, maar het sal mij door de regenten werden betaalt, en sij sullen mij eenen rijxdaalder daags moeten geven.”

 

Gerardus de Jongh is vóór 13-6-1732 met Arent van Eijbergen, die in Amsterdam heeft gewoond, een contract aangegaanin verband met de waarneming van het ijkmeestersambt in de Meierij. Eijbergen overlijdt echter. De opvoger van Arent van Eijbergen woonde in 's-Hertogenbosch en daarna is er geen vermelding meer van het optreden van Gerardus de Jong als substituut ijkmeester.

 

 

De plaatselijke ijkmeester vanaf 1805

 

Vergadering van het gemeentebestuur van Veghel op 12-5-1805.

 

Aangezien door publicatie van het departementaal bestuur van 6-12-1804 is het reglement van hun Hoog Mogenden van 20-8-1681 vervallen verklaard, het ampt van eykmeester generaal de Meyerye van Den Bosch gemortificeerd, en in plaats van het gemelde eykreglement een plaatselijk eykreglement voor de vier kwartieren der Meyerye van Den Bosch door de ordinaire gecommitteerden voorgedragen zynde geapprobeerd, volgens welkde de plaatselijk eyk voortaan moet worden geëxcerceerd. Doch alvoorens ’t zelve moet worden geintroduceerd, daar toe deese gemeente met die van Erp is gecombineerd, is besloten het gemeentebestuur van Erp op 18-5-1805 ten raadhuize alhier te convoceeren om voor beide gemeentes te benotmen en aan te stellen een ykmeester, mitsgaders een commissie ter verzorging der nodige eykmateriaalen. Volgt een copie van de brief aan het gemeentebestuur van Erp.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 15-5-1805.

 

De president heeft de vergadering voorgedragen dat dezelve alvoorens met het gemeentebestuur van Erp tot de benoeming van ijkmeester overgaande hunne stem tot een bekwaam persoon behoorde te bepaalen. Waarop geresolveerd is tot ykmeester der gecombineerde gemeente van Veghel en Erp Gysbert de Jongh, koperslager, wonende alhier, als daar toe bekwaam en geschikt oordeelende te stemmen, en dat in cas door het gemeentebestuur van Erp een ander persoon gestemd wesende en dus de stemmen stakende, deze persoone aan ’t departementaal bestuur van Braband zullen worden opgegeeven om daar uit, ingevolge het geapprobeerde reglement, de keuze te doen.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 16-5-1805.

 

Overgegaan tot het benoemen van een commisste tot het aanschaffen en verzorgen der nodige eykmateriaalen. Is daartoe benoemd A. van den Heuvel en J. Hanegraaf. Ze moeten rapport doen voor tot aanschaf over te gaan.

 

 

Vergadering op 18-5-1805 met gecommitteeerden van het gemeentebestuur van Erp.

 

Van Veghel zijn alle leden present, van Veghel A.H. Welten en J. Bekkers. Die van Erp zijn het niet eens met de keuze van de ijkmeester. Ze moeten verdere instructie bekomen en de vergadering zal op 24-5-1805 worden voortgezet.

 

 

Gecombineerde vergadering op 24-5-1805 van het gemeentebestuur van Veghel en gecommitteerdends van het gemeentebestuur van Erp.

 

Gysbert de Jongh, kopeslager, wonende te Veghel, wordt door Vegel tot plaatselijke ykmeester voorgesteld, en Erp stelt Adrianus van den Biegelaar, wonende te Erp, voor.

 

 

Resolutie van het departmentaal bestuur van 31-5-1805 om opgave van informatie. Antwoord van het gemeentebestuur aan de commissie van politie en economie uit het departementaal bestuur van Braband.

 

-        Dat de persoon van Gysbert de Jongh, koperslager, wonende alhier, tot plaatselyken ykmeester der tot den ijk gecombineerde gemeentes van Veghel en Erp volgens de resolutie van het departementaal bestuur van Braband van 30-5-1805 no. 14 is benoemd

-        Dat binnen onze ijkjurisdictie worden gebruikt:

o   Bossche en Helmondse droge maten

o   Bossche natte maten als mede van de voetmaten

o   Amsterdamsche en Bossche gewigten

-        Dat alhier geene oude ykmaterialen voorhanden zyn.

 

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 3-7-1805.

 

Resolutie van het departementaal bestuur van Braband van 30-5-1805 no. 14 houdende dat Gysbert de Jongh tot plaatselijk ijkmeeser tot het uitoefenen van den ijk gecombineerde gemeente van Veghel en Erp is benoemd. Om hem van een commissie te voorzien wordt het gemeentebestuur van Erp uitgenodigd om daarover op 10-7-1805 te vergaderen. Volgt een copie van de brief aan het gemeentebestuur van Erp.

 

 

Vergadering op 10-7-1805 tot het uytoeffenen van den yk gecombineerde gemeente bestuuren van Veghel en Erp.

 

Gysbert de Jong, koperslager, wonende te Veghel, wordt aangesteld als plaatselijke ijkmeester voor beider gemeentes van Veghel en Erp, aan welke staande ter vergadering behoorlyke acte van commissie is uitgereikt.

 

 

De gemeentebesturen van Veghel en Erp doen op 1-7-1805 te weten.

 

Alzoo door ons gezamentlijk tot uijtoefening van den ijk binnen onze daartoe gecombineerde gemeentes een plaatselyke ijkmeester, het ijken der ellen, maten en gewigten wel verstaande moet worden aangesteld, als nu door het departementaal bestuur verkoozen zijnde van een behoorlijke commissie moet worden voorzien. Zoo ist dat wij den persoon van Gijsbert de Jongh, koperslager, woonende te Veghel, hebben gesteld en gecommitteerd tot plaatselijke ijkmeester, gevende hem volkomen magt alle ellen, maten en gewigten getrouw, oprecht en zuijver te meeten, weegen, justificeeren en ijken, zonder daar omtrent eenigsints bedriegelyk of ter kwaader trouwe te handelen en zich te gedragen na het reglement en de bepaalingen op den yk bij publicatie van 6 december 1804 bekend gemaakt. Gijsbert de Jongh legt in handen van de schout-civiel de eed af.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 17-4-1806

 

De gecommitteerden tot het aanschaffen der nodige ijkmaterialen delen mede dat deze aangeschaft zijn. Is besloten de gecommitteerden tot de zaken van policie en economie te informeren.

 

Brief van het gemeentebestuur aan de gecommitteerden tot de zaken van policie en economie. Wij geven kennis dat de ijkmaterialen voor de ijkgecombineerde gemeentes van Veghel en Erp, waar van de leverantie reeds voor den ontvangst uwer resolutie van 30-12-1805 no. 9 was aangesteed, nu eindelijk vervaardigd en aangeschaft zijn. Verzoekende dehalve dat I lieden de dag tot het confirmeeren en assumeeren derzelven gelieven te bepalen en ons daer van kennis te geven.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 13-7-1806.

 

De gecommitteerden van de zaken van policie en economie schrijft dat de aangestelde ijkmeester zich op maandag 14-7-1806 om de leggers en slapers en verdere ijkmaterialen tegen de hoofdleggers en slapers te confronteren. Is besloten om ijkmeester Gysbert de Jong te informeren.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 17-6-1806.

 

De nodige ijkmaterialen zijn aangeschaft en geconfronteerd. Publicatie: op 29 en 30-7-1806 zal ten huizen van de plaatselyke ijkmeester Gysbert de Jongh worden gevaceerd tot het visiteeren en ijken van elle, maten en gewigten van kooplieden, winkeliers, bakker, vleeschouwers, herbergiers, kramers en andere neringdoende, welke hunne waren en goederen met el, maat of gewigt uitslaan.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 26-7-1806.

 

IJkmeester Gysbert de Jongh heeft de eed afgelegd.

 

 

Inventaris van 26-7-1806 van alle zodanige ijkmaterialen als door of van wegens de tot den ijk gecombineerde gemeentens Veghel en Erp ieder voor de helft aangeschaft zijn en overgegeven aan de plaatselijke ijkmeester Gysbertus de Jongh, wonende te Veghel.

 

-        Peelsche maat: een vat, een halv, een kop

-        Droge Bossche maat van spaem: een schepel, een vat, een halv vat, een kop, een halve kop, een maatje, een halv maatje, een vierde maatje, een agtste maatje

-        Natte maaten van koper: een kopere kan, een halve dito, een vierde dito, een agtste dito, een sestiende dito, een twee en dertigste dito

-        Gewigten, maatstaven en balance: een kopere peilgewigt van een pond, koperen gewigt met lood gevuld: een vyf pond, een drie pond, een twee pond, een één pond

-        Amsterdamsche ijzeren gewigt: een vyftig pond, een van dertig pond, een van vijfentwintig pond, een van twintig pond, een van vyftien pond, een van twaalf pond, een van tien pond, een van ses pond, een van vyf pond, een van vier pond, een van drie pond, een van twee pond, een van één pond

-        Bossche yzeren gewigt: een van vyftig pond, een van dertig pond, een van vyfentwintig pond, een van twintig pond, een van vyftien pond, een van tien pond

-        Schalen en balanse: een groote yzeren balanse, twee houtere schalen en tonnen, vier kleine dito met kopere schalen en kettingen

-        Maatstaven: een yzeren el, een yzere peilstok behoorlyk getekend om het vaatwerk te roeijen of te ijken, twee dito houte roeyen aan het einde met koper beslagen

-        Kopere tuiten: een dito van (niet ingevuld) kannen en een dito van (niet ingevuld) kannen

-        En laastelyk een van goede sluiting en sleutel voorziene kist in het welke alle dezelve de bovengenoemde materialen tot nadere schikking zullen moeten worden bwaard ten huize van den ykmeester.

 

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 12-5-1808.

 

Is goedgevonden de dagen tot het uitoeffenen van de plaatselyke yk te bepalen. Publicatie. Op 16 en 17-5-1808 zal worden gevaceerd tot het uitoefenen van den eyk.

 

 

Vergadering van het gemeentebestuur op 29-4-1810

 

Is goed gevonden op de voordragt daar toe door den plaatselyken eykmeester gedaan, te bepalen dat op de 7e en 8e mei 1810 in Veghel de gewone ijk van ellen, maten en gewichten door de plaatselijke eikmeester Gijsbert de Jongh zal worden uitgeoefend, en dat daarvoor een bekendmaking zal worden afgelezen.

 

 

Dorpsrekening 1810:

 

-        Betaalt aan den eykmeester Gysbert de Jongh voor het eyke van het dorpsgewigt 2-1-0